Hoe pakken we Illiberalisme van Victor Orban aan

 Dezer Dagen


 

 

Orban Conservatief ?

Veeleer reactionair en machtsbelust

 

Imre Nagy, fervent communist, maar als 
minister van landbouw en Binnelandse zaken
uitte hij kritiek op beleid. In 1956 
werd hij de regeringsleider van Hongarije
en hervormde hij het politieke systeem,
waarbij niet-communisten in de regering
kwamen. Het Westen wilde of kon hem
niet steunen, wat tot het einde van opstand
aanleiding gaf en de gevangenneming
onder valse voorwendselen en uiteindelijk
de trechtstelling van Imre Nagy en 
andere regeringsleden. Hoe
Victor Orban die strijd negeren kan,
blijft een raadsel. 



Kan men nog wel conservatief zijn dezer dagen, wanneer men mensen conservatief noemt die heel wat verworvenheden over boord zetten en zich omgorden met het harnas van de strijd tegen de moderniteit? Wie tegelijk onder ogen ziet hoezeer verworvenheden van de naoorlogse jaren, zoals democratisch(er) onderwijs en persoonlijke ontvoogding door onderwijs en vorming, moet vaststellen dat ook links heel wat op de helling zet, verontwaardigd naar men zegt over het onrecht in de wereld.

 

De perfectie nastreven, het is voor veel politici het begin van de actie, nadat men zich verontwaardigd heeft. Orban, aan de andere kant van het spectrum, doet in wezen niet veel anders, een perfect Hongarije in de steigers zetten. Alleen, hoe kan men er zeker van zijn dat iedereen dat perfecte Hongarije kan smaken, als de parameters nauwelijks rationeel te verantwoorden zijn en juridisch met haken en ogen in elkaar zit.

 

Het valt op, zoals Stephen Toulmin schrijft, dat hoe chaotischer de dingen lijken, mensen zoeken naar grotere zekerheden, die niet per se van de wetenschappen zullen komen, omdat ondanks de roep dat de natuurwetten nu eenmaal zeker zijn en altijd gelden. Alleen blijkt de laatste jaren opnieuw dat we zowel op het infinitesimaal kleine als het kosmologisch gigantische de natuurwetten niet per se goed begrijpen. Denkend aan de vier krachten, de zwaartekracht, de zwakke en de sterke kernkracht en de elektromagnetische kracht, valt niet goed te bevroeden waarom die niet in een GUT, Grant Unification Theory, samen kunnen gaan, terwijl het wel mogelijk is drie fundamentele krachten samen te brengen, waarbij men de zwaartekracht buiten beschouwing laat. Om maar te zeggen, alles mag helder lijken in de natuurkunde, het ligt toch wel wat genuanceerder. Hetzelfde geldt voor het Standaardmodel van de elementaire deeltjes, dat voor leken nauwelijks te bevatten lijkt, maar wel bijzonder fascinerend blijkt, net omdat het om de elementaire deeltjes gaat, die het alles constitueren en waarbij men ook de aanvang het universum anders gaan bekijken is. Het zijn zekerheden, zegt men, maar men kan er niet handzaam mee overweg. Het is vooral een illusie dat alles bestuurd, beheerd moet worden, omwille van de smeer, vooral vaak omwille van de macht.

 

Victor Orban begon als liberaal, zo gaat het verhaal, maar dreef af naar een illiberaal dystopia, ook wel utopia zoals Thomas More en Erasmus het hadden bedacht en beschreven, maar in een tijd met minder machtsmiddelen. Want dat lijkt steeds meer de hefboom te zijn voor hoe een democratisch bestel kan ontaarden, ook “oude”, “gevestigde” democratieën. Aanhalingstekens omdat het verleden geen garantie is voor de toekomst. Daarom is het weliswaar van belang acht te slaan op wat extreme partijen doen en hoe ze hun boodschap verkopen, waakzaam te zijn, maar evengoed moet men waakzaam zijn voor wat zelfgenoegzame democratische partijen voor ogen hebben staan. We kunnen toch niet blind blijven voor de risico’s van een uitgebouwde Surveillance State, een overdreven waakzame staat?  

 

Conservatief naar de wereld kijken betekent namelijk niet dat men alles zomaar bij het oude wil laten, wel dat betracht wordt wat goed is op orde te houden en te kijken naar wat beter kan, zonder het goede daarvoor op te offeren. De laatste vijftig jaar, toen België zelf, naar het zeggen van Gaston Eyskens, een ongeziene metamorfose onderging en een federale staat werd, werd niet enkel op staatkundig gebied hervormd, maar ook op tal van andere vlakken. Wie daar zicht op wil krijgen, moet zelf op onderzoek uit, want voor dit land bestaan er weinig handleidingen, inleidende werken, die de transformaties uitlichten. Digitalisering, Globalisering, flexibilisering, het zijn meer dan slagwoorden, ze geven weer hoe onze opvattingen en horizonten zijn verschoven. In 1972 telde het industriedorp Waarschoot nog goed 2000 arbeiders in de textiel, nu is het dorp eerder residentieel en toch gebeurt er nog veel aan diensten en zijn er kleine productiebedrijven. De welvaart is ook onmiskenbaar gestegen, zodat ook Ter Beke, het belangrijkste vleesbedrijf moest vervellen. Dat betekende voor de gemeente, voor het college van Burgemeester en Schepenen heel wat kopzorgen, omdat men vrezen moest dat de belastinginkomsten zouden dalen, terwijl men vergat dat het inkomen van de inwoners wel steeg. Tegelijk was er zorg om de openbare ruimte: hoeveel niet bebouwde gronden mogen nog aangesneden worden? En wat met de appartementisering van de dorpskern? Goed want het gaat om inbreiding, maar het verhoogt ook de druk op de openbare ruimte. En ja, mensen moeten kunnen wonen, hebben recht op een (betaalbaar) dak boven het hoofd.  

 

Hoe behoudt men het overzicht en verzekert men dat elke burger kan leven naar eigen inzicht – in overeenstemming met de grondwet en de wetten van het Belgische volk plus nog heel wat Europese regelgeving – en wat is de rol van een gemeentebestuur daarin? De ordening van de openbare ruimte is dan zo een vraag die men best zo strikt mogelijk op grond van (objectieve) wettelijke regels zal organiseren. Maar kijken we het hele parcours terug, dan zien we hoe men inspanningen deed om de waterlopen te zuiveren. Ooit was het noodzaak dat er waterlopen werden gegraven, soms gebruik makend van bestaande beken en riviertjes, om hout en later turf te leveren en daarbij was de stad Gent de grote afnemer. De overheid en particulieren, patriciërs en abdijen, kerkelijke instellingen namen hieraan deel, wat tot een toename van de welvaart leidde en steeds meer geldverkeer. Men kan die evoluties niet zo gemakkelijk terugvinden als men de blik gericht houdt op de grote geschiedenis, de grote namen, om maar iets te zeggen.

 

Overheidsoptreden zorgt wel vaker voor een zekere begeerte bij snelle jongens en meisjes, die weten hoe ze die middelen hun kant op kunnen doen komen, zelfs als ze er geen aanspraak op kunnen maken. Via valse aanvragen lukt het doorgaans wel, of als men bijvoorbeeld geld krijgt van Europa kan men er nog wel iets mee, want tegen de tijd dat duidelijk is dat er is gesjoemeld, tja, kan men het alleen nog na lange procedures terugeisen. In Spanje werden Europese middelen ingezet om voetpaden aan te leggen, waar ze niet nodig leken, maar dat er konden voor dat ene voetpad wel redenen aangedragen worden. Daar valt niet voor te beginnen als het om de loopbrug in Hongarije gaat. Als installatie van een conceptueel kunstenaar kan het er nog mee door, bijdragen aan het algemeen welzijn doet het niet.

 

Waar we dus de blik op moeten werpen, willen we het hebben over de open, liberale samenleving, is wat de overheid toekomt en hoe die een en ander op gang kan brengen en onderhouden. De wereld verbeteren? Het blijft een lastige kwestie, omdat we er dan vanuit gaan dat de wereld, alles wat het geval is dus, voor verbetering vatbaar is. Maar ja, zegt u nu eens wat goed zou zijn voor alles en iedereen? Het liberalisme, zoals we het kennen en neen, even gaat het niet over economisch liberalisme alleen, wordt door figuren als Victor Orban zelf afgeschilderd als de oorzaak van veel onheil, van maatschappelijke fricties en wangedrag, om het niet over decadentie te hebben, waar overigens wel meer voor te zeggen valt, dan we bereid zijn aan te nemen. Het gaat evenwel niet zozeer om ethische kwesties, als men in de samenleving LGTBQ+ zou aanvaarden, want al gaat het over de vraag hoe men goed kan leven, dan nog is het geen vraag van maatschappelijke orde. Nu, het is niet altijd duidelijk hoe men jonge jongens en meisjes die aan genderdysforie lijden, het best kan bijstaan en wanneer en hoe men die kan daadwerkelijk uit hun lijden kan verlossen. De filosoof Griet Vandermassen wordt wel eens scherp aangesproken over het voorbehoud dat ze maakt in deze kwestie, maar het lijkt me net eigen aan onze opvattingen over vrijheid dat men vragen stellen mag. Hoe vermijden we onnodig lijden, was de vraag die Etienne Vermeersch zich stelde, maar Vandermassen blijkt niet enkel de aandoening in die optiek te benaderen maar ook de aanpak, behandeling.

 

Victor Orban dan weer erkent niet dat er een probleem is, ziet homoseksualiteit als een ziekte. Dat dit in Europa en de VSA ook lang zo bezien werd en afgewezen, maakt zijn houding wel begrijpelijk en de politieke aanwending wel heel duidelijk. Of nog: veertig jaar communisme hebben een deel van de maatschappelijke ontwikkelingen onder een stolp verborgen, maar het gaat om de vraag waarom we niet hebben begrepen dat in de vroegere landen van het Oostblok de democratie niet vanzelf zou opbloeien. Er is Donald Tusk, die liberaal is gebleven en nu in Polen een verdienstelijke strijd levert, maar of Yaroslaw Kaczynski er ook maar een moment aan denkt de strijd op te geven, laat zich makkelijk raden. Dus zitten beiden in een wapenwedloop verstrikt, waarbij de staatsman Tusk niet kan rekenen op de media en het publiek niet vanzelfsprekend kan bereiken. Bovendien blijkt Polen het economisch beter te doen, dan men in het Oude Europa had verwacht. Maar ook Kaczynski hanteert een mens- en wereldbeeld waar we liever van wegkijken en daar doen we in Europa geen goed aan. We hebben nauwelijks een idee van wat de Poolse cultuur aan rijkdom en schatten omvat, maar ook getekend wordt door de Poolse Delingen aan het einde van de 18de eeuw en de gevolgen van het congres van Wenen 1815. Noch de grootsheid van de Pools-Litouwse staat, noch de verdrukking onder de tsaren en voor Stalin en diens opvolgers kunnen we goed inschatten. Dan is er nog de Pruisische aanwezigheid, de oorlog 1914-1918 en de complexe staat tijdens het interbellum. 

 

Wie Orban, Kaczynski en anderen wil bereiken, aanspreken, zal toch meer inspanningen moeten doen en – inderdaad – de strijd aangaan, maar resoluties van het Europese parlement zijn niet afdoende, want er wordt niet over bericht, tenzij, om die oude zakken in Brussel af te doen als onverantwoordelijk. Dat Orban en Kaczynski, zelfs Poetin gehoor vinden bij Le Pen, het Vlaams Belang en Wilders – over Baudet wordt niet meer gesproken – en dat zij elkaar wederzijds steunen, moet ons aandachtig maken voor wat wij de burgers in Hongarije, Polen en Bulgarije te vertellen hebben, terwijl we denken te kunnen volstaan met oude riedeltjes.

 

Mij komt het voor dat Orban, die zoals herhaald moet worden, begon als liberaal, zijn burgers wel aanspreekt of toch voldoende burgers, omdat hij begrepen heeft dat zij nu net de veranderingen van de afgelopen dertig jaar zat zijn en rust willen in het hoofd. Vormen de ideeën over fluïditeit, individualiteit en vrijheid dan een groter gevaar voor Hongaren dan voor Vlamingen of Nederlanders? Feit is dat men met Rik Torfs kan vaststellen dat er geen of weinig vragen gesteld worden over hoe genderfluïditeit voor jongeren ook niet zo gemakkelijk te hanteren blijkt. Meisjes willen ook nu nog graag iets met “pink”, mauve, rose, en wat glitter, maar er zijn natuurlijk ook dametjes die liever jongensdingen doen. En jongens die al eens meisjesdingen doen. Dat was zo vijftig jaar geleden en zal ook nu nog zo zijn. Griet Vandermassen krijgt op haar donder omdat ze vragen heeft bij de aanzetten tot transitie bij jonge kinderen, omdat die hormonentherapieën niet zonder gevolgen blijven, net zoals sommige mensen die transman of transvrouw zijn al eens twijfelen over de juistheid van hun keuze, omdat de uitkomsten – ook in het geval van andere keuzes, zoals opteren voor een abortus – niet zijn wat men ervan had verwacht. Het heeft te maken met de notie “geluk”, waar we allemaal op lijken te wachten, terwijl gewoon bezig zijn, nadenkend en enigszins overwogen wellicht meer zal brengen, al is het dan niet duidelijk wat het zal zijn. Welbevinden is een toestand waarin we geluk kunnen ervaren, als we er al oog voor hebben, waarbij we ons best wel afvragen wat de rol van de staat wel kan zijn.

 

Sinds de bankencrisis in 2008-2009 zagen we groepen actie ondernemen, omdat ze boos zijn tegen het systeem. Wat zijn de bazen van Wallstreet blij dat ze tegen het systeem ageren en niet tegen de praktijken die tot de bankencrisis en de val van Lehmann Brothers hebben geleid. De beschermingsmechanismen, de bankenwetten van Franklin Delano Roosevelt hebben mee – dus niet alleen en uniek – de groei van de Amerikaanse economie tijdens en na WO II mogelijk gemaakt. Het was Clinton die mee in de dereguleringsdans stapte, die bepaalde afweermechanismen ophief, zodat banken niet meer louter het  beheer van deposito’s en leningen in portefeuille hadden. De bijkomende beperkingen actief in het economisch weefsel actief te zijn, zorgde er mee voor dat de groei onbeperkt leek, zoals Friedman het had voorgesteld, maar ook dat banken met producten gingen goochelen, waar zelfs bankiers geen snars meer van begrijpen. De overheid heeft zich bovendien buitenspel gezet, wat voor minder gegoede burgers een grotere kwetsbaarheid betekende.

 

Natuurlijk moeten we waakzaam kijken naar figuren als Orban en hun werken goed afwegen. Ook hun argumentatie en motieven verdienen onze aandacht, maar altijd in de wetenschap dat het bestel dat we denken te verdedigen ook niet boven twijfel verheven mag heten. Er klinkt al jaren kritiek op het neoliberalisme, al is helemaal niet meer duidelijk wat men dan voor ogen heeft staan met die term. Duidelijk is dat het neoliberalisme én het neoconservatisme waaraan ook Francis Fukuyama meewerkte de rol van de staat hebben uitgehold, waardoor het Klein- en Middenbedrijf niet meer opgewassen blijkt tegen de grote spelers, omdat de deregulering van het economisch handelen, het wegnemen van drempels voor ondernemers de staat wapens uit handen heeft gegeven om haar rol als scheidsrechter op te nemen. Overigens, wie het neoliberalisme identificeert met deregulering, moet wel begrijpen dat de Europese Unie na het invoeren van de Eenheidsacte heel wat regels heeft moeten uitvaardigen over productbeschrijving, zoals chocolade, waarvan Belgische chocolade het slachtoffer leek te worden.

 

Men kan dus met recht en rede kritisch kijken naar Polen en Hongarije, maar gaat men niet op zoek naar de triggers die de boodschap van Orban en Kaczynski moduleren, dan blijft die kritiek, zoals de pers in Hongarije wel eens laat horen decadente, westerse onzin. Homogeniteit nastreven en de volmaakte samenleving opbouwen, daar komen we zelden aan toe. Het leidt tot dovemansgesprekken en geeft niet aan wat wij dan werkelijk van belang achten. Waarden zijn van betekenis, de normen van de rechtsstaat moet men in acht nemen, maar als men kritiek op het eigen (West-)Europese functioneren niet kan beantwoorden, dan blijft de kritiek op Boedapest gemakzuchtig. Misschien weten we echt beter, maar leg dat dan uit. Een open samenleving, zoals Karl Popper die beschreef, kunnen we maar beter ter harte nemen, want het gaat er inderdaad om dat een arbitrerende staat in een open samenleving beter kan bijdragen tot de randvoorwaarden die voor burgers van belang zijn om hun leven naar inzicht in te richten, met respect voor wet- en regelgeving. Corruptie, zoals het verhaal van onnodige loopbruggen in Hongarije expliciet laten zien, vormen een aanslag op de rol van de overheid, die veile handelingen net moet vervolgen en bestraffen.

 

Alleen, zoals Francis Fukuyama schreef in “De Oorsprong van onze Politiek. Orde en Verval”, vormt het ontstaan van een politiek systeem waarbij niemand eigenaar is van de staat of van goederen van de staat, de beste garantie op een objectief en rationeel beleid, maar loopt het systeem ook het risico dat niemand er zorg voor zal opnemen, waaruit de chaos voortkomen kan. Figuren als Orban eigenen zich monarchale machtsmiddelen toe en laten geloven dat zonder hun beheer de chaos zou losbreken. Ook ideologisch eigenen autocraten allerlei ideologische en ethische waarden toe, waarbij het makkelijker is zogenaamd conservatieve inzichten aan te dragen. Maar geen politicus kan eendeminsionele posities innemen, want anders zou het mengsel van hun ideologie “inbuvabele” zijn, omdat de samenleving gewoon niet verder kan men eenzijdige politiek, of nog, men kan consistentie en coherentie nastreven, maar of het (eigen) verhaal dan nog beantwoordt aan het mens- en wereldbeeld dat men wil uitdragen, is nog maar de vraag. Klagen over de rol van de elite, zoals in de VS of te onzent, het klinkt goed, maar waar slaat het op? Die elites zijn te breed en vooral onderling verdeeld, dat wil zeggen dat men dan dreigt van “elite” een containerbegrip te maken. Waarmee men  overduidelijk wel scoort.

 

 

Bart Haers

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts