Subversief en vrij
Recensie
Het
leven van een anarchist
Ferdinand Domela
Nieuwenhuis als verlosser
Jan Willem Stutje, Ferdinand Domela Nieuwenhuis
(1846-1919). Een Romantisch
revolutionair. Uitgeverij Houtekiet, 2012; pp. 552. Prijs: 34,95 €
Ferdinand Domela Nieuwenhuis? Een Nederlander
wiens biografie door een Vlaamse uitgever aan het publiek wordt aangeboden. Dat
de Standaard er geen recensie aan besteedde mag niet verbazen, tenzij dan omdat
nog maar eens blijkt dat de interesse voor buitenbeentjes bij de krant op een
laag pitje staat. Enfin, intellectuele buitenbeentjes dan, want andere
buitenissigheden worden niet geschuwd.
De figuur Ferdinand Domela Nieuwenhuis komt in
onze canon natuurlijk niet aan bod, net
zo min als Abraham Kuyper of Troelstra er een plaats in hebben. Van de
geschiedenis van de omringende landen weten we vaak minder dan we geweten
willen hebben. Zoals het een biografie betaamt wordt aan de jeugd en jonge
jaren van de mens Domela Nieuwenhuis de nodige aandacht besteedt, maar een
psychologie van de koude grond krijgen we geserveerd. De feitelijke
moeilijkheid van Ferdinand ten aanzien van zijn vader, zelf een vooraanstaand
dominee en hoogleraar, enfin, professor draagt er wel toe bij dat deze jongeman
lange tijd zijn geloofstwijfel verdringt, om zijn vader niet nog meer te
verontrusten dan zijn broer al had gedaan. Geboren in 1846 zal Ferdinand een
omwenteling van de samenleving meemaken, die we ons maar moeilijk kunnen
voorstellen. Het is wel opvallend dat een (jonge) Henriëtte Roland Holst deel
heeft aan de bekommernissen van de oudere Ferdinand Domela Nieuwenhuis, maar
iemand als dokter Aletta Jacobs niet. Nu, het antisemitisme van de domineeszoon
en zelf dominee wordt niet onder stoelen of banken gestoken. Misschien dat dit
een rol speelt, maar ook het activisme en het pleidooi voor betere controle op
de vruchtbaarheid door de vrouwen zelf, die Aleta Jacobs voorstaat, past
wellicht niet in het plaatje dat Domela ervan heeft. Ferdinand Domela
Nieuwenhuis heeft het niet voor het vrije huwelijk, zeg maar samenwonen zonder
boterbriefje. Wel trouwde hij drie maal, omdat de kraamvrouwkoorts zijn eerste
en tweede echtgenote trof.
Luthers en naar men zou kunnen denken minder
met zondigheid en zondebesef overladen dan de Calvinistische broeders, maakt
Domela een normale schooltijd door en blijkt hij een goede student om
uiteindelijk vrij vlug na zijn afstuderen beroepen te worden. Maar pas na de
dood van zijn vader komt zijn geloofstwijfel expliciet tot uiting, onder meer
aan de wonderen die in het O.T. en N.T. vermeld worden, maar ook aan de wijze
waarop de kerk, ook de Lutherse een steunbeer blijkt te zijn voor het behoud
van de bestaande maatschappelijke orde zal hem geleidelijk naar het socialisme
brengen.
Voor een goed begrip van de situatie toen is
het nodig vast te stellen dat Nederland kort na de geboorte van de jonge
Ferdinand, later dus dan België aan een economische, industriële revolutie
begint die de samenleving in ernstige mate verandert en in zekere mate ook ontwricht.
Het is gemakkelijk voor te stellen dat ondernemers en vooral het oude
patriciaat, de vroegere regenten, die veranderingen niet willen zien, maar uit
deze biografie blijkt ook dat ondernemers niet per se pleiten voor het status quo.
De veranderingen, demografisch, economisch en cultureel zijn dermate ingrijpend
dat men meent met de oude inzichten niet verder te kunnen.
In 1848 krijgt Nederland een grondwet door
toedoen van de Johan Thorbecke, bij uitstek een liberaal politicus, die de
koning buiten de regering wil houden, maar ook, zoals anderen, vreest voor de
macht van het getal en de kleine luiden geen echte stem wil geven. Pas in de
jaren 1890 zal het electoraat gevoelig uitbreiden. Voor Domela, die in de jaren
1870 de grondslagen legt, eigenmachtig dan, voor zijn inzichten over de wenselijke
ontwikkeling van de samenleving en de betekenis van de Lutherse en andere
kerken daarin, zal dat resulteren in een opkomen voor de armsten, maar in
theorie wil hij niet boven hen staan, maar naast hen en hen bijstaan in hun
ontwikkelingsgang en opgang. De kwestie van de positie die de leiders innemen
moeten in dat proces zal in de loop van Domela’s politieke leven een grote
betekenis krijgen en mee het beeld bepalen van wat vandaag de sociaaldemocraten
zijn. Het gaat om meer dan de vraag van organisatie, want wat Domela vooral
niet wilde is dat anderen het gingen overnemen van de arbeiders, de emancipatie
en verovering van sociale lotsverbetering. Maar hoewel hij eerst met mensen als
Karl Marx – inderdaad hemzelf – op redelijk goede voet leek te staan, vormde de
publicatie van de commentaren op het reformatorische programma van Gotha, waar
de revolutie verruild werd voor… reformatie van de samenleving, droeg hij de
leiders van vooral de SPD een kwaad hart toe. Lezende doorheen deze biografie
komt men heel wat aan de weet over de scheiding der geesten, want wat is dat
proletariaat nu eindelijk? Alleen de mensen met een arbeidsloon? Of ook de
werkelozen en de dagloners zonder vaste baan? Voor Domela ging het om alle
armen, voor Troelstra, die dicht aanleunde bij de SPD waren het enkel de industriearbeiders en wilde
hij uitsluitend de industriearbeiders vertegenwoordigen.
Die opvattingen, zo krijgen we de indruk werden in België minder scherp
uitgespeeld.
Het gaat om meer dan om analyse en praxis, om
politieke tactiek, maar om de bewogenheid van de onderscheiden figuren. Bij
Stutje kan men citaten lezen van Troelstra waarin tot uitdrukking komt hoe die
de kleine luiden niet echt naar waarde weet te schatten. Aan de andere kant
slaagt Domela er niet in de theorie van Marx, het deel 1 van Das Kapital goed
te vatten. Toch zal de verkorte weergave door Marx niet afgewezen worden en zal
Domela daarmee heel wat mensen weten te overtuigen. Niet die andere kampioen
van de kleine luiden, Eduard Douwes Dekker, die vond dat het socialisme nergens
toe leiden kon.
Maar over de naam en faam van Domela
Nieuwenhuis kan men vandaag niet zo goed meer spreken, want we kunnen het ons
bijna niet meer inbeelden dat vier tot vijf duizend mensen naar een figuur
komen luisteren en in hem de verlosser zien. Zeker de traditionele partijen
hebben problemen nog mensen aan te spreken en grote politieke bijeenkomsten,
inclusief debat te organiseren. Levendig debat valt er haast niet meer te bespeuren.
Het probleem ligt in wat Robert Michels de bureaucratisering en oligarchisering
van partijen noemt, want elke organisatie tendeert naar oligarchie, naarmate de
aanhang groter wordt. Men noemt het een ijzeren wet en wie sociologie te
verstouwen krijgt aan de universiteit hoort er een uitleg over, maar of men er
zich rekenschap van geeft, blijft maar de vraag. In dit boek wordt pijnlijk
duidelijk hoe ver dat kan gaan in de praktijk. Want iemand als Pieter Jelles Troelstra
ziet alleen de organisatie en zal in woord en gedachte zeer rechtlijnig
verdedigen dat de partij er wel is voor het volk, maar dat het volk er de
handen van dient af te houden. De partij kan enkel in handen van een
weldenkende elite succesrijk blijken. Het volk namelijk is niet in staat zelf
te denken en ontbeert ten enenmale de nodige standvastigheid om gestelde doelen
te bereiken. Voor Domela zijn dit inzichten die botsen met zijn overtuiging dat
de arbeiders en armen zelf hun lot in eigen handen moeten nemen.
Maar Domela zal op dit vlak wel eens
schipperen, zeker als in 1903 een en ander op springen staat en een grote algemene staking mogelijk
blijkt, zal hij ook niet het woord uitspreken en zo de stakingsbereidheid niet
benutten. Hier kwam Domela Nieuwenhuis in botsing met een andere theoloog, de
antirevolutionair Abraham Kuyper, die de christelijke zuil opbouwde, met onder
andere het blad “De standaard”. Troelstra en anderen willen eerst doorgaan,
maar menen dat de algemene staking niet opportuun is De vraag naar tactiek
impliceert ook de vraag naar (partij-)discipline, die voor de sociaaldemocraten
een noodzakelijke voorwaarde was om hun doelen te realiseren, c.q. de macht
veroveren. Voor Domela, die zelf ook een ambtstermijn in het parlement zat,
blijkt de parlementaire werking geen meerwaarde te hebben, de sociaaldemocraten
zullen alle heil van de werking in het parlement verwachten.
In haar doctoraat beschreef Gita Deneckere hoe
het volk in de loop van de negentiende eeuw mondiger werd, maar de indruk
bestaat dat nadat de eerste anarchistische organisaties het licht hebben gezien het Belgische front van
vakbond en arbeiderspartij, de BWP ofte Belgische Werkliedenpartij de vage
grens tussen socialisme en anarcho-syndicalisme snel weet te trekken. Het
Charter van Quaregnon respecteert de principes van het Marxisme, onder andere
over onteigeningen en over het verdelen van de voortbrengselen naar behoefte en
is tegelijk toch ook duidelijk een van bovenaf geleide partij. De inbreng van
de betrokkenen, de arbeiders en de bedienden werd via de vakbonden wel
aanvaard, maar naar Duits voorbeeld was de partij oppermachtig. Guy van
Schoonbeek schreef in zijn studie over de eerste decennia van het socialisme in
België en dan vooral in Gent hoe de zichzelf organiserende arbeiders
overvleugeld werden door de gestudeerden, die de theorie in de vingers hadden. Toch
bleven, zeker in Gent de dragende krachten lang de arbeiders en dan vooral de
zogenaamde edelarbeiders, zij die geschoold waren, mee de dienst uitmaken. Maar
tegelijk waren er ook duidelijk patroons, die de partij met vaste hand leidden.
Men begrijpt dat een belangrijk Vlaams politicus als Johan van de Lanotte kon
pleiten voor een lichte dosis stalinisme in zijn partij. Iedereen moet de
belangen van de partij laten voorgaan… ook de elite die bepaalt wat de belangen
zijn.
Het mag duidelijk zijn dat de dominee,
Ferdinand Domela Nieuwenhuis echt wel een probleem heeft als hij meent dat niet
hij maar de arbeiders de strijd moeten leiden en zij doen dat ook. Niet voor
niets draagt zijn jongste zoon de naam van de Brusselse dokter Cesar de Paepe,
die als arts in de arme buurten van Brussel woonde. César de Paepe is dan ook
een van de mythische figuren in de Belgische arbeidersbeweging, wiens naam best
naast die van Priester Daens zou mogen prijken.
De balans van de SADP, later de PVDA – ook hier
weer het expliciete verwijzen naar de arbeid zonder die arbeider ernstig te
nemen? – over de eerste decennia van haar bestaan, de richtingenstrijd ten
spijt, zal uiteindelijk positief uitpakken, terwijl Domela, welstellend van
huis uit aan zijn werkzaamheden voor de anarchisten aan het einde vooral een
lege portemonnee overhoudt. Aan de ter ziele gaande drukkerij Excelsior
verliest hij ruim 25.000 gulden van toen. Men zal begrijpen dat zijn inzet
belangeloos mocht heten. Ook Domela Nieuwenhuis organiseerde overigens een
coöperatieve, maar waar Vooruit succesvol was, niet enkel de bakkerij, maar ook
het feestlokaal, zou ook dat experiment sneuvelen, omdat Domela geloofde dat
hij zo de arbeiders tot bourgeois zou omtoveren.
De vraag die hij zich stelde was dan ook niet
wat Marx en met hem Bebel, Kautsky, Karl Liebknecht voor ogen hadden staan.
Hoewel hij lange tijd met de Duitse heren goed kersen kon eten, bleek al gauw
dat hij de greep op de gebeurtenissen verloor maar vooral het reformatorische
programma zinde hem niet. Hij kon die oligarchisering niet vatten en wilde ook
dat de revolutie de enige weg was voor de ontvoogding van de arbeiders. Met
Marx en anderen streed hij over de vraag of men niet een aantal wetten klaar
moest hebben om eenmaal de revolutie begonnen de zaken vast te leggen en de
greep op het geheel te houden. Noch Marx noch anderen hadden begrip voor die
vraag. Leken ze toch meer op elkaar dan ze zelf dachten? Of was het probleem
dat niemand werkelijk een idee had van de gang van zaken in geval van een
revolutie? Domela maakte nog net de machtsgreep mee van de Bolsjewieken onder
leiding van Lenin mee en kon er, zonder het vervolg te kunnen kennen, geen goed
woord voor overhebben.
Anarchist?
Zo beschouwde hij zichzelf in de volle zin van
het woord. Maar wat houdt dat dan wel in? Het was de tijd dat de
massasamenleving geleidelijk vorm kreeg en dus de anonimiteit tegelijk
garanties bood voor vrijheid en toch verstikkend kon zijn. Hoe kon men iets
betekenen in die bijna amorfe massa. Via de zuilen, zo zou blijken, maar voor
het zover was waren er nogal wat lieden, kleine ambtenaren, bedienden,
neringdoeners die de voordelen van de anonimiteit koppelden met het vermogen in
een wereld te leven zonder echte controle en al helemaal geen staatsmacht die
altijd weer de verkeerde lieden steunde. Het anarchisme dat Michaël Bakoenin
predikte stond Domela Nieuwenhuis wel aan, omdat het de misplaatste autoriteit
van God en klein pierke afwees. Dat Nieuwenhuis als redacteur van het blad
“Recht voor Allen” wel eens autoritair kon optreden, behoort tot die specifieke
rol die hem werd toegeschreven en die, in zijn strijd met de sociaaldemocraten
vaker dan nodig werd ingepeperd. Onder meer zouden zijn tegenstanders, zoals
een Willem Vliegen, die later de SDAP zou gaan leiden hem verwijten dat hij te
zeer persoonsverering zou nastreven.
De anarchist als God en vooral als Verlosser
voor de kleine luiden, het was een verhaal dat ook anderen overkwam, maar zijn
tegenstanders aarzelden niet de verering die Domela toeviel ook hemzelf aan te
wrijven. Met andere woorden was hij te glorieus gesteld op de blijken van beate
volgzaamheid van zijn achterban. Nu waren er in die tijd nog wel meer goede
sprekers, die hem naar de kroon konden steken, maar vele van de half
geschoolden vonden in hem iemand die op een redelijke wijze met hen wilde spreken
en die hun gedachten goed formuleerde.
Een Tribuun?
Hij trad vaak op en werd gevraagd om te
spreken, soms voor grote massa’s, zonder de gebruikelijke technische middelen
die sprekers vandaag bij de hand hebben. Wie zo een massa wilde bereiken moest
dus over een goede stem beschikken en vooral diende goed geoefend ten tonele te
verschijnen. Pas rond 1907 zou hij een deel van zijn gemakkelijke contact met
het publiek verliezen, ook al omdat hij, Domela een randfiguur ter linkerzijde
was geworden.
Maar als dominee had hij natuurlijk geleerd te
spreken en bovendien had hij toen al de gewoonte aangenomen zijn publiek niet
naar de mond te spreken. Het feit dat hij vaak vanuit een eigen inzicht zijn
gehoor toesprak, maande, kon voor zijn volgelingen een mogelijkheid vormen om
eens niet zomaar mee te lopen, maar de eigen gedachten zelf een kans te laten.
De spreker was een voorbeeld, een steun maar zolang men binnen zijn gedachtesfeer
bleef, kon hij veel verdragen. Maar wie te openlijk een andere kant op ging
mocht tegenwerking verwachting. Domela heeft vele van zijn vrienden zien gaan
en verdwijnen, ook al bleven ze toch in wezen zijn inzichten volgen.
Het punt is dan ook dat de tribuun Domela
Nieuwenhuis ook nog eens best begreep dat de verhoudingen in de samenleving,
die tussen de “Heren” en het volk ook wel complexer lagen dan zomaar goed
versus slecht. Zijn contacten met Robert(o) Michels waren vrij intens en gingen
over de ijzeren wet van de oligarchie, maar hij duldde zelf in zijn redactie
nauwelijks mensen die een eigen inbreng konden hebben. Hij wilde kennelijk een
tribuun zijn, maar hij wilde niet voor anderen gaan staan. En anderen mochten
tegelijk hun wagonnetje niet zomaar aanhangen bij zijn stomende locomotief. U
zal zeggen, zo iemand houdt het niet lang niet uit in de politiek en dat is dan
ook gebleken, al was het maar dat hij zijn rol eerder zag in het begeesteren
van mensen. Hij kon het gezelschap van kleine luiden verkiezen bij een bezoek
aan een stadje in Friesland en tot hun groot plezier de hoge heren terzijde
laten, negeren. Ook in die zin gedroeg hij zag als een tribuun, een
volkstribuun.
Vegetarisme en geheelonthouding
Ferdinand Domela Nieuwenhuis hield geen
pleidooien voor een sobere levenshouding, maar leefde wel behoorlijk sober en
in de loop van de jaren leek hij steeds meer in de lijn van Tolstoj een
ascetisch leven te leiden. De mens kan inderdaad zonder overbodige luxe, maar
in zeker opzicht is het geloof van de die geheelonthouders wel ontroerend. Of
een vegetarisch leven inderdaad minder belastend is voor de persoon en voor de
natuur valt te bezien. Het kan in elk geval een aanzet vormen de eigen
consumptie beter onder ogen te nemen.
Maar er zat wel een politiek haakje achter,
want op diners van de socialisten in Halle of elders, waar ook Domela
Nieuwenhuis aanschoof werd er vaak zeer goed en zwaar geheten, met vooral vlees
en weinig vis. Voor Domela was het een bijkomende reden om de Internationale
wat achter zich te laten. Hun zucht naar luxe moet hem wel erg hoog hebben
gezeten. Zelf trok hij enkele keren naar Ascona om op de monte Verita te
proeven van het communeleven, van de eensgezindheid onder mensen die er een
goede visie op na hielden. Dat er van alles samenkwam, zoals de erfenis van
illuminaten, rosenkruisers, antroposofen en soms nog exotischer gedachten, mag
ons niet ontgaan.
Er zit een zekere drammerigheid in die
benadering, maar het valt ook wel op dat zowel Tolstoj als Domela pas op latere
leeftijd tot deze benadering kwamen. En soberheid, tja, wie kan in tijden van
ecologische voetafdrukken zomaar die oproep naast zich neerleggen. Maar goed,
teveel soberheid, zal de econoom zeggen houdt de boel ook niet aan de draai en
dan ontstaat er werkeloosheid en armoede. Soberheid in een wereld van
overvloed? De kwestie kan nooit goed uitgepraat worden omdat de redenen waarom
men kiest voor een vegetarisch bestaan of een leven zonder genotsmiddelen,
zoals de geheelonthouders alvast voor zichzelf hebben gekozen, kan voor velen
onder ons weinig aantrekkelijks hebben. Toch heb je vandaag een hele cultuur
van macrobiotische restaurants, serveert men in sommige scholen veggi-menues,
zoeken mensen hun heul bij alternatieve geneeswijzen en blijft theosofie,
antroposofie voor mensen iets waar ze veel aan hebben of denken te hebben.
U vindt dat allemaal onzin, valt te vrezen,
maar naar een figuur als Domela Nieuwenhuis kijken helpt in te zien dat
levensopvattingen wel rationeel te beargumenteren vallen, maar dat het niet
altijd goed mogelijk is een en ander rationeel te noemen. Dat ziet men
uitvergroot in de fundamentele discussie die de man voerde met de socialisten,
zowel de communisten als de sociaaldemocraten waarbij hij zich liet voorstaan
op zijn anarchisme.
De anarchist
Volg ik de hele discussie doorheen bijna
veertig jaar sociale actie, anders kan men het niet noemen wat de jonge dominee
en later de apostel van de sociale zaak voor ogen staat, dan is het zijn afkeer
voor organisatie; tenzij voor concrete actie die opvalt. Want in de organisatie
gaat de dynamiek, het enthousiasme verloren, blijkt de bureaucratie over te
nemen van de spontaneïteit.
Nu is het anarchisme van het einde van de
negentiende eeuw verre van een gezelligheidsclub. De voorvallen waarbij bommen
en revolvers gehanteerd worden zijn niet te tellen en af toe sterft een
prominente figuur. Het anarchisme was een poging om te ontkomen aan twee zaken,
denk ik, dat is aan de massaliteit van de moderne tijden, maar ook aan de
toenemende greep van de overheid over mensen. De bureaucratisering van de
samenleving, de toenemende wetgeving op allerlei wangedrag en vaak zware
sancties op klein wangedrag, het zette mensen ertoe aan de hele santenkraam van
de gestelde lichamen maar gewoon terzijde te schuiven. Het blijft opvallen dat
we er niet in geslaagd zijn in de modernisering iets van dat anarchisme te
bewaren.
Natuurlijk, voor de zwakke kan de wet
vrijmakend en emanciperend werken, maar als de macht de wetgeving hanteert om
de eigen positie te verzekeren dan moet men die macht in vraag stellen. Geheel
vanzelfsprekend is het niet om geweld als politiek middel te accepteren en dat
is wat de heer Domela dan wel predikte of toeliet, in de feiten heeft hij zelfs
de algemene staking van 1903 in Nederland niet aangedurfd. Opgemerkt mag worden
hoe in 1902 in België een algemene staking werd opgezet om een voorstel van
grondwetsherziening te ondersteunen dat het algemeen enkelvoudig stemrecht
moest invoeren. De leiders van de BWP hadden om de grote katholieke meerderheid
te breken een pakt gesloten met de progressieve liberalen en hadden hun
stakingsacties eerst kalm aangepakt. Maar toen de BWP zelf na de nederlaag in
de Kamer de staking afblies kwamen de arbeiders pas goed op gang en gingen zij
aan het muiten, tegen de overheid, maar zeker ook tegen de partij. De BWP die
binnen de Socialistische beweging met mensen als Anseele enig prestige genoot
kreeg in het SPD-blad “Vorwärts” de wind ernstig van voren, want op die manier,
zo heette het, was de actie op een nederlaag uitgelopen. Toch was “Vorwärts”
waarin Domela regelmatig publiceerde toch ook niet precies een anarchistisch
blad, wel integendeel. Als officieel orgaan van de socialistische partij in
Duitsland, droeg het ook bij uitstek de reformatorische idee uit, hamerde het
blad op discipline en nog iets: goed bestuur. De bureaucratie, maar tevens ook
de theorie waren de twee peilers waarop men de SPD had gevestigd en voor
spontane actie was er geen plaats. Voor de anarchist Ferdinand Domela
Nieuwenhuis vormde dat de zwakte van de partij en van het streven naar een
algehele verandering.
De charismatische leider
Domela was zoals anderen op dat ogenblik, in
Engeland en elders meer dan een politieke leider. De hele werking van zijn
Socialistische Bond was meer een zaak van beweging, minder, op het oog, van
ideologische scherpslijperij. Toch klopt dat niet, want ook voor Domela
luisterde het allemaal wel heel nauw. Het verschil lag erin dat Domela met zijn
kaders niet enkel een formele band ontwikkeld had, maar ook veel aandacht
besteedde aan het vriendschappelijke, informele. Vrienden wordt men niet
zomaar, maar door op tijd en stond een familiale sfeer aan te boren, kon Domela
op zijn gabbers aan. Alleen, wie probeerde zijn eigen ambities te laten
voorgaan op dat algemene beeld van samenwerking, zoals een Cohen, Cornelissen
en Vliegen, die kregen het te kwaad met de heer dominee.
Aan het einde van zijn leven mocht Domela het
genoegen smaken dat een hoop mensen hem, toen zijn eigen fortuin als sneeuw
voor de zon was weggesmolten, een behoorlijk maandgeld konden bezorgen,
uitstaande schuld konden delgen en hem zo een rustige oude dag voorzien. Dat
krijgt men natuurlijk niet zomaar, maar hoewel letterlijk zijn stem het op een
bepaald moment begeven had, maar ook figuurlijk want Pieter Jelles Troelstra, advocaat,
zoon van een krantenuitgever en zelf zeer betrokken bij de beweging voor de
Friese taal, slaagde met anderen er wel in hem te isoleren, zelf konden ze wel
een partij uitbouwen, maar niemand had het charisma van een Domela Nieuwenhuis.
Tja, de partij was natuurlijk belangrijker, maar iemand diende de partij te
leiden. Domela deed dat deels op vlagen van enthousiasme en toewijding aan de zaak.
Troelstra was dan weer de man die Bebel en Kautsky, Willem Liebknecht achterna
ging en de discussies in de partij liefst formaliseerde en wel mee kon zwammen
over de revolutie, maar de revolutie niet zou aandurven.
Domela was duidelijk van een ander kaliber en
toch, wie vandaag, bijna 100 jaar na ’s mans dood in 1919 de balans opmaakt,
kan niet zonder sympathie kijken naar het portret dat Jan Willem Stutje van hem
schetste. Enfin, echte socialisten zullen het waarschijnlijk een weinig
constructieve figuur gevonden hebben, te subversief ook en in menig opzicht ook
gekant tegen het zogenaamde wetenschappelijk positivisme waarmee men het
socialistische project beschreef. Het valt op dat we over deze aspecten van het
socialisme niet zo vaak praten. Nochtans is het dat wat Jacques Van Doorn
beschreef in zijn essay “Het falen van de SPD” en de rol die dat falen speelde
in de machtsgreep van de NSDAP.
Slotbeschouwing
Een uitgebreide biografie als deze kan men niet
uitgebreid genoeg behandelen omdat er vele aspecten in aan bod komen die voor
hen die de genade hebben later te zijn geboren van belang blijken. Het getuigt
van moed van uitgeverij Houtekiet om deze biografie te publiceren, het getuigt
van een ontstellend provincialisme dat in Vlaanderen de kwaliteitsbladen De
Morgen en De Standaard geen letter hebben besteed aan deze biografie.
De nadelen van de biografie? Voor velen bestaat
de biografie aan een overdaad aan trivia die samen een portret opleveren van
een opvallende figuur. Deze biografie van Jan Willem Stutje laat het de lezer
toe een stuk politieke en intellectuele geschiedenis van Europa te overzien. We
kunnen in dit beknopte bestek niet alle facetten aan de orde laten komen,
bijvoorbeeld de tristesse die Domela Nieuwenhuis overviel toen in juli en
augustus 1914 de linkse parlementaire fracties in Parijs en Berlijn de
oorlogskredieten stemden en niet, zoals zo vaak bepleit de algemene staking
uitriepen. We hebben het ook niet gehad over de relatie met Multatuli noch over
de Antimilitaristische beweging van Domela, die hem ook al in conflict bracht
met de patroons van de Socialistische internationale. Ook zijn gevangenschap
voor de goede zaak bleef onbesproken, een zaak van lèse majesté aan het adres
van Koning Willem III, blijkbaar ook gekend als “De gorillla”.
Wat ons in deze het belangrijkste voorkwam aan
te kaarten was precies de enorme spanning aan de linkerzijde tussen de
organisatie-gedreven socialisten en de op charisma en enthousiasme drijvende
anarchisten die voor heel wat dovemansgesprekken moet hebben gezorgd. Het
militante, terroristische anarchisme verdedigde Ferdinand Domela Nieuwenhuis
niet echt, maar het anarchisme als politieke ingesteldheid kon hem wel
bezielen. Een helder plaatje is het niet, maar misschien is het vooral het feit
dat in dit boek enkele facetten van het socialisme aan het licht brengt die men
niet zo gauw met progressieve beweging en vooral met emancipatie van de
arbeiders, laat staan van de armen verbinden zou. Anderhalve eeuw – iets minder,
maar goed - nadat Domela Nieuwenhuis koos voor de strijd voor de armen, niet
enkel de arbeiders, maar elkeen die overgeleverd was aan de genade van anderen,
blijkt het socialisme nog altijd in staat zeer goed onderbouwde theoretische
concepten te brengen. Maar waar het enthousiasme gevaren is, blijft
onduidelijk. Macht uitoefenen was de zaak. Sinds 1916 hebben sociaaldemocraten
in België macht uitgeoefend en de balans kan niet negatief bevonden worden.
Toch blijkt dat het socialisme een kaste van politici te hebben opgeleverd die
wel eens vergeten dat ze niet enkel voor “de mensen” moeten opkomen, maar die
mensen zelf hun weg moeten laten vinden. Te weinig anarchisten, die
socialisten, om nog echt subversief te kunnen uitpakken.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten