De toekomst voorbij angst en vrees
Dezer Dagen
Futurologie en utopie
De postelectorale depressie is groot, zo te zien, waarbij men opnieuw de invectieven niet spaart. Ook het aanjagen van de angst over de toekomst speelde voor én na de verkiezingen een rol van betekenis. Utopie en wetenschappelijk onderzoek naar de toekomstige evoluties stonden centraal in de verkiezingsshows. Idealen werden links geduid, utopieën ook want tja, rechts is burgerlijk en bekrompen.
Zouden
we echt kunnen voorspellen hoe de afzienbare toekomst eruit ziet? Zouden we
middelen hebben om een utopie te scheppen en hoe zou die er voor ons, maar ook
voor anderen uitzien? Het blijkt des mensen om een betere toekomst te
verwachten, evenzeer des mensen komt elk graag aanzetten met doemscenario's om
toch maar aan de gang te blijven. Verkiezingstijd laat altijd weer de mix zien.
De gemene deler blijkt altijd weer een blauwdruk van een ideale samenleving te
zijn, een verhaal dat doorgaans alleen via suggestie aan de orde komt, zelden
expliciet.
In
een ideale wereld...?
Voor
de een moet niemand werken of overdreven hard werken, voor de ander is het
juist het centrale kenmerk dat in een ideale wereld iedereen zichzelf volkomen
kan realiseren in een ideale samenleving. De verwachtingen over Utopia zijn
doorgaans tegenstrijdig en zelden op een lijn te brengen. De status van arbeid,
van intellectuele activiteit en van de smaak van het leven verschilt telkens
weer en blijken elkaar uit te sluiten.
Futurologen,
heb ik geleerd veranderen doorgaans een of andere parameter van de bestaande
wereld die ze desastreus vinden evalueren, terwijl ze weinig oog hebben voor
psychische of culturele aspecten die met die parameter te maken hebben. Moeten
we dromen 120 jaar oud te worden? Wat zullen we doen met een eeuwige jeugd? Hoe
zullen we leven om die 120 jaar te bereiken? Overbevolking tegengaan is nodig,
maar hoe men in culturen waar er vijf geboorten nodig zijn om zichzelf te
vervangen mensen diets zal maken dat ze nu beter van contraceptie gebruik maken
in plaats, zoals dat dan heet, zich aan cunicultuur over te geven, het kweken
als konijnen dus. De Vlamingen, zo heette het dus, waren daar een paar generaties
geleden ook wel goed in, maar demografie, zo blijkt altijd weer, werd en wordt
in bepaalde staatsopvattingen als een belangrijk instrument beschouwd. De
menselijke vrijheid én waardigheid kunnen wel in het geding komen.
In
een ideale wereld werken we weg wat ons ergert, bevorderen we wat we wezenlijk
achten voor een beter bestaan. Het socialisme begon ook als een utopische
gedachte, al was Karl Marx was zo verstandig zijn verhaal als een intellectueel
verhaal voor te stellen. In plaats van dogma's bood hij inzichtelijk te
onderbouwen stellingen aan en men kon in de werkelijkheid de uitwerking
accepteren. Het bleef echter een utopie, omdat de betekenis van arbeid,
kapitaal en persoonlijke ontwikkeling niet konden sporen. Men lijkt zich
vandaag niet altijd voor ogen te houden dat in het Marxisme zelf de vrijheid
vanzelf onderuit moet gaan, want om de ideale samenleving te bereiken, moet
iedereen zich achter de blauwdruk scharen, terwijl in de ontwikkelingen die men
kan navorsen dat proletariaat dat zich zou ontvoogden niet als eerste bereikt
werden, maar vooral progressieve liberalen. Tegelijk waren in de jonge
industriële naties de arbeiders vaak bezig met zelforganisatie, onder veel
ideologische ballast. Het Gentse model van het socialisme was daar een vorm
van. Marxisme was utopisme, het Gentse model bood realiteitsgebonden ijkpunten:
de coöperatieve Vooruit zorgde voor bescheiden welstand, voor een cultureel
leven en voor ontvoogding. Ook de Christelijke Werklieden vonden niet dat ze
met Charles Woeste konden meegaan in een bevoogdend model, uitgedragen door de
kringen van het Vincentius a Paulo Genootschap - uiteraard was de officiële
naam: Société Saint Vincent de Paul. De organisatie van de christelijke
arbeiders kon alleen goed uitpakken als het bevoogd werd door christelijke
elite.
Het
ACW en aanverwante organisaties waren dus zeer lang ook gericht op het
bevorderen van de Nederlandse taal in bestuurszaken, bedrijven en de
samenleving. Ergens moet er een veer gebroken zijn, want de afgelopen tien tot
vijftien jaar is men die facetten van de beweging gaan verruilen voor wat meer salonfähig
was en is, het kosmopolitische ideaal.
Laten
we helder wezen, deze beweging is maar een voorbeeld van hoe in de loop van de
jaren bepaalde facetten zozeer gerealiseerd lijken dat ze van geen gewicht meer
lijken. Het gaat erom dat gaande de ontwikkelingen in de samenleving bepaalde
wensen die oorspronkelijk idealistisch, utopisch leken, geleidelijk niet enkel
realiteit worden, maar zo geïnternaliseerd dat we er misschien van doordrongen
raken dat het de verkeerde kant zou
kunnen opgaan. We lijken niet altijd in staat de verwezenlijkingen echt
te zien.
Het
ideaal werd dan toch verwezenlijkt
Heel
vaak merkt men dat oude idealen en voorstellingen van een betere wereld
metterdaad obsoleet worden, want zeg nu zelf, de arbeider anno 2014 lijkt niet meer
op de arbeider anno 1887. Armoede en werk, het wordt vandaag het verhaal van
een heel specifieke groep in de samenleving. Armoedebestrijding wil veel
veranderen om de hele samenleving te bevrijden van de gesel van de armoede,
maar vergeet dat men dat alleen kan doen als men de betrokkenen kan bereiken,
via onderwijs. Via arbeid kan het ook, maar we bekijken werk, arbeid nog altijd
niet volkomen als een deel van het leven, eerder, zoals in het marxisme als een
straf, die alleen via uitbuiting tot stand komt. Hoe christelijk kan het zijn.
Futurologen
hebben vaak (onbewust) een eschatologische motivatie om hun wereldbeeld, de
toekomstige evoluties vorm te geven. In mijn jeugd werden we op school
onderhouden over de Club van Rome, waar men alle gevaren die de (Westerse)
samenleving en de wereldgemeenschap boven het hoofd zouden hangen, uitgespeld
werden. Later hoorden we over zure regen, over fijn stof en uitputting van de
aardschatten. Altijd weer is er de prognose dat het fout zou gaan want wie een
probleem ontdekt wil mensen overtuigen medestander te worden.
Utopisten
doen het anders, zegt men, want zij gaan niet minder uit van doemscenario's, al
zijn dat, aldus Norman Cohn in "Pursuit of the Millennium. Millenarian and mystical anarchists of the
middle ages" waarin hij Middeleeuwse bewegingen onderzocht die op de
een of andere wijze de wereld wilden vooruithelpen, om de eindtijd, het
duizendjarige rijk vorm te geven. Het Nazisme heeft die utopie zelf ook ter
hand genomen, maar volgens Norman Cohn is het moeilijk niet in al die -ismen
een chiliastische aandrift te onderkennen. Ook het communisme streefde en
streeft naar een ideale eindtijd. Als dus links extreemrechts totalitaire
aanspraken te koesteren, dan moet ze wel de hand in eigen boezem steken. Ook
Peter Sloterdijk heeft een facet van die ontwikkelingen filosofisch uitgewerkt:
Zorn und Zeit. Maar we weten dat men in Vlaanderen niet graag aan diens werk
refereert, wegens al te mistig. Of zou hij onwelkome inzichten te berde
brengen.
Wie
onze samenleving na 1945 goed tegen het licht houdt, zal merken dat we in vele
opzichten de idealen van onze voorzaten, onze strijdbare voorzaten hebben
gerealiseerd, maar de samenleving, de staat, die bleef verre van ideaal en die
paradox valt velen zwaar.
Idealen
zijn nodig, pragmatisch realisme evenzeer
Rudiger
Safranski beschreef hoe de Romantiek een Duitse affaire moet genoemd worden,
maar tegelijk dat het romantisme vaak tot pervertering heeft geleid. Voor hem
blijkt het noodzakelijk dat we in de samenleving staan met een aantal idealen,
maar tegelijk dat we niet toelaten dat die idealen onze wakkere geest bedwelmen
of ons observatievermogen misleiden zal. Het risico bestaat dan dat we de zaken
slechts op een manier gaan lezen en in feite een matrix hanteren om alles te
ordenen.
Politiek
heeft altijd wel te maken met beheersen van de samenleving, want orde moet er
zijn, chaos belemmert mensen nu eenmaal hun leven te leiden. Toch kan men niet
verwachten of zelfs wensen dat alles stille blijft staan. Maar de richting van
de veranderingen is niet neutraal. Europa heeft nog weinig grondstoffen en
beheerst de grondstoffenstromen niet meer, zodat de kern van de economische
ontwikkeling wellicht meer dan vroeger aan talent toekomt, aan kunde en
vaardigheid. Het klein- en middenbedrijf kan hier soelaas bieden, al lijken
sommigen te menen dat dit bedrijfsmodel garant staat voor het negeren van de
werknemersbelangen. De mogelijkheden van bedrijven om de belangen van hun
werknemers in rekening te brengen, wordt in het publieke debat doorgaans
onderschat, net als het vermogen van de werknemers om zich het belang van de
onderneming aan te trekken.
Het
brengt met zich dat men ook zou kunnen begrijpen dat burgers in allerlei
hoedanigheden de ruimte vinden om naast hun persoonlijke belangen ook aandacht
op te brengen voor publieke belangen. Nu zegt een partij als Groen, zeggen
milieu-en sociale organisaties nogal gemakkelijk dat rechts alleen met
persoonlijke belangen bezig zou zijn of groepsbelangen in het beste geval. Toch
ziet men ook ter rechter zijde mensen die begaan zijn met het publieke, de res
publica.
We
zullen hier de discussie over de tegenstelling tussen elite en de massa niet
opnieuw aansnijden, wel denk ik dat die discussie zowel het individuele
handelen, zoals Hannah Arendt dat beschrijft in Vita activa, als het vermogen
van mensen om eigen belang te relativeren ten behoeve van het publieke. Jacques
van Doorn - sommigen zullen weer de wenkbrauwen fronsen - beschreef dat men na
de donkere jaren blind is gebleven voor het vermogen van burgers in
Nazi-Duitsland bereid waren mee te denken "met de Führer", iets wat
hen, zo zegt hij, in de SPD niet gegeven was, omdat die partij zowel
bureaucratisch als intellectueel elitair functioneerde. Nu, van Doorn wil
daarmee niet gezegd hebben dat dit "meedenken" zomaar goed uitpakte.
Maar ook John Lukacs wees erop dat wie naar Hitler kijkt als persoon en leider,
gemakkelijk uit het oog verliest wat de Duitsers heeft bewogen en als ik zijn
visie goed begrepen heb, zag hij ook hoezeer Duitsers gefrustreerd van de SPD
afstand hadden genomen. Overigens, tijdens het bewind van Hitler zullen
Nationalisten dan weer gefrustreerd raken omdat hun antimodernisme de NSDAP en
de partijtop niet echt beviel. De propaganda maakte gebruik van
nationalistische thema's, maar zelfs het opkloppen van het antisemitisme tot
haat en bereidheid te ontmenselijken en te doden was finaal niet meer
nationalistisch.
Onze
samenlevingen in Europa staan vandaag zeer ver van wat de Republiek van Weimar
was, van de mensen die de republiek wilden redden ondanks de tekortkomingen. Of
beter, dat willen we hopen, maar wat er afgelopen dagen in Frankrijk is
voorgevallen, de hele discussie over de financiering van de verkiezingscampagne
van Sarkozy en de "Sarkothon", een fundraising bij de leden om de
partij van het failliet te redden. Blijkt nu dat de heer Copé nauwe banden had
met Bygmalion, een klein bedrijfje dat events organiseerde en dat bijzonder
snel zou zijn gegroeid. Succes maakt nu eenmaal blind. Lionel Tardi, volksvertegenwoordiger
voor de Haute-Savoie, ondernemer ook, liet het publiek verstaan dat de partij
van Sarcozy, Fillon en Copé onderhevig was aan een "esprit clanique".
De idealen die men uitdraagt, denk ik, zijn dan ook slechts vehikels, niet de
grond van de zaak. De idealen zijn verdampt omdat de macht verwerven zo
cruciaal is. Over de PSF , de partij van François Hollande, zullen we dan ook
maar zwijgen. Zedigheid komt niet ter
sprake.
De
toekomst (voor)zien: de paradox van de pensioenen
Het
is des mensen de toekomst te willen voorzien, mensen immers willen het
ongewisse liever wat gewisser maken, al zijn er wel voldoende parameters die
door sociologen, economen en andere wetenschappers overzichtelijk in beeld
gebracht kunnen worden. Maar als we het goed en wel nagaan, blijkt het moeilijk
de toekomst zelf op het niveau van de samenleving vorm te geven. Want we hebben
noch alle parameters in de hand en bovendien kan het gebeuren dat het wijzigen
van een of meer ervan andere parameters niet hetzelfde blijven. Paul Frissen
heeft bovendien betoogd dat het niet altijd wenselijk is op alles greep te
willen hebben. Er zijn accidenten, zo weet hij te melden, die men moeilijk
voorkomen kan. Een moord is gruwelijk en doorgaans zinloos, tenzij het om
wettige zelfverdediging gaat, of om een te verantwoorden wraakzucht. Maar dan
nog blijft het zinloos omdat de dader zich niet weet te bedienen van betere
middelen om zijn of haar zielenpijn te verlossen. Maar als een moord gepleegd
wordt op een plein in de stad, des ochtends als Brugge zou ontwaken, dan is er
meer aan de hand. Alleen, voor de overledene helpt er geen lievemoederen aan en
de daders kunnen misschien nog even onderduiken.
Maar
men kan dromen over een wereld zonder geweld, mensen blijken niet altijd bereid
elke vorm van geweld af te zweren, want men kan gemakkelijk observeren dat er
vormen van geweld zijn die op het oog legitiem zijn: een baas die een
personeelslid de duvel aandoet, kan pas voor de arbeidsrechtbank op zijn of
haar verantwoordelijkheid gewezen worden. Maar dat blijft een kwestie van
persoonlijke aandriften, die echter wel des mensen zijn. Nochtans vormt de
accumulatie van het goede wat mensen doen én van de vele vormen van banaal
kwaad dat we verrichten voor onszelf of voor derden soms zeer bepalende
omstandigheden die we niet altijd goed kunnen verdragen.
Uit
de aard der zaken volgt dat we dit soort gegevens niet kunnen opnemen in onze
toekomstvisie maar tegelijk is het wel zo bepalend voor mens- en wereldbeeld,
voor persoonlijk handelen dat er methodes ontwikkeld moeten worden om die
accidenten in kaart te brengen. Want de toekomst, leren futurologen mij,
behelst de kennis van en in aanleg de controle over parameters als demografie,
de economische groei, in zekere mate ook de tevredenheid van mensen met de
groei, met het gevoerde beleid. De discussie over de pensioenen, de
welvaartvastheid van pensioenen werd afgezet tegen de vraag of men mensen niet
langer aan het werk kan houden. Maar gegeven de stabiliteit van de pensioenen,
zou men ook kunnen bedenken dat men mensen tussen hun 60ste en 80ste nog altijd
als actieve senioren beschouwt als het om het "carpe diem" gaat, want
ouderen gaan uit, gaan op reis en genieten nog van het leven.
De
angst voor de oude dag bespeelt men nog steeds en soms was daar enige grond
voor. Maar vermits men in Nederland de pensioenkassen heeft zien ontwikkelen
tot grote beleggers die het systeem konden ondersteunen, maar vaak ook, het
moet gezegd, heeft men die zien optreden als spelers die mee de vlucht voor
hoge loonkosten of suboptimale rendementen hebben georganiseerd, moet men zich
afvragen of de scherpe regels inzake rentabiliteit van die fondsen de afgelopen
jaren niet mee de malaise in de Nederlandse economie hebben veroorzaakt. Of
nog: men voorzag moeilijke tijden voor de pensioenkassen en bracht daarmee ook
ineens de basis van de economie in het gedrang. Als ik het wel heb, zou de ondergang
van ABN-AMRO ook mee veroorzaakt zijn door een aantal pensioenfondsen die een
equity fund beheerden.
De
vergrijzing was al sinds 1990 een topic bij economen en demografen, maar
politiek wist men er zich geen raad mee. Wel voerden partijen campagne met de verzekering
dat de sociale zekerheid in hun handen veilig zou zijn, maar waarbij men vergat
aan te geven hoe men de groei en de productie zou verzekeren. Ook vergat men in
rekening te brengen dat de vergrijzing niet meer dezelfde vorm aannam in de
samenleving als 50 jaar vroeger. In 1975, toen ik als twaalfjarige nieuwsgierig
werd naar het grotere plaatje, ontdekte ik dat sommige mensen met zestig oud
waren, of zich oud gedroegen en anderen alles in het werk stelden om van hun
oude dag iets moois te maken, omdat ze voldoende zeker waren van de inkomsten.
Men heeft die evolutie in de wereld van de marketing wel door- en voorzien,
maar niet in politieke wereld en bij sociologen, noch bij macro-economen. Het
probleem was immers dat wie geen inkomsten en/of meerwaarde meer genereert een
last wordt.
Even
terug in de geschiedenis? Aan het einde van de negentiende eeuw, zegt men
vandaag vaak, was de groei van de steden, het vergroeien van steden en
voorsteden een zaak van arme drommels die zich aan de rand gingen vestigen en
geleidelijk opklommen op de sociale piramide en metterwoon ook die
verbeteringen vorm en gestalte zagen aannemen. De vaststelling dat de groei van
steden, bijvoorbeeld Brussel ook lange tijd gepaard ging met het de vestiging
metterwoon van renteniers en die zorgden ook voor zowel consumptie als voor
luxenijverheden. Het blijft wonderlijk dat men rentenierschap verbinden blijft
met terughoudendheid op de kapitaalmarkt, maar wie beter toekijkt merkt dat
mensen eenmaal de kinderen het huis uit zijn best nog wel bereid zijn tot
economische activiteiten, in de vorm dus van consumptie, van het bouwen of
aankopen van een andere woonst en andere activiteiten. Als men dus de
uitbetaalde pensioenen zou zien als een aanzet voor die ouderen om nog eens iets
te ondernemen, eventueel een zoon of dochter te helpen een bedrijf op te
zetten, dan wordt het duidelijk dat men de vergrijzing op de wijze die deze
evolutie nu vorm krijgt, niet per se als een ondragelijke last moet zien, mits
men hen niet bang maken zal door te dreigen te korten op de pensioenen.
Futurologen
noch utopisten beschikken zo te zien over verbeelding en toch komt het erop
aan, wil men de toekomst enigszins begrijpelijk maken gedachte-experimenten op
te zetten. Het verwijt zal zijn dat men zich aan de gegevens, de mega- en metadata
moet houden, maar de data op zich vertellen een verhaal, omdat die gegevens met
een bepaald doel worden verzameld, maar precies historici hebben laten zien dat
men die data, bijvoorbeeld van belastingscohieren en wezenkamers op heel
verschillende manieren kan aanwenden, vaak voor een benadering die niets meer
met de oorspronkelijke opzet van de bronnen te maken hebben. Zo kon Chris
Vandenbroecke de evolutie van de 18de eeuw op een andere manier beschrijven dan
men pleegt te doen, want de eeuw die we doorgaans vergeten in onze geschiedenis
en dat omdat het een onbetekenende periode zou zijn geweest. Maar de stelling
van de historicus Vandenbroecke die wel eens zijn stoute schoenen aantrok en
toch nog besloot dat men voor de toekomst scenario's kan uitdenken, luidt dat
Vlaanderen toen zeker niet arm was, dankzij de langdurige vrede (1715 tot 1787
minus enkele oorlogshandelingen tijdens de Oostenrijkse successieoorlog) maar
ook dankzij vernieuwingen in de landbouw: het intenser gebruiken van bemesting
en het aanwenden van de aardappel als basisvoedsel plus daar bovenop de
ontwikkeling van de huisnijverheid, die echter in de negentiende aanleiding zou
vormen voor een te langzame overgang naar de industrie - al blijkt dat in Gent
dat dan weer mee te vallen. Zoals gezegd maken die inzichten weinig indruk op
opiniemakers en heeft men er de laatste jaren niet zo heel veel mee gedaan.
Een
ander element dat me zorgen baart als ik opiniemakers de toekomst hoor
voorspellen, vormt de vaststelling dat ze ofwel geloven dat de oorlog in 1914
in de sterren geschreven stond maar in werkelijkheid was de oorlog het gevolg
van berekeningen over een niet zo nabije toekomst, anderzijds was er ook wel
een propagandaoorlog bezig in de aanloop, om nog te zwijgen van geopolitieke
verschuivingen. Christopher Clark heeft evenwel in de Vlaamse publieke opinie
nog niet veel in beweging gebracht.
Tot
slot
De
toekomst is in zekere mate ongewis en dat kan men maar beter zo houden. Wel
zijn er evoluties die men enigszins kan voorspellen, al is het de vraag of men
dat dan wel wil. Utopisten betrachten een ideale wereld voort te brengen, maar
moeten er de persoonlijke vrijheid voor opofferen, waarbij de geschiedenis
leert dat mensen wel degelijk bereid blijken die vrijheid op te offeren, onder
meer om meer zekerheid over de toekomst te verwerven. Futurologen willen de
toekomst onderzoeken en dat kan op goede gronden, maar de parameters die al dan
niet elkaar beinvloeden goed samen in beeld krijgen, het blijft een moeilijke
kwestie.
Zodoende
blijft het zaak voor politici, burgers en het commentariaat die toekomst ook
niet geheel te willen vastleggen. Het onverwachte is maar mogelijk als men
burgers, jong en oud ruimte laat om naar eigen inzicht te handelen. En daarmee
zijn we meteen bij de aanvang van het verhaal: de toekomst kennen en toch
handelen met het oog op iets beters dan wat zich nu aandient. Ik denk dat we
daar niet omheen moeten draaien, het is wat ons drijft en afschrikt. Daarom
willen we graag luisteren naar profeten, die ons een rozenvingerige dageraad
voorspiegelen, willen we wel geloof hechten aan wat futurologen op basis van
wetenschappelijke analyse te vertellen hebben, ook, vooral wanneer het hel
& verdoemenis blijkt te worden. Wetenschappelijk voorspellen, aldus John
Meynard Keynes is moeilijk en al zeker de toekomst. Het spelelement kan het
omgaan met de toekomst kleuren, niet per se roze, maar toch uitnodigend een
andere lading geven. Want de verbeelding is, zoals Robbert Dijkgraaf het stelde
in een televisielezing over Albert Einstein onmisbaar wil men bekende inzichten
die niet sporen toch met elkaar in een kader te plaatsen. En de toekomst
voorzien? Dat wil zeggen de interactie tussen op zich evoluerende domeinen van
menselijk handelen en maatschappelijke domeinen trachten te vatten, zonder het
negatieve voorop te stellen of al te rooskleurig naar de dingen te kijken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten