Het onbekende overleven in de Palestijnse kampen in Libanon
Recensie
Leven als staatloze
In Beiroet
Alicja Gescinska. De Gezichtslozen. De Bezige Bij 2025. 112 pp. € 19,99
Alicja Gescinska schreef een novelle met als
achtergrond of beter als locatie Beiroet en de kampen waar Palestijnen, sinds 1948
moeten leven en er slechts met grote moeite uit geraken. Hoe geraak je evenwel
binnen in die kampen, want de vijandigheid blijkt er moeilijk in te tomen,
tegen de buitenwereld, die hen geen perspectieven te bieden heeft. Voor ons
zijn deze mensen hoogstens eens figuranten in een documentaire over de gevolgen
van de Midden-Oostenpolitiek door Europa en de VSA, maar dan begint dat meestal
ergens rond 1972 en komt de PLO in beeld. Het verhaal begint vroeger en biedt
voorlopig geen uitkomst.
Hoewel het lijkt of al die Palestijnen daar min of
meer vrijwillig in aftandse en bijna onleefbare woningen, opgetrokken uit
minderwaardig beton nu al sinds 1948 leven of wat leven zou kunnen zijn. De
huurkazernes werden naar het inzicht van Mona zonder oog op een lang bestaan
opgetrokken, want ja, de bewoners leven er met een onstilbare en vooral
onvervulbare hoop van mensen die dat ook weten, maar zichzelf noch elkaar mogen
toegeven. Het is die omstandigheid die hier, in De Gezichtslozen in marmer
gebeiteld wordt.
De handelende figuur, protagonist zou men met enige
aarzeling kunnen noemen, Mona, gaat naar het omwille van een levendig kosmopolitisme
en volgens de algemene roep vreedzaam samenleven bekende Beiroet, tot de
burgeroorlog het Parijs en Zwitserland ineen van de levant. Maar sinds de
burgeroorlog begon, omstreeks 1976 zien we – toen we in dat jaar naar het
nieuws keken – hoe in Beiroet kampen gebouwd zijn, waarvan we niet veel
begrijpen, omdat we over de Nakba – de voor de Palestijnen traumatiserende
ervaring van de verdrijving uit hun leefgebieden, na de vestiging van een
nieuwe staat Israël, in 1948. Mona zal merken dat die verdrijving de hoop
blijft wekken ooit terug te keren in het volle besef dat die hoop grondeloos is.
Maar het is lastig leven in die kampen, zeker in …
waar de levensomstandigheden en enig perspectief op lotsverbetering moeilijk te
vinden valt. Een vrouw, Suhaila vertrok uit dat kamp, met steun van een familie
in de diaspora, om behoorlijk onderwijs te krijgen, niet in de slecht
functionerende scholen van de UNRWA, volgde lessen verpleegkunde, maar pas door
een huwelijk met een Libanees kon ze voluit werken en leven, was ze niet
staatloos meer. Mona vindt in dat kluwen van voorwaarden en mogelijkheden
slechts moeizaam en dan nog alleen via drie vrouwen uit Beiroet een weg, dat
wil zeggen dat ze haar missie over het harmonieuze samenleven in Beiroet moet
loslaten, maar wel kan ze via foto’s de wereld van de Palestijnen en de
inwoners van Beiroet wat beter begrijpen, de schijn wegschrapen en de ruwe
realiteit, zeker nu in Libanon de politiek er zo mogelijk erger aan toe is dan
tijde van de burgeroorlog tonen.
Het lezen van deze novelle bracht heel wat vragen met
zich mee, al lijkt het schema vrij eenvoudig: een vreemde komt aan in een
nagenoeg onbekende stad en loopt enkele onbekenden tegen het lijf die algauw de
beste gidsen voor de nieuwe stad blijken te worden. Mona, de fotografe wil een
optimistisch en geïdealiseerd beeld ophangen van een stad die ze niet kent. De
lijstjes met “vaut le detour” neemt iedereen mee, alleen kan het in een stad
met een beladen verleden en de blijvende wonden van de burgeroorlog. De
vrienden, dames die ze treft, zijn twee echte Beiroeti, hebben een plan om met
een goede kok een nieuw eethuis te starten aan de andere kant van de stad. Ruba
en Juhaina die alles met elkaar lijken te doen, al eens boos kunnen wezen maar
toch erin slagen altijd in vrede en hoopvol met elkaar te leven. Voor Mona, de
fotograaf leert via hen het eerder burgelijke Beiroet kennen, waarbij ze wel
blijk geven van medeleven met hun vriendin, Juhaila, die aan het kamp wist te
ontkomen, door haar eigen lef en moed, maar pas na een huwelijk met een
Libanees kan trouwen. Ze krijgt tijdens het verblijf van Mona haar zwangerschap
te dragen, maar blijft evenals voorheen een stormwind, die haar moeder helpt,
omdat ze niet uit het kamp mag, ze helpt haar jeugdvriend Jamal met zijn
reddingsplan, voor hem, omdat hij aan de drugs geraakt was en voor anderen, om
hen ervoor te behoeden. Geld zoeken om Jamal te helpen met zijn project, viel
nooit mee, maar na de ramp die over Beiroet kwam, zal dat wellicht nog
moeilijker blijken.
Maar het boek, de novelle gaat over het vasthouden aan
hoop, de hoop niet te laten vervlieden. In het kamp bij Basma, de moeder van
Juhaila en met hen andere kampbewoners weten dat ze hun geboortegrond nooit
gezien, wel had ze, Juhaila, het verhaal meegekregen over hoe haar
overgrootouders en de moeder van Basma, verdreven werden uit hun dorp en hoeve.
Dat is nu eenmaal de Nakba. Israël was gesticht in 1948 deels tegen de wil van
de UNO, hoewel we vooral de verhalen kennen van de verhalen van de Israëlische
staat die geboren werd. Eerlijk is eerlijk, later kwam het me vreemd voor dat
we de consequenties niet zagen voor de andere bewoners van het land. Er zat
heroïsche daadkracht in dat Israëlische verhaal – honni soit qui mal y pense –
maar toch kwam algauw de vraag opborrelen waar die bewoners van Palestina heen
waren en waarom ze weg moesten uit hun dorpen en stadjes.
Aan de universiteit kregen we verhelderende teksten te
lezen, maar toch werd ons uiteraard meegegeven dat elke tekst, ook een
wetenschappelijke, gekleurd kan zijn. De vaststelling dat linkse intellectuelen
en kranten zoals le Monde in die jaren 1980 de moeite namen hun posities te
herzien tegenover Israël, bleef
doorgaans onbesproken want toch wel gênant werd, toen duidelijk werd dat
de inmenging van Israëlische militairen bij de beschietingen door Libanese
christelijke milities, als die al geen stropoppen waren, want geleidelijk kwam
aan het licht waar het initiatief had gelegen en dat bleef in de Vlaamse media
in stilte gehuld. Nu kan men het bestaansrecht van Israël niet afwijzen, maar
het land was niet leeg, toen na 1946 de instroom van Joodse mensen uit Europa,
tegen de wil van de mandaathouder, het UK op gang kwam. De Britse marine
probeerde de schepen die naar Israël kwamen tijdig over te nemen en terug te
brengen naar, horribile dictu, kampen op Cyprus. Die politiek was voor het UK
zelf onhoudbaar, al vergeten we dan dat de beperking van de migratie naar
Israël neergelegd in de MacDonald White Paper, tot 75.000 joodse migranten,
want de Palestijnen verzetten zich tegen bijkomende immigratie. Het is en
blijft moeilijk de verschillende partijen ongelijk te geven wat hun streven
betreft, maar uiteindelijk zou Israël, dat zich als een pioniersnatie
voorstelde, met, zoals Tony Judt schreef, links geïnspireerde Kibboetsen,
waarin de leden stevig gestuurd werden in hun keuzes. Pioniers, maar de leiding
besliste over de toekomst van ook talentrijke jongeren.
Alicja Gescinska schreef een belangwekkende reflectie
over het lot van mensen die alle greep op hun eigen leven verliezen, nog voor
ze in een van die kampen in Beiroet
geboren worden. Gezichtsloos, grauw door het zoute water en in wezen diep
ongelukkig. Kan men vanuit de VN niet opnieuw proberen hun staatloosheid om te
zetten in een nuttig, bruikbaar en aanvaard paspoort? Voorlopig zijn die
ingezetenen geen voorwerp van zorg en vergen andere brandhaarden onze aandacht.
Maar dat pas met dank aan Hannah Arendt een gedocumenteerde afwijzing van de
besluiten van de Biltmore Hotel in 1942 Conferentie, waar Israël volgens de
delegaties een land voor de joodse bevolking worden zou en anderen werden
tweederangsburgers. Arendt vond dat dit voor Israël een rampzalige ontwikkeling
blijken wat ze niet naliet in woord en geschrifte aan de orde te stellen. Ook
bij het proces van Adolf Eichmann spaarde Arendt haar bedenkingen niet over de
staat van Israël.
Wanneer Mona, de protagonist, opnieuw in het
moederland is, begint ze de gezichtloze mensen te zoeken in de eigen biotoop,
maar die we dus niet zien. Ze noemen zichzelf wel eens “Niemand”, omdat ze voor
de instanties onzichtbaar zijn, merkt ze blijkbaar op dat deze mensen zelf, net
als de mama van Suhaila in het kamp met het weinige dat er is, nog iets weten
te maken van hun bestaan, al willen ze best wel betere omstandigheden. Het viel
me op, in het jaar 1996 aan het station vlak bij de VUB-Campus, dat er vaak
mannen zaten, niet wachtend op een trein, maar op het leven, dat ze maar niet
bij de vlerken wisten te vatten. Soms stond ik er met medestudenten, maar soms
ook alleen en na verloop van tijd kwam er een gesprek van, waarbij, wanneer de
trein aankwam richting Brussel Centraal een glimlach af kon. Een keer zei iemand
dat ze daar vaak ook professoren zagen langskomen en de meeste stonden verder
en vermeden een ontmoeting. Maar een week later was een van hen op een betoging
tegen racisme. Weer een week later was er de afstand. Tja, wat moet je dan
zeggen?
Denkend aan het geweld op de West Bank door kolonisten
en gesteund door de ordediensten, moeten we wel vaststellen dat de mensen in de
kampen in Beiroet weinig kans maken om nog ooit terug te kunnen keren. Is die
oude man met zijn boek een gevaar voor Libanon of Israël? Dat blijkt het punt
niet te zijn, ze zijn gewoon niemand. Een
mens is een mens is een mens, uiteraard, maar het is moeilijker er de hand aan
te houden. Maar zoals Mona ervaart, kan het ongeluk – waarin haar vriendin, de
verpleegster om het leven komt, wat haar pas 14 dagen lager bereikt -, de
ontploffing in de haven van Beiroet, zo moeilijk te vatten blijken, dat een
mens er niet wijs uit geraakt. Tijdens onze jeugd en jonge jaren was de
burgeroorlog in Libanon, met tal van partijen, Christenen, roezen, de PLO die
gezien werd als een verlosser en die de droom zou waarmaken terug te keren naar
de voorouderlijke gronden. De relatie met andere partijen, zoals Israël bleef
doorgaans slechts en sourdine aan de orde te komen. Het blijft tragisch dat leiders
altijd wel kleine luiden kunnen vinden die lotsverbetering zoeken en daarom
bereid zijn wapens te dragen, mee de strijd aan te gaan, al weten ze niet in
welk spel ze optreden. Mona treft verschillende mensen in Beiroet, die aan de
kant staan, maar zoals de twee dames, Juhaina en Ruba, die feitelijk
samenwoonden maar ten behoeve van de rust deden of ze elk hun eigen flat
bewoonden, zo de schijn ophoudend.
Tot slot kunnen we vaststellen in dit boek een hoop tegenstellingen
en dilemma’s aan te treffen die de realiteit niet ver kunnen ontlopen. Hoe wij
keken en kijken naar de donkere schaduwen om ons heen, koloniale oorlogen in
Afrika en Azië, de strijd om de Levant, waar sommige zaken zelden publiek
besproken worden, het komt allemaal in deze novelle aan de orde en roept vragen
op over wat rechtmatig handelen kan genoemd worden. Hannah Arendt ervoer het verlies van haar
nationaliteit, nadat ze uit Duitsland was gevlucht erger dan men van een kosmopolitische
geleerde kan verwachten, maar het zijn de reële, praktische kanten van de zaak.
Mona ervaart het besef over dat paspoort te beschikken als een schok, omdat ze
weet dat zovele anderen er nooit een zullen
krijgen. Daarover nadenken, het schrijnt wel. Leven zonder “vereenzelvigingsbewijs”
zoals dat ons vroeger werd verzocht over te leggen, in het gemeentehuis bijvoorbeeld,
is sowieso problematisch. Wie die documenten onthoudt aan mensen, burgers,
zonder redenen en hen buiten de gemeenschap van mensen plaatst, moet daar toch
eens goed over nadenken: kan men mensen zoveel leed berokkenen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten