Hoe pakken we Illiberalisme van Victor Orban aan
Dezer Dagen
Orban
Conservatief ?
Veeleer reactionair
en machtsbelust
Kan men nog wel conservatief zijn dezer dagen, wanneer
men mensen conservatief noemt die heel wat verworvenheden over boord zetten en
zich omgorden met het harnas van de strijd tegen de moderniteit? Wie tegelijk
onder ogen ziet hoezeer verworvenheden van de naoorlogse jaren, zoals
democratisch(er) onderwijs en persoonlijke ontvoogding door onderwijs en
vorming, moet vaststellen dat ook links heel wat op de helling zet, verontwaardigd
naar men zegt over het onrecht in de wereld.
De perfectie nastreven, het is voor veel politici het
begin van de actie, nadat men zich verontwaardigd heeft. Orban, aan de andere
kant van het spectrum, doet in wezen niet veel anders, een perfect Hongarije in
de steigers zetten. Alleen, hoe kan men er zeker van zijn dat iedereen dat
perfecte Hongarije kan smaken, als de parameters nauwelijks rationeel te
verantwoorden zijn en juridisch met haken en ogen in elkaar zit.
Het valt op, zoals Stephen Toulmin schrijft, dat hoe
chaotischer de dingen lijken, mensen zoeken naar grotere zekerheden, die niet
per se van de wetenschappen zullen komen, omdat ondanks de roep dat de
natuurwetten nu eenmaal zeker zijn en altijd gelden. Alleen blijkt de laatste
jaren opnieuw dat we zowel op het infinitesimaal kleine als het kosmologisch
gigantische de natuurwetten niet per se goed begrijpen. Denkend aan de vier
krachten, de zwaartekracht, de zwakke en de sterke kernkracht en de elektromagnetische
kracht, valt niet goed te bevroeden waarom die niet in een GUT, Grant Unification
Theory, samen kunnen gaan, terwijl het wel mogelijk is drie fundamentele
krachten samen te brengen, waarbij men de zwaartekracht buiten beschouwing laat.
Om maar te zeggen, alles mag helder lijken in de natuurkunde, het ligt toch wel
wat genuanceerder. Hetzelfde geldt voor het Standaardmodel van de elementaire
deeltjes, dat voor leken nauwelijks te bevatten lijkt, maar wel bijzonder
fascinerend blijkt, net omdat het om de elementaire deeltjes gaat, die het
alles constitueren en waarbij men ook de aanvang het universum anders gaan bekijken
is. Het zijn zekerheden, zegt men, maar men kan er niet handzaam mee overweg. Het
is vooral een illusie dat alles bestuurd, beheerd moet worden, omwille van de
smeer, vooral vaak omwille van de macht.
Victor Orban begon als liberaal, zo gaat het verhaal,
maar dreef af naar een illiberaal dystopia, ook wel utopia zoals Thomas More en
Erasmus het hadden bedacht en beschreven, maar in een tijd met minder
machtsmiddelen. Want dat lijkt steeds meer de hefboom te zijn voor hoe een
democratisch bestel kan ontaarden, ook “oude”, “gevestigde” democratieën.
Aanhalingstekens omdat het verleden geen garantie is voor de toekomst. Daarom
is het weliswaar van belang acht te slaan op wat extreme partijen doen en hoe
ze hun boodschap verkopen, waakzaam te zijn, maar evengoed moet men waakzaam
zijn voor wat zelfgenoegzame democratische partijen voor ogen hebben staan. We
kunnen toch niet blind blijven voor de risico’s van een uitgebouwde
Surveillance State, een overdreven waakzame staat?
Conservatief naar de wereld kijken betekent namelijk
niet dat men alles zomaar bij het oude wil laten, wel dat betracht wordt wat
goed is op orde te houden en te kijken naar wat beter kan, zonder het goede
daarvoor op te offeren. De laatste vijftig jaar, toen België zelf, naar het
zeggen van Gaston Eyskens, een ongeziene metamorfose onderging en een federale
staat werd, werd niet enkel op staatkundig gebied hervormd, maar ook op tal van
andere vlakken. Wie daar zicht op wil krijgen, moet zelf op onderzoek uit, want
voor dit land bestaan er weinig handleidingen, inleidende werken, die de transformaties
uitlichten. Digitalisering, Globalisering, flexibilisering, het zijn meer dan
slagwoorden, ze geven weer hoe onze opvattingen en horizonten zijn verschoven.
In 1972 telde het industriedorp Waarschoot nog goed 2000 arbeiders in de textiel,
nu is het dorp eerder residentieel en toch gebeurt er nog veel aan diensten en zijn
er kleine productiebedrijven. De welvaart is ook onmiskenbaar gestegen, zodat
ook Ter Beke, het belangrijkste vleesbedrijf moest vervellen. Dat betekende
voor de gemeente, voor het college van Burgemeester en Schepenen heel wat
kopzorgen, omdat men vrezen moest dat de belastinginkomsten zouden dalen,
terwijl men vergat dat het inkomen van de inwoners wel steeg. Tegelijk was er
zorg om de openbare ruimte: hoeveel niet bebouwde gronden mogen nog aangesneden
worden? En wat met de appartementisering van de dorpskern? Goed want het gaat
om inbreiding, maar het verhoogt ook de druk op de openbare ruimte. En ja,
mensen moeten kunnen wonen, hebben recht op een (betaalbaar) dak boven het
hoofd.
Hoe behoudt men het overzicht en verzekert men dat elke
burger kan leven naar eigen inzicht – in overeenstemming met de grondwet en de
wetten van het Belgische volk plus nog heel wat Europese regelgeving – en wat
is de rol van een gemeentebestuur daarin? De ordening van de openbare ruimte is
dan zo een vraag die men best zo strikt mogelijk op grond van (objectieve) wettelijke
regels zal organiseren. Maar kijken we het hele parcours terug, dan zien we hoe
men inspanningen deed om de waterlopen te zuiveren. Ooit was het noodzaak dat
er waterlopen werden gegraven, soms gebruik makend van bestaande beken en
riviertjes, om hout en later turf te leveren en daarbij was de stad Gent de
grote afnemer. De overheid en particulieren, patriciërs en abdijen, kerkelijke
instellingen namen hieraan deel, wat tot een toename van de welvaart leidde en
steeds meer geldverkeer. Men kan die evoluties niet zo gemakkelijk terugvinden als
men de blik gericht houdt op de grote geschiedenis, de grote namen, om maar
iets te zeggen.
Overheidsoptreden zorgt wel vaker voor een zekere
begeerte bij snelle jongens en meisjes, die weten hoe ze die middelen hun kant
op kunnen doen komen, zelfs als ze er geen aanspraak op kunnen maken. Via valse
aanvragen lukt het doorgaans wel, of als men bijvoorbeeld geld krijgt van
Europa kan men er nog wel iets mee, want tegen de tijd dat duidelijk is dat er
is gesjoemeld, tja, kan men het alleen nog na lange procedures terugeisen. In
Spanje werden Europese middelen ingezet om voetpaden aan te leggen, waar ze
niet nodig leken, maar dat er konden voor dat ene voetpad wel redenen
aangedragen worden. Daar valt niet voor te beginnen als het om de loopbrug in
Hongarije gaat. Als installatie van een conceptueel kunstenaar kan het er nog
mee door, bijdragen aan het algemeen welzijn doet het niet.
Waar we dus de blik op moeten werpen, willen we het
hebben over de open, liberale samenleving, is wat de overheid toekomt en hoe
die een en ander op gang kan brengen en onderhouden. De wereld verbeteren? Het
blijft een lastige kwestie, omdat we er dan vanuit gaan dat de wereld, alles
wat het geval is dus, voor verbetering vatbaar is. Maar ja, zegt u nu eens wat
goed zou zijn voor alles en iedereen? Het liberalisme, zoals we het kennen en
neen, even gaat het niet over economisch liberalisme alleen, wordt door figuren
als Victor Orban zelf afgeschilderd als de oorzaak van veel onheil, van
maatschappelijke fricties en wangedrag, om het niet over decadentie te hebben,
waar overigens wel meer voor te zeggen valt, dan we bereid zijn aan te nemen.
Het gaat evenwel niet zozeer om ethische kwesties, als men in de samenleving LGTBQ+
zou aanvaarden, want al gaat het over de vraag hoe men goed kan leven, dan nog
is het geen vraag van maatschappelijke orde. Nu, het is niet altijd duidelijk hoe
men jonge jongens en meisjes die aan genderdysforie lijden, het best kan bijstaan
en wanneer en hoe men die kan daadwerkelijk uit hun lijden kan verlossen. De
filosoof Griet Vandermassen wordt wel eens scherp aangesproken over het
voorbehoud dat ze maakt in deze kwestie, maar het lijkt me net eigen aan onze
opvattingen over vrijheid dat men vragen stellen mag. Hoe vermijden we onnodig
lijden, was de vraag die Etienne Vermeersch zich stelde, maar Vandermassen blijkt
niet enkel de aandoening in die optiek te benaderen maar ook de aanpak,
behandeling.
Victor Orban dan weer erkent niet dat er een probleem
is, ziet homoseksualiteit als een ziekte. Dat dit in Europa en de VSA ook lang
zo bezien werd en afgewezen, maakt zijn houding wel begrijpelijk en de
politieke aanwending wel heel duidelijk. Of nog: veertig jaar communisme hebben
een deel van de maatschappelijke ontwikkelingen onder een stolp verborgen, maar
het gaat om de vraag waarom we niet hebben begrepen dat in de vroegere landen
van het Oostblok de democratie niet vanzelf zou opbloeien. Er is Donald Tusk,
die liberaal is gebleven en nu in Polen een verdienstelijke strijd levert, maar
of Yaroslaw Kaczynski er ook maar een moment aan denkt de strijd op te geven,
laat zich makkelijk raden. Dus zitten beiden in een wapenwedloop verstrikt,
waarbij de staatsman Tusk niet kan rekenen op de media en het publiek niet
vanzelfsprekend kan bereiken. Bovendien blijkt Polen het economisch beter te
doen, dan men in het Oude Europa had verwacht. Maar ook Kaczynski hanteert een
mens- en wereldbeeld waar we liever van wegkijken en daar doen we in Europa
geen goed aan. We hebben nauwelijks een idee van wat de Poolse cultuur aan
rijkdom en schatten omvat, maar ook getekend wordt door de Poolse Delingen aan
het einde van de 18de eeuw en de gevolgen van het congres van Wenen
1815. Noch de grootsheid van de Pools-Litouwse staat, noch de verdrukking onder
de tsaren en voor Stalin en diens opvolgers kunnen we goed inschatten. Dan is
er nog de Pruisische aanwezigheid, de oorlog 1914-1918 en de complexe staat
tijdens het interbellum.
Wie Orban, Kaczynski en anderen wil bereiken,
aanspreken, zal toch meer inspanningen moeten doen en – inderdaad – de strijd
aangaan, maar resoluties van het Europese parlement zijn niet afdoende, want er
wordt niet over bericht, tenzij, om die oude zakken in Brussel af te doen als
onverantwoordelijk. Dat Orban en Kaczynski, zelfs Poetin gehoor vinden bij Le
Pen, het Vlaams Belang en Wilders – over Baudet wordt niet meer gesproken – en dat
zij elkaar wederzijds steunen, moet ons aandachtig maken voor wat wij de
burgers in Hongarije, Polen en Bulgarije te vertellen hebben, terwijl we denken
te kunnen volstaan met oude riedeltjes.
Mij komt het voor dat Orban, die zoals herhaald moet
worden, begon als liberaal, zijn burgers wel aanspreekt of toch voldoende
burgers, omdat hij begrepen heeft dat zij nu net de veranderingen van de
afgelopen dertig jaar zat zijn en rust willen in het hoofd. Vormen de ideeën
over fluïditeit, individualiteit en vrijheid dan een groter gevaar voor
Hongaren dan voor Vlamingen of Nederlanders? Feit is dat men met Rik Torfs kan
vaststellen dat er geen of weinig vragen gesteld worden over hoe genderfluïditeit
voor jongeren ook niet zo gemakkelijk te hanteren blijkt. Meisjes willen ook nu
nog graag iets met “pink”, mauve, rose, en wat glitter, maar er zijn natuurlijk
ook dametjes die liever jongensdingen doen. En jongens die al eens meisjesdingen
doen. Dat was zo vijftig jaar geleden en zal ook nu nog zo zijn. Griet Vandermassen
krijgt op haar donder omdat ze vragen heeft bij de aanzetten tot transitie bij
jonge kinderen, omdat die hormonentherapieën niet zonder gevolgen blijven, net
zoals sommige mensen die transman of transvrouw zijn al eens twijfelen over de
juistheid van hun keuze, omdat de uitkomsten – ook in het geval van andere
keuzes, zoals opteren voor een abortus – niet zijn wat men ervan had verwacht.
Het heeft te maken met de notie “geluk”, waar we allemaal op lijken te wachten,
terwijl gewoon bezig zijn, nadenkend en enigszins overwogen wellicht meer zal
brengen, al is het dan niet duidelijk wat het zal zijn. Welbevinden is een
toestand waarin we geluk kunnen ervaren, als we er al oog voor hebben, waarbij
we ons best wel afvragen wat de rol van de staat wel kan zijn.
Sinds de bankencrisis in 2008-2009 zagen we groepen
actie ondernemen, omdat ze boos zijn tegen het systeem. Wat zijn de bazen van
Wallstreet blij dat ze tegen het systeem ageren en niet tegen de praktijken die
tot de bankencrisis en de val van Lehmann Brothers hebben geleid. De
beschermingsmechanismen, de bankenwetten van Franklin Delano Roosevelt hebben
mee – dus niet alleen en uniek – de groei van de Amerikaanse economie tijdens
en na WO II mogelijk gemaakt. Het was Clinton die mee in de dereguleringsdans
stapte, die bepaalde afweermechanismen ophief, zodat banken niet meer louter het beheer van deposito’s en leningen in portefeuille
hadden. De bijkomende beperkingen actief in het economisch weefsel actief te
zijn, zorgde er mee voor dat de groei onbeperkt leek, zoals Friedman het had
voorgesteld, maar ook dat banken met producten gingen goochelen, waar zelfs
bankiers geen snars meer van begrijpen. De overheid heeft zich bovendien
buitenspel gezet, wat voor minder gegoede burgers een grotere kwetsbaarheid betekende.
Natuurlijk moeten we waakzaam kijken naar figuren als
Orban en hun werken goed afwegen. Ook hun argumentatie en motieven verdienen
onze aandacht, maar altijd in de wetenschap dat het bestel dat we denken te
verdedigen ook niet boven twijfel verheven mag heten. Er klinkt al jaren
kritiek op het neoliberalisme, al is helemaal niet meer duidelijk wat men dan
voor ogen heeft staan met die term. Duidelijk is dat het neoliberalisme én het
neoconservatisme waaraan ook Francis Fukuyama meewerkte de rol van de staat
hebben uitgehold, waardoor het Klein- en Middenbedrijf niet meer opgewassen
blijkt tegen de grote spelers, omdat de deregulering van het economisch handelen,
het wegnemen van drempels voor ondernemers de staat wapens uit handen heeft
gegeven om haar rol als scheidsrechter op te nemen. Overigens, wie het
neoliberalisme identificeert met deregulering, moet wel begrijpen dat de Europese
Unie na het invoeren van de Eenheidsacte heel wat regels heeft moeten
uitvaardigen over productbeschrijving, zoals chocolade, waarvan Belgische chocolade
het slachtoffer leek te worden.
Men kan dus met recht en rede kritisch kijken naar
Polen en Hongarije, maar gaat men niet op zoek naar de triggers die de
boodschap van Orban en Kaczynski moduleren, dan blijft die kritiek, zoals de
pers in Hongarije wel eens laat horen decadente, westerse onzin. Homogeniteit
nastreven en de volmaakte samenleving opbouwen, daar komen we zelden aan toe.
Het leidt tot dovemansgesprekken en geeft niet aan wat wij dan werkelijk van
belang achten. Waarden zijn van betekenis, de normen van de rechtsstaat moet
men in acht nemen, maar als men kritiek op het eigen (West-)Europese
functioneren niet kan beantwoorden, dan blijft de kritiek op Boedapest
gemakzuchtig. Misschien weten we echt beter, maar leg dat dan uit. Een open
samenleving, zoals Karl Popper die beschreef, kunnen we maar beter ter harte
nemen, want het gaat er inderdaad om dat een arbitrerende staat in een open
samenleving beter kan bijdragen tot de randvoorwaarden die voor burgers van
belang zijn om hun leven naar inzicht in te richten, met respect voor wet- en
regelgeving. Corruptie, zoals het verhaal van onnodige loopbruggen in Hongarije
expliciet laten zien, vormen een aanslag op de rol van de overheid, die veile
handelingen net moet vervolgen en bestraffen.
Alleen, zoals Francis Fukuyama schreef in “De
Oorsprong van onze Politiek. Orde en Verval”, vormt het ontstaan van een
politiek systeem waarbij niemand eigenaar is van de staat of van goederen van
de staat, de beste garantie op een objectief en rationeel beleid, maar loopt het
systeem ook het risico dat niemand er zorg voor zal opnemen, waaruit de chaos
voortkomen kan. Figuren als Orban eigenen zich monarchale machtsmiddelen toe en
laten geloven dat zonder hun beheer de chaos zou losbreken. Ook ideologisch eigenen
autocraten allerlei ideologische en ethische waarden toe, waarbij het makkelijker
is zogenaamd conservatieve inzichten aan te dragen. Maar geen politicus kan
eendeminsionele posities innemen, want anders zou het mengsel van hun ideologie
“inbuvabele” zijn, omdat de samenleving gewoon niet verder kan men eenzijdige
politiek, of nog, men kan consistentie en coherentie nastreven, maar of het (eigen)
verhaal dan nog beantwoordt aan het mens- en wereldbeeld dat men wil uitdragen,
is nog maar de vraag. Klagen over de rol van de elite, zoals in de VS of te
onzent, het klinkt goed, maar waar slaat het op? Die elites zijn te breed en
vooral onderling verdeeld, dat wil zeggen dat men dan dreigt van “elite” een
containerbegrip te maken. Waarmee men
overduidelijk wel scoort.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten