Een kleurig toekomstbeeld in verwarrende tijden



Kritiek



Bezorgd en verward
Spannende debatten over alles en nog meer




Alan Turing, wiskundige en ontwikkelde
de voorloper van de computer als
gedachte-experiment. Ondanks zijn tragische
levenseinde, stond hij mee in voor
wat de volgende decennia, na 1950
onze wereld en levenswijze zou veranderen. 
Het zijn de laatste maanden, het werd dit jaar een mengelmoes van gebeurtenissen, opstanden en botsingen op het scherp van de snede, over klimaat, gezondheid, het budget, Europese onmacht en de betekenis van goed onderwijs. Het was nooit anders en niet alles is ook waar, het ging percepties. Er zijn uiteraard ook de discussies over hoe de democratie nu werkt of zou moeten werken en ook over de rechtsstaat gaat het vaak genoeg. Zijn we de richting kwijt, of gaat het erom dat de omstandigheden gewijzigd zijn, technisch, door digitalisering maar ook psychocultureel? En wat met het leven dat we leiden, waarover we tegelijk meer zeggenschap menen te hebben maar tegelijk merken dat we meer richtlijnen krijgen dan in de tijd van het Rijke Roomse Leven. Wat moeten we met dat alles aanvangen?

Het gaat deels om de rationaliteit van de dingen, waarbij we ervan uitgaan dat we die doorgronden en kunnen uitgaan van onze eigen observaties om ermee vooruit te gaan, terwijl we lang niet altijd weten of we geen ongewenste effecten op belendende percelen of zelfs waar we helemaal geen gevolgen verwachten. De klimaatdiscussie moet gevoerd worden, dat wil zeggen, er moet (meer) debat zijn over wat we moeten doen om de klimaatverandering in de greep te kunnen houden. Het feit dat mensen de indruk krijgen dat zij in hun beperkte mogelijkheden gefnuikt worden omdat men wil dat er minder auto’s zullen rijden, waardoor wie op het platteland woont niet meer aan bepaalde activiteiten naar keuze kan deelnemen, blijkt slechts moeizaam door te dringen.

Een ander gevolg is de roep om verdichting van woongelegenheden vanwege experten, die zich niet afvragen of dat altijd wel zo aangenaam is, maar ook of men dorpen moeten laten leeglopen, zoals in Nederland (onder meer Zeeland), maar ook in Frankrijk en Spanje het geval is, weliswaar om andere redenen, zoals de onbereikbaarheid van scholen, ziekenhuizen en andere instellingen. De overheid trekt zich overigens, om redenen van rationalisatie van de diensten uit die delen van het land terug, zodat mensen op hun honger blijven zitten en dat niet zonder reden de overheid aanwrijven. De verdichting heeft ook andere gevolgen, zoals in de Zwalmstreek, bij Zottegem, want door beeldbepalende gebouwen te slopen en er flatgebouwen neer te poten, verliezen die dorpscentra aan karakter. Is dat ook zo, of is het iets wat wij onszelf aanpraten? Natuurlijk verliezen gebouwen soms hun betekenis, zoals een oude smidse, een schuur en boerderij, maar waarom zouden burgers die niet gaan renoveren, BEN – Bijna Energie Neutraal – maken, leefbaar maken vooral eventueel in een formule van cohousing of woonerf? De opdracht zou ook kunnen zijn dat er ruimte blijft voor kinderen om te kunnen spelen. Juist ja, wij hadden nog die ruimte, ook met de jeugdbeweging om het dorp te verkennen en geleidelijk aan verder te gaan, wat in elke maand dan weer eigen geuren met zich bracht en geluiden.

Het dorp moet gemoderniseerd, zeer zeker, maar het hoeft niet te betekenen dat alle ruimte in beslag genomen wordt, waarbij wel opgemerkt moet worden dat iedereen een onvervreemdbaar recht op wonen heeft, al verbeuren mensen dat wel eens als ze zich niet aan de afspraak houden, zoals het betalen van de huur en het onderhouden van de woning. In discussies over armoede lijkt het er soms op dat we wel rechten hebben, maar ons van plichten niet veel hoeven aan te trekken. Het is lang niet altijd de schuld van mensen als ze in problemen komen, maar het valt wel op te merken dat men niet altijd de nodige inspanningen doet om hen opnieuw op eigen benen te laten staan, als dat kan, want het valt voor dat het werkelijk niet kan.

Bovendien hebben we geleerd dat overheden, bedrijven en ook wel huiseigenaren hun verplichtingen ook moeten naleven en dat wordt ook via de rechter afgedwongen, al hangt van de mondigheid van de procederende partij af. Die mondigheid is overigens een grote verworvenheid, die mee toegenomen is met de algemene scholingsgraad, maar die niet enkel de bestuurders kan hinderen, maar ook burgers, die de voortgang van nuttige investeringen in de publieke ruimte liefst niet uitgesteld zien worden. Ook zij hebben rechten, kan men geruststellen, maar doorgaans gaan zij niet in het verweer, want zij steunen de (overheids-)plannen.

Dan hebben we het nog niet over activisme, milieu- en dierenrechtenactivisten staan daarbij op de voorgrond, maar er zijn ook mensen die voor LGTBQ-, voor vrouwenrechten en voor minderheden opkomen en dan krijgt men de indruk, wellicht ten onrechte, dat er niet zoiets is als een samenleving, zoals mevrouw Tatcher in een andere context opmerkte en waar we bij huiveren als we eraan herinnerd worden. Want als men de identificatie met groepsbelangen, om welke reden dan ook stelt tegenover de identificatie met een maatschappelijk, het algemeen belang, dan is men er zich zelden van bewust dat men conflicten gaat uitvergroten. Het is immers wel het geval dat in democratie conflicten niet vermeden kunnen worden, want een democratisch bestel biedt de mogelijkheid om conflicten vreedzaam te regelen en naar een best mogelijk compromis te komen. Nu weten we ook wel dat compromissen al eens gebreken zouden kunnen vertonen, dat woordvoerders te veel water bij de wijn deden, wat uiteraard onvermijdelijk is, tenzij men duidelijk kan maken in welke mate een compromis de vooropgestelde doelstellingen behaalt en men tegelijk andere behartigenswaardige consideraties in de weging heeft meegenomen. Nu is het wel zo dat compromissen vaak vooral de bestaande machtsverhoudingen weerspiegelen en dat niet elk compromis evenwichtig mag heten. Toch blijft men dan nog over het bestaan van een draagvlak spreken. Voor de legitimiteit is het wel van belang dat men het niet enkel heeft over groepsbelangen, die tegen elkaar uitgeruild kunnen worden, maar dat die groepsbelangen onderkennen ook een voorwaarde is voor het goede samenleven. Reeds in de Oudheid was het probleem ontegensprekelijk dat groepsbelangen tegenover elkaar stonden en men er vaker niet dan wel in slaagde tot een leefbaar vergelijk te komen. De meest succesvolle steden lukten daar wel in.

De vraag die we dan moeten stellen is hoe buitenstaanders, de burgers dus, die niet echt buiten het gebeuren staan, maar zelden betrokken worden bij de besluitvorming, met de resultaten kunnen leven. Laten we er geen doekjes om winden, burgers hebben vaak de indruk dat hun verzuchtingen niet gehoord werden, omdat ze niet in een rationeel discours gegoten zouden kunnen worden. We moeten ook accepteren dat sommige verzuchtingen inderdaad moeilijk met het algemeen belang verzoend kunnen worden. Daarbij zijn er zowel grote spelers met een groot economisch gewicht als organisaties van het middenveld, die wel degelijk nog steeds een groot aantal mensen vertegenwoordigen. Dat deze organisaties  a priori hun legitimiteit niet ontlenen aan verkiezingen, wel aan de erkenning door de overheid, te weten het parlement vanwege verdiensten uit het verleden, maakt hun actie daarom niet irrelevant, al verloren de zogenaamde strijdfondsen bijvoorbeeld hun aanhang en hun inspirerende en emancipatorische werking gingen verloren. Nieuwe organisaties zagen het licht, onder meer ten behoeve van mensen uit de migratie of andere redenen, zoals rond vrede of ontwikkeling van gebieden waar de levensomstandigheden moeilijk te vergelijken zijn met wat we hier kennen. Het middenveld wekt evenwel vaak de indruk nog weinig voeling te hebben met grote groepen in de bevolking en bovenal eerder bureaucratisch te functioneren, waarbij de buitenwacht vooral moet gehoorzamen aan de directieven van bovenaf. Voor de geloofwaardigheid van de “goede zaak” was dat al langer een heikele ontwikkeling, de laatste twintig jaar zag men het proces zich alleen maar versterken. Het blijkt dan ook moeilijk de werkzaamheid ten behoeve van de achterban aan te tonen, wat voor een democratisch bestel niet bevorderlijk moet heten, omdat die organisaties in principe mee bijdragen aan de besluitvorming rond de kwaliteit van het leven kan noemen, van gezondheidszorg tot onderwijs en permanente vorming.

Het gaat er dan ook om of we kunnen spreken van een vervreemding van burgers ten aanzien van het beleid, ook al doet men de inspanning regelmatig kranten te lezen of nieuwsberichten op radio en televisie te volgen. Natuurlijk kan men het dan hebben over de linkse maatschappijvisies en vaak blijkt dat inderdaad invloed te hebben op de presentatie van feiten, al kan men ook vaststellen dat het even vaak andersom gaat, dat men het publiek vrij oppervlakkige analyses aanbiedt voor diepgaande inzichten. Net na 11 september 2001 ging men lange reeksen documentaires programmeren om ons op de hoogte te brengen over hoe dat allemaal zo ver was kunnen komen. De Koranscholen, de madrassa’s  in Pakistan passeerden de revue, de moslimbroederschappen, maar voor zover ik het nu nog kan overzien kwam alleen de invloed van het Wahabisme noch van het salafisme echt aan bod, maar dat veranderde later wel. De programmering op zich kan geen voorwerp van verwijt vormen, maar het blijft wel opvallend dat mensen er de conclusie uit trokken die we nu telkens weer zien opduiken, namelijk dat moslims intrinsiek gewelddadig zijn en gericht op expansie. De andere conclusie heeft te maken met de idee van ont- en omvolking. Rechts waarschuwt de goegemeente en links wil vooral inclusie en integratie bereiken, evenwel, zo lijkt het, zonder veel zin voor kritiek ten aanzien van aannames die de islam met zich zou brengen, terwijl het vaak om culturele gebruiken gaat, die door invoerpredikers worden gestaafd met soera’s uit de Koran.

Het feit dat men ten aanzien van het christendom in de verschillende obediënties bijzonder kritisch staat, vanuit een meer dan twee eeuwen oud conflict waarbij vooral de machtsaanspraken van de kerk in het Ancien Régime, terwijl we de indruk krijgen dat de moslims en de Islam veel minder voorwerp van onderzoek en kritische benadering vormen. Het heeft ook te maken met een zich blindstaren op de waarden van de Verlichting, waar men een zeer enge en zelfs scherp gedefinieerde aflijning van geeft en waarbij de kern, die Kant snedig en kort samenvatte: Sapere Aude! werd en wordt uitgevlakt. Het feit dat we ons moeten buigen over de werkelijkheid die zich aandient, kan men niet door een autoriteit laten dicteren, maar men heeft wel informatie nodig, inzichten die al eens een andere richting uitgaan en vooral te toetsen vallen. In die zin werkt de polarisering verstikkend en doodt men van deze en gene zijde het debat. Of men vrede moet hebben met de religieuze praktijken van nieuwkomers, blijft nog maar de vraag, maar of men binnen het kader van de vrijheid van godsdienst moet eisen dat de imams zich conformeren, valt nog te gezien, evenzeer kan men niet zonder meer aanvaarden dat ze zich niet houden aan de basis van de open samenleving. Let wel, in vroeger tijden waren leiders van christelijke naties wel bereid de godsdienst aan de raison d’Etat te onderwerpen, maar probeerden religieuze leiders ook de staat aan zich ondergeschikt te maken. In de Republiek der Verenigde Provinciën heeft de terechtstelling van Oldenbarnevelt en het populisme van prins Maurits van Oranje dat spanningsveld op scherp gesteld, waarbij  dominees geprobeerd hebben een theocratie uit te bouwen, maar uiteindelijk is men ergens halfweg blijven steken. Overigens blijkt net uit die periode, de zeventiende eeuw, met de Dertigjarige Oorlog in Duitsland met een decimering en erger van de bevolking, dat de rigoureuze inzichten van protestanten en katholieken vaak inhoudsloos bleken, want ze werden geïnstrumentaliseerd. Vaak, zoals ook later, toen Bismarck zijn Kulturkampf opzette, overigens zonder groot succes, omdat hij niet tegen de macht van de katholieke kerk in Poznan op kon, waardoor de katholieken aan de Rijn zich konden emanciperen, blijken conflicten rond religieuze autonomie vruchtbare teelaarde te vormen voor emancipatie van personen. Intussen streefde men in Frankrijk naar een verder uitbouwen van de laïcité, die in 1905 in hoge mate werd gerealiseerd. Gegeven die complexe politieke conflicten met een grote maatschappelijke betekenis, zal men nu toch moeten nadenken hoe men nieuwkomers een plaats kan geven, zonder de autochtone bevolking de indruk te geven dat ze er niet meer toe doen.

