Verkiezingen van groot belang
Reflectie
Waar rekenen we
de democratie op af?
Of gaat het om het beleid?
Het gaat sinds enkele weken over verbroken beloftes,
of beter, enkele weken geleden werd gesproken over de verbroken beloften van de
grootste partij van Vlaanderen, want het verschil tussen de beloften en het
geleverde beleid zou te groot zijn, terwijl men dan wel moet aangeven aan wie
beloften werden gedaan en hoe de werkelijkheid uitpakt. Voor de (meer gegoede)
middenklas lijkt de partij het goed te doen, maar in de ogen van hen die de
strijd tegen armoede voeren, zou het desastreus uitpakken. De discussie over de
wachtlijsten voor de sociale woningen laat zien hoe gemakkelijk het is het
recht van de ene op huisvesting onbelangrijk te achten, aangezien men er zelf
geen beroep op wil, kan noch hoeft te doen. Aan de andere kant de vergelijking
met Nederland laat zien dat de inzichten niet per se zaligmakend zijn. Dan
zwijgen we nog over het gebrek aan
bouwgrond, waar meerdere partijen, woningbouw, bedrijven en de recreatieve
sector op azen. Dan hebben we nog niet de betonstop in kaart gebracht. Men
spreekt van een wachtlijst van 180.000 wachtenden, maar er zijn intussen ook
andere methoden om mensen bij te staan in de woonkost, terwijl we mogen
veronderstellen dat mensen die in de jaren zestig en zeventig zo een woning
toegewezen hadden gekregen, stilaan naar het rusthuis zullen verhuizen – als ze
dat weten te betalen. In elk geval gaat men ervan uit dat wie eenmaal een sociale woning toegewezen kreeg
eeuwig zal wonen, terwijl dat toch niet zo zeker is. Nieuwe gezinsvorming? Kan
altijd maar levert ook al eens problemen op, omdat mensen niet altijd op de
hoogte zijn van de regels en dus gaat het wel eens mis.
Zoals zo vaak zien we dat beleid wel goed voorgesteld
wordt, maar nogal eenzijdig, dat wil zeggen op een doel gericht en andere overwegingen negerend,
zodat we in feite niet weten wat de doelen nu wel niet zijn. Wie beter
luistert, merkt dat inzake de woningmarkt de regering mikt op koopwoningen,
waar veel voor te zeggen valt, maar ook een en ander tegenin te brengen valt,
zoals het gegeven dat betaalbare woningen voor smalle beurzen moeilijk te
vinden zijn. Dan zou de regering toch moeten nagaan hoe die realiteit het
beleid amendeert. Het is een lastige
zaak dat politici en hun hofhoudingen wel alles op alles zetten om hun
boodschap verkocht te krijgen, maar vaak genoeg blind blijven voor de ommezijde
van de medaille. Het is dan aan journalisten om daar de vinger op te leggen.
Afhankelijk van thema’s en vooral van gevoeligheid van thema’s kan dat
aanzetten tot meer dienstijver, terwijl andere benaderingen er toch weer bij
inschieten. Nu goed, critici en oppositie zijn evenmin te beroerd om zich op
een doel te richten en de kwaliteiten van het beleid te miskennen.
Al te vaak stelt men zich een doel, dat min of meer
overtuigend klinkt en past, uiteraard, in het partijprogramma en de tijdgeest,
waarna men alle stappen zet om dat doel te bereiken, wat vaak genoeg niet lukt,
wanneer of omdat anderen aan de idee gaan morrelen, niet alleen politici maar
ook opiniemakers en groepen, organisaties van het middenveld. Maar betekent dat
in een keer dat de burgers bedrogen zijn en politici hun beloften verbroken
hebben. De discussie over abortus, waarvan iedereen dacht dat die met de mini-koningskwestie
afgelopen was, liet onverlet dat er nog vragen, haken en ogen aan zate, volgens
belangengroepen. Maar dat mensen ueberhaupt de vrijheid om over het eigen lijf
te beschikken aan vrouwen ontzeggen, vond ik toen al vreemd. Evengoed waren er
vragen over passende voorbehoedsmiddelen – die ook beschermen tegen soa’s – die
pas veel later echt aan de orde kwamen. Het is intussen wel duidelijk dat we
anders omgaan met zelfbeschikking en met het krijgen van kinderen, omdat er nu
veel medisch-technisch mogelijk is. De vraag of men alles wat mogelijk is, ook
moet uitvoeren, blijkt voor de een taboe, voor de ander een evidentie, maar
geen van beide posities vergt veel denkwerk. Men kan de vooruitgang van de
geneeskunde niet negeren, maar wellicht zijn er domeinen, waar men wel
omzichtiger moet zijn met die vooruitgang, zowel omwille van het doel dat men
wil bereiken als omwille van de inzet van diagnostische en therapeutische
mogelijkheden. Van het utilitarisme, onder meer Bentham en John Stuart Mill
leerden we dat we maximaal het leed van mensen moeten beperken. De vrijheid,
zoveel mogelijk vrijheid kan mensen maximaal welbevinden bezorgen, maar ook
leed besparen. Vrijheid en ratio zijn daarbij nauw verweven. Het bestuurlijk
klimaat gaat een andere richting op, van maximale controle, in plaats van
vertrouwen in andere burgers.
Ben ik dan niet teleurgesteld in de politiek? Het
bestel biedt via de grondwet en de praktijk van rechtbanken doorgaans
bescherming tegen willekeur en onvoorspelbaarheid, zodat we kunnen rekenen op
de overheid om onze omstandigheden niet met een vingerknip teloor te zien gaan.
Toch krijgen we om de haverklap te horen
over schandalen, waarvan sommige geen blijvende invloed hebben en andere zorgen
voor koersveranderingen. Maar misschien past het wel teleurgesteld te zijn over
de communicatiemethodes van partijen en van beleidspersonen, maar ook van het
commentariaat zoals Jean-Pierre Rondas dat eens noemde.
De vraag zou moeten zijn, met in het achterhoofd
“gouverner c’est prévoir”, dat men niet per se een stempel moet willen drukken
via een grote koerswijziging, maar nagaan wat er te doen valt om het algemeen
welbevinden te bevorderen. Wie zegt dat men de staat niet nodig heeft om een
eigen leven te leiden, zal algauw merken dat die staat wel degelijk het
verschil maakt, dat wil zeggen, de instellingen die op zovele domeinen zorgen
dat we kunnen vertrouwen op de ziekenzorg – ondanks een tekort aan artsen en verpleegkundigen,
maar dat is al dertig jaar in toenemende mate het geval – en justitie, waarover
we wel veel klachten horen, maar vaak van advocaten die een zaak te verdedigen hebben, want uitstel
vragen en rechters wraken, dat zit in hun alaambak. Lange jaren werd er gespot met de ABL, het
Leger en bij uitbreiding het Europese leger, maar politici hielden wel vast aan
het vredesdividend, wat bij nader toezien nu dubbel en dik toch weer moet
ingezet worden voor militaire uitgaven. Niemand kon voorzien, in 1991 dat na de
hereniging van Duitsland het voormalige Oostblok en zelfs de Sovjetrepublieken
van het Balticum zo snel lid zouden worden van de EU, vanaf 2004 dus op vraag
van die landen om hen vrede en vrijheid te waarborgen, tegen de nieuwe
Russische politiek, aangezet door Vladimir Poetin. Nu goed, men kon dat niet
voorzien en bovendien kan men vaststellen dat het Kremlin niet opgezet was met
de uitbreiding van de EU naar het Oosten – naar het Westen ware moeilijk en het
Zuiden, hoe zou men dat aanprijzen bij de bevolking? Het betekende dus dat
zeker van 2014 af de geopolitieke verhoudingen serieus gewijzigd waren en toch
bleef men het debat over defensie afhouden? Nu is dat geen binnenlandse kwestie
meer, want we zijn lid van de NAVO en van de EU en moeten dus onze
verplichtingen nakomen binnen het geopolitieke kader dat regelmatig wordt besproken
in raden van de NAVO en lange tijd te zelden in de raden van de EU. Willen we erin
slagen de oorlog af te wenden, dan zal dat best gezamenlijk aangepakt worden,
ook door de EU, want zonder verdediging is er geen EU meer. De omstandigheden
hebben ons gedwongen, heet het dan, maar een land heeft toch de plicht de
soevereiniteit te waarborgen en ook de interne vrede te bewaken, ook als de
constellatie grondig gewijzigd sinds 1949.
Het is natuurlijk niet gemakkelijk te bevroeden hoe de
werkelijkheid in elkaar zit en gelezen moet worden. Behalve dat we over
voldoende data moeten beschikken, moeten we ook nog onderzoeken, hypotheses
ontwikkelen over waar het heen gaat. Politici, vaak uitgedaagd tot heldere
uitspraken, moeten wel vaker denken dat ze die gewenste zekerheid in geen
velden of wegen kunnen bespeuren, zelfs de meest gewiekste beunhazen, weet ook
dat ze niet weten welke invloed, impact hun beleid zal hebben en hoe men de wereld
en in het bijzonder Vlaanderen verbeteren kan, want vaak genoeg blijken groot
aangekondigde hervormingen of plannen na verloop van tijd een stille dood te
sterven. Nemen we gewoon de aanpassing van justitie aan het digitale tijdperk
en hoe moeilijk het tot nog toe is gebleken data, documenten op een juridisch
aanvaardbare manier uit te wisselen. Naar men zegt is het overdragen van een
bouwaanvraag van een woningcomplex op zichzelf wel heel bewerkelijk, moet de
architect een hoop data bezorgen, waarna wel eens documenten op papier gevraagd
worden. Het is maar dat we de verlening van bouwvergunningen eerder complex
hebben gemaakt, omdat we allerlei veiligheden en zekerheden in het proces
inbouwen. Wie op een heuvelrug woont, zal wellicht niet zo veel last hebben van
wateroverlast, maar kan wel te maken met erosie. Dus zal men moeten zoeken naar
een meer eenvormige wetgeving omtrent ruimtelijke ordening, want nu blijkt het
voor gemeentebesturen niet altijd vanzelfsprekend een passend gunningsbeleid te
voeren. Sommige gemeentebesturen, de ambtelijke instanties, lijken die
onoverzichtelijkheid ook niet erg te vinden, terwijl het vaak mandatarissen
lijken te zijn die onvoldoende voorzichtig optreden op de woonmarkt in de eigen
gemeente.
Men zou nu kunnen stellen dat corruptie niet mag en
dat zullen zeker de grootste hypocrieten niet tegenspreken, ook willen we dat
daders gestraft worden, liefst in hun portemonnee, maar er zijn vaak ook derden
die er (in)direct voordeel uithalen, zodat er al sprake moet zijn van een vete
voor de tongen los komen. Het probleem is dat we onszelf graag burgers noemen,
maar burgers of poorters waren in vroeger tijden begaan met hun stad of
gemeente en al was er altijd ook wel sprake van machtsmisbruik, toch ziet men
aan kathedralen en belforten dat men zich inliet met zaken van algemeen belang,
waartoe ook prestige behoort. Vorsten waren vaak op reis en vaak zagen ze delen
van hun rijk nooit, wegens te moeilijk bereikbaar. Maria-Theresia in de
Zuidelijke Nederlanden en Louis XV in Frankrijk probeerden net die geïsoleerde
regio’s te ontsluiten. Daarvoor was een hoger gezag nodig, maar lokale
bestuurders en grondeigenaren deden wel hun duit in het zakje, al hielden ze
ook wel eens bepaalde trajecten tegen. Kan men zeggen dat in de Nieuwe Tijd of
de Middeleeuwen mensen zomaar bereid waren hun persoonlijke belangen op te
geven? Kan men het zich voor onze tijd inbeelden? Men moet geen slaafse
onderdanigheid wensen, want dan houdt het denken op, maar wel van belang is dat
we opnieuw het nut en de noodzaak van gemeenschapszin tegen het licht houden.
Men klaagt graag en vaak over een teveel aan individualisme dezer dagen – in
feite heb ik die klacht altijd al gehoord – maar egoïsme is nog geen
individualisme en het is nodig dat de gemeenschap beroep kan doen op
welwillende burgers die niet te beroerd zijn om het algemeen belang ter harte
te nemen. En daar is een zeker individualisme voor nodig, omdat mensen autonoom
en niet altijd onder groepsdruk initiatieven ter hand nemen.
Hoe dat uitwerkt, blijft altijd nog een vraag, want we
verwachten autonoom ons leven naar eigen inzicht te kunnen leiden, maar
tegelijk vraagt men dus klaarblijkelijk ook dat we ons met de gemeenschap als Civil
servants zouden inlaten. Denken we verder door, dan hoeft er geen spanning te
zitten op het autonoom handelen en het handelen ten behoeve van de
maatschappij, omdat het tweede niet opgelegd hoeft te worden, wat in het geval
van belastingen betalen natuurlijk anders ligt. Maar waarom zou men het niet
doen, bijdragen aan het algemeen belang? Laten we al maar meteen vaststellen
dat tal van mensen dat beroepshalve doen, zoals leraren, artsen, maar ook
ambtenaren, mensen in de zorg. Ook bedrijven dragen al bij tot nut van ’t
algemeen. Individuele ontplooiing en instaan voor taken die het goed samenleven
bevorderen gaan dus samen.
Natuurlijk is politiek altijd ook een discussie over wat goed is voor het algemeen belang en
ook over de mate waarin het eigenbelang gediend mag en kan worden. Men kan het
element machtsconflict niet uitsluiten, omdat ook redelijke debatten scherp
gevoerd kunnen worden. Tegelijk klagen we graag dat overheden en dan zeker
regeringen eerder achter de feiten aanhollen, terwijl we toch verwachten zou
dat men vooruit keek. Maar het is wel lastig om onvoorzienbare gebeurtenissen
in te calculeren en daar rekenen journalisten de politici dan op af, zoals tijdens
de coronapandemie het geval was. Maar we maken voortdurend draaiboeken om bij
voorkomend onheil het juiste te kunnen doen. Maar hoe zat het dan met PFAS rond
een Antwerpse chemiefabriek? Kon de minister het weten? Voor zover ik er iets
van begrepen heb, ook na wat inlezen in het Darkwaterschandaal, moest men wel
metingen hebben, maar ook waren de omwonenden niet geheel onwetend, maar de
fabriek was belangrijk en de stoffen die ze afleverde waren buitengewoon
nuttig, voor antikleefpannen en imperméables overjassen voor avontuurlijke
wandelvakanties. Het werd een ramp toen bleek dat grondverzet voor de bouw van
een nieuwe Schelde-oeververbinding gevaarlijk bleek? Hoezo?
De klimaatzaak werd gevoerd voor de rechtbank, omdat
men de indruk kreeg dat politici niet zomaar voor het strengst mogelijke en
vooral noodzakelijke beleid zouden gaan, want die moeten nog herkozen worden,
nietwaar. Wel, dames en heren van de klimaatzaak,
daar putten politici hun legitimiteit uit en kan ook hun beleid draagkracht
geven. Ondanks alle krakeel, leefden tot 80 % van de mensen de coronaregels min
of meer naar behoren uit, want men wilde niet ziek worden of erger. Er was
ondanks alles een draagvlak voor dat beleid en ik heb daar zeer veel
weldenkende mensen over horen klagen. Maar wat dan te denken van de mensen,
jong en oud, die in het Ter Kameren bos in Brussel de politie uitdagen? Mag
voor mijn part, maar uiteindelijk had het geen gevolgen voor het beleid. Ook al
omdat de pandemie stilaan uitgewoed leek en de vaccins ter beschikking kwamen,
ook weer tot woede van sommige groepen.
Zal ik dan elk beleid zomaar verdedigen? Ik dacht het
niet, maar wetende dat het niet altijd vanzelfsprekend is de zaken simpel te
houden, ben ik niet (meer) geneigd de politici met alle zonden Israëls te
beladen, maar meer nog, het is niet omdat men het gevoerde beleid kritisch
bejegend, dat men het bestel als zodanig moet of kan afwijzen. Dat bestel,
vastgelegd in de grondwet en Europese verdragen, behoed door de Raad van State
en het Constitutioneel Hof biedt namelijk het noodzakelijke kader waardoor vrij
ons leven kunnen leiden, tenzij we inbreuken plegen op de wetgeving. Dat kan
ons ongepast lijken, waar we dan tegenin kunnen gaan, niet met geweld, maar via
de passende discussie in parlement of raad. Blijkt dat bepaalde Gas –
gemeentelijke administratieve sancties – bij de bevolking, bij burgers zwaar
aankomen, omdat ze zich niet bewust waren van de sancties, dan moet men er vooral
voor zorgen dat mensen weten wat er speelt. Anderzijds blijkt niet elke sanctie
in verhouding te staan tot aantal en intensiteit van de inbreuken. Het gaat
doorgaans om wangedrag, sluikstorten en overlast door lawaai, maar tegelijk ziet
men dat er nog weinig is voor jongeren om een balletje te trappen of zelfs om
een glas te drinken, omdat de cafés in stadswijken en dorpen gewoon verdwijnen.
Toezien en ingrijpen als het echt moet, zoals de veldwachters van weleer dat
deden.
Men is als deel van de overheid verantwoordelijk voor
wat goed gaat, maar vooral als het misgaat,
is men de pineut en moet men spitsroeden lopen. Maar is de minister v/m altijd
verantwoordelijk? Als een lokale ambtenaar fouten begaat, dan moeten diens of
haar superieuren de zaak aanpakken en rechtzetten. Maar laten we toch ook eens vaststellen dat ambtenaren en
zekere hogere ambtenaren goed weten waar de grenzen van hun handelen liggen en
als het misgaat, dan vinden ze misschien vaak een paraplu, maar evengoed zijn
ze eraan voor de moeite, terwijl men zelden vragen stelt over hun inzet en
betrokkenheid bij de zaak. Het is niet zonder belang te begrijpen dat we hier
over een behoorlijk groot aantal ambtenaren spreken en dat van fiscaliteit over
justitie tot infrastructuur veel vakbekwaamheid te vinden is. De slechte naam
die vaak genoeg nageroepen krijgen, ook van politici, zoals “ambetantenaren”
krijgt weerklank, dat het systeem werk en burgers er hun voordeel mee doen, mag
ons niet ontgaan.
Gaan we dus kiezen, niet enkel nu in de nabije
toekomst, maar ook bij volgende gelegenheden, vrezen deskundigen dat die
burgers verkeerd stemmen zullen, terwijl ook die deskundigen graag over de tekortkomingen
van het beleid spreken. Die zijn er, maar of ze daarmee het werk van de
overheid eerder schaden dan te goede komen, moet nog blijken. Tenslotte hangt
ons welzijn af van eigen handelen en keuzes, maar ook van economische actoren
en dus ook van de overheid. Aan de ene
kant ontkennen we die rol graag, maar we onderschatten die evengoed. Neem tot
slot het onderwijs tot voorbeeld, waar het in aanvang experten en deskundigen
waren, die zich lieten voorstaan op wetenschappelijk bewijs, om het onderwijs
te hervormen, waarbij de idee van het onderwijs als vliegwiel voor emancipatie
algauw werd afgedaan als de bevestiging van de maatschappelijke
onrechtvaardigheid. Pierre Bourdieu heeft dat vastgesteld, maar er zijn maar
weinig documenten die uitgebreid veldonderzoek laten zien. Bovendien zien we
dat deze mensen, anders dan Jacques van Doorn en Richard Sennett andere
benaderingen en inzichten ook gaan onderzoeken. Maar het is vooral de
verantwoordelijkheid van sociologen, die vooral een ideale samenleving wilden
vestigen – de wereld verbeteren – en daarbij voorbij gingen aan wat goed bevonden
was. Natuurlijk moest het onderwijs na de jaren 1970 opnieuw getoetst worden en
inhoudelijk verrijkt. Maar de inbreng van John Rawls, naast Pierre Bourdieu
heeft velen geïnspireerd, maar ruimte voor kritiek werd steeds meer ingeperkt
en als onwetenschappelijk afgedaan. Wie a Theory of Justice van Rawls leest is
onder de indruk van de argumentatie, maar vraagt zich ook af of men die sluier
van onwetendheid zal kunnen wegrukken als men niet juist kinderen zich naar
eigen kunnen zou ontwikkelen. Het maatschappelijke debat ging 30 jaar lang over
de vraag hoe men de slimme kindjes kan intomen en de domme, sorry, de arme
kindjes kansen kon geven. Klinkt wat overtrokken, maar de discussie stuitte op
een muur bij het onderwijzend personeel, omdat zij alle kindjes zo ver mogelijk
wilden brengen, ook inzake rekenen en taal, grammatica, syntaxis en
woordenschat.
Een goede samenleving laat vrijheid, gelijkheid en broederschap
zo goed mogelijk met elkaar harmoniëren, alleen mikken op gelijkheid, schreef
Jacques van Doorn stoot juist mensen af, omdat mensen hun eigen kennen en
kunnen, vaardigheden wel goed kennen en niet willen dat een nietsnut gelijk
wordt aan hen. Dus is opleiding, ook op de werkvloer nodig, maar gelijkheid weegt
niet op tegen vrijheid, laat staan dat gelijkheid belangrijker zou zijn dan andere
waarden. Ook broederschap, i.e. de bereidheid zich in te zetten voor het algemeen
goed, verdient best meer aandacht. Maar omdat we zelden tot eendracht komen,
verliest de overheid ook aan gezag, omdat we te weinig betrokken zijn bij het
algemeen belang; Dat vergt nader onderzoek naar de perceptie van het leven in
een samenleving. We hebben stemrecht/stemplicht, maar we wegen onze voorkeuren
af aan te betalen taxen en belastingen, accijnzen en vergeten dat we voor een
goed leven niet zonder rechtszekerheid kunnen of faire verdeling van de lasten
en weldaden van het bestuur. Of nog, we zijn vergeten dat samenlevingen niet
vanzelf vredig en paisibel functioneren. Sommigen willen terug de strijd van
burgers tegen burgers en burgers versus overheid maar die overheid heeft
verantwoordelijkheden, geen rechten op ons of op het land.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten