Recensie
Op maat gedacht, maar enigszins
Anders uitgepakt
Over
eugenese en andere levenskwesties
Stefan Brijs, De Engelenmaker. Roman. Uitgeverij Atlas. 2011 (32ste druk). pagina's: 432. Prijs: 10 €
Enkele jaren geleden schreef
Stefan Brijs een boek over ene Victor Hoppe, arts en geneticus, De
Engelenmaker, dat in de media hoog de hemel in werd geprezen, zozeer dat ik er
een zekere terughoudend voelde bij opkomen. Nu ik het boek dan eindelijk begon te
lezen, merkte ik, eens te meer dat de commentatoren bij verschijnen niet echt
de kwestie zelf en het verhaal van Brijs onder de aandacht brachten.
De recensie in de krant De
Standaard laat ons weten dat het een boeiend boek is, dat Brijs schreef en dat het
over iets gaat, waar men zich gauw verliest in amateurfilosofie. Nu vraag ik u,
geachte lezer, wat de recensent voor ogen heeft, als hij het over een
amateurfilosoof heeft. Ik heb toen het boek niet gelezen, omdat er andere
dingen op mijn weg kwamen, maar tegelijk was er iets dat weer in het rond
zoemde, waar het boek niet echt bij onder de aandacht kwam. Ik luisterde
misschien maar half, maar goed, zo gaat dat als het spreken over boeken, laat
staan het schrijven nog nauwelijks het boek aangaat of in de belangstelling
tracht te brengen. En toch eindigt de recensent met de wens dat het boek vooral
lezers zal vinden. Wellicht valt er niet over te klagen, noch door de uitgever,
noch door de auteur. Maar tegelijk, alle gezoem ten spijt, bleef het boek veeleer
gesloten en werden de vragen die in het boek aan bod komen, verder onbesproken.
Natuurlijk kan men er zich toe bepalen te vertellen dat het een spannend boek
is, dat de sfeer, enfin, niet bepaald goed is, maar wel goed getroffen.
Toch verdiende en verdient
Brijs een bredere belangstelling voor het boek, want hij brengt, enkele jaren
na Mulisch een kwestie aan de orde, op een zo mogelijk nog meer pregnante
manier, namelijk die van het scheppen van leven, net niet ex nihilo. Het gaat
om “De Procedure” waarin Mulisch de mogelijkheden van het ontvouwen van de
genetische code, het menselijk genoom als een aanzet ziet voor het scheppen van
nieuw leven, eventueel zelfs mensen. De Golem vormt hierbij de crux. Brijs gaat
verder en laat zien dat het maken van een gekloonde baby niet het einde van het
verhaal vormt. Het werk van Brijs bestaat erin de menselijke gevolgen van het
technische kunnen in beeld te brengen. Het verhaal is tragisch, maar ook komt
het mededogen aan bod. De autoritaire gezagsverhoudingen waarmee de pastoor en
moeder overste bekleed zijn, countert de auteur met de bijna spontane reactie
van anderen, die de normen wel kennen, maar bewogen worden door empathie en
bereidheid te helpen.
In die zin ademt de roman een
grote mate van realisme die ik ook aantrof in “Post voor mevrouw Bromley”, maar
dat realisme geeft niet direct aanleiding tot de gedachte dat alles al a priori
vast zou liggen en dat mensen maar in een richting kunnen handelen. Het toeval
wil in deze roman de rol spelen die het in het leven kan spelen, inclusief de
mogelijke interpretaties die mensen aan het toeval toekennen. De rol van het
café als koor waar de gebeurtenissen van commentaar voorzien worden, het vormt
de achtergrond waarbij men zich kan afvragen of de auteur bereid is de
gebeurtenissen zomaar te laten passeren. Het vormt volgens mij de cruciale
schakel in het verhaal.
Maar het thema is het scheppen
van leven, het geven van leven en het nemen van leven. Die confrontatie tussen
het scheppen en het nemen, doden en zichzelf doden past uiteraard in een
cruciaal begrijpen van wat we als mensen kunnen doen. Maar de technologie laat
toe andere verhoudingen te kiezen, niet meer “mannetje en vrouwtje” maar ja,
indien het lot het zo beschikt twee vrouwen. De mogelijkheden zijn wel
denkbaar, maar de realisatie blijkt een moeilijker zaak, want er kan iets
mislopen.
Daarom kan de recensent er
niet mee volstaan te vertellen dat de plot en de uitwerking spannend zijn.
Zoals Karel van het Reve het ooit stelde, goede en slechte romans lijken sterk
op elkaar en literatuurwetenschappers kunnen perfect aangeven wat er aan een
roman zoal van belang is, zonder zich over kwaliteit uit te spreken. De
recensent kan zich daar niet toe bepalen. Zo kan je er niet omheen dat Stefan
Brijs ons een wereld voortovert die we herkennen, althans, menen te herkennen,
maar tegelijk is het een streek waar we hoogstens passeren, maar die toch
herinneringen oproept aan een stille tijd, waar men geen spitstechnologie zou
verwachten.
In die zin is de confrontatie
tussen het onmogelijk nieuwe en het al even onmogelijk archaïsche als de idee
dat mensen met ros haar des duivels zouden zijn. Het verhaal van mensen met een
hazenlip zit in hetzelfde spectrum, maar reeds bij Knut Hamsun lezen we over
hoe moeilijk het leven is voor mensen met een hazenlip en dat uiteindelijk een
operatie een deel van de problemen kan oplossen. Bij Hamsun betekent de
operatie dat Inger plots echt mens wordt en dat ze bij terugkeer uit Bergen
(Noorwegen) waar ze werd opgesloten wegens het doden van haar baby met een
hazenlip, plots best wel eens wil flirten met de mannen die een
elektriciteitsleiding komen aanleggen.
Het probleem voor Hoppe is dat
hij de natuur en vooral God wel moet verwijten dat hem tekort is gedaan. God
zal hem nooit kunnen bekoren maar Jezus is dan weer wel iets voor hem. Men kan
dit boek niet lezen zonder te bevatten dat voor Hoppe de theologische
consequentie van dit onderscheid de emotionele afkeer voor de vader en de
autoriteit weerspiegelt. Want Hoppe zal, nadat hij als idioot in een instelling
is ondergebracht, uiteindelijk voldoende intelligent blijken om te studeren.
Hij wordt arts en wil het werk van God, de schepping verbeteren. Daarbij is de
wetenschappelijke ethos, waarbij men alles moet kunnen overdoen, voor hem
eerder een rem en is hij vooral bezig dat werk te realiseren. Twintig jaar is
hij aan de slag ermee tot hij een paar stappen zet, die men niet zomaar neemt,
te weten het proberen te klonen van een menselijk wezen.
Stefan Brijs gaat hier voor op
wat wetenschappelijk mogelijk was en is, maar zijn verbeelding komt mij althans
waarachtig voor. Wetende dat er geen kliniek in Europa te vinden is waar er niet
een ethische commissie waakt over de goede gang van zaken, kan men begrijpen
dat het buitenbeentje moet zijn dat de grote stap zet. Dat een proces mislukt
waarbij hij, Hoppe er niet slaagt voldoende levensvatbare eicellen te halen bij
een vrouw die met haar vriendin een kind wil, brengt hem tot een verder gaande
oplossing. Om zijn aanvankelijke nederlaag te verdoezelen plant hij drie, vier
embryo’s in en zal blijken, naderhand dat die kinderen niet van haar zijn,
maar, zijn evenbeeld, inclusief hazenlip.
De kwaliteit van het verhaal?
De opbouw, waarbij we drie vertellers en een alleswetende instantie als
referentie hebben. Het koor in het café geeft de vox populi weer, waarbij de
verklaringen telkens weer bijgeschaafd worden als de werkelijkheid anders
blijkt. Elk van de drie is betrokken bij Hoppe en bij de kinderen, maar hebben
niet door hoe ver hij wil gaan, laat staan zijn bedoeling. Elke keer als een
verteller ontdekt wie en wat Victor Hoppe heeft voortgebracht, komt een zekere
wreedheid aan bod, tot op het einde, Victor Hoppe zich met christus
vereenzelvigd.
Een element in het boek wekte
in het bijzonder onze aandacht, het feit dat men Hoppe eerst voor een idioot
houdt en dat later, eens volwassen, hem het syndroom van Asperger toedicht. Het
probleem is dat Asperger, zoals andere psychiatrische diagnostische begrippen
niet zomaar om het even gebruikt kunnen worden. Brijs spreekt er zich niet over
uit, maar beschrijft wel de trauma’s, onder meer de afwijzing door zijn moeder,
om de contouren van Victor Hoppe’s gedrag te schetsen. Er was de liefde van een
jonge postulante voor de peuter Hoppe, er was de onwrikbare aanwijzing als
idioot van moeder overste en Victor die er pas laat onderuit kwam, uit het
leven in de instelling. Wie dat allemaal
overleeft, zal wel een bepaalde kijk op de mens krijgen, die niet uitnodigen
zal tot vertrouwen, maar eerder tot een bewust gekozen isolement.
Asperger dus? Stefan Brijs
laat ons weinig ruimte om het zomaar aan te nemen. Niemand in het verhaal zou
zomaar voor een goed mens kunnen doorgaan, maar hij geeft aan dat Victor Hoppe
meer is dan een slachtoffer, wel integendeel. Het werk moet verbeterd. Maar het
resultaat, de drie jongens die leiden aan een versneld verouderingsproces,
omdat er een fout gebeurd is bij het klonen, dat komt mij als een redelijke
complicatie voor. Wat doet de arts vervolgens? Hij probeert met alle middelen
en ondanks de onzekerheid over het resultaat de fouten te herstellen. Foto’s
(polaroid) en metingen, inentingen ook. Toch komt de lezer hierover weinig
concreets te weten, omdat Victor Hoppe dit werk in het grootste geheim wil
doen. Hij faalde zelf ook, maar wil die fouten herstellen.
Gaan we te ver als we menen
dat Stefan Brijs hierbij de problematiek van de mogelijkheden van fertiliteittechnologie
en zelfs van eugenese ter discussie stelt? Het was de dissonant in de
commentaren bij het boek. De motivatie van de auteur hierover te schrijven werd
hem, zo krijg ik na lectuur nog meer de indruk was en is niet een
wetenschappelijke thriller te schrijven. Toch was het mijn indruk dat het boek hiertoe
herleid werd en wordt. En als zodanig mag Brijs dan wel enige kwaliteit hebben
geleverd, de kwestie ligt naar mijn indruk veel gevoeliger. De reductie tot een
thriller maakt het mogelijk de commentaar die dit boek vormt bij de euforie
rond het project van het menselijk genoom te negeren. Want dat dit boek over de
maakbare mens gaat, daarover kan geen twijfel bestaan.
De hele discussie over de rol
van Jezus of God? Brijs voert ze niet expliciet, maar de metaforen die met de
ene en met de andere te maken hebben larderen wel het boek. Vooral de fouten in
Gods schepping, of in de natuur, de natura naturans zijn voor Hoppe een
existentieel probleem, van de rode haardos tot en met de hazenlip. Maar ook de
houding van zijn moeder, die hem afwijst, zijn opvoeding in een gesticht – wie leest
hier niet een referentie in naar die grote Vlaamse schrijver Claus? Althans
voor wie de biografie van Claus kent – en de vaststelling door een eenvoudige
zuster in hope dat hij, Victor alles behalve idioot is, dat verhaal is voor hem
voldoende om aan die natuur het nodige te verhelpen.
Hij slaagde op school en werd
student geneeskunde, zou in Aken en later Bonn een praktijk hebben en intussen
aan dat herstellen van de fouten van de natuur werken. Is er iets natuurlijker
voor een arts? Uiteraard zal die op ethische grenzen botsen, althans in zoverre
zijn bemoeienissen gevolgen kunnen hebben die eerder schadelijk dan
profijtelijk uitpakken. Eerder zal men mij verwijten, vrees ik, weer eens aan
oubollige inzichten vast te houden, dan te onderzoeken waar het Stefan Brijs om
te doen was. Een thriller schrijven? Of de thriller als format voor een eigen
verhaal. Hoewel het einde als zodanig wel bijzonder mag heten, ligt het wel
volkomen in de lijn van het boek. Een recensent vond dat het einde verrassend
moet genoemd worden, maar daar heb ik alvast enige twijfel bij. Of liever, in
het kader van het boek kan men het slot alleen maar zien als passend en helaas
vreselijk. Het punt is, dat het einde de suggestie wekt dat de auteur zelf niet
zo heel veel hoop koestert dat men die bespiegelingen ernstig zal nemen.
Dat is dan ook de reden waarom
we alsnog aandacht besteden aan het boek. Obstinato klinkt de ondertoon van begin af aan
dat wat Hoppe ook doet, het goede en het andere, de ondertoon blijft ons
voorbereiden op het onontkoombare uitkomst, het falen van Victor Hoppe, maar
toch ligt de betekenis in zijn onderneming zelf. Zoals hij zelf meent, moet men
de omstandigheden zelf veranderen. De maakbare mens is een project dat sinds de
renaissance steeds weer tot grote realisaties heeft geleid, maar evengoed tot
soms twijfelachtige denksporen zoals de “Homme Machine” van Julien Offray de la
Mettrie, maar uiteraard zijn er voldoende experimenten geweest waar men zich
best vragen over stelt. Dr. Mengele? Niet te vergeten, maar ook in landen waar
de democratie en de rechtsstaat onaangetast functioneren heeft men op vele
terreinen proeven ondernomen die de ethische bevraging niet altijd konden
doorstaan. Het voordeel is wel dat mensen daarover bevraagd kunnen worden en
dat er een discussie mogelijk is.
Niemand zal het zelfs zijn
ergste vijand gunnen met een hazenlip geboren te zijn geworden, maar vandaag is
er operatief heel wat mogelijk en wordt het euvel met grote zorg voor de
toekomst van de persoon verholpen zodat men er haast niets meer van merkt. Een
ander element is de kwestie van het doorgeven van het leven. Ook hier is het
vanzelfsprekend dat de verworven kennis en vaardigheden rond IVF voor heel wat
mensen met fertiliteitsproblemen een goede oplossing kan bieden. De vraag is
dan, hoever zal men daarin gaan? Dit punt is bijzonder delicaat, want zal men
een stel mannen of een stel vrouwen een kind ontzeggen? De vraag wordt vandaag
negatief beantwoord. In logica der zaken ligt het wel, vooral als het kind als
zodanig niet geselecteerd zou zijn. Maar dat kon Hoppe nog niet en misschien
moeten we dat ook niet willen. Het perfecte kind? En hoe zal men dan op
karakter selecteren? Niemand dus, want we zijn wie we worden, waarbij de
omstandigheden hun rol spelen, maar niet determineren.
Bart Haers
Als je zo een recensie leest, waarbij men aangeeft dat het boek niet voor deze of gene bedoeld is, dan denk ik dat men de auteur onrecht doet. Het feit dat de kwesties impliciet behandeld worden en niet met grote theorieën besproken en dus geen zware argumenten het boek larderen, vormt er juist de kwaliteit van.
De engelenmaker is geen boek voor filosofen of theologen. Wat voorop staat in de roman is de spanning, de leesbaarheid, de goede compositie, het boeiende portret van de geniale gek Victor Hoppe en het volslagen onbegrip dat hij oproept bij zowel dorpelingen als collega wetenschappers. Een boek dat je bijblijft en zeker een AKO-prijs-nominatie waard.
Reacties
Een reactie posten