Hoe heerlijk het studeren in mei, voor de examens

Reflectie

 

 

De charme van ‘t examen

 

 

Gevelsteen aangebracht door Bomans omtrent zijn
bijzondere hoofdpersoon Pieter Bas te Leiden
in 1960. Hoe moet men anders een student 
verbeelden? Bomans zelf bereikte zelf niet de eindmeet
onder meer door de oorlogsomstandigheden en zijn
blijmoedige aard. 

Het gaat weer over de last van het blokken en het examen afleggen, want de student, die arme drommel van mannelijke dan wel vrouwelijke kunne of nog iets anders, moet toch bespaard worden de ellende van de tweede zit, van het falen. Zou dat echt wel helpen, dat fatalisme?

                    

Het is maar wat men wil bereiken, wanneer men zich inschrijft aan de universiteit, want bizar genoeg lijkt men het betalen van het collegegeld te beschouwen als het recht op een diploma. Terwijl er uiteraard iets van de student mag verwacht worden, met name zich door de vele, zeer vele pagina’s cursus en ander studiemateriaal te worstelen. Maar wie zich inschrijft, collegegeld en examengeld betaalt, mag toch geacht worden te weten zich ergens toe te engageren, namelijk er alles voor te doen dat eindexamen te bereiken en minstens met vrucht dan wel met onderscheiding of cum laude af te studeren. En dan zou men nog iets mogen veronderstellen, namelijk interesse voor het vak, bereidheid zich te laten meeslepen door de boeiende perspectieven die in al die leergangen worden geboden, al durft dat nog wel eens tegen te vallen. Vergeten we dan toch niet dat zo een cursus altijd nog toegang geeft tot nieuwe inzichten, tot het verkennen en onderzoeken van de methode, minstens zo belangrijk als de resultaten van het onderzoek. Het kan ook niet anders uitpakken, dat studeren de toegang blijkt tot levenslang leren, mag men hopen.

 

Een examen aan de universiteit kan dus nooit alleen gaan over wat er in de cursus staat, want het gaat ook altijd nog over de wijze waarop de student die leerstof heeft verwerkt. Een examen, zeker mondeling, is dus een aanleiding, als het goed is, voor een intens gesprek over een vak, over methode en over wat die inzichten te bieden hebben. Neem nu een vak als encyclopedie, waarvan we er in de kandidaturen twee hadden, in feite drie, maar het derde, Hedendaagse geschiedenis, hebben we vooral als te lezen cursus gezien, maar wel interessant en ook het examen viel mee. De cursus encyclopedie van de middeleeuwen, was qua opzet en ook wat het examen betreft, een practicum, waarbij we de instrumenten wel dienden te kennen, maar vooral moesten vatten hoe die te gebruiken zijn. Het ging dus om een deel van de gereedschapskist van de mediëvist. De cursus Encyclopedie van de oudheid was dan weer vooral een stampvak, in de wandeling ook wel blokvak genoemd al bleek dat de andere cursus, oefeningen over vraagstukken van een tijdperk in de geschiedenis, wel degelijk toegang tot een meer praktische aanpak te bieden en zo kon ik wel enkele uren bezig zijn met sleutelwerken die Petit vermeldde te gaan navlooien, zodat ook dat een vak in de gereedschapskist kon worden en het stampen herleid werd tot het optrekken van een geheugenpaleis.

 

Het voorgaande geeft ook aan dat studeren aan de universiteit inderdaad veeleisend is en mag zijn, maar dat de student niet enkel geacht mag worden de leerstof te verwerken, maar dat verwerken gaat om meer dan het kunnen reciteren van wat er in de cursus of dictaten staat. In wezen merkt men, dat goed studeren dat bouwen van een geheugenpaleis bevordert en ook het opnieuw oproepen van de leerstof, bijvoorbeeld voor een examen, vlotter gaat. Zoals een vriendin eens zei, droomde ze ’s nachts dat ze een saaie cursus wel kon zingen. Het begrijpen van wat men aanpakt en hoe het past in een groter kader speelt ook mee, maar net dat is een deel van het werkingsproces dat men niet tijdens lessen aanpakt, maar vaak op lege momenten, wanneer men wacht op een bus of trein, of gewoon tijdens een wandeling. Vaak vallen de stukjes eerder ongemerkt in elkaar, zonder een lichtflits, al viel dat misschien wel eens voor.

 

Dat studeren nog steeds een voorrecht is, blijkt nauwelijks bespreekbaar, terwijl het kunnen studeren op zich niet zo hemeltergend moeilijk is, al moet men er wel voldoende tijd in steken, ook tijdens het  jaar, maar goed, dat hangt  af van de interesse en de motivatie van de student. Waartoe men studeert? Niet enkel voor het diploma? Soms lijkt dat hypocriet, maar toch, er is inderdaad altijd nog de vraag wat het de student bijbrengt. Voor mijn vakgebied, geschiedenis, lijkt de relevantie wel eens betwistbaar, want aan het verleden kunnen we weinig veranderen, maar aan het beeld dat we overhouden van het verleden wel, denk ik en dus ook aan het mensbeeld. Net doorheen de jaren van studie merkt men hoe deze benadering tot een ander wereldbeeld aanleiding geeft dan een andere. Al studerend komen we ook bij de controverses terecht die het vakgebied ruimschoots in de aanbieding heeft. Natuurlijk speelt voor de historicus v/m de aard van de bronnen en de bewerkelijkheid ervan een grote rol, maar algauw leren we dat staten van goed, boedelbeschrijvingen meer vertellen dan wat voor huisgerief mensen in bezit hebben en hoe we de evolutie van de welvaart in kaart kunnen brengen. Voor studenten vandaag, die vaak, niet altijd, leven in zekere welstand, lijkt het leven van hun grootouders, overgrootouders algauw onvoorstelbaar ingewikkeld, want er waren nog maar weinig elektrische huishoudapparaten, alleen nieuwbouwhuizen hadden centrale verwerking of ja, de auto was nog geen algemeen gebruiksmiddel, transportmiddel ook. Tussen 1950 en vandaag is zo ontiegelijk veel veranderd, ten goede, dat we ons er geen rekenschap van kunnen geven, lijken te kunnen geven. Hoe kunnen we dan doordringen tot de leefwereld van het Ancien Régime of de late Middeleeuwen?

De boosheid van studenten is zoiets waar we vaker over hoorden, vaak over abstracte zaken, vaak gestuurd door de media en de politiek, maar de betrokkenheid bij de eigen studie, was niet zo vaak aan de orde. Betogingen tegen de 10.000 BEF inschrijvingsgeld heb ik nog gezien. Toen al waren de redeneringen nogal moeilijk te vatten, want er waren studiebeurzen en vaak waren bissers de aanstokers, omdat die hun kansen op een beurs verloren hadden, maar niet per se. De betogingen tegen de raketten was dan weer een gemakkelijk onderwerp, want je moest wel tegen zijn, al had ik daar mijn vragen bij. Nog eens, discussies over het curriculum kwamen niet zo vaak voor, als ik het me goed herinner.

 

Alhoewel. Men kan de opleidingen taalkunde, voorheen filologie niet meer vergelijken, heet het, met wat vroeger aan de orde was. Romanisten en germanisten moesten tal van boeken lezen en ja, soms deed men beroep op circulerende boekbesprekingen, die beantwoordden aan de eisen van prof. Literaire kennis verzamelen vergde immers veel tijd, de verwerking ervan ook, maar toch, wie die resumés las, keek op het examen al eens verwonderd op, want de prof, Raymond Vervliet, merkte vanzelf waar de student de mosterd haalde. Kon men echt blijk geven van kennis en vertrouwdheid met Zola dan wel Thomas Mann of Toergenjev, dan kon het gesprek, wat een examen toch is, best meevallen. Want als het goed is, kan men met de hoogleraar wel eens een boeiend gesprek hebben, maar ook daarzonder is een examen afleggen geen foltering.

 

Studeren is spannend en zorgt voor enige stress, daar is geen ontkomen aan, maar de vreugde te weten dat men geslaagd is, eventueel met een graad, is des te groter en het geeft een zeker elan aan het zelfvertrouwen. Maar als maatschappij hoeven we de brave studenten noch de andere te veel te vertroetelen, want het is wat ze moeten doen, wat ze, normaal gezien, ook willen doen. In het jaar 1985 zat ik onze tuin te studeren en ook andere broers waren bezig examens voor te bereiden. Prachtig weer, redelijk rustig in de omgeving en af en toe een pauze om het hoofd vrij te maken. De beelden zie ik nog voor mij, maar ook het besef dat we ons geen zorgen hoefden te maken om de dagelijkse dingen. Dat is wat het studentenleven doorgaans zo heerlijk rustig maakt, ondanks mogelijke stress en kleine dan wel grote irritaties. Natuurlijk kende ik studenten die zelf voor hun huur moesten instaan en andere dagelijkse nooddruft, eten, drinken, boeken… Maar we waren niet genoodzaakt om vele uren per week te werken, konden studeren, zonder onze aandacht te verstrooien. Toch ging ik tijdens de zomer wel studentenjobs doen, wat de kijk op het leven en de mens wel wat verbreden kon, bijstellen vooral. Ook wist ik wel dat vele leeftijdgenoten al lang aan het werken waren, een eigen zaak hadden. Zo is dat nu eenmaal en dus ja, ze hadden al een paar stations gepasseerd waar wij, studenten nog niet aan toe waren, zoals huisje kopen, vrouwtje vinden en kindje verwekken en opvoeden.

 

Studeren is een periode in het leven die men maar beter kan koesteren, want het is een tijd van verkennen en laat nog ruimte voor kleine stommiteiten, waarvan we de gevolgen nog kunnen overzien. Een beestige studentendoop, daar deden we niet aan, een cantus kon al eens meevallen, maar vooral we konden een zekere zorgeloosheid koesteren, al vergaten we dat evengoed wel eens. Neen, de blokperiode is geen ramp, waar we onvoorbereid in terecht zouden komen. We weten gewoon dat het komt en bovendien, het is gewoon een aangename en uitdagende bezigheid. Maar het vergt tijd, dat studeren, het brengt mettertijd ook inzicht. Of zou al dat gedoe voortkomen uit onuitgesproken naijver, terwijl men de inspanningen van de studenten graag geringschattend bekijkt, zodat de arme student het allemaal graag wat overdrijft.

 

Bart Haers


Reacties

Populaire posts