Plannen maken, uitwerken en realiseren: de Wil


Recensie

Het ontwikkelen van de wil
De voorwaardelijkheid en vrijheid

Peter Bieri, Het handwerk van de vrijheid.Over de Ontdekking van de eigen wil. Uitgeverij Wereldbibliotheek 2006. Uit het Duits vertaald door Frans van Zetten. 418 pp. Prijs: 34  € 

Ik had het me al langer voorgenomen dit essay onder de aandacht te brengen. Nu is het er dan toch van gekomen. 

Het debat de afgelopen maanden over de vrije wil was in hoge mate een discussie voor of tegen de mogelijkheid om via onderzoek van het brein de vinger op het handelen van mensen te kunnen leggen. Onderzoek naar de werking van het centraal zenuwstelsel blijft vanzelfsprekend van belang, want er zijn genoeg mensen die met tumoren, Alzheimer, Parkinson, MS of ALS te maken hebben. Een goed inzicht in wat er fout kan gaan in dat curieuze systeem dat nog eens cruciaal is voor ons welbevinden kan men alleen maar toejuichen. Wel valt het op dat onderzoekers als Victor Lamme of Dirk Swaab die menen dat als we het brein kunnen zien als de zetel van onze persoonlijkheid, we voorlopig moet vaststellen dat het er wel niet  te vinden is, maar zij kunnen niet beweren dat mensen met normaal werkende hersenen wel degelijk een groot besef van hun eigen bestaan hadden en hebben en dus een bewustzijn. Hoe zich dat bewustzijn tot het centraal zenuwstelsel verhoudt, blijft nog steeds onduidelijk. Daarom kan men best goed nadenken over wat we bedoelen als het over vrijheid gaat vanuit hetgeen we op basis van het bewustzijn kunnen vaststellen, want sommigen twijfelen niet enkel aan het vermogen van mensen om vrij te handelen, maar dat men zelfs het bestaan ervan ontkent, maakt het natuurlijk op het oog onnodig over het handwerk van de vrijheid na te denken. Alleen, de visie van Swaab en co wordt niet door iedereen gedeeld en Peter Bieri laat zien dat het een zeer zinvolle benadering kan blijken te zijn.

Als we Bieri doorheen dit boek volgen, ontdekken we opnieuw de concepten,   vrijheid, wil, beslissingsvermogen of voorwaardelijke wil en blijken die heel wat meer om het lijf hebben dan we gemakshalve plegen aan te nemen. De vrije wil, zo blijkt uit dit essay gaat niet zomaar over wat we nu onmiddellijk zouden wensen te eten. Dat is ook de verwerkelijking van een wens en van een behoefte, maar Peter Bieri toont aan hoe onze wil belangrijker is dan dat. Het uit zich ook op een basaal niveau, maar of men zich dan als windvaan gedraagt of doordacht kiest, maakt niet zo heel veel verschil. Men kan er zelfs van genieten te flaneren zonder bijzonder doel in een of ander vakantieplaatsje. Maar wil je een hoge berg op, te voet of per fiets, dan zal dat niet zomaar op een twee drie geregeld zijn. Ben je fit genoeg om de Galibier op te rijden, is je lichaam in staat de inspanningen te leveren? Dat betekent plannen en zich, zolang er geen negatieve tekenen zijn houden aan die plannen. Maar wat voor een sportprestatie van belang heet, zoals de “moral”, de ingesteldheid te willen winnen, kan alleen nog van groter gewicht zijn als we ons leven vorm willen geven. Ook hier komt dus de levenskunst om de hoek kijken.

Neem, aldus de auteur, een man die zijn land ziet verzinken in een dictatuur en wil  migreren. Dat is een optie, een andere optie bestaat erin te blijven en zich bij het verzet aan te sluiten. In het ene geval is het volkomen vrij, want hij heeft geen echtgenote of kinderen, in een andere beschrijving heeft hij wel vrouw en kinderen en vreest hij dat ze zullen opgepakt en afgevoerd worden in veewagons. In alle gevallen is het nodig ertoe te besluiten iets te doen maar elke beslissing lijkt zo moeilijk en bovendien komen vele aspecten voorbij zijn geestesoog en moet hij die in overweging nemen. Bieri hanteert deze casus in verschillende vormen om ons van verschillende aspecten van de vrije wil de cruciale aspecten te tonen.

De belangrijkste casus in dit boek is het verhaal van Raskolnikov, die zoals iedereen die Dostojewski’s “Schuld en Boete” leest – ik weet dat nu  de vertaling luidt: Misdaad en straf, maar ik ben er niet uit of het niet met een inhoudelijke begripsverschuiving te maken heeft, dat men de vertaling van de titel veranderde – een oude pandjeshoudster doodde en na enige tijd toch voor opgepakt wordt. Het hele proces van Raskolnikov komt hier aan bod, net om te geven hoe we met vrijheid kunnen omgaan.

In een eerste deel beschrijft de auteur de vrijheid in termen van voorwaardelijke vrijheid, in een tweede deel toont hij aan hoe het begrip onvoorwaardelijke vrijheid niet echt ergens op slaat. Vervolgens zal hij de gedachte ontwikkelen dat vrijheid iets is dat ons zeer zeker aanbelangt, maar dat we die pas vorm geven als we de vele facetten ervan goed begrijpen en kunnen leven met wat we willen. Hoewel de benadering en de uitkomst verschillen, kan men bij het lezen niet anders dan de gedachte van Alicja Gescinska onderschrijven dat vrijheid veroverd moet worden. Toch vertelt Bieri nog iets anders, dat minstens zo belangrijk is, dat we de vrijheid, de vrije wil pas vorm geven door helder te weten wat we wensen, willen en kunnen, willen doen om het te bereiken en bovendien helemaal in lijn te staan met wat men wensen en vooral willen kan. Het gaat om een goedgekeurde wil.

Bieri legt omstandig uit waarom we de tegenstelling tussen voorwaardelijkheid en vrijheid niet willen accepteren.  Want voorwaardelijkheid impliceert juist beperking van onze (individuele) vrijheid. Klaar? Voor Bieri niet want hij toont aan dat we op die manier niet goed begrijpen waarom de voorwaarden belangrijk zijn om werkelijk vrij te kunnen handelen. Dat betekent dat je als je moet kiezen tussen vluchten voor een dictatuur en gaan voor het verzet pas kan als men zichzelf kent, als men weet of men werkelijk wil bijdragen tot het afzetten van het regime op risico van eigen leven, dan wel juist eigen leven belangrijker acht. Verder kan het verbonden zijn met een echtgenote en kinderen kan die keuze aan andere voorwaarden onderhevig maken. Die verantwoordelijkheid, aldus Bieri beperkt de vrijheid niet a priori, want de keuze die men maakt moet in lijn zijn met al die te overwegen aspecten.

De contradictie bestaat er in dat we menen dat vrijheid juist boven omstandigheden en voorwaarden verheven moet zijn. Wil men de minutenwals van Chopin in 1 minuut spelen, tja dan zal men best eerst eens kijken hoe lang het stuk juist is. Want het proberen in 1 minuut te spelen, lijkt wel heel moeilijk, maar wie het wil proberen, aldus de auteur, zal sowieso moeten komen tot de wens, de middelen uitzoeken om het te leren en zich vervolgens aan die wals wagen. Maar als er geen talent is, dan vormt dat een obstakel voor maar geen beperking van de vrijheid.

Doorheen het boek laat Bieri zien dat we onszelf zijn naarmate we onze wil beter onderkennen en weten hoe we die wil in handelen kunnen omzetten. Want er is een wens, een vertalen in willen nodig, maar overzicht in wat nodig is om die wil te realiseren. De rol van de “Urgeber”, de “lastgever” speelt hier een belangwekkende rol, maar tegelijk is duidelijk dat hier een ander concept gaat dan het subject, al kan het in hoge mate samenvallen. Maar de Urgeber is de figuur, de handelende persoon. Het kan een windvaan zijn die telkens weer doet wat hem of haar invalt, voor wie elke wens een wil wordt en hoe of het ook gaat, onmiddellijk daarna komt er weer iets anders. Iets anders is het als je een beetje vakantie neemt van je wil en verwachtingen en gewoon even, een bepaalde tijd de dingen laat gebeuren, je wil maar een ding, verrast worden. Een vakantie kan zo een moment van willoosheid zijn, al valt te vrezen dat voor velen de vakantie ook al weer een doe-doen-doeners-aangelegenheid is. Het kunnen aanvaarden dat er dingen gebeuren, zonder dat je er specifiek iets om of aan doet, het is niet zoals de windvaan die er nooit aan ontkomt, maar een tijdelijk niet meer doelgericht wensen en willen.

Maar het kan natuurlijk zijn dat je zoals Raskolnikov iets wil bereiken, geld vinden om aan alle ellende van armoede een einde te maken. Maar Raskolnikov meent dat hij boven de wet verheven is en dat hij dus geen misdaad kan begaan. Alle gekheid ten spijt, de student Raskolnikov plant, schrijft een essay en hoort een aantal ideeën en doodt de pandjeshoudster. Voor de rechter ontstaat een discussie over de vraag of hij; Raskolnikov een misdaad pleegde en ervoor verantwoordelijk gesteld kan worden. De rechter meent van wel, Raskolnikov van niet, maar zijn argumenten lopen vast omdat hij niet onderkent dat hij wetens en willens naar de vrouw gegaan is op een ogenblik waar hij zeker was dat ze alleen zou zijn. Hij had de bijl bij de hand en heeft met de bijl gezwaaid.

U zal zeggen dat u dat allemaal wel weet, dat u de synopsis van de roman van Fjodor Dostojewski wel gelezen heeft, maar Peter Bieri haalt er een aantal scènes uit, die zijn visie op het wil, handelen en verantwoordelijkheid klaar aan het licht brengen. Van belang is dat we begrijpen dat we niets zouden doen, als we geen wil hadden, behalve… zelfs niet de meest basale handelingen om aan voedsel te geraken. De windvaan kan niet echt overleven, maar meer in het algemeen is het opmerkelijk dat de auteur ons laat zien dat we in ons willen doorheen de tijd evolueren. Uiteraard? Wel, als persoon veranderen we, maar dat is van belang voor de wijze waarop de lastgever in staat is ook de besluiten te formuleren die de middelen beschikbaar maken om het doel te bereiken. Met andere woorden, doorheen het groeien en ontplooien ontwikkeld men een betere verstandhouding tot zichzelf over wat men wil, als het goed is. Heel vaak, lezen we in dit onderzoek, slagen mensen er niet in te zien dat wat ze willen niet echt beantwoordt aan hun wensen. Als iemand niet onder een bepaalde norm uit kan, bijvoorbeeld altijd dienstbaar te zijn voor anderen, maar merkt er niet gelukkiger om te worden, dan kan het zijn omdat die wil dienstbaar te zijn pas laattijdig of niet erkend wordt als de wil die van buitenaf als norm is opgelegd. Of als iemand steeds weer gedreven wordt om altijd meer en beter te presteren in het beroep en merkt dat hierdoor kostbare banden met anderen verloren gaan. Als hij of zij door perfectionisme gedreven wordt, omdat men voortdurend zegt dat iets perfect moet zijn, bijvoorbeeld een uitvoering van een vioolconcerto kan dat uiteindelijk de uitvoering van het stuk in de weg gaan staan. De wil een publiek te plezieren met het spelen van dat vioolconcerto van Max Bruch, dat komt niet bij hem of haar op. Alleen, al spelende ontdekt de violist plots dat er meer tevredenheid mogelijk is als hij of zij zich verlaat op het besef het te kunnen spelen en het voor de rest aan het spelen over te laten. De idee loslaten dat het foutloos moet zijn, menende dat dit de perfectie zou benaderen, blijkt moeilijk, omdat de norm, een uitvoering van Yehudi Menuhin of Itzhak Perlman, die een Chaconne van Bach speelt, wel richtinggevend kan zijn en de finale uitvoering van onze violist kan het zeer na benaderen, maar zolang die drang en dwang tot perfectie blijft hangen, komt het niet tot een goed begrijpen van partituur en eigen aanvoelen.

De wil is vrij, aldus Peter Bieri als die begrepen wordt door de Urgeber als iets waar die persoon zich wel bij bevinden kan. Een verzetsstrijder, een leider van een groep weet dat zijn geliefde, ook actief in het verzet wel eens gevaarlijk kan worden omdat ze geheime informatie zou kunnen doorgeven aan de politie, kan zich natuurlijk maar wel bevinden als hij haar moet afzonderen van de groep en doden. Hij zou met haar kunnen vluchten, hij zou een ander kunnen opdragen… maar hij moet het zelf doen. Het verschrikkelijke afscheid ligt besloten in een daad die men niet zomaar kan wensen, maar door omstandigheden ontstaat en in de omstandigheden vorm krijgt. Wellicht is het omstandigheid waarin de man niet kan overleggen, al kan het zijn dat hij al vaker door zijn groep aangesproken is op het gedrag van die vrouw. Zij is ter goeder trouw maar kan bepaalde dingen niet vatten en vormt zo een gevaar voor de groep.

Meanderend doorheen de vele omstandigheden waarin we als mens met onze wil en wilsvrijheid geconfronteerd worden, laat Bieri zien dat het moeilijk denkbaar is dat men een mens die zich niet enigszins bewust is van het feit dat hij of zijzelf de lastgever is van wat hij of zij bedrijft en dat dit terrein de persoon toebehoort. Anders, tja, doet de persoon dingen buiten zichzelf om. Een waan? Wellicht wel, maar dat betekent ook dat we kunnen nadenken over wat we willen en als we dat willen aanvaarden, dan omdat we weten wat het voor ons betekent. Dus kunnen we iets willen wat strijdig is met het belang van anderen of dat anderen schade berokkend? Natuurlijk en als we dat aanvaarden, zijn we dus ook verantwoordelijk voor dat willen en verantwoordelijk voor de handeling die eruit voort komt. Maar de verdienste iets te willen dat goed is en anderen ten goede kan komen, of dat een uitzonderlijke bijdrage vormt aan de wetenschap, de kunst, de samenleving, kan men ook niet ontkennen.

Dat lijkt het cruciale debat te zijn in de discussie over de wil. Een vrouw willen, of een partner, waarbij men zich goed kan voelen, betekent nog niet dat die wil ook voor de partner goed zou zijn, tenzij die een wens koestert die correspondeert met de eigen wil. Maar als die wil ook zou voortkomen uit omstandigheden… zoals armlastigheid of een zekere persoonlijke zwakte, is het dan nog goed? En kan de wil om die partner bij zich te weten ook gebruik maken van middelen die misschien onoorbaar zijn, of net al te nobel? Het blijft gaan om een particuliere en gearticuleerde wil. En op die manier ontdekken we bij Bieri een aantal facetten van de wil die ons toelaten aan te nemen dat we verantwoordelijk kunnen zijn voor wat we willen en bovendien dat de mogelijkheid van de lastgever om zaken af te wijzen, in diens of haar vermogen ligt. Het komt er niet op aan die verantwoordelijkheid te zien in termen van we aan kwaad zouden aanrichten, maar ook in de andere richting.

We staan hiermee ver af van wat sommigen beweren, dat we ons brein zijn en dus dat dit brein ons zou sturen. Het brein als homunculus? Bieri vindt die benadering te omslachtig en ook strijdig met het vermogen van mensen om zich een idee te vormen van wat we willen doen en hoe wat dat zullen aanpakken. Het brein is een noodzakelijke voorwaarde om onze wil te kennen, een goed werkend brein is onontbeerlijk om ons van onszelf als persoon bewust te zijn en het is in die grijze massa dat het allemaal gebeurt. Maar, zo meen ik uit dit werk te mogen opmaken, het is een lastgever, een subject dat zich bewust is van het vermogen iets te wensen te willen en vervolgens ten uitvoer te leggen dat ons zijn als persoon vorm geeft.

Dit boek  laat ook zien hoe cruciaal de taal is in het ontwarren van de knopen, van de voorstelling van de eigen wil en van het vermogen te vatten waar het om gaat en hoe het in ons, door ons en voor ons functioneert, dat willen. Peter Bieri geeft ons geen voorstelling van de ideale vrije wil. Hij laat wel zien dat wie zich van die vrijheid bewust wordt en er mee leert om te gaan, in zekere zin een langdurig en veel omvattend handwerk ter hand heeft te nemen en nemen. Hij of zij dient zich zowel bewust te zijn van de verbeelding waarover we beschikken om die wil vorm te geven. Leggen we dan de verbinding naar opmerking die in het onderwijsdebat aan de orde was en is, dat mensen van 12 te jong zijn om keuzes te maken, dan is het ook het moment dat kinderen beginnen te zien dat wat ze doen voor zichzelf en anderen een cruciale betekenis heeft. Maar toch is het pas het begin van dat handwerk. Wat men wil willen, blijkt Bieri te zeggen, kan niet zomaar aan ons opgedrongen worden. Consumeren? Is dat niet een wens die iedereen wil? Maar is het een fundamenteel doel? Of presteren, perfectie bereiken in iets, het weze het vertolken van de minutenwals van Chopin? Het ontdekken dat men het zou kunnen, maar dat men er heel wat inspanningen voor over moet hebben, uithoudingsvermogen ontwikkelen, het zijn elementen die deels aan eenieder worden voorgesteld, enigszins opgedrongen in de kindertijd, jeugd en jonge jaren, maar het is ook de noodzakelijke voorwaarde om er geleidelijk toe te komen te begrijpen dat we zelf, eigen voorkeuren, wensen kunnen ontwikkelen en er het nodige gereedschap voor bij de hand moeten halen. Dat proces, men neme het ons niet kwalijk, omvat veel meer dan de suggestie van Swaab en co dat we het buigen van de vinger besluiten in ons brein. Het is het veel rijkere verbinden van de vrijheid, vrije wil aan de persoon en meteen krijgen we er nog iets bij, de mogelijkheid te begrijpen dat autonomie voor de lastgever wezenlijk is én dat de omstandigheden er niet storend hoeven om te zijn. De band tussen dit alles, de wensvorming, de omstandigheden en hoe we uiteindelijk in staat blijken iets te doen waar we zelf betekenis aan kunnen hechten, vormt denk ik het omhulsel van de vrije wil, de persoonlijkheid.

We hebben een aantal cruciale elementen uit dit onderzoek van Peter Bieri aan bod laten komen en andere hebben we niet helemaal kunnen uitwerken. Het boek leest volgens Rudiger Safranski bijzonder vlot, maar toch moet men het willen lezen. Toch kan ik met Safranski wel vaststellen dat de lectuur van dit boek wel degelijk leidt tot enkele onvermoede inzichten. De vrijheid is meer dan goesting hebben in om het even wat. Willen dat niet gespecificeerd wordt, blijft wensen en soms zelfs niet eens dat. De wil mens te worden, tot slot, ligt in dit boek verweven met de vele verhalen. Als Raskolnikov uiteindelijk gaat inzien dat hij niet enkel een misdaad begaan heeft die een straf verdient, maar ook door die gedachte te ontwikkelen tot een daad ook een schuld op zich geladen heeft, die hij zich moet berouwen, om terug met andere mensen om te kunnen gaan, kan men die bladzijden van de roman van Dostojewski spijtig vinden, maar ze bepalen wel waarom de roman de titel verdient die men er oorspronkelijk aan gegeven heeft, schuld en boete. Boete ziet men uiteraard in een uitgesproken religieuze sfeer, maar of dit een exclusieve connotatie mag heten, blijft me onduidelijk.

Het boek laat toe na te denken over onze eigen mensenwensen en na te gaan of wat we willen, op het concrete vlak en op het niveau van onze levensvervulling te onderzoeken en het handwerk ter hand te nemen. De omstandigheden negeren, blijft zeer moeilijk, kan tot een wil leiden die men niet waar kan maken. Dat kan een grote ontevredenheid met zichzelf leiden. Aan de andere kant, omstandigheden, bijvoorbeeld een stimulerende vioolpedagoog kan ons heel ver op weg brengen en nadat de eerste vingeroefeningen ingesleten zijn, ons verlangen wind in de zeilen geven om nog beter te doen. Kortom, ons leven is een complex handwerk, maar onze wil goed articuleren kan het welbevinden in hoge mate bevorderen. Alleen, de lectuur van dit boek maakt het tot een langdurig avontuur, hoewel niet per definitie een eenzaam avontuur.

Bart Haers 

Reacties

  1. Ach u mag uiteraard de mening toegedaan zijn dat “iets” immaterieels de oorzaak kan zijn van uw gedrag, uw bewustzijn, uw wilsbeslissing. Ik vind dat onzin. U meent dat uw zogenaamde vrije wilsbeslissing geen materiële basis heeft. U gelooft dat maar. Ik vind dat onzin. Elke gedachte, ook deze die ik nu verwoord, is te reduceren tot een materieel proces in de hersenen. Er zijn miljarden ! mogelijkheden, maar zonder hersenen (materie) geen bewustzijn, geen ego-gevoel, geen wil noch begeerte. Dat een wilsbesluit een immateriële oorsprong zou hebben, die onafhankelijk bestaat van hersenenprocessen, u gelooft het maar. Ik niet dus. Hier scheiden dus onze wegen. U kan niet aanvaarden dat uiteindelijk alles reduceerbaar is tot materie. De indoctrinatie in de jeugd kan diepe sporen nalaten (materialisme is slecht en verwerpelijk). Het gif van het platonisme is sluipend. Ik citeer mijn vriend Karel D’huyvetters: “ Zolang we het erover eens zijn dat wij inderdaad beschikken over geestelijke vermogens, dat ons denken een betekenis heeft die niet materieel is maar inhoudelijk en mededeelbaar, dan mag men dat op allerlei manieren beleven en verwoorden. Maar zodra men de band tussen het denken en de hersenen uit het oog verliest of verdonkeremaant, dan loopt het mis. Ons denken is onlosmakelijk verboden met onze hersenen, dat is wat we met onze hersenen doen, daar hebben we ze voor. Er zijn geen verstandelijke vermogens vóór er hersenen zijn, en zelfs wanneer die er zijn, duurt het nog vele jaren voor ze volgroeid zijn en nog veel langer vooraleer ze een beetje naar behoren functioneren. En als de hersenen het laten afweten, verdwijnen ook onze geestelijke vermogens, beetje bij beetje of almeteens, zomaar, op een dag, pfffft… weg. En als we dood zijn, is’ t gedaan. Dan kan er nog gedacht worden, maar niet meer door ons. Dat is goed om weten.” Zeer terecht legt Dick Swaab de vinger op de wonde. Geen hersenen? Niets bewustzijn,niets ik-besef, niets vrije wil . Ach het is is voor de hand liggend en vanzelfsprekend. Maar eventjes doordenken, daar is men bang voor en de materiële basis verdonkermanen daar zijn religies en dergelijke zeer goed in. Het (immateriële) zieltje moet gered worden nietwaar.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb de indruk dat hier een onvoorstelbaar misverstand in het geding is. Ik denk niet dat de filosoof Bieri - aka de romancier Pascal Mercier - fundamentele bezwaren koesteren tegen wetenschappelijk onderzoek, laat staan praktische bezwaren. U heeft het over het risico dat mensen lopen die zich in Plato en diens ideeënleer verliezen. Ik heb de indruk dat u niet begrijpt dat onder meer Plato, maar ook andere filosofische teksten - zoals die over de monaden - wel degelijk betekenis hebben. Juist omdat ze uitgedacht zijn met de kennis en wetenschap van toen, laat het zien hoe ver mensen in hun denken de ervaring van de werkelijkheid kunnen denken.
    Het andere punt is dan ook geen voorwerp van discussie, als een individu zich ontwikkelt, gaat dat via de ontwikkeling van de hersenen, het brein. Vallen er delen van het brein uit, omwille van incidenten zoals zuurstoftekort, dan heeft dit uiteraard invloed op de hersenen en op het bewustzijn, het denken en spreken dus. Ik denk niet dat een zinnig mens dit zou bestrijden. Alvast, Bert Keizer beschrijft dit. Maar het is wel zo dat zowel Keizer als Bieri bezwaren naar voor brengen tegen het determinisme dat Swaab en anderen voorop stellen. En goed, misschien is het zieltje iets dat u niet bevalt, maar het zieltje moet eindelijk vooral zichzelf redden. Als dat u voornaamste bezwaar is, dat het bewustzijn refereren zou naar de ziel, die godverdomsche platoonse en christelijke erfenis, dan is het maar zo.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts