Over betrokkenheid van burgers
Efeze
Over burgerschap in deze tijden
Het
was een blij moment toen ik een klein cahier terugvond, van stukjes die
geschreven werden door ene Roskam in Vlaanderen Morgen, het tijdschrift van de
werkgemeenschap Vlaanderen Morgen. Vooral omdat ik bij lezing mocht vaststellen
dat er over die lange periode van 20 jaar heen in feite zo weinig in het debat
veranderde.
Partijen
veranderden van naam, maar de oude ideeën bleven bestaan. Toch veranderde er iets
fundamenteels, toen Paars het beleid voerde en een nieuwe partij de
verwezenlijkingen ernstig ging bekijken. Nu die partij de grootste blijkt in
Vlaanderen, maar ook in de federale Kamer, blijkt dat men die evolutie niet
echt kan waarderen. Duidelijk is dat die "men" een aantal oude
machten zijn, die, zoals Jean-Pierre Rondas het stelt, gedurende decennia in
Vlaanderen hun rol hebben vervuld, maar nu niet meer bij machte blijken mensen
achter zich te blijven scharen omdat die mensen hun onnuttigheid en
machteloosheid bij de machtsuitoefening hebben gevat.
Toen
Roskam schreef, was het Vlaams Belang de drager van een berg ongenoegen, dat
echter maar niet tot de salons van de macht werden toegelaten. Moet men dat
accepteren als democraat? Feit is dat het cordon sanitaire ook aan de kant van
het VB stevig op slot bleef. Maar tegelijk, een grote partij uitsluiten van de
macht, het blijft bedenkelijk, ook al verdedigt de partij een mens- en maatschappijbeeld
dat men niet kan onderschrijven. Toch denk ik, als ik een aantal mensen van die
partij hoorde in het parlement, dat zij geen baarlijke duivels waren. Maar het
voordeel van het cordon sanitaire was natuurlijk dat andere partijen een
kleinere aanhang konden hebben en toch, hoe dan ook, de macht uitoefenen. Was
de partij van de Winter fout? Naar mijn oordeel wel, was het cordon sanitaire
een goede zaak? Het heeft gewerkt, maar
de onvrede met de democratie is er niet op verminderd.
Nu,
het punt is dat het VB de veranderingen van de samenleving heeft gezien, de
instroom van immigranten zag en problematiseerde, waarmee ze onvrede aanspraken
in de samenleving. Andere partijen vonden dan weer, net als intellectuelen dat
het de Vlaming was die open diende te staan voor de veranderingen. Men
verwachtte dat Vlamingen sowieso de veranderingen, die hen overvielen zouden
accepteren en er de mogelijkheden van inzien. Het valt op dat men daarmee zeer
paternalistisch de eigen inzichten van Vlamingen afwees en minachtte, maar dat
was dan het minste kwaad. Dat op die manier mensen, die vinden dat vrijheid,
persoonlijke vrijheid en intellectuele vrijheid van groot belang is, andere
mensen die vrijheid ontzegden, bleef en blijft onbesproken. Nu, het is
gemakkelijk aan de schrijftafel zich te ergeren aan dat lompe gedrag van mensen
die zich in Borgerhout of Sint-Gilis (Brussel) verdrongen voelen. Maar aan
gevoelens doen we, doen zij niet, want zij gaan uit van objectieve analyses.
Voor
mensen als Roskam, die de Vlaamse beweging een wam hart toedroegen, was
bovendien de agressiviteit van diezelfde bewegingen die het Vlaams Blok, later
Vlaams Belang steunden en schraagden, een doorn in het oog, want dat kon men
niet willen. Zelf denk ik dat die agressiviteit niet echt spoorde, maar
politiek nuttig was voor de partij van Annemans. Zoveel jaar later denk ik dat
het fout ging omdat men in bepaalde geledingen, zoals het IJzerbedevaartcomité
per se tegen het VB is ingegaan, zonder een afgewogen eigen verhaal over
samenleven en burgerschap te bedenken. Wie vindt dat nu een goede benadering
voor een beweging om ineens al die mensen die jarenlang trouw de IJzerbedevaart
bijwoonden, ook zagen dat de samenleving veranderde, plots te gaan afschilderen
als, het kan niet anders, bekrompen lieden die niet tot hogere gedachten in
staat waren? De aanval op de IJzerweide was er natuurlijk over, maar het comité
van de Bedevaarten van den IJzer wilde salonfähig blijven, wat de breuk
versterkte, niet met de achterban van het Belang, maar met de gemotiveerde lui
die de Vlaamse Beweging van belang achtten maar tegelijk lid waren van het ACW
of andere bewegingen. Overigens, zoals men niet voldoende duidelijk maakt, was
het ACW van bij het begin voor de emancipatie van de arbeiders en er mee de
dragende kracht toe dat in bedrijven de communicatie met het personeel in het
Nederlands zou gebeuren. In de loop van de jaren 1990 liep het ACW gillend weg
van haar wortels, zeker die verbondenheid tussen arbeidersbeweging en
taalbewuste beweging.
Wat
ontstond en waarover Roskam zich zorg maakte om die grote breuken die zich
voordeden, maar waarbij het opviel dat het wel de historische leiders van
dragende bewegingen waren die braken met niet zozeer met het Vlaams Blok/Vlaams
Belang, want dat was onvermijdelijk, maar ook met de bredere achterban. Over en
weer gingen verwijten van donkerbruine gedachten versus volksvreemde
intellectuelen, maar niemand vroeg zich nog af of er iets over burgerschap
gezegd kon worden. Want hoe men het ook bekijkt, burgerschap is niet iets dat
men met de papfles meekrijgt, maar zich dient te ontwikkelen. Burgerschap
ontwikkelt zich tegelijk met het ontwikkelen van het zelfbewustzijn van
personen, dat wil zeggen dat ze hun individualiteit erkennen. Of ze daarom
zoals Stirner het extreem voorstelde als Enige door de wereld gaan, dat wil
zeggen dat alleen het eigen ego, zelfbewustzijn ertoe doet, waarbij de andere
evengoed een ding is als een auto of een hond. We trekken het op flessen, maar
duidelijk mag zijn dat burgerschap niet spoort met extreem egotisme, maar
evenmin met het negeren van de eigen individualiteit en uniciteit. Marli Huijer
die over discipline schrijft in tijden van overvloed, laat bijvoorbeeld
begrijpen dat we onze eigenheid grenzeloos kunnen uitbreiden, maar tegelijk dat
we in onze contacten door enige discipline juist wel tot goede verstandhouding
kunnen komen.
Waar
het op aan blijkt te komen is dat de afgelopen drie decennia er zich aan de ene
kant een intellectueel discours heeft ontwikkeld dat terecht uitgaat van de
afwijzing van racisme en discriminatie. Aan de andere kant waren er bewegingen,
in vele lidstaten van de EU, die juist vonden dat de immigratie en het gebrek
aan integratie ertoe moeten leiden dat Europa over afzienbare tijd niet meer
het continent van vrijheid en individualiteit zou zijn. Tussen beide ligt er
politiek een diepe kloof, maar burgers merken dat de discussie nergens toe
leidt: beide pleiten voor hun winkel op dezelfde humanistische waarden, maar ze
vinden van elkaar dat ze, die anderen, het volkomen bij het verkeerde eind
hebben. Bovendien hebben wij, die geen publiek zijn, maar betrokkenen, gemerkt
dat bijvoorbeeld over burgerschap veel verteld werd dat geen goede grond meer
heeft.
Voor
een goed begrip moet men het begrip burgerschap niet proberen te vatten in een
heldere en onweerlegbare definitie omdat burgerschap een zaak is van handelen,
maar ook van denkbeelden en inzichten, maar ook en sommigen zullen hier de
gekende zucht "horresco referens" slaken, maar ik niet, over
gewoonten en als goed ervaren geplogenheden. Dan gaat het deels over ethiek,
deels over rituelen van het samenleven. Burgerschap kan echter geen voeding
vinden als burgers zich haast dag na dag verongelijkt behandeld weten. Niet
omdat er bijzondere grieven zijn, behalve de bedilzucht van de overheid in het
persoonlijke leven of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen
intrusie door bedrijven.. al vinden we dat niet altijd even erg.
Velen
klagen over de belastingen, directe en indirecte, over sociale bijdragen, maar
vinden dan anderen het sociale stelsel van voorzieningen in stand moeten
houden, van kinderbijslagen, pensioenen en andere uitkeringen. De overheid is
gigantisch gegroeid omdat voor elke euro die men ontvangen mag, een niet altijd
te becijferen kost aan handhaving en controle moet voorzien worden. De
administratie vergt een hoop kosten die niet
onmiddellijk bij de burger terecht komen. Misbruiken, fraude voorkomen
vinden we evident, maar de kostprijs ervan minder. Het gevolg is dat we de band
tussen de omvang van de overheid en de dienstverlening niet altijd meer zien;
het gevolg is dat we ontevreden zijn over de dienstverlening, terwijl we vooral
de kosten ervan negeren.
De ideale wereld, denken we dan, zal dat
varkentje wel even wassen en er zullen geen problemen inzake handhaving meer
zijn, maar dat we ons vergissen als we het dan niet hebben over burgerschap.
Niet alles is politiek, zoals ideologen wel eens stellen, mensen zijn bovendien
niet zomaar op de hoogte en indien wel, niet zomaar bereid zich te plooien naar
de wet, omdat die soms onzinnig pietluttig lijkt. Nu weet eenieder, die het wil
volgen dat wetsvoorstellen in dramatische omstandigheden tot stand kunnen
komen, waarna er dan wel eens, te vaak herstelwetten moeten komen. Gaat het om mensen,
jongeren die sterven op de weg, omdat chauffeurs zich geen rekenschap geven van
andere weggebruikers. Of het gaat om zware aandoeningen die plots opduiken of
het gaat, meestal om redelijke en doordachte oplossingen voor maatschappelijke
problemen.
Wie nog een overzicht over de wetgeving
heeft, mag het zeggen, maar het betekent ook dat mensen, burgers, die geacht
worden de wet te kennen, of liever niet geacht worden de wet niet te kennen,
toch onwetend de normen overschrijden en dus in de fout gaan. Het gevolg is dat
er domeinen zijn waar we als persoon en collectief wel weten hoe het hoort,
zoals het verbod wapens te dragen in de publieke ruimte maar ook het
geweldmonopolie van de overheid, dat aan de politie wordt gedelegeerd. Maar
anderzijds begaan we soms domweg kleine inbreuken, omdat de wet- en regelgeving
niet meer goed te vatten valt.
Het geweldsmonopolie van de overheid vormt
samen met de onafhankelijke rechtspraak een hoeksteen van de burgerlijke,
democratische samenleving. Toch lijkt daar de afgelopen decennia minder
eenduidigheid over te bestaan. Elk incident waarbij iemand een vuurwapen
hanteert, heeft ervoor gezorgd dat er steeds scherpere regelgeving is
ontwikkeld waardoor sportschutters zich steeds meer geviseerd voelen.
Natuurlijk kan men de dodelijke wandeling van Hans van Temse niet accepteren en
is de bestraffing vereist. Maar dat men vervolgens de wapenverkoop heeft
beperkt - tot nog toe met succes, want het aantal schietincidenten blijft
beperkt - maar tegelijk moet men vaststellen dat dit voorheen ook al het geval
was en blijft.
Gewoon, kan men toch bedenken omdat wij
het een goede zaak vinden dat we zelf ongewapend op straat komen en dus ook de
anderen. Zo is iedereen veilig en hoeft men zich van geen kwaad bewust zijn,
als men op straat komt. Nu een paar jongeren met een keukenmes een derde hebben
neergestoken, blijkt het gevaar volgens sommigen weer groter, maar is het niet
nogmaals het bewijs van het feit dat die jongen, die nu helaas overleden is, er
niet op bedacht was geweest dat die anderen geweld zouden gebruiken? Dat bleek
uit verklaringen dat de jongeman zich bovendien gekweten had van zijn
burgerschap door zijn twee belagers, naar later bleek, aan te spreken over dat
mes.
Burgerschap is geen begrip dat in
rationele termen te vatten valt, zowel in hoofde van de burgers als van degenen
die erover van gedachten wisselen - en altijd ook ergens burgers zijn, ergens
burgers van zijn. Alleen stateloze personen genieten het twijfelachtige
voordeel kosmopolieten te zijn, maar zij kunnen dan ook nergens toe behoren,
tot een staat hen toch als burgers erkennen wil. Maar we kunnen natuurlijk
zeggen dat wie ergens geboren is, ingeschreven is in de geboorteregister van de
burgerlijke stand een burger is, in de knop, want pas met achttien jaar kan men
ten volle van burger zijn en de ermee samengaande rechten genieten, maar ook
plichten aanvaarden. Veel ervan staat in wetten gegrift, maar toch blijkt het
moeilijk vast te stellen dat mensen zich daar ten gronde veel ombekommeren, als
het erop aankomt. Of beter, dat is wat we haast dag na dag te horen krijgen,
maar de werkelijkheid is dat velen zich gereduceerd voelen tot publiek, alsof
de echte zaak zich pas in de zalen afspeelt waar Geert Hoste of Bert Kruismans
optreden.
De discussie over burgerschapsvorming komt
van tijd tot tijd op de proppe n, maar meestal in dramatische omstandigheden
als een of ander onheil ten allen tijde voorkomen moet worden. Maar als het
over individueel handelen gaat, meent men dat nutsmaximalisatie aan de orde is
en het enige criterium. Tegelijk wordt verwacht dat we ons als burgers
gedragen, mensen in nood helpen, bijdragen aan het algemeen belang via
belastingen en nog wat zaken meer. Ik weet dat niet iedereen hier een
tegenstelling in kan vinden, terwijl het duidelijk moet zijn dat burgerschap
impliceert dat het eigenbelang opzij gezet kan worden. We kunnen het ons
gemakkelijk maken en verwijzen naar de vele bezwaren die tegen publieke werken
en particuliere initiatieven genomen worden, waarbij men zelfs een kindercrèche
kan laten sluiten. Maar, zal men mij zeggen, dat heeft niets met burgerschap te
maken, want iedereen heeft het recht hinderlijke inrichtingen te laten sluiten,
tot Zaventem aan toe. Natuurlijk zijn die rechten gegarandeerd door de grondwet
en specifieke wetten, door de organisatie van het verweerrecht bij de Raad van
State, maar als we zien hoe vaak men belangrijke projecten tot nut van 't
Algemeen op die wijze heeft kunnen afblokken... Ik ben er mij van bewust dat de
discussie over de noodzaak Doel van de aardbodem te laten verdwijnen inderdaad
onvoldoende is gevoerd in die zin dat men niet kon aantonen dat de aanleg van
havendokken op linkeroever (van de Schelde) onmiddellijk en levensnoodzakelijk
waren. Dat is allemaal waar, maar precies dat andere project, de bouw van een
bijzondere brug boven de noordoever van het Kattendijkdok, laat zien hoe men de
ene afweging, de vermeende hinder van het project en de voordelen voor de
samenleving, ook voor buitenlanders... maar goed, dat vinden de mensen van
Straten-Generaal plots geen argument, net zo min als werkgelegenheid en vlot
verkeer, zodat men kan blijven zeuren en treuren over een ongewenst project.
Maar of het algemeen belang ermee gewonnen is?
Martha Nussbaum heeft in haar essay,
Politieke emoties, uitgebreid uiteen gezet dat burgerschap ook een beleving is,
evenwel anders dan het hoera-nationalisme van vurige patriotten in Maine of
Virginia. Burgerschap hoeft op zich geen euforie op te leveren, geen gevoel van
zelfvoldaanheid, maar het kan wel, meent zij een zeker welbehagen opleveren.
Met haar visie op politieke emoties en het belang van emoties in de politiek
verstoort ze wellicht de gemoedsrust van rationele medeburgers, maar men mag
verwachten dat zij van populisme beticht zou worden, of minstens vrije ruimte
voor hen zou laten die graag op de (haat-)gevoelens van mensen zouden inspelen.
Daar is het haar uitdrukkelijk niet om te doen en het ontgaat mij dat zij die
zowel over een Europese politieke ruimte, maar ook over het soms vehemente
populisme in vele lidstaten nadenken, er niet in slagen dat populisme niet
kunnen counteren, net omdat ze zich ver alle emotie houden. Die vergissing
heeft Nussbaum heel duidelijk begrepen en daarom blijft het nuttig die nog eens
aan te halen.
Beleid moet men rationeel kunnen
argumenteren, daar zit voor Nussbaum geen woord Frans in. Het probleem is dat
dit argumenteren, over infrastructuurwerken, de organisatie van de
gezondheidszorgen, zelfs kwesties in verband met landsverdediging ook altijd
burgers aanbelangen. Nogal wat mensen vinden dat ze alleen moeten spreken als
ze het niet eens zijn met gevoerd, of als ze bijvoorbeeld vinden dat
landsverdediging niet meer van deze tijd is, terwijl het wel zo wonderlijk is
dat burgers wel tegen de overdracht van soevereiniteit kunnen gekant zijn, maar
dat samenwerking tussen Europese legermachten om alvast de kosten te drukken
helemaal geen zaak van burgers lijkt.
Burgerschap veronderstelt daarom deels een
herovering van de publieke ruimte, van de politieke ruimte, zoals de Franse
Beweging, Nous Citoyens dat voorstelt. Hun inspiratie en die van een van hun
spreekbuizen, Denis Payre vinden ze dan wel in het genoegen over het gevoerde
beleid sinds, afhankelijk van de bron het einde van de regering Giscard of
zelfs Pompidou, wat impliceert dat het ongenoegen over het beleid al lang en
vrij diep in de Franse gemoederen is ingesijpeld. De beweging Nous Citoyens
gaat niet uit van populisme en van gemakkelijke omschrijvingen van het
ongenoegen, maar wel achten zij de tijd gekomen om politici aan te geven dat ze
sinds veel te veel jaren vooral doende zijn geweest elkaar te bekampen, maar
het beleid en dan vooral de rol van de overheid hebben laten verslommeren,
zonder dat dit de economische prestaties van Frankrijk bevorderde. Te
ideologisch, te berekenend en te abstract, maar de burgers, zeggen Denis Payre
en co willen er niet langer de tol voor betalen. Maar nog eens, hun houding is
er niet een van a) wij hebben de oplossing voor alle problemen; doch wel van b)
wij brengen de kritiek aan de politiek niet enkel uit verontwaardiging, maar
omdat "le bien publique" ons aangaat en weten hun opdracht te
beperken omdat c) als de politici hun plichtsvergeten spelletjes en dito gewoonten
afleggen, dan hoeft Nous Citoyens niet meer en is de missie vervuld.
Nu weten we dat elke vorm van
burgerprotest op die toon en met die intentie voor politici en vaak voor
journalisten een gemakkelijk doelwit is voor spot en voor afwijzing, want die
arme sloebers weten toch niet hoe complex het allemaal wel is en dat beleid
voeren, daarvoor moet men ingevoerd zijn in de methodes van het spel om de
knikkers. Susan Neiman gaf al aan dat die visie de politiek al te zeer
afschermt voor een ethische beoordeling en dus voor morele transparantie. Dat
wie politiek bedrijft en een realisatie op zijn of haar naam wil krijgen al
eens moet whealen en dealen, daar weten burgers in het dagelijkse leven wel
iets van, dat politici en journalisten er zover in gaan dat ze alles in die
mallemolen verwerken, moet hen misschien aangerekend worden. Het compromis
bereiken is niet oneerbaar, maar als men er een wedstrijd van maakt om een zo
opaak mogelijke uitkomst te bereiken, dan loopt het mis.
Zouden de burgers die zich achter
"nous citoyens" geschaard hebben, zouden die van politici een ijzeren
discipline vergen of het hen verbieden tegenstellingen te overbruggen? Alleen
als die tegenstellingen wezenlijk zijn, als bijvoorbeeld een aantal grote
spelers zeggen dat het systeem van sociale voorzieningen zonder meer bewaard
moeten worden, wat de prijs ook mag zijn, dus ook eventueel de welvaart van
toekomstige generaties, terwijl anderen vinden dat men het systeem
levensvatbaar moet houden, niet enkel door blind te snijden in de voorzieningen,
maar door het hele proces, dus ook de administratieve back office onder de loep
te nemen en de processen te vereenvoudigen, door de regelgeving zelf te
vereenvoudigen, dan moet daar wellicht hard van gedachten over gewisseld
worden. Moeten beide groepen de macht delen, dan zal dat inderdaad harder gaan.
Maar wat betekent dan de referentie aan
burgerschap? Momenteel zien we vaak, hoezeer men de strijd om iets,
belangrijker acht dan de redeneringen. Men verwijt elkaar vaak genoeg
redeneerfouten of tekort aan kennis, maar het burgerschap, zonder dat iemand
kan zeggen, dat is het - of dat is het niet, gaat wel samen met een mensbeeld
en een visie op de toekomst. In die zin kan men argumenteren dat het
neoliberalisme even weinig op burgerschap gericht is als het communisme, omdat
in beide benaderingen de mens niet meer als handelende persoon wordt gezien,
wel als speelbal van de markt of van de wijze mensen van de Partij, meer nog,
van de geschiedenis. Burgerschap gaat uit van autonoom handelende personen, die
zich niet onderworpen achten aan een systeemdenken, maar men kan evenmin een
bepaald moreel gedrag aanwrijven, of het zou hypocrisie moeten zijn.
"The Fable of the bees" of hoe
de wereld aan deugd ten onder gaat, zoals Bernard Mandeville het schetste,
blijft in discussies over burgerschap te vaak buiten beeld. Zoals de ouden zegden,
enfin, mijn vader: "brave zijn en is geen gave", waarmee precies aangegeven
wordt dat vrome deugdzaamheid niet deugen kan, want men moet ook het eigen
oordeel durven volgen, misschien met enige twijfel. Het debat zoals we het de afgelopen
decennia voeren, zeker het politieke debat is op het oog dialectisch, want a
poneert een stelling en b een totaal andere, maar er komt geen of onvoldoende
vaak een conclusie waar a en b van kunnen zeggen dat ze ermee kunnen leven,
omdat hun inzichten niet terzijde geschoven zijn. Vandaag, zeker als het om
zaken gaat als neoliberalisme of solidariteit gaat merken we dat de discussie
helemaal niet mogelijk blijkt. A en B blijven na afloop bij hun oorspronkelijke
visie. Gelijk hebben, zoals Lessing en Arendt het stellen kan best, maar als
men de verschillende standpunten niet naast elkaar wil leggen en kijken hoe of
de dingen hun betekenis hebben, zal dat ertoe leiden dat groepen elkaar eerst
met woorden, maar vervolgens met andere middelen bestrijden. Anderzijds lijken
Carl Schmitt en Spinoza ervan overtuigt, dat politiek vanzelfsprekend strijd
veronderstelt, maar precies de procedures die ontwikkeld werden hebben toegelaten
dat men de gevoerde politiek als redelijk en al het andere als onredelijk is
gaan beschouwen, wat niet voor de politici en nog minder voor de journalisten
storend is gebleken, maar voor burgers betekent dat wel, dat hun standpunten en
inzichten niet ernstig werden noch worden genomen.
Maar het is niet zo dat verschil in
opinies mensen moet verdelen, maar ook kan men er zich maar beter voor hoeden
in het Utopia van Thomas More terecht te komen, waar brave mensen elk in hun
waarheid mogen leven, maar waar er ook nooit een debat kan ontstaan, om te vermijden
dat het er al te scherp aan toe gaat. Thomas More verzette zich daarmee al
tegen een soort relativisme dat opinies naast elkaar kunnen bestaan zonder dat
men het er met elkaar over heeft. Vandaag zien we vaak dat mensen elkaar niet
aanspreken over hun inzichten, die zowel het publieke als particuliere aard
zijn, over kennis gaat en over ethische vraagstukken. De dialect speelt zich
altijd af tegen een bestaand of overkoepelend kader, een wet, zoals de Joden
die hanteren, maar het kan ook, precies, het enigszins evoluerende wetenschappelijke
inzicht zijn dat als kader functioneert, afhankelijk van de vraag of we er
naast kennis ook ethische overwegingen uit afleiden. In zekere zin is dat al
langer het geval dan we geneigd zijn aan te nemen, maar ik denk dat we er niet dat we dat voldoende in het geding brengen.
Burgerschap impliceert autonomie en dat
moeten we niet al te zeer nuanceren, terwijl het tegelijk zo is dat we weten
dat mensen zich in het economisch bestel, de markteconomie van de wederzijdse
afhankelijkheid en verwevenheid van belangen bewust zijn, terwijl ook dat in
het publieke brede debat zou botsen met de autonomiegedachte. Als groepen nu om
bijzondere redenen de grote verkeersknoop niet opgelost willen zien, dan
gebruiken zij uiteraard vooral de argumenten die hen passen, maar negeren zij
zonder meer tegenargumenten. Men zegt dat we moeten zoeken naar een draagvlak
voor het Oosterweeltraject, maar tegelijk merken we dat elke poging daartoe
afgeblokt wordt, waarbij men zonder omzien het werk van ingenieurs en zelfs van
de regering, van de voormalige gouverneur van Antwerpen, de heer Paulussen gewoon
onvermeld laat. De Bam, die opgericht werd toen groenen en sociaaldemocraten in
de Vlaamse regering zaten, deelt ook in de klappen. Mij komt het nu, meer nog
dan voorheen voor als een strijdbaarheid die niet strookt met goed burgerschap,
net omdat de retoriek de mogelijkheid dat andere inzichten ook hun betekenis
hebben, zonder meer uitsluit.
Maar goed, verkiezingen zorgen voor
verrassingen, maar als ze negatief uitvallen voor deze of gene groep, dan
vinden we dat die mensen verkeerd gestemd hebben: een grotere blijk van
paternalisme is er niet mogelijk. Men brengt een stem uit in het kieshokje en
hoeft die niet te verantwoorden. Het waren terecht de socialisten en andere
vertegenwoordigers van groepen die niet tot de elite behoorden die dat gewild
hebben, maar nu blijkt men zonder te mogen twijfelen aan de overwegingen van
die mensen. Zal men hen ter verantwoording roepen? Dan betekent dat het einde
van de vrije verkiezingen. Maar wie verkozen is, moet niet enkel schone
verhaaltjes komen vertellen, maar ook bereid zijn met burgers te praten en dan
dienen die even hun persoonlijke belangen terzijde te kunnen schuiven.
Burgerschap is dan wel een abstract begrip, van burgerschap blijk geven is een
zaak van handelen, zoals Hannah Arendt het stelde en men kan burgers dan ook
niet tot toeschouwers, tot een publiek van politieke theater reduceren, want
die burgers, wij zijn betrokken partij. De
oude gedachte dat de partij, dat de gids ervaren is en de weg wel weet, moeten
we terzijde schuiven, maar voor een natie is het net zo goed van belang dat
burgers weten dat hun belangen in goede handen zijn, iets wat ze elke vier of
vijf jaar opnieuw kunnen overwegen, zonder gewelddadig in opstand te hoeven
komen.
Bart Haers
Dit stuk kwam tot stand na het
vinden in mijn bibliotheek van een cahier, waarbij ik aan de vele uitspraken
naar aanleiding van het sterven van Jean-Luc Dehaene had te denken. Hugo
Schiltz vormde met Vlaanderen Morgen een ongewoon lichaam in de Vlaamse politiek,
waarbij hij jongere mensen graag zag komen om mee aan het debat deel te nemen.
Mensen als Bart Maddens en Wouter Beke hebben er korte of langere tijd deel aan
genomen en zelf vond ik het vooral de moeite waard om het waarachtige debat te
mogen meemaken en zelf van tijd een inbreng te hebben. Hugo Schiltz zou er
allicht nog graag bij zijn geweest en had ongetwijfeld ook een visie gebracht over
hoe de huidige politici om de toekomst van Vlaanderen Morgen niet zozeer veilig
te stellen, dan wel om de ruimte te scheppen opdat mensen in deze regio hun weg
zouden kunnen gaan. Hij vroeg niet dat we zijn verhalen blind volgden, maar als
het kon goede tegenargumenten inbrachten. Toen dat elan verslapte, heeft hij
Vlaanderen Morgen opgegeven en achteraf gezien was dat een terechte beslissing:
we hadden maar zelf onze koers uit te stippelen.
Reacties
Een reactie posten