Er ligt nog een discussie, zelfs een conflict verborgen onder deze borrelende stromen van bewegingen en opinies in de samenleving. Het ene gezicht ervan is macht, gezag en beheersing (van de openbare orde), het andere gezicht is het bepalen van wat goed en kwaad is, waarbij men zich liefst verre houdt van ethisch relativisme, als men de chaos en ongeregeldheid van een samenleving wil vermijden. Nog maar amper veertig jaar geleden gingen priesters ervan uit dat leken hun machtswoorden zonder meer zouden opvolgen, maar dat viel aardig tegen, zeker als het om seksuele vrijheid aankwam. Vielen daarbij slachtoffers, meisjes die als gevallen werden voorgesteld aan de goegemeente, dan lag dat aan hen en niet aan de man die haar had verleid of verkracht. Men vraagt zich af waar de machocultuur vandaan komt, maar die is met de landbouwcultuur gevormd, doch vooral, naarmate vrouwen belangrijker rollen in de samenleving gingen opnemen, versterkt, in allerlei middens. Het machismo dat onbeheersbaar wordt, kan men wellicht ook verbinden aan de toenemende afstand tot natuurlijke omstandigheden, waarin mannen ook wel afhankelijk zijn van de bereidheid van vrouwen om hun bijdrage te leveren. Hoe we die verhoudingen vanaf onze kindertijd meekrijgen, wie er belang aan hecht en wie zich bedreigd voelt als het anders wordt, zijn onderwerpen die nu niet zo vaak te berde komen, net omdat men blijft steken in een schuldvraag en in invectieven over ongepast gedrag.

Het valt moeilijk te ontkennen dat men dezer dagen opnieuw meer en scherper in termen van goed en kwaad worden gepresenteerd, maar ook dat we daarbij zelf bij voorkeur als slachtoffer naar voor treden, ook als er van slachtofferschap geen sprake kan zijn. Men is slachtoffer als iets hem of haar overkomt waar hij of zij niets tegen vermag en ook geen voorzorgen tegen kan nemen, of toch niet afdoende. De cultuur van slachtofferschap beïnvloedt ook in hoge mate hoe we tegen politieke thema’s aankijken. Het feit dat men zegt dat mensen uit gezinnen in armoede of aan de rand van de armoede automatisch een achterstand kennen in het onderwijs, zeker als de moeder niet goed opgeleid zou zijn, negeert het feit dat zeker twee, wellicht drie generaties her kinderen en jongeren ondanks armoede toch kansen hebben gegrepen op school en een mooie loopbaan opbouwen. Armoede was geen excuus om niet te slagen, wel integendeel en dat heeft een generatie pedagogen compleet uit het oog verloren, omdat ze dachten dat gelijk onderwijs meer gelijkheid zou brengen, maar de achterstand in het onderwijs was mede het gevolg van een maatregel, meerdere maatregelen die men nam om de leerplicht te veranderen – met het oog op lagere werkloosheidcijfers, maar zonder een doordacht plan voor het Beroeps secondair onderwijs – zodat men de invulling van het onderwijs dat behoorlijk verscheiden is, maar de schotten tussen ASO, TSO en BSO dienden afgebroken te worden, terwijl dat noch gunstig is voor de leerlingen noch voor de samenleving, die met tal van problemen af te rekenen heeft gekregen. Let wel, de schotten an sich zijn het gevolg van een verschillend ritme in opgroeien, zeker toen onderwijs met 14 kon afgesloten worden, terwijl studenten op colleges en athenea minstens nog eens tot 20 of iets meer op school hun broek zouden verslijten. Voor het ASO is vooral het wegvallen van de gedegen vorming als bestaansreden weggevallen, terwijl men ook geen doelstelling meer kan/kon formuleren waartoe het ASO moet opleiden, qua kennis van het Nederlands en andere talen, maar ook kennis van talen en taalsystemen. Wiskunde is er nog erger aan toe, wat tot het wegvallen van inspirerende leraren Wiskunde in het onderwijs en dat ontneemt jongeren de kans om intens met Wiskunde bezig te blijven.

Een eerste probleem is dat politici luisteren naar experten, wat verstandig zou zijn, als die experten ook hun ideologische aannames mee zouden geven bij het geven van advies, maar gedurende dertig jaar of meer kon een wetenschappelijk debat over goed onderwijs ontaarden in een wetenschappelijke overtuiging dat het “oude” onderwijs niet deugen kon en dat wiskunde zonder veel ingewikkelde abstracties en boeiende methodes, zoals driehoeksmeting geadstrueerd kan worden. Omdat die pedagogen zelf niet integralen hielden? Het zou een vileine aantijging zijn, maar de vraag wat een goed gevormde jongeman of jongedame moet kennen, van al die vakgebieden, werd toch niet adequaat ingevuld, al die jaren. Hoe kan het dat jongeren nog nauwelijks leren lezen, teksten vatten en toch kunnen zij hoger onderwijs gaan doen, waar docenten dan klagen over het feit dat ze geen goed uitgewerkte werkstukken voorgelegd krijgen? Het was vroeger wellicht niet anders, zal men zeggen, maar dat valt dan toch te betwijfelen. De tweede zaak is dat men zegt talenten te willen zien schitteren, maar afgezien van de vraag wat talent is, is er nog de afweging of politici en experten nog wel de tijd nemen om na te denken wat men van jongeren mag verwachten en wie kan dat beter weten dan mensen op de werkvloer. Frans leren zonder kennis van grammatica? Hoe kan men de subtiliteiten van het Latijn beter onder de knie krijgen dan door er grondig mee bezig te zijn, net om een andere soort denken, meerdere soorten denken te begrijpen en dus ook het eigen denken? Al die vragen verdwijnen nu onder een resem van ideologisch gefundeerde uitgangspunten, zoals gelijke kansen en zelfredzaamheid, waarbij leraren v/m alleen nog coaches zijn, geen inspirerende leidsmannen en leidsvrouwen. De experten waarvan sprake menen kritisch te staan tegenover het bestaande, maar blijken niet altijd kritisch te kijken naar hun eigen analyses en remedies.

Het doel van beleid, zelfs in aloude tijden, behelsde, als het goed was, meer dan het in stand houden van de macht zelf, maar om het belang van grotere verbanden van mensen samen te brengen en te verzekeren. Goed leiderschap zorgt voor prestaties vanwege de bevolking voor zichzelf en voor het geheel. Leiderschap kan vervallen tot het waanbeeld onvervangbaar te zijn, maar er kan ook een verstoring optreden omdat de samenleving op een of meerdere terreinen grondig verandert op korte termijn.  Leiderschap moet uiteraard ook aanvaard worden, anders zijn er harde dwangmiddelen van node om de ondergeschikten bij de les te houden of anders gezegd, goed leiderschap is welhaast onzichtbaar in de uitoefening, maar moet wel zichtbaar wezen in representatief opzicht, zoals middeleeuwse vorsten wel wisten. Het zal er dus op aankomen dat we als samenleving bepalen wat de aard van het leiderschap is dat we verkiezen, waarbij roepen om sterk leiderschap wel blijk moet geven van een grote onzekerheid over de bereidheid de boel bij elkaar te houden. Kan het zijn dat in een stabiele samenleving leiderschap, zoals de Nederlandse Minister-president laat zien, zelfrelativerend de regeling van moeilijke zaken opneemt en andere meer maatschappelijk laat oplossen? Helemaal goed gaat het ook niet, zoals blijkt in de reorganisatie van de ouderenzorg, de jeugdzorg en ook de geestelijke gezondheidszorg, alle drie de domeinen werden aan de gemeenten toevertrouwd en de hogere overheid zorgt voor de financiële ondersteuning, maar het blijkt nog altijd niet evident dat overal dezelfde standaarden worden aangehouden. Om nog te zwijgen van een overijverige belastingdienst, die mensen a priori schuldig achtte aan toeslagenfraude en hen onnodig op kosten joeg of erger, wat de rol van de overheid niet kan zijn. Bovendien bleek er sprake van etnische profilering en niet van vastgestelde fraude. Dan is er een dienstchef of minister van doen die orde op zaken kan stellen en het naleven van de wetgeving kan afdwingen. Helaas blijkt dat niet altijd aan de orde en moet de hoogste rechter tussenkomen, als er veel leed aangericht is.

Het opvallende aan veel publieke debatten, van onderwijs over veiligheid tot gezondheidszorg komt altijd weer tot uiting in de wijze waarop gezagsargumenten bovenmatig veel gewicht krijgen, zeker bij mensen die niet een politiek mandaat bekleden, maar als expert ingeroepen worden, waarbij de afwezigheid van zin voor kritische bejegening afwezig blijkt. Hij/zij zal het wel beter weten, zeker. Het onderwijsbeleid laat zien dat die eenstemmigheid in de visie op beleid botste met de inzichten van andere betrokkenen, leraren v/m, ouders en anderen. Alleen, de autoriteit van de expertise bleek gedurende een paar decennia onweerlegbaar, want argumenten uit de praktijk bleken anekdotisch en dus niet op te wegen tegen de van contingentie gevrijwaarde wetenschappelijke inzichten. Het heeft me verward dat in hoogopgeleide samenleving het publiek niet altijd de kans krijgt behoorlijke informatie te krijgen over complexe kwesties, waarbij het niet altijd zo is dat de afwegingen ook parameters in overweging nemen die niet direct met de kwestie te maken hebben, maar voor de betrokkenen, wij, de burgers van gewicht kunnen zijn.

Het valt verder op dat men de wetenschappelijke consensus over de klimaatverandering doortrekt naar een eenduidige visie op beleid, waarbij men de inconsistenties niet in rekening brengt. Als men de toenemende vraag naar elektriciteit in overweging neemt, bijvoorbeeld door het verder uitbreiden van het Internet of things, dan kan men aannemen dat die apparaten minder elektriciteit afnemen, maar het gehele systeem vergt ook veel dataverkeer en zoekopdrachten, die dan weer de datacentra voortdurend aan het draaien houdt en dat vergt ook elektriciteit. Een bijkomende kwestie die men zelden onder de aandacht gebracht ziet door klimaatactivisten betreft de vraag wat al die vereiste maatregelen zullen betekenen voor mensen, burgers, die gewoon hun leven willen voortzetten.

Kan niet, zeggen activisten dan en andere voorlopers menen dan nog eens dat om de klimaatzaak aan te pakken, de democratie wel eens op de helling gezet kan worden. Moeten we dat accepteren, of zit er een knak in de redenering of nog: is het onmogelijk mensen te motiveren voor een andere levenswijze met overtuigende argumenten? Goed, de wetenschap heeft gesproken, maar hoe moeten we nu handelen? Wat kan men mensen aanbieden als zoveel, zoals men zegt, niet meer wenselijk is? Het gaat om mobiliteit en eerlijk is eerlijk, zoveel bezoekers in Venetië of Amsterdam, daar schrik je als bezoeker ook wel voor terug, nog afgezien van het bewustzijn dat men ook steden kan vernietigen door overmatig bezoek. Bovendien verliezen de inwoners wel eens het gevoel nog thuis te zijn in de stad. In Firenze rondlopen, dertig jaar geleden kon al zeer vermoeiend zijn, gewoon omdat de Piazza della Signoria, voor het Palazzo Vecchio niet enkel vol mensen liep, maar omdat die mensen elkaar ook nog eens irriteerden door elkaar voor de voeten te lopen. Overigens, ook in Brugge kan het wel eens druk zijn, maar goed, ook in Firenze genoot ik wel van de stad en de omgeving, zocht ik plaatsen die verband hielden met Niccolo Machiavelli en hoe de stad gefunctioneerd moet hebben rond 1500. Maar goed, men moet dan naar Firenze reizen en de trein, dat is te traag, het vliegtuig en de auto te vervuilend. Maar dat toerisme brengt ook meerwaarde op, ook in Brugge… het is en blijft dus lastig te zeggen dat we terug op onze vierkante kilometer moeten gaan leven, met uitstapjes per fiets als uitjes. Fietsen op de heide?

Wat dus stilaan lastig te verstouwen wordt, blijkt vooral te maken te hebben met de idee die activisten van allerlei kleur aan de orde stellen: de wereld gaat naar de knoppen en dus moeten we ons stilhouden, in een hoekje kruipen. Voor veel mensen is die eis te verstrekkend om er vrede mee te hebben. Bovendien merkt men dat er geen aantrekkelijke toekomst meer wacht, vol onbeproefde mogelijkheden. Het is niet dat er niets gebeuren moet  noch dat we een en ander kunnen realiseren, want bedenken we toch maar dat sinds 1976, toen Apple de eerste Apple uitbracht, daarna gevolgd door een stormachtige evolutie, vanwege steeds versnellende ontwikkeling van processoren, zodat ik als student leerde over RAM en ROM en hoe dat binaire systeem in elkaar zit. We hadden leren programmeren op een commodore 64 in basic, wat zeer leerzaam was.

Intussen zijn onze telefoons krachtiger dan de soft- en hardware van de maanraketten van de NASA. Juist ja, die waren er dus nog eerder en voordien was er Alan Turing die een prototype bedacht voor de computer, die ons zou helpen. Zijn bijdrage aan de bouw van computer, ACE in 1950, liep dus vooruit op wat er later zo een overweldigende invloed zou hebben. Men kan het ook over andere prestaties hebben, die de toekomst voor wie toen leefde, veranderd hebben. Marie Curie ontwikkelde een mobiele radiologie-eenheid, waarmee zij naar het front trok om soldaten te helpen onderzoeken en een betere diagnose te bewerkstelligen.

Wat mij nu dus bij tijd e wijle in verwarring brengt, ligt in de idee dat we geen toekomst meer lijken te hebben, omdat wie het alarmisme afwijst en wie juist daarvoor in het veld stapt, om de klimaatramp tegen te gaan, beide geloven dat we er niet uit zullen komen, maar geen van beide denkt na over de vraag wat de toekomst ook aan goeds kan brengen, hoe de toekomst wel beloftevol kan lijken. Vergeten we niet dat veel activisme wel goed bedoeld is, waardevol moet heten, maar ook onderzocht moet worden, dat nagegaan kan worden wat juist is en wat niet. Dorpen afbreken, als er nog mensen wonen, zou men niet moeten bedenken. Maar hoe kan men voorkomen dat dorpen verder leeglopen? Dat vergt heel wat denkwerk en durf al eens buiten de gebaande paadjes te lopen. De avonturenroman, bestaat die nog, of de satire? Als die sterven, vrees ik dat de toekomst ver te zoeken zal zijn. De ruimte voor het spel? Juist, ook dat werkt als zuurstof. Het punt is dat we graag helder denken, menen we, maar men kan Cartesiaanse methode ook aanwenden om het denken zelf te stoppen en zich te houden aan directieven van bovenaf. Nu goed, als ik dan zo gevlast ben op een iets kleuriger toekomstverwachting, dan zal ik het zelf maar voor elkaar moeten zien te krijgen.


Bart Haers




Reacties

Populaire posts