Verkiezingen van groot belang

 

Reflectie

 

 

Waar rekenen we

de democratie op af?

Of gaat het om het beleid?

 

Johan Rudolf Thorbecke, 
bracht met anderen de Grondwet van 1848
tot stand en slaagde er als regeringsleider in
het onderwijs te hervormen en de industrialisering
op stoom te krijgen; Liet toe dat Aletta
Jacobs kon gaan studeren als regulier ingeschrevene
aan de universiteit van Groningen.   
(Foto en schilderij Johann Heinrich Neuman
in Rijksmuseum) 


Het lijkt moeilijk te bepalen waarom we goed af zijn met het democratische bestel waarin we leven, mogen leven. Omdat we het falen van mensen, burgers, ambtsdragers, wetenschappers vaak maar ontdekken omdat er vrijheid van opinie en meningsuiting bestaat, gegarandeerd door de grondwet, zijn die zogenaamde schandalen niet doorslaggevend, al moet er recht gesproken worden. Met andere woorden zien we niet altijd het verschil tussen wat er binnen de constructie die we democratie noemen gebeurt en die constructie zelf, zodat we occasioneel falen aan het geheel toeschrijven.  Hoe moeten we dat begrijpen?

 

Het gaat sinds enkele weken over verbroken beloftes, of beter, enkele weken geleden werd gesproken over de verbroken beloften van de grootste partij van Vlaanderen, want het verschil tussen de beloften en het geleverde beleid zou te groot zijn, terwijl men dan wel moet aangeven aan wie beloften werden gedaan en hoe de werkelijkheid uitpakt. Voor de (meer gegoede) middenklas lijkt de partij het goed te doen, maar in de ogen van hen die de strijd tegen armoede voeren, zou het desastreus uitpakken. De discussie over de wachtlijsten voor de sociale woningen laat zien hoe gemakkelijk het is het recht van de ene op huisvesting onbelangrijk te achten, aangezien men er zelf geen beroep op wil, kan noch hoeft te doen. Aan de andere kant de vergelijking met Nederland laat zien dat de inzichten niet per se zaligmakend zijn. Dan zwijgen we nog over  het gebrek aan bouwgrond, waar meerdere partijen, woningbouw, bedrijven en de recreatieve sector op azen. Dan hebben we nog niet de betonstop in kaart gebracht. Men spreekt van een wachtlijst van 180.000 wachtenden, maar er zijn intussen ook andere methoden om mensen bij te staan in de woonkost, terwijl we mogen veronderstellen dat mensen die in de jaren zestig en zeventig zo een woning toegewezen hadden gekregen, stilaan naar het rusthuis zullen verhuizen – als ze dat weten te betalen. In elk geval gaat men ervan uit dat wie  eenmaal een sociale woning toegewezen kreeg eeuwig zal wonen, terwijl dat toch niet zo zeker is. Nieuwe gezinsvorming? Kan altijd maar levert ook al eens problemen op, omdat mensen niet altijd op de hoogte zijn van de regels en dus gaat het wel eens mis.

 

Zoals zo vaak zien we dat beleid wel goed voorgesteld wordt, maar nogal eenzijdig, dat wil zeggen op een doel  gericht en andere overwegingen negerend, zodat we in feite niet weten wat de doelen nu wel niet zijn. Wie beter luistert, merkt dat inzake de woningmarkt de regering mikt op koopwoningen, waar veel voor te zeggen valt, maar ook een en ander tegenin te brengen valt, zoals het gegeven dat betaalbare woningen voor smalle beurzen moeilijk te vinden zijn. Dan zou de regering toch moeten nagaan hoe die realiteit het beleid amendeert. Het is  een lastige zaak dat politici en hun hofhoudingen wel alles op alles zetten om hun boodschap verkocht te krijgen, maar vaak genoeg blind blijven voor de ommezijde van de medaille. Het is dan aan journalisten om daar de vinger op te leggen. Afhankelijk van thema’s en vooral van gevoeligheid van thema’s kan dat aanzetten tot meer dienstijver, terwijl andere benaderingen er toch weer bij inschieten. Nu goed, critici en oppositie zijn evenmin te beroerd om zich op een doel te richten en de kwaliteiten van het beleid te miskennen.

 

Al te vaak stelt men zich een doel, dat min of meer overtuigend klinkt en past, uiteraard, in het partijprogramma en de tijdgeest, waarna men alle stappen zet om dat doel te bereiken, wat vaak genoeg niet lukt, wanneer of omdat anderen aan de idee gaan morrelen, niet alleen politici maar ook opiniemakers en groepen, organisaties van het middenveld. Maar betekent dat in een keer dat de burgers bedrogen zijn en politici hun beloften verbroken hebben. De discussie over abortus, waarvan iedereen dacht dat die met de mini-koningskwestie afgelopen was, liet onverlet dat er nog vragen, haken en ogen aan zate, volgens belangengroepen. Maar dat mensen ueberhaupt de vrijheid om over het eigen lijf te beschikken aan vrouwen ontzeggen, vond ik toen al vreemd. Evengoed waren er vragen over passende voorbehoedsmiddelen – die ook beschermen tegen soa’s – die pas veel later echt aan de orde kwamen. Het is intussen wel duidelijk dat we anders omgaan met zelfbeschikking en met het krijgen van kinderen, omdat er nu veel medisch-technisch mogelijk is. De vraag of men alles wat mogelijk is, ook moet uitvoeren, blijkt voor de een taboe, voor de ander een evidentie, maar geen van beide posities vergt veel denkwerk. Men kan de vooruitgang van de geneeskunde niet negeren, maar wellicht zijn er domeinen, waar men wel omzichtiger moet zijn met die vooruitgang, zowel omwille van het doel dat men wil bereiken als omwille van de inzet van diagnostische en therapeutische mogelijkheden. Van het utilitarisme, onder meer Bentham en John Stuart Mill leerden we dat we maximaal het leed van mensen moeten beperken. De vrijheid, zoveel mogelijk vrijheid kan mensen maximaal welbevinden bezorgen, maar ook leed besparen. Vrijheid en ratio zijn daarbij nauw verweven. Het bestuurlijk klimaat gaat een andere richting op, van maximale controle, in plaats van vertrouwen in andere burgers.

 

Ben ik dan niet teleurgesteld in de politiek? Het bestel biedt via de grondwet en de praktijk van rechtbanken doorgaans bescherming tegen willekeur en onvoorspelbaarheid, zodat we kunnen rekenen op de overheid om onze omstandigheden niet met een vingerknip teloor te zien gaan.  Toch krijgen we om de haverklap te horen over schandalen, waarvan sommige geen blijvende invloed hebben en andere zorgen voor koersveranderingen. Maar misschien past het wel teleurgesteld te zijn over de communicatiemethodes van partijen en van beleidspersonen, maar ook van het commentariaat zoals Jean-Pierre Rondas dat eens noemde.

 

De vraag zou moeten zijn, met in het achterhoofd “gouverner c’est prévoir”, dat men niet per se een stempel moet willen drukken via een grote koerswijziging, maar nagaan wat er te doen valt om het algemeen welbevinden te bevorderen. Wie zegt dat men de staat niet nodig heeft om een eigen leven te leiden, zal algauw merken dat die staat wel degelijk het verschil maakt, dat wil zeggen, de instellingen die op zovele domeinen zorgen dat we kunnen vertrouwen op de ziekenzorg – ondanks een tekort aan artsen en verpleegkundigen, maar dat is al dertig jaar in toenemende mate het geval – en justitie, waarover we wel veel klachten horen, maar vaak van advocaten die  een zaak te verdedigen hebben, want uitstel vragen en rechters wraken, dat zit in hun alaambak.  Lange jaren werd er gespot met de ABL, het Leger en bij uitbreiding het Europese leger, maar politici hielden wel vast aan het vredesdividend, wat bij nader toezien nu dubbel en dik toch weer moet ingezet worden voor militaire uitgaven. Niemand kon voorzien, in 1991 dat na de hereniging van Duitsland het voormalige Oostblok en zelfs de Sovjetrepublieken van het Balticum zo snel lid zouden worden van de EU, vanaf 2004 dus op vraag van die landen om hen vrede en vrijheid te waarborgen, tegen de nieuwe Russische politiek, aangezet door Vladimir Poetin. Nu goed, men kon dat niet voorzien en bovendien kan men vaststellen dat het Kremlin niet opgezet was met de uitbreiding van de EU naar het Oosten – naar het Westen ware moeilijk en het Zuiden, hoe zou men dat aanprijzen bij de bevolking? Het betekende dus dat zeker van 2014 af de geopolitieke verhoudingen serieus gewijzigd waren en toch bleef men het debat over defensie afhouden? Nu is dat geen binnenlandse kwestie meer, want we zijn lid van de NAVO en van de EU en moeten dus onze verplichtingen nakomen binnen het geopolitieke kader dat regelmatig wordt besproken in raden van de NAVO en lange tijd te zelden in de raden van de EU. Willen we erin slagen de oorlog af te wenden, dan zal dat best gezamenlijk aangepakt worden, ook door de EU, want zonder verdediging is er geen EU meer. De omstandigheden hebben ons gedwongen, heet het dan, maar een land heeft toch de plicht de soevereiniteit te waarborgen en ook de interne vrede te bewaken, ook als de constellatie grondig gewijzigd sinds 1949.  

 

Het is natuurlijk niet gemakkelijk te bevroeden hoe de werkelijkheid in elkaar zit en gelezen moet worden. Behalve dat we over voldoende data moeten beschikken, moeten we ook nog onderzoeken, hypotheses ontwikkelen over waar het heen gaat. Politici, vaak uitgedaagd tot heldere uitspraken, moeten wel vaker denken dat ze die gewenste zekerheid in geen velden of wegen kunnen bespeuren, zelfs de meest gewiekste beunhazen, weet ook dat ze niet weten welke invloed, impact hun beleid zal hebben en hoe men de wereld en in het bijzonder Vlaanderen verbeteren kan, want vaak genoeg blijken groot aangekondigde hervormingen of plannen na verloop van tijd een stille dood te sterven. Nemen we gewoon de aanpassing van justitie aan het digitale tijdperk en hoe moeilijk het tot nog toe is gebleken data, documenten op een juridisch aanvaardbare manier uit te wisselen. Naar men zegt is het overdragen van een bouwaanvraag van een woningcomplex op zichzelf wel heel bewerkelijk, moet de architect een hoop data bezorgen, waarna wel eens documenten op papier gevraagd worden. Het is maar dat we de verlening van bouwvergunningen eerder complex hebben gemaakt, omdat we allerlei veiligheden en zekerheden in het proces inbouwen. Wie op een heuvelrug woont, zal wellicht niet zo veel last hebben van wateroverlast, maar kan wel te maken met erosie. Dus zal men moeten zoeken naar een meer eenvormige wetgeving omtrent ruimtelijke ordening, want nu blijkt het voor gemeentebesturen niet altijd vanzelfsprekend een passend gunningsbeleid te voeren. Sommige gemeentebesturen, de ambtelijke instanties, lijken die onoverzichtelijkheid ook niet erg te vinden, terwijl het vaak mandatarissen lijken te zijn die onvoldoende voorzichtig optreden op de woonmarkt in de eigen gemeente.

 

Men zou nu kunnen stellen dat corruptie niet mag en dat zullen zeker de grootste hypocrieten niet tegenspreken, ook willen we dat daders gestraft worden, liefst in hun portemonnee, maar er zijn vaak ook derden die er (in)direct voordeel uithalen, zodat er al sprake moet zijn van een vete voor de tongen los komen. Het probleem is dat we onszelf graag burgers noemen, maar burgers of poorters waren in vroeger tijden begaan met hun stad of gemeente en al was er altijd ook wel sprake van machtsmisbruik, toch ziet men aan kathedralen en belforten dat men zich inliet met zaken van algemeen belang, waartoe ook prestige behoort. Vorsten waren vaak op reis en vaak zagen ze delen van hun rijk nooit, wegens te moeilijk bereikbaar. Maria-Theresia in de Zuidelijke Nederlanden en Louis XV in Frankrijk probeerden net die geïsoleerde regio’s te ontsluiten. Daarvoor was een hoger gezag nodig, maar lokale bestuurders en grondeigenaren deden wel hun duit in het zakje, al hielden ze ook wel eens bepaalde trajecten tegen. Kan men zeggen dat in de Nieuwe Tijd of de Middeleeuwen mensen zomaar bereid waren hun persoonlijke belangen op te geven? Kan men het zich voor onze tijd inbeelden? Men moet geen slaafse onderdanigheid wensen, want dan houdt het denken op, maar wel van belang is dat we opnieuw het nut en de noodzaak van gemeenschapszin tegen het licht houden. Men klaagt graag en vaak over een teveel aan individualisme dezer dagen – in feite heb ik die klacht altijd al gehoord – maar egoïsme is nog geen individualisme en het is nodig dat de gemeenschap beroep kan doen op welwillende burgers die niet te beroerd zijn om het algemeen belang ter harte te nemen. En daar is een zeker individualisme voor nodig, omdat mensen autonoom en niet altijd onder groepsdruk initiatieven ter hand nemen.  

 

Hoe dat uitwerkt, blijft altijd nog een vraag, want we verwachten autonoom ons leven naar eigen inzicht te kunnen leiden, maar tegelijk vraagt men dus klaarblijkelijk ook dat we ons met de gemeenschap als Civil servants zouden inlaten. Denken we verder door, dan hoeft er geen spanning te zitten op het autonoom handelen en het handelen ten behoeve van de maatschappij, omdat het tweede niet opgelegd hoeft te worden, wat in het geval van belastingen betalen natuurlijk anders ligt. Maar waarom zou men het niet doen, bijdragen aan het algemeen belang? Laten we al maar meteen vaststellen dat tal van mensen dat beroepshalve doen, zoals leraren, artsen, maar ook ambtenaren, mensen in de zorg. Ook bedrijven dragen al bij tot nut van ’t algemeen. Individuele ontplooiing en instaan voor taken die het goed samenleven bevorderen gaan dus samen.

 

Natuurlijk is politiek altijd ook een discussie  over wat goed is voor het algemeen belang en ook over de mate waarin het eigenbelang gediend mag en kan worden. Men kan het element machtsconflict niet uitsluiten, omdat ook redelijke debatten scherp gevoerd kunnen worden. Tegelijk klagen we graag dat overheden en dan zeker regeringen eerder achter de feiten aanhollen, terwijl we toch verwachten zou dat men vooruit keek. Maar het is wel lastig om onvoorzienbare gebeurtenissen in te calculeren en daar rekenen journalisten de politici dan op af, zoals tijdens de coronapandemie het geval was. Maar we maken voortdurend draaiboeken om bij voorkomend onheil het juiste te kunnen doen. Maar hoe zat het dan met PFAS rond een Antwerpse chemiefabriek? Kon de minister het weten? Voor zover ik er iets van begrepen heb, ook na wat inlezen in het Darkwaterschandaal, moest men wel metingen hebben, maar ook waren de omwonenden niet geheel onwetend, maar de fabriek was belangrijk en de stoffen die ze afleverde waren buitengewoon nuttig, voor antikleefpannen en imperméables overjassen voor avontuurlijke wandelvakanties. Het werd een ramp toen bleek dat grondverzet voor de bouw van een nieuwe Schelde-oeververbinding gevaarlijk bleek? Hoezo?

 

De klimaatzaak werd gevoerd voor de rechtbank, omdat men de indruk kreeg dat politici niet zomaar voor het strengst mogelijke en vooral noodzakelijke beleid zouden gaan, want die moeten nog herkozen worden, nietwaar.  Wel, dames en heren van de klimaatzaak, daar putten politici hun legitimiteit uit en kan ook hun beleid draagkracht geven. Ondanks alle krakeel, leefden tot 80 % van de mensen de coronaregels min of meer naar behoren uit, want men wilde niet ziek worden of erger. Er was ondanks alles een draagvlak voor dat beleid en ik heb daar zeer veel weldenkende mensen over horen klagen. Maar wat dan te denken van de mensen, jong en oud, die in het Ter Kameren bos in Brussel de politie uitdagen? Mag voor mijn part, maar uiteindelijk had het geen gevolgen voor het beleid. Ook al omdat de pandemie stilaan uitgewoed leek en de vaccins ter beschikking kwamen, ook weer tot woede van sommige groepen.

 

Zal ik dan elk beleid zomaar verdedigen? Ik dacht het niet, maar wetende dat het niet altijd vanzelfsprekend is de zaken simpel te houden, ben ik niet (meer) geneigd de politici met alle zonden Israëls te beladen, maar meer nog, het is niet omdat men het gevoerde beleid kritisch bejegend, dat men het bestel als zodanig moet of kan afwijzen. Dat bestel, vastgelegd in de grondwet en Europese verdragen, behoed door de Raad van State en het Constitutioneel Hof biedt namelijk het noodzakelijke kader waardoor vrij ons leven kunnen leiden, tenzij we inbreuken plegen op de wetgeving. Dat kan ons ongepast lijken, waar we dan tegenin kunnen gaan, niet met geweld, maar via de passende discussie in parlement of raad. Blijkt dat bepaalde Gas – gemeentelijke administratieve sancties – bij de bevolking, bij burgers zwaar aankomen, omdat ze zich niet bewust waren van de sancties, dan moet men er vooral voor zorgen dat mensen weten wat er speelt. Anderzijds blijkt niet elke sanctie in verhouding te staan tot aantal en intensiteit van de inbreuken. Het gaat doorgaans om wangedrag, sluikstorten en overlast door lawaai, maar tegelijk ziet men dat er nog weinig is voor jongeren om een balletje te trappen of zelfs om een glas te drinken, omdat de cafés in stadswijken en dorpen gewoon verdwijnen. Toezien en ingrijpen als het echt moet, zoals de veldwachters van weleer dat deden.

 

Men is als deel van de overheid verantwoordelijk voor wat  goed gaat, maar vooral als het misgaat, is men de pineut en moet men spitsroeden lopen. Maar is de minister v/m altijd verantwoordelijk? Als een lokale ambtenaar fouten begaat, dan moeten diens of haar superieuren de zaak aanpakken en rechtzetten. Maar laten we  toch ook eens vaststellen dat ambtenaren en zekere hogere ambtenaren goed weten waar de grenzen van hun handelen liggen en als het misgaat, dan vinden ze misschien vaak een paraplu, maar evengoed zijn ze eraan voor de moeite, terwijl men zelden vragen stelt over hun inzet en betrokkenheid bij de zaak. Het is niet zonder belang te begrijpen dat we hier over een behoorlijk groot aantal ambtenaren spreken en dat van fiscaliteit over justitie tot infrastructuur veel vakbekwaamheid te vinden is. De slechte naam die vaak genoeg nageroepen krijgen, ook van politici, zoals “ambetantenaren” krijgt weerklank, dat het systeem werk en burgers er hun voordeel mee doen, mag ons niet ontgaan.

 

Gaan we dus kiezen, niet enkel nu in de nabije toekomst, maar ook bij volgende gelegenheden, vrezen deskundigen dat die burgers verkeerd stemmen zullen, terwijl ook die deskundigen graag over de tekortkomingen van het beleid spreken. Die zijn er, maar of ze daarmee het werk van de overheid eerder schaden dan te goede komen, moet nog blijken. Tenslotte hangt ons welzijn af van eigen handelen en keuzes, maar ook van economische actoren en dus ook van de  overheid. Aan de ene kant ontkennen we die rol graag, maar we onderschatten die evengoed. Neem tot slot het onderwijs tot voorbeeld, waar het in aanvang experten en deskundigen waren, die zich lieten voorstaan op wetenschappelijk bewijs, om het onderwijs te hervormen, waarbij de idee van het onderwijs als vliegwiel voor emancipatie algauw werd afgedaan als de bevestiging van de maatschappelijke onrechtvaardigheid. Pierre Bourdieu heeft dat vastgesteld, maar er zijn maar weinig documenten die uitgebreid veldonderzoek laten zien. Bovendien zien we dat deze mensen, anders dan Jacques van Doorn en Richard Sennett andere benaderingen en inzichten ook gaan onderzoeken. Maar het is vooral de verantwoordelijkheid van sociologen, die vooral een ideale samenleving wilden vestigen – de wereld verbeteren – en daarbij voorbij gingen aan wat goed bevonden was. Natuurlijk moest het onderwijs na de jaren 1970 opnieuw getoetst worden en inhoudelijk verrijkt. Maar de inbreng van John Rawls, naast Pierre Bourdieu heeft velen geïnspireerd, maar ruimte voor kritiek werd steeds meer ingeperkt en als onwetenschappelijk afgedaan. Wie a Theory of Justice van Rawls leest is onder de indruk van de argumentatie, maar vraagt zich ook af of men die sluier van onwetendheid zal kunnen wegrukken als men niet juist kinderen zich naar eigen kunnen zou ontwikkelen. Het maatschappelijke debat ging 30 jaar lang over de vraag hoe men de slimme kindjes kan intomen en de domme, sorry, de arme kindjes kansen kon geven. Klinkt wat overtrokken, maar de discussie stuitte op een muur bij het onderwijzend personeel, omdat zij alle kindjes zo ver mogelijk wilden brengen, ook inzake rekenen en taal, grammatica, syntaxis en woordenschat.

 

Een goede samenleving laat vrijheid, gelijkheid en broederschap zo goed mogelijk met elkaar harmoniëren, alleen mikken op gelijkheid, schreef Jacques van Doorn stoot juist mensen af, omdat mensen hun eigen kennen en kunnen, vaardigheden wel goed kennen en niet willen dat een nietsnut gelijk wordt aan hen. Dus is opleiding, ook op de werkvloer nodig, maar gelijkheid weegt niet op tegen vrijheid, laat staan dat gelijkheid belangrijker zou zijn dan andere waarden. Ook broederschap, i.e. de bereidheid zich in te zetten voor het algemeen goed, verdient best meer aandacht. Maar omdat we zelden tot eendracht komen, verliest de overheid ook aan gezag, omdat we te weinig betrokken zijn bij het algemeen belang; Dat vergt nader onderzoek naar de perceptie van het leven in een samenleving. We hebben stemrecht/stemplicht, maar we wegen onze voorkeuren af aan te betalen taxen en belastingen, accijnzen en vergeten dat we voor een goed leven niet zonder rechtszekerheid kunnen of faire verdeling van de lasten en weldaden van het bestuur. Of nog, we zijn vergeten dat samenlevingen niet vanzelf vredig en paisibel functioneren. Sommigen willen terug de strijd van burgers tegen burgers en burgers versus overheid maar die overheid heeft verantwoordelijkheden, geen rechten op ons of op het land.

 

Bart Haers

 

Reacties

Populaire posts