Waarom de rekenmeesters spreken moeten: meer of minder overheid?
Dezer
Dagen
Belastingen als inzet
Samenleving
en politieke geplogenheden
![]() |
Wat gebeurt hier? |
De Taxshift blijft de geesten
beroeren en toch zit er een nare bijsmaak aan, want de staat mag inderdaad
verwachten dat mensen fair bijdragen aan het systeem, maar tegelijk stelt men
vast dat men de uitgaven van de overheid niet in vraag wenst te stellen. Dit is
een heikel terrein, maar denkend aan de subsidies aan bedrijven, aan de vele
adviescolleges die de Vlaamse regering rijk is, zelfs, sommigen zullen het mij
niet in dank afnemen, de groots opgezette herdenkingen van alle mogelijke
gebeurtenissen van oorlogen, 70, 100 of 200 jaar geleden, terwijl voor het
overige het verleden in dikke mist blijft hangen, dan zou de overheid ook haar
taak kunnen herdenken. In wezen is dit een stuk over voluntarisme en
paternalisme enerzijds en het nadenken over het algemeen belang gedragen door
burgers anderzijds. Maar men kan het ook begrijpen als een heroverwegen van de
vraag hoeveel vertrouwen we in elkaar hebben. De rol van de staat overdenken
betekent doorgaans een pleidooi tegen de staat. Maar ik heb te goed de
puinhopen van paars gezien om niet te begrijpen dat ook daar veel op af te
dingen viel. Anders gezegd: de overheid kan niet voor ons geluk zorgen. Toch
moet men niet ondankbaar wezen voor de voorzieningen; misschien is de overhead
het heikele punt.
Sommige mensen maken zich
zorgen, dat zoveel maar niet in beweging komt en dat men voortdurend zeurt over
de hervorming van de belastingen ten nadele van de rijken. Intussen gaan
intercommunales hun belastingen op winsten doorrekenen aan de klanten? Is de
winst niet per se een zaak van het bedrijf en niet van de klant? De gemeenten
hebben enkele niet fiscale bronnen van inkomsten zien wegsmelten, dat mag
duidelijk zijn, maar het gegeven komt slechts zelden aan de orde, zodat de
problemen rond de toegang tot sporthallen en andere infrastructuur niet meer
gratis kan of toch tegen zeer lage prijzen. Nu klaagt men over het feit dat
mensen uit kansarme gezinnen geen lidgeld meer kunnen betalen voor de
sportclubs, terwijl die vaak veel doen om de deuren ook voor hen open te
stellen. Alleen blijkt het probleem dat men over de werking van sportclubs in
Vlaanderen weinig grondig onderzoek terug kan vinden. Waar het om gaat is
inderdaad enerzijds de financiering vanwege de Vlaamse overheid van sportclubs,
maar vervolgens ook hoe men mensen die er vrije tijd in stoppen en eigen
middelen om de zaak goed te laten werken, waarderen zal. Er is nog altijd
sprake van veel vrijwilligerswerk. Soms als clubs tot bijzondere resultaten
komen, gaat de politisering aan het werk en blijken 'hogere' structuren weinig
aandacht te hebben voor die inzet van ouders en andere vrijwilligers. Het decreet
recreatieve sportbeoefening mikt op professionaliseren en daar valt een en
ander voor te zeggen, maar een professional kan ook wel eens een huurling
blijken.
Fiscaal kan men als persoon zo
een organisaties die onder de vorm van een vzw werken een bepaalde gift
toeschuiven en dan kan men die jaarlijks weer inbrengen in de
belastingaangifte. Blijkbaar moet dat ook nog eens goed gecontroleerd worden en
bovendien zal de overheid soms nog een bijkomend bedrag schenken. Dat laatste
hoeft niet maar vooral is de hele regelgeving voor kleine initiatieven nog
altijd wel erg zwaar en terwijl men de continuïteit wil verzekeren, zoekt men
misbruiken te voorkomen. Zo zwaar wegen de regels dan en de vele facetten van
de bedrijfsvoering dat mensen er geen gat meer in zien en het vooral niet meer
aandurven.
Het is op dit punt dat de
discussie over "small state" versus "big state" fout is
gelopen, want de tegenstelling is wel niet geheel naast de kwestie, maar
vergeet dat de "big state" geen doel was, maar een gevolg was van het
uitdijen van de overheidsadministratie, zelf weer het gevolg van de gedachte
dat de overheid in veel, zo niet alles zou moeten voorzien. Men kan overigens
wel dromen van een minimale staat, maar zouden mensen daar vandaag vrede mee
hebben? Sommige wel, denk ik, maar net omdat die met taken overladen overheid
tegelijk op soms essentiële punten ondermaats scoorde en scoort, zoals
rechtsbedeling, zoals interne veiligheid - al heb ik niet de indruk dat de
onveiligheid angstaanjagend is - kan men toch vaststellen dat bepaalde vormen
van misdaad, zoals de drugshandel niet geheel passend aangepakt wordt, vooral
niet in de rechtszalen. Maar ook de externe veiligheid, met een leger dat
steeds minder in staat blijkt het fiere België haar taken binnen het
bondgenootschap dat de NATO is, niet meer naar behoren te kunnen volbrengen.
Dat men gelooft in de samenwerking met de buurlanden, neemt niet weg dat men
ook eigen investeringen moet doen en de aanvaarde taken vervullen. Een staat
die de externe veiligheid, ook in een federatie of bondgenootschap niet meer
kan verzekeren verliest aan legitimiteit.
Het is wel zo dat de staat na
WO II een politiek is gaan voeren die men als de sociale verzorgingsstaat kon
legitimeren: het bestel moest mensen behoeden voor de totalitaire verleiding,
maar bovendien zag men op korte termijn ook de slagkracht van de economie en
meer bepaald van het midden- en kleinbedrijf toenemen. Dat bovendien tegelijk
de sociale structuur van de samenleving veranderde, lijkt men maar niet in te
willen zien. En toch is het bepaald eenvoudig te begrijpen: veranderen
parameters in de samenleving, zoals tewerkstelling, levensverwachting,
demografie, dan veranderen ook andere parameters, al dan niet in correlatie.
Voor een goed begrip, de parameter onderwijs en scholing nam niet enkel toe
maar ook de aard van de scholing wijzgde, waarbij technische opleidingen evenzeer
verder uitgebouwd werden als de klassieke vorming. De economische groei was
deels het gevolg van politieke besluitvorming, van Operatie Gutt via het
Marshallplan tot de verdragen tot interstatelijke samenwerking als de Benelux
en de EGKS, Eurotom... die nu nagenoeg niet meer in herinnering gebracht
worden.
Maar wilde men de
basisvoorwaarden voor economische groei veiligstellen, dan merkte men dat vele
facetten van het leven voor burgers, mannen en vrouwen veranderden, van
fertiliteit - met de pil als comfortabel middel ter beheersing van de
vruchtbaarheid, maar ook het restaurantbezoek nam toe, net als het verlangen
vakantie te vieren.
Het mag dus niet verrassen dat
voor de overheid en de politieke besluitvorming zich rekenschap gaven van al
deze en nog vele veranderingen. Alleen al de ruimtelijke ordening en
huisvesting komen in het vizier. Voor dit alles achtte men ook een regelgeving noodzakelijk
wat verder meer ambtelijk-bureaucratisch uitpakte dat wel eens onnodig
repressief uit, maar geleidelijk wilde de overheid meer faciliterend optreden.
Dat heeft zeer zeker mooie resultaten opgeleverd. En toch moet het ergens op de
een of andere manier uit de klauwen gelopen zijn. De kosten? De omvang van de
overheid? Of de "dienstverlening"? Misschien is dat laatste niet het
grootste probleem, want naarmate de burotica verbeterde kon men meer af met
minder mensen. Men kon in theorie ook de regelgeving zo organiseren dat de
bureaucratie minder werk had... wat niet betekent dat het beleid daarom
strikter worden moet. Maar men koos voor complexe regelgeving, waardoor vooral
de controle steeds weer de administratie ging bezwaren. Het punt? Naarmate de
overheid steeds meer diensten ging organiseren, waarbij de gronden voor
rechthebbenden ook strikter omschreven werden, groeide zowel de administratie
en de handhaving.
Maar kijken we naar de
ontwikkelingen sinds 1982, toen er een nieuw beleid tot stand leek te komen, na
de val van de eerste regering Marc Eyskens en verkiezingen die de linkse
partijen hadden verloren. Toch ziet men dat de overheid er niet in slaagt het
overheidsbeslag te beperken. De vraag was eerder hoe men de groei van de
overheid op het niveau van de groei van BBP kon houden, evenals de
staatsschuld.
Niemand kan zeggen: ik wil die
overheid niet, als men er de voordelen zelf van ervaart. Niemand kan kwetsbare
mensen de steun ontzeggen en toch, als we kijken naar vele uitgavenposten, dan
merkt men dat men - voor zover men er zelf geen belang bij heeft - die
afgeschaft wil zien maar andere dan weer behouden wil zien. De vraag blijft of
de overheid zelf direct en onmiddellijk in onderzoek en ontwikkeling moet
investeren. Als het van de OESO afhangt wel, maar kan men subsidies aan
bedrijven niet beter inruilen voor een gunstig belastingregime? Mag de staat
dan niets ondernemen op het vlak van innovatie? De vraag is of mensen in ons
bestel al niet vanzelf zoeken zullen naar nieuwe plannen van aanpak,
procedures, productieprocessen. Met andere woorden, als de overheid innovatie
steunt, blijft de vraag of die werkelijk altijd ergens toe leiden zal. Want hoe
vaak horen we van onderzoek naar de relatie tussen overheidsinbreng in
projecten en de output in de vorm van... patenten en octrooien? Zelfs dat kan
op termijn de heldere kijk op de evolutie in de war sturen.
Als een overheid investeert in
onderzoek en ontwikkeling dan zal men dus allerlei valkuilen proberen te
vermijden en daar wringt wel eens een schoentje, want wie zal objectief bepalen of een onderzoek
zinvol is of niet. Politici menen dat elke euro iets moet opbrengen, maar dan
komt men vaak in tautologische benaderingen terecht, zoals de afgelopen is
gebleken. Zeker naar de humane wetenschappen kijkend, zal men tegelijk erkennen
dat de overheid de universiteiten, maar ook onderzoeksinstellingen die niet
altijd beroep kunnen doen op particulier geld en dito initiatief zoals ronde de
kustverdediging, tegen opdringend water dus. Maar doorgaans gaat het om
onderzoek en meer nog om reflectie en daarom dient hier de universiteit, de
academie haar rol te spelen.
Het hele debat gaat dus over de inzet van
belastinginkomsten voor het algemeen belang en hoe dat in de praktijk kan
uitpakken. Zeggen sommigen dat de overheid niet moet investeren in
cultuurinstellingen, zoals theaters, opera, musea, dan denk ik dat die
engagementen wel waardevol zijn, maar niet zomaar en niet zonder zorg voor een
adequate besteding. Op dit terrein blijkt de Munt nu beter gerund te worden
zonder aan kwaliteit in te boeten.
Tegelijk zien we dat
bijvoorbeeld geestelijke gezondheidszorg onder druk komt, terwijl de zorgvraag
eerder toe- dan afneemt. Wat er gaande is, wordt door onderzoekers haarscherp
in beeld gebracht, terwijl de realiteit tot
de vaststelling voert dat het allemaal wel wat confuus is. De verwachtingen die
we koesteren voor onszelf, de verwachtingen van anderen in ons en onze
verwachtingen in anderen zorgt voor be- en ontgoocheling, een knagend
ongenoegen met ervaren onmacht en zelfs onbegrip. Daarnaast is het ook wel zo,
denk ik, dat men vaak naar depressie en andere aandoeningen kijkt alsof het met
een simpel pilletje opgelost kan worden, terwijl het, als het wil lukken van
belang is dat een psy goed uitzoekt of de gekozen behandeling wel werkt en hoe
kan dat anders dan via nauwkeurig behandelingen op te volgen. Kost dat een bom
geld, dan blijkt wel dat een gedegen benadering mensen sneller terug op het pad
kan brengen van een zeker welbevinden. Het klinkt eenvoudiger dan het is maar
de geestelijke gezondheidszorg kan symbool staan voor een geloof in
wetenschappelijk kunnen en medicinaal instrumentarium dat alleen onder
voorwaarden van goede en indien nodig voortdurend bijgestelde doses goede resultaten
afwerpen. Maar de huidige benadering kiest voor heldere protocollen, waarbij
men voor lief neemt, als een behandeling niet aanslaat. Hier komt de overheid
dan niet tussen, denken we dan, terwijl mevrouw Trudy Dehue laat zien dat de
overheid precies die ene, heldere benadering op grond van duidelijke
protocollen bevoorrecht. Dat mensen niet met hetzelfde, identieke metabolisme
begiftigd zijn en dus geholpen zouden kunnen zijn met een gepersonaliseerd
protocol lijkt niet wetenschappelijk... intussen merkt men dat het
kankeronderzoek precies tot een gelijkaardige vorm van personalisering, op maat
ontwikkelde behandeling aanleiding geeft. Maar daar kost dat vooralsnog stukken
van mensen.
Voor bestuurders van de
gezondheidszorg in al zijn geledingen is voorspelbaarheid van groot belang en
budgetteren betekent dat men een zicht heeft op de te verwachten kosten. Het
lijkt alleen maar cynisch wanneer men de kost van het herstel, kwaliteitsvol
herstel in kaart zou brengen. Niet enkel voor de patiënt, maar ook voor zijn of
haar naasten. Want nu zien we de patiënt als een atoom, vooral niet als een
actor in een netwerk dat dus veel kan ondersteunen maar bij ziekte kan destabiliseren.
De gezondheidszorg kan het welbevinden van meer mensen raken dan in de
klassieke benaderingen aan de orde is.
Reden te meer zal een
preventiearts als Louis Ide mij toeroepen, om elke aandoening te voorkomen die
vermijdbaar is. Fout gedrag moet afgestraft. Tja, wie brengt er iets tegenin? Wel,
behalve het feit dat we al veertig, vijftig jaar op zoek zijn naar de beste
voedingswijze, naar de meest gezonde ingesteldheid en voor alles er toch in
slagen met zijn allen langer goed en fit en relatief gezond te blijven, zal men
merken dat de overheid met die praktijk van preventie plots alle aandacht
vestigt op de kost van particuliere ondeugden. Terwijl lange tijden de motor
van vooruitgang net gezocht en gevonden werd in de vaststelling van Mandeville
dat particuliere ondeugden voor publieke baten, weldaden konden zorgen. Feit is
dat de overheid burgers instrumentaliseert, ondergeschikt maakt aan haar eigen
doelstellingen. Die zouden democratisch gelegitimeerd wezen en als men sommige
discussies volgt, dan merkt men inderdaad dat men van anderen verwacht dat ze
niet voor problemen zorgen. Maar zoals het verhaal van René Gude laat zien, kan
men niet altijd ziekte voorkomen. Meer nog, de dwang gezond te leven, strookt
niet geheel met het discours over vrijheid. Gezondheid is een groot goed,
welbevinden evenzeer, maar net iemand als Gude wekte bij mij de indruk dat hij
ondanks zijn ziekte redelijk welgezind tegen het leven aankeek.
Het onderwijs dezer dagen?
Vroeger, zo leest men wel eens, diende het onderwijs om de besten onder ons te
mobiliseren voor een publieke opdracht, al waren er die onderweg eigen wegen
kozen: de ene werd flagellant, de ander ging in zaken en een derde werd ketter
of mysticus. Het onderwijs stond veraf van de opleidingsprocessen in ambachtelijke
beroepen, wat men in wezen niet zo goed begrepen heeft, terwijl zo een
ambachtelijke vorming wel degelijk bijdroeg tot het opgroeien tot
verantwoordelijke, vaardige en zorgzame mensen. Men blijft beweren, merkwaardig
genoeg, dat onderwijs niet elitair mag zijn, maar tegelijk koloniseert men op
die manier een onderwijsvorm, die precies ervoor koos en kiest talentrijke
jongeren op te leiden, ongeacht hun achtergrond - helemaal waar is dat niet,
maar toch, elites vormen was voor de jezuïeten inderdaad een opdracht en men
had al gauw de feitelijke elite over de vloer, maar men zag in dat men ook
mensen die daar niet toe behoorden diende te rekruteren. Het is van belang te
begrijpen dat met de onderwijshervormingen een idee over onderwijs veld won,
die niet voor elke jongeman/jongedame even begeesterend blijkt, want al
schreeuwt men om ingenieurs, men zal wiskunde niet aantrekkelijk maken.
De overheid vraagt aan de
samenleving veel middelen om er veel mee te kunnen doen. Is het altijd even
nuttig? Dat lijkt me niet per se het beste criterium om de betekenis van beleid
te vatten omdat het moeilijk objectief vastgesteld kan worden wat echt van node
en nuttig is. De eerste betrachting moet zijn de administratieve overhead onder
controle te krijgen. België heeft altijd redelijk goed bemande politiediensten
gehad, maar tegelijk zal men ook opmerken dat er al decennia geroepen wordt om
meer blauw op straat, repressief bij voorkeur. We moeten het verleden niet idyllischer
voorstellen dan het was, we mogen niet vergeten dat we het gezag van de
overheid deels op goede gronden in vraag hebben gesteld, maar het feit dat
politiemensen hun wijk, hun omgeving kennen en zo weten hoe ze gepast kunnen
optreden, kan mensen beter op het goede spoor houden. Vaker dan ik had verwacht
hoor ik dat politiemensen bij confrontaties
welwillender blijken dan men had verwacht. Soms nemen zo een eenvoudige
overheidsbeambten een opvoedende taak op zich, zonder dat dit in hun
taakomschrijving staat.
De overheid wordt niet door
vreemden bemand - al was dat in verschillende regimes, zoals het Egypte ten
tijde van de Mamelukken of het Ottomaanse rijk dat beroep deed op Janitsaren,
jongens en meisjes die gehaald werden op de Balkan, bij christelijke families,
als een schatting, wel geplogenheid om het overheidsgezag in handen te leggen
van vreemden - zodat men mag verwachten dat zij bij de integere uitoefening van
hun ambten, ook wel weten voor wie ze het doen. Soms lijkt dat wel eens uit het
oog verloren te geraken. Zeg ik dat men mag verwachten dat ze weten voor wie ze
het doen, dan mag er ook aan toegevoegd dat ze dat doen zonder aanziens des
persoons handelen doch iedereen evenwaardig behandelen. Dat laat onverlet dat
ambtenaren oog hebben voor zowel de letter en de geest van wet, waarbij te
vrije interpretaties kunnen botsen met de te verwachten integriteit.
De overheid legt een groot
beslag op de economie, levert daarvoor ook diensten maar al te vaak tegen hoge
prijs. Dat men gedurende decennia de groei van de overheid niet of niet
voldoende heeft in toom gehouden - men heeft jarenlang de spoorwegen en de
posterijen als een vorm van tewerkstelling gebruikt, soms zelfs zeer regionaal
als fief behandeld, zonder dat het ging om de juiste mensen op de juiste plaats
- zodat we nu de indruk krijgen dat het hele overheidsapparaat op de schop
moet. Inderdaad kan snoeien, maar dan wel om op een beter geschikt niveau van
schaalgrootte adequater te kunnen functioneren. Overigens, men spreekt vaak
over het middenveld, maar misschien moet daar opnieuw meer het particuliere
initiatief voorop gesteld worden. Subsidiëring is vaak gewettigd, maar de staat
is vaak genoeg een melkkoe geweest voor gewiekste ondernemers in gesubsidieerde
sectoren zoals het sociaal-cultureel werk.
Kunnen we dan geen uitsluitsel
geven? Geen duidelijke conclusies? Zeker, maar het geheel is nogal omvangrijk,
complex en beantwoordt aan vele verwachtingen en eisen. Men zal dat best geval
per geval bekijken, maar nog eens, overheadkosten beperken kan wel al een goede
stap vooruit zijn. Misschien moet men ook eraan denken dat vele
adviescommissies wel eens verdoken vormen van patrimonialiseren van
overheidsmiddelen blijken. De overheid doet veel, soms kan men zich wel eens
beter richten op de kerntaken, al is dat vandaag wel wat meer dan een halve
eeuw geleden, laat staan de eeuw van Voltaire en Louis XV... en toch, juist die
vermaledijde vorst deed veel om wegen aan te leggen en bruggen aan te bouwen.
Misschien stoort dat wel eens meer dat de wegen nu zo opgebruikt lijken, omdat
we decennia vergeten zijn het bestaande wegennet te onderhouden of toe te zien
of de voorwaarden van de aanbestedingen nageleefd werden. Wie draagt hier verantwoordelijkheid
voor?
Het belang dat we hechten aan
het functioneren van de overheid blijkt ook wel functie van de rol die we de
overheid in de samenleving toekennen. Laten we de dienende rol van de overheid
in ere herstellen of beter, centraal stellen. Nu de overheid over zoveel
instrumenten beschikt om in het leven van mensen in te grijpen, ten goede, zeer
zeker ook, maar ook op een al te paternalistische manier, dwingend ook, zal men
toch moeten begrijpen dat de overheid in onze onderlinge verhoudingen niet per
se hoeft in te grijpen, tenzij het tot ruzies en geweld leiden zou en dan
beschikken we over politie en justitie. Tegelijk blijft het zo, valt te vrezen,
dat de overheid en allerlei instellingen rondom de overheid zich alsmaar inspannen
om alles en iedereen te mobiliseren, fanatiek soms. Gezondheid als plicht?
Gelukkig zijn als evidentie? Werken omdat het empowert? Natuurlijk, maar de
overheid kan niet zomaar jobs creëren als er geen meerwaarde aan te pas komt.
Dus, laat toch maar wat over aan ons, brave mensen. En we hebben het toch
altijd zo gedaan?*
Bart Haers
* Over deze kwestie, of het
vroeger gewoon slecht was, dan wel fout bij gebrek aan kennis, dan wel
betamelijk omdat men handelen wilde naar best vermogen, moeten we toch maar
eens nadenken. Met de hulp van Spinoza, Camus, Sloterdijk en zovele anderen die
ons helpen bij het oefenen in denken. Maar elke oefening levert dan wel geen
meesterstukken op, maar wel laat het ons toe onze weg verder te zetten. Daarom
is het nadenken over de rol van de overheid in het leven niet enkel voor
onszelf maar ook, jawel, in een dienende rol van belang voor de samenleving, de
gezamenlijkheid van belang.
Reacties
Een reactie posten