De geschiedenis van een huis, het ontrafelen van levens

 

Recensie

 

 

 

Willem Verhulst en een huis in Gent

 


Stefan Hertmans, de Opgang. De Bezige Bij 2020. 440 pp. prijs: 24,99 €

 

 Een huis in het Patershol, een oude wijk in de binnenstad van Gent, tussen de Kraanlei en het Sluizeken, nu hip, maar lange tijd een vergeten wijk, met onder meer het Drongenhof, waar Stefan Hertmans in 1979 een huis koopt. Pas als hij het verlaten heeft, komen allerlei eigenheden aan het licht, zoals de vorige bewoners, de familie Verhulst, met als bekendste lid, Prof. dr. Adriaan Verhulst. Echter, zijn vader blijkt minstens zo frappant, zij het om andere redenen. Hertmans gaat op zoek naar wie die Willem dan wel was en dat brengt een hele wereld aan het schuiven. Wat moeten we (nu nog) met een collaborateur, een “zwarte”?

Wie in Gent studeerde in de Letteren en Wijsbegeerte had een goede kans om bij Adriaan Verhulst geschiedenis van de Nederlanden te volgen en er examen over af te leggen. Wie Middeleeuwse geschiedenis of Nieuwe Tijden als studiedomein koos, kwam hem nog vaker tegen. Het is me bij het lezen van dit boek opgevallen dat ik de hoogleraar maar een paar keer heb zien stappen, want zelfs bij een openbare verdediging van een doctoraal proefschrift, zorgde hij ervoor dat hij ongezien kon verdwijnen. Bij het lezen van het boek viel op dat zowel Willem, die een ernstig probleem had met zijn ogen en gezichtsvermogen, wat hem een air gaf van bijzonderheid, die hij best wist te cultiveren en Adriaan met een lichamelijk probleem af te rekenen hadden, waarbij de professor ervoor zorgde dat het onopgemerkt bleef. Wat het was wat Willem overviel, een aanval van stuipen, het kan best, maar de gevolgen kunnen heftig zijn. Dat een oogletsel, een zwarte lap voor het ene oog hem spot en hoon en pesten opleverde, heeft hem de rest van zijn leven gehard tegen kritiek en aandacht voor wat anderen (van hem) verwachtten.

 

Nu mocht ik al kennis maken met de vader, met Willem Verhulst, want 20 jaar geleden schreef Adriaan Verhulst over hem en ik mocht aanwezig zijn bij de boekvoorstelling, waar wijlen Eric Defoort, historicus, een laudatio hield. Toch bleef ook ik na lezing van het boek “zoon van een foute Vlaming” onvoldaan, maar even goed begreep ik dat de oude hoogleraar in ruste wel degelijk moed aan de dag had gelegd. Dat Frans-Jos Verdoodt meer de handelingen van diens vader had belicht, laat onverlet dat dit toonbeeld van de liberale beweging, jarenlang voorzitter van het Willemsfonds, gewezen voorzitter van de Raad van Bestuur van de VRT zijn vader als fout heerschap ten toon heeft gesteld, kan men als een moedige daad waarderen. Hertmans evenwel laat zien dat Verhulst niet echt de stukken van de krijgsraad heeft geraadpleegd, of er toch weinig aan heeft ontleend. Overigens, heeft men nog altijd wel goed zicht op wat het concreet voor een huisvader betekende in de gevangenis te boeten voor de schanddaden verricht tijdens de bezetting en ongetwijfeld ook tot eigen voordeel? Stefan Hertmans laat geen mogelijkheid onbenut om te laten zien wat Willem Verhulst heeft uitgespookt en tevens, zo blijkt, om aan te geven dat de man geen besef leek te hebben van persoonlijke schuld.

 

Willem Verhulst werd al jong een vrijbuiter en zou dat nooit kunnen onderdrukken, een goed gevoel voor opportuniteiten, waarbij de omstandigheden als ze mee zaten geen oordeel vergen, maar gaat het tegen, dan zijn het de omstandigheden die hem een toer hebben gelapt of anderen; zo kennen we er nog, dezer dagen. Op school ging het niet goed met Willem, deels omwille van zijn oog, wellicht, maar ook omdat hij wel eens haantje de voorste was bij gevechten met “franskiljons” die zich zoveel beter voelden dan de zoon van een diamantslijper, die echter niet in armoede leefde. De vader van Willem, die vier broers had en vier zussen raakte wel geleidelijk aan lager wal, maar de moeder deed het daarentegen behoorlijk goed, onder meer omdat ze algauw met gronden aan de slag ging en kocht en verkocht zodat ze over een aardige spaarpot beschikte. Een dochter, Caroline, oudere zus van Willem had een dansschool, waar ze Antwerpen leerde dansen, waar de opgroeiende Willem zijn charmes kon leren in te zetten, met succes, want dansen ging de opgeschoten kerel goed af.

 

Op de tuinbouwschool in Melle zal men hem niet zo vaak gezien hebben, want in 1917 en 1918 was de jonge Willem, dan 20 vooral te zien in de cafés van de Vlaamse Beweging, cirkelde hij om August Borms heen en werd hij als activist ook zeer anti-Belgisch al is niet duidelijk wat er daar echt gemeend aan is. Hij weet zich immers niet zo gauw een plaats te vinden in de samenleving en een (geheim) huwelijk met een oudere dame, Elsa, Joods, brengt hem nog verder op de dool. Hij is op de vlucht na de Wapenstilstand, maar met Hertmans kan men zich afvragen of zijn activisme zwaar genoeg zou gewogen hebben om vervolging in te stellen. Leeftijdgenoten als Paul van Ostaijen gaan ook op weg, net als Marcel Minnaert, die dan wel doctor in de wetenschappen was en zeer jong hoogleraar aan de Vernederlandste universiteit van Gent. Minnaert zou in Utrecht terecht komen en na een begin als manusje-van-alles bij een laboratorium voor zonnefysica, kwam hij ertoe zich om te scholen en uiteindelijk werd hij fysicus, doctoreerde en werd hoogleraar. Voor Willem was al dat studeren nu niet echt zijn hobby. Maar in Nederland zou hij wel een ontmoeting hebben, in Oud-Zevenaar waar hij nog lang aan terug zou denken.

 

Het zat zo, Willem was getrouwd met een joodse vrouw, Elsa, die hij in het Gentse had ontmoet en die een paar jaar ouder was dan hij, behoorlijk wat jaren. Zij was de vrouw van een bakker, maar zag het met hem niet meer zitten en koos voor het jonkie. Op de vlucht voor vervolging en voor de bedrogen echtgenoot, ging het naar Nederland, waar Willem in activistisch vaarwater bleef zwemmen. Maar Elsa bleek te lijden aan  baarmoederhalskanker, een ziekte die kwalijk evolueerde en Willem had geen (vaste) inkomsten. In het dorp Oud-Zevenaar konden ze enige tijd nauwelijks overleven omdat Willem er als tuinier aan de slag kon. Terug naar Berchem? Hij zou Elsa verliezen, maar kon dan zelf aan de slag als commis-voyageur, handelsvertegenwoordiger en dat beviel hem wel. Willem ervoer toen al dat niet iedereen zijn dwaasheden zo zwaar laat wegen en bereid is hem liefdevol in de familie op te nemen.

 

Eenmaal in het bezit van een auto, bedrijfswagen, kon hij vanuit Merksem terug naar Oud-Zevenaar in Gelderland en ondanks het feit dat vader Weijers hem niet zag zitten als echtgenoot voor zijn dochter, want Willem was toch maar een rare pierewiet, een nietsnut of erger. Maar Harmina, Mientje zag het anders. Merk wel dat iemand met een auto ter beschikking gold als een man in goeden doen. Echter, kort na het huwelijk bracht Willem zijn geliefde onder in een appartement in Berchem, om haar te leren, hoe subtiel, alleen te zijn. Ze zou het pas veel later aan haar dochter vertellen, die ook in Antwerpen was gaan wonen na haar huwelijk. Aan Suzanne zou Mientje vaak laten verstaan dat ze erop diende te letten niet hetzelfde te moeten maken. Wat? Dat bleef onuitgesproken, want loyaal bleef Harmina Weijers lang, langer dan wij vandaag voor redelijk houden.

 

Hoe complex het blijft de geestelijke stromingen in die tijd goed te overzien, stipt Hertmans aan in de ontmoeting van Verhulst met Kees Boeke, een bijzonder figuur in de Nederlandse wereld van theo- en andere -sofen. Pacifistisch, het gebroken geweer als vaandel voerend, kwam Boeke in contact met de Quakers, toen hij in Engeland opleiding had genoten en een echtgenote gevonden, waar hij een eigen samenhangende levens- en maatschappijopvatting ontwikkelde die hij na WO I in een school gestalte zou geven. De betekenis van deze figuur voor Willem is onduidelijk en zeker is wel dat hij later ver af zou komen te staan van het pacifisme. Toch lijkt het wel van belang te zien dat Boeke en anderen, zoals Jacobus Johannes van der Leeuw, een wel heel meritocratische maatschappijvisie koesterde, waarbij mensen vooral gedacht worden in groepen te leven waaruit de beste gekozen wordt. Samen met andere besten werd dan weer een raad van leiders gekozen, die ook weer hun leider kozen.

 

Bij het lezen van het boek en in gedachte denkend over de Mei ’68-er die wellicht het anarchisme een warm hart had toegedragen, de religie had losgelaten, de vrijheid had toegezongen, een huis koopt in een wijk die dan nog, anno 1979 relatief vervallen en uitgewoond lijkt, kwam het me voor dat precies figuren als Kees Boeke – net als Hermann Hesse – lang voor het verboden werd te verbieden, de gebaande paden verliet en het Westerse denken kritisch ging bejegenen. Dat Willem Verhulst daarin iets zou gezien hebben, mag niet verbazen, maar tegelijk zien we dat de weinig geschoolde jongeman wellicht geen idee had van wat kritisch denken kan betekenen. Dat denken discipline vergt, mag ons ook niet ontgaan, maar komt zelden aan de orde. Zonder deze kwestie hier verder uit te werken, kan men niet anders dan erkennen dat denken over de dingen in het ondermaanse neerkomt op het zoeken van een weg in een veelheid aan indrukken, ervaringen en aangeleerde kennis, die min of meer systematisch mag heten. Boeke had dus een samenhangende levens- en maatschappijopvatting ontwikkeld en droeg die ook uit. Coherentie en consistentie blijven in de filosofie belangrijke kenmerken van relevant denken. Alleen kan men zich moeilijk indenken dat de opstandige jeugd tijdens het interbellum en ook later, ons meer vertrouwd, in de jaren ’60 net veel gelegen liet aan coherentie en consistentie, waarbij de ideologische en totalitaire verleiding voor sommigen weer een andere uitweg leek, maar het had eerder iets van een fuik. De jonge Hertmans koopt een huis aan het Drongenhof, en pas jaren later ontdekt hij wie er voor hem gewoond heeft. Dan begint de ontdekkingstocht, die gaat via een gerenommeerd hoogleraar economische geschiedenis van de middeleeuwen, Adriaan Verhulst. Een man die qua discipline een sterke indruk maakte, al was het bijwonen van lessen niet altijd een bron van grote vreugde. Achteraf gezien was dat wellicht de reden waarom zo weinig studenten geschiedenis nog geboeid raakten door het gedegen onderzoek naar economische ontwikkelingen tijdens de middeleeuwen en de Nieuwe Tijden. De vraag is evenzeer of men de ouder wordende hoogleraar kon verwijten dat hij zich vooral met leerstof inliet, minder met studenten.

 

Het huis aan het Drongenhof, daar is het Stefan Hertmans om te doen, maar de man die er woonde, begon voor hem te leven, wat met zich bracht dat de auteur die leefwereld ging onderzoeken en de eigen ontwikkeling van Willem Verhulst en van diens Nederlandse vrouw, diens zoon en dochters – op latere leeftijd – ging verkennen. Hoe mensen elkaar ontmoeten en samen gescheiden door het leven gaan, het blijft toch altijd wonderlijk. De vlucht van Willem moet men zien, denk ik met Hertmans als een poging te ontkomen aan de wereld van de ouders, de regels, het gezag en het betamelijke, eerder dan als een vlucht voor het straffende gerecht dat activisten van zwaardere garnituur wel degelijk aanpakte. Hij trouwde met een oudere vrouw, maar zij stierf al te gauw aan baarmoederhalskanker. In Zevenaar waar het jonge echtpaar was aangekomen, waar de ziekte ontegensprekelijk was, ontmoette Willem een jongedame, ook al niet meer piepjong, want 28 – toen al rijp – en ongehuwd.

 

Willem, Willem, Willem, wat hebt gij toch aangevangen? Harmine, of Mientje moet het zich vaak afgevraagd hebben, als ze al niet zichzelf verwenste om haar naïviteit, want door zijn werk als commis-voyageur voor de MEGA – groothandel in elektrische armaturen en apparaten – waar zijn schoonbroer het voor het zeggen het had – verbleef hij vaak buitenshuis en daar verscheen dan een zekere  Greta Latomme, Griet voor de vrienden, afkomstig uit Kaprijke, onderwijzeres die blijkbaar in Willem een toegang vond voor haar gefrustreerde ambities. Willem slaagde er best in vrouwen te overrompelen die duidelijk beter geschoold waren dan hijzelf. Aan het einde van haar leven zal een jonge Bart de Wever nog een laudatio houden voor haar, waarbij wellicht persoonlijke loyauteit een rol kan hebben gespeeld. Hoe ver zij ging in het ideologische verhaal van Willem Verhulst, is absoluut niet duidelijk, maar wellicht ging ze wel waar Harmine Wijers, de echtgenote hem weigerde te volgen.

 

Het punt is dat anders dan Richard de Cneudt of Marcel Minnaert de gedachte bij Willem Verhulst niet op lijkt te komen dat de oud-strijders van het activisme in Nederland en in België weinig redenen zien hun doelstellingen te heroverwegen. Waar Frans van Cauwelaert zich inzette voor taalwetgeving ter Vernederlandsing van de Vlaamse samenleving, de Frontpartij zich bleef verzetten tegen de taalwetterij, net omdat ze vonden dat België hen niets meer ten goede kon doen keren. Lieden als Borms zagen in het activisme en de Bestuurlijke Scheiding (1917) geen kwaad dat de doodstraf verdiende. Verhulst, die lanterfantend de cafés had bezocht, kwam in Nederland via de Cneudt in contact met hardliners en anders dan de dichter koos hij voor de harde lijn. Hertmans geeft dit aan zonder naar verdere beweegredenen te peilen, wat we wel kunnen volgen. Door zijn grote mobiliteit kon hij zich nuttig maken en DeVlag, de beweging die de Nieuwe Orde zeer strak ondersteunde, kon zo iemand wel gebruiken.   

 

De bezetting bleek voor Verhulst een zegenrijke tijd omdat hij al langer contacten had bij DeVlag, de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap, een veel radicalere club dan het VNV en ook wel nauw verbonden met de SS. Had Verhulst nog een Joods echtpaar gered aan het begin van de oorlog in Europa, later zou hij hen oplijsten ter voorbereiding van razzia’s, die eindigde in het wegvoeren van de betrokkenen. Lees ik dit boek, met daarin namen en plaatsen die vertrouwd klinken, dan wordt eens te meer duidelijk dat zich aansluiten bij een extremistische organisatie – extremistisch voor wie er zich tegen verzet en andere loyauteiten koestert – dat niet enkel doet om redenen van politieke overtuiging alleen, want er zit altijd ook opportunisme in, maar ook de verwachting dat men over middelen zal beschikken, die men in de bestaande orde der dingen nooit kan verwerven. Willem Verhulst slaagt er namelijk in op grote voet te leven, nog meer dan toen hij voor de MeGa werkte. Ook het uniform verschaft hem een aanzien dat hij lang niet altijd had, omdat hij nu eenmaal zijn blinde oog had. Hij laat zijn gezin financieel niet in de steek, zou men denken, maar onder het mom dat hij een voorbeeldfunctie heeft, moeten ze het doen met de rantsoenbonnen. Of hij elders waar van de zwarte markt aankoopt? Wel mogen Adriaan en zus Suzanne naar Duitsland op een zomervakantie in het kader van uitwisseling en ter ondersteuning van de medestanders in het bezette Vlaanderen.

 

Een groter raadsel blijft na lectuur zijn vrouw, Harmine Wijers, dochter van welstellende boeren in Oud-Zevenaar bij Arnhem, Gelderland, die van zichzelf niet zo een hang heeft naar huwelijk, naar mannelijke interesse, wel naar literatuur en zich inzetten voor anderen. Een vrouw die niet gehuwd was voor haar 20, 21ste werd alras een oude vrijster, maar als we het allemaal goed lezen, dan was ze daar niet echt beroerd om. Nauwelijks was zijn eerste vrouw overleden, intussen terug in het ouderlijk huis, en hij ging haar opzoeken in Zevenaar, tegen de zin van boer Wijers, maar uiteindelijk koos zij voor hem, na vele brieven met schrijffouten en doorhalingen, die zij van anderen niet zou geduld hebben.

 

Even raadselachtig is hoe ze haar drie kinderen opvoedt, voor en tijdens de oorlog en vaak de schoolpoort door moet omdat vader Willem zijn zoon dingen doet doen, die tegen de sfeer ingaan, de sfeer van Interbellum, waar de Vlaamse Beweging nog het odium droeg van het activisme. De indruk is niet dat haar afkeer van het Nazisme en de SS intuïtief geïnspireerd werd, want ook zij wist van Kees Boeke en het pacifisme en bleef dat gedachtengoed trouw. Ook dominee Wartena, die haar een vrijheid had bezorgd die men op het platteland niet altijd krijgt, maakt deel uit van die typische Nederlandse cultuur, niet de zwarte Kousenkerk, maar eerder een vrijzinnig protestantisme, lijkt mij, waar pacifisme, geheelonthouding en artistieke ontwikkeling een plaats hebben. In Gent vond ze in de protestantse tempel op de Brabantdam een toevluchtsoord, waar ze het met de dominee Edouard Pishal wel kan vinden, zoals eertijds in Zevenaar. Een cultuurorganisatie, Deutsche Akademie, laat toe dat er in Gent Duitse culturele activiteiten plaats vinden, maar hoe dicht kan men komen bij collaboratie? Heinz Flügel die daartoe is aangesteld, staat, zoals hijzelf het jaren later omschrijft tussen de linies, niet voor Hitler, maar ook niet openlijk in verzet. Tijdens een lezing van Flügel, waar Harmina aanwezig is, ziet zij agenten van de Gestapo verschijnen en haar man, Willem Verhulst. Elke illusie is nu gesmoord.

 

Het mag duidelijk zijn, meen ik, dat voor Harmina, Mientje, moeder, de zaak, het huwelijk wat druk werd, toen Willem dat meisje, Greta Latomme, in de familie een plaats wist te geven. Hertmans schrijft hoe dit meisje, dat in Kaprijke in een kroostrijk gezin opgroeide – ook in een kinderrijk gezin – op school kwam in Eeklo, Notre-Dame-aux-épines, Ten Doorn dus waar ze een haantje-de-voorste was, zeker als het om Vlaams bewustzijn ging. Wellicht informeerde de school mogelijke scholen dat het meisje Griet Latomme niet zo betrouwbaar was en meer was niet nodig. Toch kon ze op enig moment in Langemark aan de slag en later kon ze in Maria-Aalter verblijven. Vlaanderen mag dat niet groot zijn, in die tijd waren afstanden nog wel bewerkelijker zonder eigen auto, uiteraard ook zonder de autowegen die nu voor ons evident lijken.

 

Willem zat diep in de collaboratie, al wilde zijn zoon Adriaan dat niet schrijven, maar het salaris dat hij ontving en andere douceurtjes die hem toevielen, maakten het hem goed mogelijk grote sier te maken – al liet hij het thuis in het Drongenhof anders uitschijnen. Terwijl Harmina zich dubbel plooide om de kinderen goed op te voeden, was Willem bezig met zijn business, onder meer het opstellen van lijsten over mensen waar de SD, de Duitse Inlichtingendienst het nodige mee deed ter zuivering van de samenleving, Joden, homo’s, vrijmetselaars. Het heeft me altijd verrast dat er in Gent weinig sprake was van uitgesproken collaboratie, maar dat er uiteindelijk toch wel heel wat mensen na de oorlog werden vervolgd. Evenzeer was er nooit sprake van razzia’s in Gent, want er woonden toch maar weinig joodse mensen. Helemaal duidelijk werd dat nooit en bovendien, het leek altijd nog de vraag wat die collaborateurs de Sipo-SD hadden kunnen bijbrengen? Stefan Hertmans kon de archieven van de krijgsauditoraten inkijken en gaat voor een zo volledig mogelijk beeld van de daden van Willem Verhulst. Het opeisen voor de arbeidsinzet, joodse bezittingen en mensen oplijsten, het maakte hem belangrijk en liet hem toe een grootse staat te voeren, maar hij leerde ook dat hij bedreigd werd, dat buren en anderen zijn gedrag niet konden velen. Gewapend en gesteund door lijfwachten moest hij door het leven. Toch nam de spanning toe, vluchtte hij uiteindelijk naar Duitsland, niet met Mientje en de kinderen maar met Griet. Hij bleef trouw aan de gekozen weg, maar was hij ideologisch zo onwankelbaar? Hij had zijn dienstauto en geld ingepikt voor persoonlijke doeleinden. Mientje verhuurde kamers in het grote huis en kreeg mensen van allerlei pluimage, de ene was slachtoffer van de vervolgingen, een andere was een vervolger geweest, of had aan die kant gestaan. Studenten kwamen er ook op kamers en voor de jonge Adriaan moet het ondanks de last, het afstaan van zijn kamer, wel een belevenis geweest zijn al die intellectuelen te leren kennen. Terwijl vader Willem zijn ondergang beleefde, met processen en uiteraard ook teksten die hij pleegde, brieven, waarin hij België luide aanklaagde en zijn gelijk staande hield, begon de jonge Adriaan, na zijn Atheneumjaren aan een opleiding geschiedenis, (nagaan wat nog) en zocht, vond hij toenadering tot het liberale verenigingsleven in Gent.

 

Het huis waar Verhulst met zijn vrouw en kinderen vanuit de Oudburg waar hij woonde op kosten van de Mega – en nu op kosten van de bezetter (?) introk, was groot genoeg, maar de kelder gaf vochtproblemen en het was ook niet gemakkelijk het gebouw te verwarmen. Adriaan, Ady dus, Aletta, Lette en Suzy, Suzanne, genoemd naar een feministische tante, leefden onder de vleugels van hun moeder, die nadat duidelijk was dat ze haar man niet zou kunnen domesticeren, steeds meer een eigen parcours voor zich zag, waarbij de opvoeding van zoon en dochters centraal stond, maar de protestantse kerk op de Brabantdam een belangrijk toevluchtsoord vormde, net als haar dagboeken, de muziek ook, een wereld op zich waar haar man steeds minder een plaats in had. De schouw in de voorkamer, opgebouwd met kalksteen uit Comblanchien torste op zeker moment een plaasteren buste van de Führer, tot grote ergernis van Mientje, maar ook toen kon rekenen op de ondoorgrondelijke wegen van het nut, want na een incident, waarbij de vrouw des huizes het beeld ergens op zolder had verborgen, waarna de heer des huizes het weer terugplaatste viel het plots in gruzelementen. Ook voor Adriaan was dat een duidelijk teken.

 

Toen Willem gevlucht was, enigszins opzichtig, met Griet in zijn wagen en vooral nadat ze beide opgepakt waren, in Gent in de gevangenis gezet, als een protagonist onder de collaborateurs, moeten we wel bedenken, begon Mientje een nieuw leven. Toch bleef ze hem bezoeken, tot ze merkte dat Griet hem ook bezocht en goed voorzag in het nodige. Ook de dochters konden het steeds moeilijker opbrengen hem te bezoeken, net ook omdat hij zich een slachtoffer noemde. In zijn gevangenisgeschriften kwam dat zelfbeklag zeer tot uiting. Adriaan slaagde voor zijn examens van de humaniora, studeerde met vrucht geschiedenis en werd assistent en doctoraal student en werd jong hoogleraar in een domein waar de Gentse school grote faam had verworven. Via het liberalisme en de vrijzinnige organisaties, het Willemfonds, waarvan hij 20 jaar voorzitter zou zijn, ontvoogde de jonge Adriaan zich van zijn vader en vooral koos hij voor een eigen parcours. Hij en zijn zussen stonden niet alleen aan de kant van hun moeder, maar ontwikkelden ook eigen inzichten, gaven er vorm aan, wat ook een vorm van loyauteit mag heten. Adriaan zou zijn vader, vanuit zijn contacten aan de universiteit en de Loge, waar hij lid van was, twee keer duidelijk helpen, omdat hij hem niet meer dan nodig wilde laten lijden. Maar echt vertrouwd werden vader en zoon niet meer, of gewoon niet. De vriendelijke goedlachse vader, die iedereen wist te overtuigen van zijn goede wil, het paste hem niet. Als studenten zagen wij professor Verhulst zelden lachen, we zagen ook dat hij het moeilijk had met de jeugd en het inderdaad soms hinderlijke gedrag in collegezalen, waar studenten met blikjes en hapjes durfden binnen te komen. In de seminarieleergangen was het voor hem gemakkelijker om een passend gedrag, stil zwijgen en luisteren af te dwingen. Maar ik weet niet of hij nog veel licentiaten begeleid heeft, laat staan doctoraatstudenten.

 

Het blijft de vraag waarom Hertmans dit boek heeft geschreven, want wat moeten we onthouden van de jonge en volwassen Willem Verhulst? Dat hij een activist was of dacht te zijn, even dweepte met Kees Boeke en met zijn neef Richard de Cneudt, dichter in de kring van activisten bleef rondhangen. De dichter was na een verblijf in Duitsland - vergeefs hopend op steun van de Duitse voortzetting van de Flamenpolitik -in Nederland terecht gekomen en er leraar Frans werd in Rotterdam; daar gaf de Cneudt nog enige tijd mee leiding aan de gevluchte activisten, tot hem dat milieu begon tegen te staan, zoals het ook met Marcel Minnaert is gegaan. Via het VNV ging Willem evenwel naar die andere, nog meer radicale club.

 

Verhulst heeft in zijn boek, zoon van een foute Vlaming/vader, niet helder kunnen maken wat de drempels waren die de zoon van een collaborateur moest zien over te steken om aanvaard te worden in liberale kringen, waar men lange tijd de collaborateurs en bij uitbreiding leden van de VU en van Vlaamsgezinde verenigingen voor “zwartzakken” bleven uitmaken, ook onder jongere generaties. Als men zelf weinig met het collaborateursmilieu te maken heeft gehad, zonder daarom pertinent vertrouwd te zijn met de al even beperkte kring van verzetsstrijders, kan men zich niet van de indruk ontdoen dat groepsdruk hier cruciaal was en het milieu door een aangezwengelde afkeer werd bewogen. Overigens, ook in kringen van collaborateurs was de afkeer voor Belgicisten niet minder, zoals in Café de Roelandt bleek.

 

De drijfveren van vader Willem Verhulst moet zoon Adriaan wel begrepen hebben, de houding van de moeder moet hem behoed hebben, ook maar een stap in die richting te zetten, ook de school, het Koninklijk Atheneum, aan de Ottogracht toen nog, want hij had wel eens moeilijkheden met het feit dat de school nog wel als verfransingsmachine functioneerde. De bijdrage van Verhulst, Adriaan dus, aan het schoolpact en later het cultuurpact kan ons niet ontgaan, omdat dit in wezen bijdroeg aan wat onder anderen Kees Boeke voor ogen kan hebben gestaan, een pluralistische samenleving, waarin eigenheid inzake cultuur en wereldbeschouwing niet mogen botsen met het samenleven en door elkaar heen functioneren van de onderscheiden levens- en maatschappijopvattingen. Door te vertrekken van de geschiedenis van een huis waar de auteur van 1979 tot 1999 eigenaar van was en bewoner, kan hij ons niet enkel de levensgeschiedenis van Willem Verhulst uit de doeken doen, maar ook hoe behalve Greta Latomme de anderen die hem gekend hebben als echtgenoot en vader tegenover diens collaboratie en overtuiging totaal andere wegen zijn opgegaan. De auteur laat ons ook zien hoe fundamenteel de samenleving veranderd is, terwijl er tegelijk een soort nostalgie gekoesterd wordt onder “alte Kameraden”, maar ook en wat zorgelijker is, onder jongere generaties. Een keer heb ik Adriaan Verhulst uitgebreid horen spreken vanuit zijn visie op onze samenleving, cultuur en verwachtingen, in het Lakenmetershuis, waar hij uitlegde dat liberalisme geen vrijblijvende maatschappijvisie mag heten, integendeel, men dient over zovele facetten na te denken en onder ogen te zien dat men niet alles kan bestieren van bovenaf. Burgerschap scheen hem noodzakelijk, wat dan weer impliceert dat burgers zich niet voor alles en nog meer verlaten op de overheden, de gemeenten, staat, voorzieningen, maar tegelijk dat mensen die werkelijke nood kennen wel geholpen moeten worden. Humanisme is net zo goed een oproep om na te denken over de vraag of de overheden hun verantwoordelijkheden nemen, ook op het vlak van opvoeding en opleiding. De titel ‘opgang’ krijgt onder het lezen inhoud, een lading, maar eenduidig is die niet. Gaat het om de opgang van Willem, dan komt ook de ondergang in beeld, maar gaat het om de zoon en dochter, dan gaat het inderdaad om een ontkomen aan slachtofferschap, slachtoffers als ze waren van de keuzes van de vader, met het professoraat van Adriaan en het voorzitterschap van de VRT als hoogste maatschappelijk ambt van belang, terwijl ook zijn zussen een goed leven konden leiden. Voor mensen die Gent van binnen en van buiten kennen, is de uitweiding over de familie Mahy, waarmee door het huwelijk van Susanne Verhulst vermaagschapping ontstond, een aardig toemaatje. In de Lammerstraat bevond zich een garage Mahy, later werd het een indrukwekkende bouwval. Het Wintercircus gaf ons iets van de oude wereld, zoals overigens ook het theater waar Romain Deconinck, de Minard nog altijd iets van een vergane wereld meedraagt. In die zin biedt Hertmans wellicht ook een "opgang" van de stad Gent. Nu de nieuwe stadsbibliotheek De Krook er is en de wandelbruggen stadsdelen verbinden die voordien via omwegen verbonden waren, ziet men hoe de stad de afgelopen 75 jaar van uitzicht is veranderd. 

 

Stefan Hertmans, die zijn jeugd mocht beleven tijdens de gouden jaren zestig en zeventig, werd schrijver en docent in het kunstonderwijs, ging al vroeg onderzoeken waarom de wereld eruitzag zoals ze was. Wie over Walter Benjamin gaat schrijven en ongetwijfeld ook doceren, kan dus best iemand van deze tijd genoemd worden en minstens, tja, behorende tot een culturele elite. Laat dat geen verwijt wezen, want men kan moeilijk anders dan aannemen dat er zich in samenlevingen altijd wel een culturele elite vormen zal. Laat net nu dat streven ook een van de motieven was van de Vlaamse Beweging, maar als we het portret zien van Willem Verhulst, dan merken we vooral de protserigheid van de man op, het spelevaren ook, maar toch, met zijn vrouwen, Elsa, Harmina en ook Greta Latomme waren de dingen des levens aangenaam – of niet – maar mochten hem niet in de weg staan.

 

Kan men Stefan Hertmans aanwrijven de omstandigheden op te leuken of donkerder dan nodig voor te stellen? Mij dunkt dat het moeilijk is voor ons het leven van deze foute vader goed in te schatten, maar dat hij een keuze maakte die velen hardhandig heeft getroffen en het leven heeft gekost, staat vast, zonder dat zij iets mispeuterd hadden, gewoon joods zijn, of vrijmetselaar. Daartegen steekt zijn echtgenote schril af, want zij deed aan liefdadigheid in de protestantse gemeente, bezocht zelfs een katholiek bedevaartsoord, maar dat werd haar zeer verweten. De tijd voor een open samenleving was nog niet gekomen. Toch moeten we wel vaststellen dat iemand die weliswaar het ideologische discours van de DeVlag goed in de vingers had en met de bezetter meer dan zoete broodjes bakte, zelf in feite weinig geremd bleek in de omgang. Hij verzamelde een aardig inkomen tijdens de oorlog en kon nagenoeg gaan en staan waar hij wilde, tenzij hij op het verzet botste. Verder stond hij even aan de “juiste” kant van de geschiedenis, maar net dat liep fout.

 

Ook en tot slot, verschijnt Bart de Wever in dit verhaal, wanneer hij een lofrede houdt voor Greta Latomme, gehuldigd voor haar 90ste verjaardag (1997). Men kan vanzelfsprekend onmiddellijk schande roepen, maar het is wel interessant dat Hertmans dit feit vermeld, dat mevrouw Verhulst-Latomme gehuldigd werd, waarbij niet duidelijk wil worden wat haar verdiensten voor de Vlaamse Beweging waren of wellicht beter, voor de mensen die tijdens de oorlog voor collaboratie hadden gekozen. Het roept ook de vraag weer op wat verdienste nu wel is. In de ogen van wie de verdienste toekent ligt ook het wat en het motief besloten. Via internet vindt men veel, dus ook de aflevering van Pallieterke, waarin het gebeuren gemeld wordt, maar ook in minder woorden, dan wenselijk zou zijn. Zij schreef wat ze beleefd had, met Willem Verhulst, bleek hem na de oorlog ook te bezoeken en huwde uiteindelijk met haar vlam. De wijze waarop het allemaal verliep was voor de dochters Verhulst niet goed te verwerken, maar Adriaan blijkt er weinig over gezegd te hebben, want een vader blijft altijd de vader. In die zin was zijn boek “zoon van een foute vader” een daad van in de openbaarheid treden van een man die liever zweeg als het kon. Het huis, waar Stefan Hertmans woonde, als eigenaar, draagt nu wel de sporen van een verleden, van een man die er het beste wist uit te halen. Zelfs 50.000 francs die door de muntsanering van minister Gutt werden gesluisd, met de hulp van vrouwen. En vanwaar kwam dat geld? Uit de geheime fondsen van zijn organisatie.

 

Bart Haers   

Reacties

Populaire posts