De korte XXe eeuw: een pleidooi voor nederig humanisme
Recensie
De twintigste eeuw
Europa
in het centrum maar geen hoofdrol meer
Onlangs las ik dat we vaak geneigd zijn informatie door te nemen en tot ons te laten doordringen die onze eigen inzichten versterken en dat we vaak onszelf belazeren, slachtoffer worden van een information bias. Na het lezen van dit historiografisch essay bedacht ik mij dat ook ik daar slachtoffer van zou zijn. Men weet het nooit heel zeker, maar juist door dit boekje ter hand te nemen en u een recensie voor te leggen hoop ik een manier te vinden om aan die information bias te ontkomen. Of het lukt?
![]() |
John Lukacs, Een korte geschiedenis van de 20ste eeuw. vertaald door Boukje Verheij en Arian Verheij. Uitgeverij Prometheus-Bert Bakker. 254 pp (met index). Prijs: 19,95 €
De
studie van de geschiedenis is voor de een hoogstens nuttig tijdverdrijf, voor
de ander een mogelijkheid om individueel handelen en/of van grotere entiteiten de structuur en het
functioneren, de ontwikkeling ook te onderzoeken en te begrijpen hoe krachten,
hoe omstandigheden op elkaar inwerken. Eric Hobsbwm schreef al in 1994 zijn
inzichten over de 20ste eeuw, die ook wel kort was, maar vooral een eeuw van
uitersten mocht, mag heten. De turf van Hobsbawm gaat in op vele kwesties, maar
aan het eind is het even zoeken naar de samenhang. Nu, door zich op de
uitersten te richten, kon hij aantonen dat die samenhang er misschien ook niet
echt is. Aan de andere kant, Eric Hobsbawm heeft wel een duidelijker visie op
wat zijn inzichten voor beleidsmakers aan betekenis hebben en dat laat John
Lukacs achterwege. Zijn korte geschiedenis van de 20ste eeuw stelt de lezer
voor een andere kwestie: kan men vanuit een sateliet op 100 km boven de aarde
een goed beeld krijgen van het leven op de aarde? Gaan er niet teveel details,
belangwekkende fenomenen verloren? John Lukacs weet dat heel precies en kiest
daarom precies voor die benadering, net omdat hij de oneffenheden, de
gedetailleerde kennis van fenomenen kan negeren die een algemene benadering van
die periode onmogelijk maken. Hij weet ook dat geschiedenis altijd weer andere
verhalen kan brengen, die op het oog elkaar ontkrachten, maar vooral aanvullen.
De wetenschappelijke geschiedschrijving die Lukacs beoefent, spreekt me wel
aan, na het lezen van zijn boekje over Hitler in de geschiedenis en het
probleem dat de biografie van Hitler stelt voor de historici.
De
twintigste eeuw?
Ik
heb er het laatste eind van beleeft, was 26 toen Tiananman voorviel, het
neerslaan van de opstand in Peking of Bejing, de muur viel in Berlijn en overal
in de gebieden die tot dan toe "Oost-Europa" heetten, maar nu plots
binnen onze horizon gingen vallen. Het blijft opvallend dat een blik op die
periode tussen de moord op vorsten in Serajavo, nu 100 jaar geleden en het
einde van een totalitair regime in grote delen van Europa zoveel evoluties in
zich bergen dat het moeilijk is er een goede kijk op te krijgen. John Lukacs
doet een poging ons uit te leggen dat de dynamiek van die periode er een is van
evoluties die elkaar stevig beinvloeden: democratie en liberalisme - in de
Amerikaanse betekenis van het woord, maar we kunnen die wel nuttig aanwenden -
kregen tijdens die 20ste eeuw steeds meer invloed, want, zegt Lukacs, tijdens
de korte 20ste eeuw werd het bestuur door minderheden over meerderheden
vervangen door bestuur door meerderheden. Een andere lijn betreft de groeiende
invloed van nationalisme, waarbij de auteur een scherp onderscheid maakt tussen
staat, als politieke structuur, entiteit, met soevereiniteit opgetuigd, en
naties als eenheden van culturele aard, ten koste van het patriottisme. Het is
een denkbeeld dat mij wel intrigeert, vooral als een van de laatste
hoofdstukken de titel draagt: Amerika's ruimhartige nationalisme.
1°)
de weg van bloed en treurnis
Over
Wereldoorlog I wordt dezer dagen zo vaak gesproken dat het macaber wordt,
vooral als men, zoals ook deze auteur aanmerkt, er zich rekenschap van geeft
dat de oorlog veel veranderde in Europa en dat ten gronde. We lezen in deze
korte geschiedenis hoe in augustus 1914 er nog steeds Beierse en Saksische,
maar ook uiteraard Pruisische militairen waren, terwijl dat na een klein jaar
allemaal op de schop werd genomen en de militaire eenheden Duits werden.
Het
onderscheid tussen de natie als een ervaren werkelijkheid en de staat als
politieke structuur, die alsnog bestierd wordt door een minderheid, een
financiële, economische en cultureel-intellectuele elite, terwijl aan het einde
van de periode de meerderheden zullen besturen, die de natie genegen zijn en de
staat wel eens verafschuwen. Het is het
probleem dat bijvoorbeeld de Tea Party dezer dagen lijkt te stellen, maar dat
m.i. met Reagan aan de orde kwam.
Nu
waren WO I en WO II in oorzaak en ontwikkeling Europese oorlogen gevoerd door
wel zeer beroerde generaals, die, zo lezen we bij Lukacs, maar matig inzicht
hadden in het gebeuren, althans tijdens WO I. Het betekende dat ze in plaats
van hun troepen oordeelkundig in te zetten de inzet van troepen en materiaal
onuitputtelijk achtten. Maar er was iets wat de oorlog meer mogelijk maakte dan
de rol van de staat laat vermoeden, dat is, volgens de auteur, het diep
ingeslepen nationalisme, waarbij burgers zich meer dan ooit betrokken voelden
bij hun natie, waardoor het internationale communisme, socialisme aan de
vooravond van de oorlog geen greep hadden op de eigen parlementen en een
tegenstander als Jaurès vermoord werd.
2°)
zelfbeschikkingsrecht der volkeren
Doorheen
het boek, zien we dat dit inzicht van Woodrow Wilson voor Lukacs onzalig moet
heten, dat wil zeggen, hij stelt vast dat de wijze waarop het uitgewerkt werd
in de verdragen die een einde maakten aan WO I, nonchalant moeten heten. Lukacs
verrast ook als hij zijn voorkeur voor bepaalde politici laat blijken, zoals
Theodore Roosevelt, die, vergeleken bij Wilson eerder een realist was. Maar het
is een verwarrende positie die de historicus inneemt als hij vaststelt dat de
20ste eeuw de eeuw van de democratie en het nationalisme noemt, maar dit
principe van Wilson naast de kwestie acht. Misschien omdat gebleken is dat er
op die manier machteloze staten ontstonden, die voor de mogelijke tegenstanders
al te gemakkelijk werden veroverd. Ik heb wel niet de indruk dat men zich terug
kan verplaatsen naar die nadagen na de oorlog, toen de Fransen, dat is mijn
indruk en Lukacs geeft er ook wel aanleiding toe dit vast te stellen de kluit
belazerden. Nog eens, als ik de hele heisa rond WO I nogal bedenkelijk vindt,
dan is het omdat de mythologie die er nu weer rond geweven wordt,
belangwekkende facetten van worden verdonkermaand.
Na
WO II zou overigens met het principe merkwaardig genoeg in Europa en in het
Midden-Oosten de hand mee werd gelicht, terwijl Europa, de oude koloniale
machten dit wel realiseerden in Afrika, al bleef men daar vooral de door
Europese staten opgelegde staatsgrenzen respecteren. Het gevolg krijgen we aan
het eind van het boek op het bord en met het nodige sarcasme laat de historicus
zien hoeveel onheil daar ook uit is voortgekomen.
3°)
democratie en cultuur
De
stelling van het boek is duidelijk dat tijdens de korte 20ste eeuw de
democratie terrein heeft gewonnen, maar merkwaardig genoeg dient men dan op de
passiefzijde een verlies aan liberalisme in te boeken. Liberalisme in de
klassieke zin, waarbij men ruimdenkendheid, sociale mobiliteit en tolerantie
dient te begrijpen. "Liberals", aldus de auteur kreeg in de jaren
voor 1940, 1950 in de VSA een positieve betekenis, de samenleving verloor aan
spanning tussen klassen, binnen de "kaukasian" bevolking, maar tegelijk
zien we dat het onderscheid tussen de stad, vooral New York en het platteland
groeien.
Merkwaardig
is ook de stelling dat voor de auteur de jaren 1920 de meest vooruitstrevende
en liberale periode waren, waarvan de jaren van de Kennedy's en Nixon, met de
studentenopstanden en een bevrijding van de goede zeden een zwakke afspiegeling
vormden. Maar na de dood van Franklin Delano Roosevelt, zou de oude sfeer,
gedragen door een economische hoogconjunctuur door een aantal filosofen
ondergraven werd. Merkwaardig ook is dat de idee dat men angst moest koesteren
voor het dreigende communisme in de VS leidde tot een vervolging die alle
redelijkheid te buiten ging. Voor Lukacs heeft het communisme nooit echt een
vrije samenleving bedreigd of beschikte het over voldoende aantrekkingskracht
bij de arbeiders. Zelf denk ik wel eens dat het socialisme, communisme het
interessantste blijkt, als het in de oppositie zit, want eens de macht
veroverd, gaat de vrijheid over boord.
Maar
het gaat om cultuur, in dit boek, maar niet op de manier die we vaak te lezen
krijgen: John Lukacs stelt vast dat na 1950 de stad en het platteland
verdwijnen, ten faveure van de voorsteden, suburbia, wat voor een heel andere
kijk op het moderne heeft gezorgd. Is dat nu zijn opvatting van cultuur? Vooral
laat dit zien dat cultuur in de visie van de auteur dat heel complexe weefsel
is, dat we kunnen beschrijven, uit den treure kunnen beschrijven, maar niet
echt vatten. Het laatste hoofdstuk van dit boek is dan ook vooral opmerkelijk
omdat de ontwikkelingen van de wetenschappen aan de orde komen, waarbij de
auteur niet gewagen wil van een nieuw humanisme, omdat het oude humanisme nu
net behept was, zegt hij, van een behoorlijke mate aan arrogantie.
4°)
nieuwe migratiestromen
Aan
het begin van de 20ste eeuw droogden de stromen migranten uit Europa naar de
rest van de wereld op, zeker ook naar de VSA, maar in de jaren '30 zou vanuit
Duitsland en Oost-Europa die stroom nog even opnieuw aanzwellen. Aan het einde
van de eeuw begon een nieuwe stroom, waar we zeker in Europa, maar ook in de VS
nog niet klaar mee zijn: de migratie uit Afrika, Azië naar Europa enerzijds en
vanuit Midden- en Zuid-Amerika naar de VS, met grote problemen in verband met
onderlinge verstandhouding en restrictieve wetgeving, waardoor mensen in de
illegaliteit terecht komen.
De
auteur meent dat we dit probleem voor de rest van de eeuw zullen meenemen, dat
we een paar problemen zullen hebben met populisme, zoals dat de afgelopen
decennia steeds sterker aan de orde is. Integratie zal geen toverwoord blijken,
zo valt uit dit boek af te leiden, maar een historicus kan de toekomst niet
voorspellen, zo vernemen we en toch werpt de auteur een balletje op: nieuw
humanisme, waarbij de kritiek op de eigen cultuur en denkbeelden, zeker het
wetenschappelijk determinisme centraal staat en voorbereid werd, tot
ontwikkeling kwam doorheen de ontwikkelingen in de natuurkunde zelf, maar ook
in andere domeinen tijdens die korte 20ste eeuw.
Een
Balans
John
Lukacs meent dat het eigen is aan historische om langs kromme lijnen recht te
schrijven, of liever dat is wat God doet volgens een Portugees spreekwoord,
maar, zegt de auteur, dat kan de historicus niet maken. Wat krom is, moet men
niet recht proberen te praten. De geschiedschrijver kan dus niet speculeren over
feiten, maar zegt hij ook, men moet wel oog hebben voor wat potentieel kan
gebeuren op een bepaald moment en waarom het niet zo verlopen is.
Niet
voor niets wijst hij er herhaaldelijk op dat Duitsland in WO I niet kon
verslagen worden door Frankrijk en het UK alleen, dat de VS van node was, maar
ook dat WO II wel werd gewonnen, maar dan door de gecombineerde macht en kracht
van het UK, de VS en Rusland. Als de VS zich niet in de oorlog had gemengd en
dus als de Amerikaanse publieke opinie zich niet tot die Europese oorlog had
aangetrokken geweten, dan was het mogelijk geweest dat Duitsland en Habsburg in
een of andere vorm hadden voortbestaan. Hoe dat op allerlei andere terreinen
had uitgepakt, kan de auteur niet uitleggen, omdat het nu eenmaal toch anders
is gelopen. Maar men mag als historicus niet voorbij gaan aan wat zich in
potentie aandient. Dat is iets anders dan het "misschien" in "wat
als"-redeneringen.
Daarom
is de beoordeling van Stalin en in ruimere zin voor de geschiedenis van de
20ste eeuw van groot belang, alleen, hier maakt de auteur een onverzoenbaar
onderscheid tussen enerzijds het communisme en de realiteit die de USSR als
staat en supermacht betekende. Het communisme blijkt voor de auteur historisch
van minder belang, de opeenvolgende golven van uitbreiding en inkrimping van
het Russische rijk, tsaristisch of niet, zeker in de 20ste eeuw, is daarom van
groter belang omdat dit uiteraard op gebeurtenissen als de oorlogen, een invloed had op het beleid in alle
hoofdsteden, maar evengoed was het tijdens de Koude oorlog, van 1948 tot 1989 een
bron van al dan niet opgedrongen hulp
vanwege satelietstaten van respectievelijk de VSA en de USSR. Wie zich
communistisch noemde kon vanuit Moskou steun krijgen, al liep dat bijna mis in
Cuba, toen daar raketten zouden opgesteld worden. Toch blijft net dat een
merkwaardig verhaal, had de USSR er niet echt zin in die raketten te plaatsen,
laat staan aan Fidel "el lider maximo" Castro toe te vertrouwen.
In
het algemeen sluit de visie van Lukacs aan bij wat Yvan Vandenberghe die in
zijn uitgebreide studie over de Koude Oorlog vaststelde dat het beeld dat wij,
burgers van de militaire en politieke verhoudingen hadden, niet strookte met
wat er zich werkelijk afspeelde in de onderscheiden hoofdsteden. John Lukacs
verklaart dit door erop te wijzen dat Stalin en opvolgers wel degelijk een mate
van staatsmanschap vertoonden, dat ver voorbij het ideologische ging, of nog,
het ideologische diende als alibi voor een en ander in binnenland en
buitenland, maar het was voor Stalin en Kroesjtsjov duidelijk dat het
staatsbelang prioritair was, het belang van de SU als Rusland wel te verstaan.
In die zin kan men verwijzen naar het persoonlijke verleden van Vladimir
Poetin, maar past het wellicht meer te verwijzen naar de evolutie van Rusland,
een kwestie dus van inkrimpen en uitzetten.
Onderschat
John Lukacs dan niet de aanhang van het communisme en het succes, relatief
succes van het voormalige tsrarenrijk? De auteur maakt doorheen zijn werk
duidelijk dat voor Stalin al gauw zaken van staat belangrijker waren dan
ideologie, maar dat de ideologie best kon dienen om de schapen van de bokken te
scheiden. De angst voor het communisme na WO II in de VS werkte overigens in
dezelfde zin.
Nieuw
Humanisme
Het
laatste hoofdstuk van dit boek gaat over de ontwikkeling van het denken en de
cultuur, de cultus van de wetenschappen. John Lukacs meent dat het
wetenschappelijk determinisme in de loop van de 20ste eeuw voor de bijl van de
kritiek is gegaan: de moderne natuurkunde levert lang niet de zekerheden die
men ervan verwacht en al kan men in hoge mate voorspellingen doen op het vlak
van de materie, van interacties op het niveau van massa's, in de chemie kan men
ontdekken dat wat in het laboratorium voorspelbaar is in de vrije natuur soms
enigszins anders uitpakt. Lukacs noemt het decennium van de "roaring
twenties" het enige echt moderne decennium is geweest. Hij verwijst naar
de onzekerheidsrelatie van Heisenberg en Niels Bohr, maar ook naar iets dat
veel vroeger is gekomen, de idee dat de impressionisten, die al in het midden
van de negentiende eeuw iets belangwekkends op het spoor kwamen: de onderzoeker
staat niet buiten het proces en hoe
verder men van de fysische wetten staat, zoals ook Etienne Vermeersch het
stelt, hoe duidelijker het is dat we in ons onderzoek betrokken partij zijn.
Europa's
falen en de democratie
Men
heeft, aldus John Lukacs een kans laten liggen toen bij de Europese eenmaking -
eenwording lijkt me een te passieve term - alleen op economisch vlak heeft
uitgevoerd. Er was daar een reden voor: men vreesde dat de Fransen, maar ook de
Duitse burgers na 1945, zelfs in 1957 niet zo gelukkig zouden geweest zijn, maar
er bestond meer goodwill tegenover het Europese project, ook in Vlaanderen voor
een politiek project.
Het
zijn maar een paar zinnen, maar ze kwamen binnen, omdat John Lukacs aangeeft
hoezeer Europa de mogelijkheid onderschatte en de moeilijkheid overschatte om
tot een politieke structuur te komen. Maar verwijzend naar zijn verhaal over
nationalisme, dat hij doorheen de 20ste eeuw ziet toenemen, naar het populisme
ook, zou men kunnen veronderstellen dat in een aantal hoofdsteden de vrees
bestond dat volk in haar nationale aanvoelen zou bruuskeren. Onterecht meen de
historicus, maar misschien was dat nationale gevoel net een goed alibi om de
eigen soevereiniteit te beschermen, zonder erover te hoeven spreken.
In
wezen zal men dan ook hoe dan ook bij de discussie over het cultuurbegrip komen
en de vraag stellen of en hoe democratie een zaak van cultuur mag heten.
Vandaag houdt men die onderscheiden gebieden voor het overzicht uit elkaar,
maar in het volle leven, is de verweven groter. Ik weet wel dat aanhangers van
het sociaal contract-denken die visie niet gedeeld wordt, omdat de samenleving
stuurbaar en maakbaar is. Dat juist is wat Lukacs zeer betwijfeld.
Nog
eens: Nederig humanisme
Voor
we dit alles in het concept van nederig humanisme dat Lukacs projecteert verder
uitwerken, blijkt dit boek een essay dat de wereld van bovenaf, maar niet van
buiten uit wil beschrijven, vooral post factum, met de kennis achteraf, laat
hij zien dat de technologische aanmatiging de afgelopen decennia vanuit
verschillende invalshoeken kritisch zijn bejegend. Soms overdreven, soms gewoon
vergoeilijkend, maar de vraag naar de condition humaine en hoe we die in de
toekomst vorm zullen geven, stelt deze historicus dan toch maar.
De
vraag naar technische vooruitgang stelt zich elke dag, waarbij zowel de kennis
in het geding is als wat we kunnen realiseren en wat we moeten willen. De
verbetering van het lot van mensen, primair inzake gezondheidszorg, inzake
hygiëne, voeding en huisvesting, maar secundair en zelfs tertiair komen er
vragen opdoemen. Niemand zal het nut van de actuele mogelijkheden inzake ict
voor particuliere personen in vraag stellen, maar wel kan, moet men vragen hoe
overheden en bedrijven er gebruik van maken.
Nederig
humanisme lijkt me daarom niet per se de beste term, maar geplaatst tegenover
de wijze waarop we kostbare aardmetalen, fuel en zelfs het grondwater gebruikt
hebben en soms zelfs misbruikt, moeten we ons afvragen of er inderdaad vormen
gezocht en gevonden kunnen worden die er rekening mee houdt dat de aarde en
biosfeer nog een eeuwigheid mee zullen moeten. "Après nous le déluge"?
Maatvoering, maar ook, kan men zich afvragen of er leerprocessen op gang kwamen
om met die dingen om te gaan en met de beperkingen van de menselijke
mogelijkheden.
Zelfs een historicus kan verrassend - voor onoplettende leerlingen - uit de hoek komen, door de betekenis van technologie in een ander perspectief te plaatsen. Zelfs van principes die de rechtsstaat schragen kunnen afslijten, zodat we enkel nog naakte vormen overhouen, zoals John Lukacs schrijft, of beter, in een lang citaat van Alexis de Tocqueville citeert:
"Omdat de Romeinse beschaving ten
onder is gegaan door de invasie van de barbaren,
zijn we wellicht te zeer geneigd te geloven dat de beschaving niet op
een andere manier ten onder kan gaan.
Als onze verlichting ooit zou uitdoven,
zou zij wellicht geleidelijk en als vanzelf
verzwakken. Door zich allen met de toepassing bezig te houden, zou men de principes uit het oog kunnen
verliezen en zou men, wanneer men de principes
eenmaal volledig had vergeten, de methodes die eruit zijn afgeleid slecht volgen; men zou geen nieuwe
methodes meer kunnen uitvinden en men
zou, zonder verstand en zonder kunde, geleerde procedés gebruiken die men niet meer zou begrijpen.
(p. 242)
De
auteur verwijst ook naar Burchardt, Jacob Burchardt die begreep dat de
dictatuur van man in de toekomst, voor de grote historicus van de Renaissance,
maar die schreef in de 19de eeuw, maar door een militaire organisatie die over
onuitputtelijke technologische middelen zou beschikken. De staat heeft zichzelf
enigszins ontmanteld - op geheime diensten na - maar tegelijk is duidelijk dat
macht uitgeoefend kan worden zonder dat burgers dat nog afdoende doorzien.
Slot
De
Twintigste Eeuw is een bijzondere periode, of ze nu kort was of niet, met
inzake oorlog en bestuur vaak zeer onmenselijke keuzes en beslissingen, grote
oorlogen en een vernietigende technologie. In meerdere opzichten is het nuttig
die evolutie goed naar waarde te schieten en daar levert John Lukacs enig
materiaal toe. Maar tegelijk is het nodig te begrijpen dat de geschiedenis,
zoals John Lukacs laat zien, niet altijd voor een eenduidig verhaal geschikt
is, dat meerdere lezingen mogelijk zijn, ook al afhankelijk van het standpunt
van de historicus m/v, maar dat heeft niets te maken met een moreel
relativisme, alles met de vraagstelling. Daarom denk ik dat dit boek meer
aandacht verdient dan het tot nu toe kreeg (bei uns in Flandern).
Het
probleem dat de twintigste eeuw stelt, is er inderdaad een van elkaar
tegensprekende en soms zelfs uitsluitende evoluties, die toch gelijktijdig zijn
voorgekomen. Waarom dit zo is, ligt eraan dat de beslissingsmacht op het oog
bij staten is blijven liggen, maar de toenemende democratie, de grotere macht
van consumenten en van de media, die steeds meer geletterde mensen konden
bereiken, de macht hebben gedecentraliseerd en onzichtbaarder gemaakt.
Tegelijk, zo stelt Lukacs, is er bijvoorbeeld het probleem van inflatie, niet
enkel van geld, maar ook van culturele goederen: die zijn niet enkel breder
zijn verspreid geraakt, maar hebben in het persoonlijke en gemeenschappelijke
leven meer betekenis gekregen en net daardoor kon het dat die aan waarde
verloren hebben. Onze hypothese: wie de 1 % haar welvaart euvel duidt, vergeet
dat velen onder ons leven als miljonairs van 100 jaar geleden.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten