Lippendienst aan de diversiteit
Dezer
Dagen
Misbruikt geduld
Over cultuur, waarden & normen betekenen
Het verhaal zal met dit exposé niet
afgelopen zijn, want als het over cultuur, waarden & normen gaat, is men
niet zo gauw uitgesproken. In deze bijdrage probeer ik aan te geven dat men
niet over verscheidenheid en diversiteit kan spreken in de kunsten, noch in de
cultuur als men tegelijk slechts een normenstelsel wenst te hanteren. Richard
Powers in "Orfeo" brengt dat thema uitgebreid aan bod in zijn reis
doorheen de contemporaine muziek, maar
juist daaruit blijkt dat de pendelbeweging van esoterisch naar toegankelijk en
terug naar onbevattelijk zich altijd opnieuw zal voordoen. Ook in de democratie
vindt men ampel voorbeelden van zo een pendelbeweging, waarbij politici en
media van transparantie zullen gewagen als en slechts als, ze weten dat ze
zaken verborgen willen houden. De samenleving mag complex zijn, de wetgeving
blijft bij voorkeur transparant, voorspelbaar en overzichtelijk...
Hoor ik iemand
"cultuur" uitspreken, dan grijp ik mijn pistool, zou Goebels, of was
het Göring ooit gezegd hebben. Ik ken in dit land ook wel wat politici die
gedurende decennia de strijd tegen kunst en cultuur, wegens elitair en
burgerlijk, hebben gevoerd. Anderen gingen dan weer zover te geloven dat men de
democratie dankzij de kunst kan redden. Helemaal onjuist zal het wel niet zijn,
maar echt resultaten heeft het allemaal ook niet opgeleverd. Omdat we, denk ik,
de betekenis van het woord "democratie" net als die van het concept
"kunst" gewoon ergens onderweg hebben vergeten.
Kunst? Waar het ooit ter
verfraaiing en verstrooiing van mensen en als promotiemiddel van gilden,
zakenlui en vorsten heeft gediend, in verschillende tijden en onder
verschillende vormen, van Maecenas over Karel V die tapijten bestelde in
Mechelen aan exorbitant hoge prijzen, tot zakenlui als Tony Herbert die zo
enkele kunstenaars een zeker bestaan konden bezorgen. Kunst definiëren kan tot
op zekere hoogte, maar er blijft altijd een surplus dat enkel in het
aanschouwen of beluisteren tot uiting komt. Soms is kunst autonoom, vaak was
die in oorsprong functioneel, bij kerkdiensten, om een stadhuis aan te kleden
en het prestige van de poorters te verhogen.
Democratie begrijpen? Het volk
heeft het laatste woord, maar te vaak gaan mensen die de democratische
legitimiteit verworven hebben nogal eens onnadenkend om met die legitimiteit en
krijgt men, zoals Wilfried Dewachter schreef, een particratie, waarbij burgers
alleen maar toeschouwers zijn en geen vat meer hebben op het gebeuren, want de
particratische aanwending van de democratische instelling maakt dit moeilijk,
onmogelijk. Laten we er ook niet omheen fietsen, veel burgers hebben in
principe graag dat de politieke spelletjes niet al heftig gespeeld worden, maar
als ze merken dat ze niets meer in de pap te brokken hebben, dan kan de furie
losbarsten.
Toen tijdens de jaren waarin
Verhofstadt, Gol en Dehaene de politiek beheersten en vervolgens Spitaels en
later di Rupo het heft in handen kregen van de PS, werden de vliegwielen van
het bestuur ongemerkt bijgesteld en zagen velen, vooral politieke
wetenschappers niet dat de macht uit handen van de natie werd gefrutseld, kwam
er een partij op die iedereen verafschuwde, die op "zwarte Zondag" plots
groot bleek. Het land was te klein, maar wat de volgende 20 jaar gebeurde tart
alvast mijn verbeelding: eerst werd gesproken over het demoniseren van de
kiezers van Vlaams Belang, vervolgens over de kloof tussen de burger en de
politiek en tot slot ging men de "Nieuwe Politieke Cultuur" promoten,
waarbij men in een beweging de particratie versterkte, door politici een
deontologie op te leggen die de meest creatieve krachten van het toneel
verdreef en ook wel enkele minder mediagenieke figuren.
De democratie redden werd ook
de raison d'être van enkele cultuurmakers, waarbij ze in de traditie van het
jezuïetentoneel draken op de planken gingen brengen. Echte kunst, dacht ik wel
eens laat zich niet zomaar gebruiken als propagandamiddel of als er een
boodschap is, dan ligt die niet zo aan de oppervlakte. Maar er gebeurde nog
iets: de kunst ging meewerken aan de ideale wereld, waarbij politieke
correctheid de openheid van denken zwaar onder druk ging zetten. Tevens gingen
sommige cultuurmakers zeer vermetel te werk door een onderscheid te maken
tussen goede kunst en andere, waarbij ze bij de herdenking van de
boekverbranding a.d. 1933 de wreedheid van de boekverbranders, een aantal
studenten in Berlijn en andere steden aan de kaak stelden en dat met goede
argumenten, maar toch vergaten ze hoe ze zelf hun index van niet acceptabele
kunst op hun index hadden gezet. Kunst immers moet voor hen progressief zijn,
humanistisch in de betekenis van niet geinspireerd door de christelijke
traditie en vooral de intuïtie van mensen op scherp zetten. Soms werkt dat
boeiend, soms ook blijkt het overladen van betekenis. En toch, zowel in de
literatuur als andere kunsten werd het een zaak van... beeldenstormerij,
waarbij de smaak van de kunstliefhebber met genoegen afgewezen werd, maar zoals
al het eerder het geval was geweest, kwamen die iconoclasten later weer naar
een vorm van classicisme, omdat het verhaal, het beeld niet zomaar achterwege
kan blijven. Maar ook omdat, wil men iets aandragen dat mensen kunnen vatten,
willen koesteren, dat dit toch ook hen moet raken, waarbij het niet volstaat dat
ze het interessant vinden.
Kunst en democratie? Het gaat
niet altijd samen omdat kunst niet voor iedereen openstaat en niet iedereen
voor kunst ontvankelijk blijkt. Het blijkt wel de grote desillusie van
kunstenaars dezer dagen dat ze niet zomaar hun verbeelding de vrije loop kunnen
laten, want als ze er geen vorm voor vinden, als ze er geen medium toe
beheersen, dan blijft die verbeelding dode letter, onbegrijpelijke blubber
zelfs. Iemand, zo las ik, heeft een kunstwerk gemaakt, noemt de creatie een
kunstwerk waarin hij vaginageur zou hebben vermengt. Provocerend? Misschien.
Welriekend zal het wel niet zijn, omdat lichaamssappen nu eenmaal snel gaan
ruiken, reden waarom we allemaal met deo's en andere geurtjes bezig zijn. Mag
het? Uiteraard. Of het interessant is dan wel echt belangstelling zal wekken,
valt nog maar te bezien, maar de krant brengt het bericht dan toch, dus de
vraag is gesteld: wil ik er iets mee te maken krijgen?
Nu kan men natuurlijk ook naar
kunst kijken ter documentatie, maar als men niet geraakt wordt, wat mij wel
overkwam met dat doek van Michaël Borremans waar men een soort Gulliver ziet,
of dat grote werk waarvoor hij een model een beetje bijwerkte, want dan komt
het wel binnen. Maar tegelijk heb je een vorm van kritiekloze bewondering
binnen een enge kring, die ertoe kan bijdragen dat het gesprek over kunst,
zeker voor buitenstaanders, mensen die wel interesse willen opbrengen, wel moet
afstoten. Het blijft, denk ik problematisch dat we kunst aan de ene kant
toegankelijk willen zien en wat de
overheid, de museumwereld ook wel doen, maar aan de andere kant, blijkt er te
vaak naar de vent, naar de kleine gedachte gekeken wordt, maar de vorm niet
echt van kritische kanttekeningen voorzien wordt.
En in die zin vormt de
kunstwereld wel degelijk een interessante spiegel voor wie over democratie wil
spreken en wat we als goede praktijk binnen de democratie mogen voorstellen en
wat in feite in hoofdlijnen of soms in detail afbreuk doet aan het
democratische functioneren van een samenleving. In de kunstwereld heeft het
individu, zeker van de maker, ook wel van de manager of de curator een enorm
gewicht gekregen, in het laatste geval soms ten koste van aandacht voor de
kunstwerken, maar tegelijk, meen ik, komt het publiek, komen individuele
lezers, bezoekers, toeschouwers noch in beeld bij de kunstenaar, bij de critici
en zelfs nauwelijks bij de cultuursociologen. Zo blijkt ook de politiek in
wezen de aandacht voor de gewone burger, die overigens niet bestaat, want we
zijn allemaal burgers, zonder meer
maar ook niets minder, slechts een hinderlijke bijkomstigheid te zien. Men
merkt het ook in het systeem dat bladen, ook kwaliteitskranten hanteren om
mensen aan het woord te laten. Bepaalde opinies, zelden verrassend natuurlijk,
komen vanzelf in beeld en soms kan het onze interesse wekken, maar soms geeft
het een vertekend beeld van onze samenleving en krijgt men geen inzicht in wat
mensen te berde willen brengen, belangrijk genoeg achten om erover te spreken.
Aan de borreltafel klinkt op dat vlak wel vaker ongenoegen.
Maar sociologen gaan dan maar
enquêteren, hanteren werkhypothesen om te zien hoe mensen denken, maar we
konden al merken dat mensen die onderzoekers wel eens op het verkeerde been
durven te zetten en naarmate we meer met die onderzoekers te maken krijgen en
al eens merken dat bepaalde inzichten - naar ons gevoel - niet de aandacht of
het gewicht zou hebben dat we verwacht hadden, komt die neiging meer aan het
licht, wat voor onderzoekers natuurlijk problematisch is. Gedurende drie
decennia werd onderzocht wat we verwachten van onze nieuwe medeburgers en het
slagwoord was altijd weer: integratie.
Hoe zou men integratie gaan
definiëren? Ooit zegde men dat Omar en Saddhya dan maar worst met bloemkool in
witte saus moeten leren bereiden, want, uiteraard, eten zullen ze het niet zo gauw. Later werd voorgesteld dat de taal
kennen, cruciaal was, wat we wel willen onderschrijven, maar al enige tijd
blijken jonge knapen met een migratieachtergrond in Marokko, het Nederlands te hanteren
op een eigen manier, met soms eigenaardige accenten, die meisjes van hier dan
weer overnemen. Nog later, na 11 september 2001 werd de religie nog meer de kop
van jut. Auteurs als Jonathan Israël, Richard Dawkins en anderen gingen met
wetenschappelijke bevindingen aan de haal, die ertoe bijdroegen dat de kloof
tussen mensen met een levensbeschouwing die naar ze zelf vinden
wetenschappelijk is gefundeerd en anderen, die er een religie op na houden,
werd er alleen maar dieper en breder op.
De discussie over het verbod
op ritueel slachten vormt daarbij een uitstekend voorbeeld, want huldigt men de
vrijheid van religie, dan ontzegt men joodse mensen en moslims de mogelijkheid
om hun voedsel rein of halal te gebruiken. Erger nog, met promoot in
overheidskeukens, zoals aan de universiteiten zowel vegetarische keuken als
halalkeuken. Mag best, maar dan wordt de contradictie wel zeer moeilijk op te
lossen. Nu heeft Europa met de beste bedoelingen dat rituele slachten aan
banden gelegd en tegelijk wil men werken aan inburgering en via de diversiteit
van culturen het vreedzaam en goede samenleven funderen ...
Natuurlijk was er ooit Al
Qaida, is er nu IS, zijn er mensen die voor hun geloof willen sterven, maar als
je sommige inzichten van Jonathan Israël of Dawkins, Maarten Boudry bekijkt,
dan blijkt hun afkeer voor religie zo sterk dat je maar moeilijk kan inzien hoe
zij bijdragen aan integratie en verdraagzaamheid; de kretologie tegen islamofobie klinkt dan ook
wel eens wrang. Het blijft het probleem van de democratie dat men een
persoonlijke opinie kan vormen, die kan delen met anderen, maar tegelijk mag en
moet accepteren dat anderen er een andere visie op mens en wereld op nahouden.
Ook de bekende, beeldvullende cultuurproducenten bedienen zich vaak van die
inzichten, die aan de ene kant op de leest van de verdraagzaamheid zijn gevormd
en anderzijds precies religie en bepaalde gebruiken liever vandaag dan morgen
zien verdwijnen. Mensen met een andere smaak voor wat mooi, of schoon mag
heten, worden verketterd als conservatieven, maar wie nu net eens Jan van Eyck
of Goltzius wil leren kennen, kan niet zonder musea die er afdoende aandacht
aan besteedt. Ook de kunst van de negentiende eeuw mag men verwachten, niet
enkel het impressionisme waar Frankrijk zo graag mee uitpakt, maar ook andere
uitingen, krijgt best meer aandacht en bovendien zal men het vermogen aanspreken
verschillende stijlen, vormen, genres te verkennen.
Democratie kan ook niet zonder
integratie, zoals gebleken is in de geschiedenis van dit land, van de Europese
samenlevingen, waarbij de elites zich wel toegeeflijk dienden op te stellen
tegenover nieuwe krachten en gedachten, wat aan de ene kant de emancipatie van
arbeiders en kleine middenstanders bevorderde, maar ook konden zij zo hun
beeldentaal verbreden. Kunstenaars zetten zich in de tweede helft van de 19de
eeuw in voor die sociale actie, maar men ziet vandaag niet altijd afdoende in
dat mensen uit die zogenaamde achtergestelde
milieus wel degelijk hun weg vonden in de wereld van de professionele
kunstenaars. Het was geen edeltitel, maar ook geen handicap die men niet kon
overbruggen. De burgers die van kunst hielden stonden hen vaak met raad en daad
bij.
Het is die dynamiek die
vertrekt bij personen, bij individuen die mee de democratische samenleving, met
ruimte voor sociale mobiliteit en met aandacht voor culturele integratie die we
vandaag bij cultuurdragers met een groot bereik en gemakkelijke toegang tot de
media niet meer terug vinden. Tegelijk zal men opmerken dat die benadering
altijd weer subjectief, intuïtief en zelfs emotioneel geladen kon zijn. Men zal
dus dienen te begrijpen dat de democratie niet enkel op formele instellingen en
inbreng via instituties kan werken, maar het persoonlijke, het motu proprio
even zwaar weegt en dus, denk ik, moeten we onszelf niet als kampioenen van een
democratie voorstellen, maar binnen onze leefwereld enkele grondgedachten in
leven houden en vorm geven. Die discussie mis ik te vaak als kunstenmakers over
democratie gaan spreken.
Gelukkig zijn er dan mensen
als Gerardo Salinas die niet vertrekken vanuit zekerheden, vanuit een heilig
weten, vanuit de hang naar geprogrammeerd succes. Ook de democratie kan men
niet laten functioneren vanuit het heilige weten dat iets wel of niet juist,
correct is, zeker niet wat des mensen is, wat contingent is. Men kan niet
pleiten voor autonomie van mensen, personen, als men tegelijk de vrije wil een
illusie noemen wil. We worden wel eens gedreven door een drang waarvan we
achteraf vaststellen dat we ze echt niet konden weerstaan, zoals dat voor
misdadigers kan gelden, maar dat kan ook zonder die dramatische afloop van een
moord of geweldpleging. Het individu heeft een mate van uniciteit die ertoe
bijdraagt dat we moeten leren wat passend is en wat niet, maar ook dat we
altijd iets voor onszelf mogen houden. Kunstenaars hebben dat voorrecht zeer
zeker, maar cultuursociologen lijken daar minder zeker van, of beter, ze vinden
dat we ons, als autochtonen moeten
aanpassen aan de nieuwe leefsituatie, met een sterker wordende bevolking van
mensen met een migratieachtergrond. Kan men van ons dan vragen dat we complexe
inzichten omtrent het geweldloze samenleven, de rechtsstaat en het recht onze
mening vrij uit te dragen zouden laten insnoeren? Of zullen we proberen die
inzichten staande te houden, door de visie van anderen te accepteren, maar er
daarom geen vrede mee te hebben? Het debat, het politieke immers ontstaat juist
uit de ruimte tussen mensen, die accepteren dat ze niet geheel met de anderen
sporen. Maar toch lijkt men vandaag het democratische principe te verbinden aan
enerzijds de ratio van de homo economicus, anderzijds aan de logica van een aan te sturen
samenleving, met andere woorden, dat vrijheid van opinie of precies van tijd
tot tijd, het rationele handelen terzijde kan schuiven. Dat willen temmen,
betekent ook een grens stellen aan de democratie en het persoonlijke.
We geloven tot slot niet in
onheilstijdingen of complottheorieën, maar merken wel dat ons vertrouwen en ons
geduld door brave mensen met een groot ego, die zich kunstenaars of
cultuurmakers noemen, misbruikt kan worden. Aan de ene kant mogen we niet meer
zeggen dat Eddy Wally ons nu eenmaal geen moer interesseert maar dat we wel
mogen afgeven over de cultuurkapitalist André Rieu, die altijd weer zoveel show
verkoopt dat de muziek erbij inschiet? Ik kan inderdaad niet goed luisteren
naar Schlagers, maar zal er daarom anderen op beoordelen, behalve als die
mensen mij, die van Brel houdt, van Marie-Paule Belle of Louis Couperus erop
aanspreken dat mijn smaak nergens naar lijkt, terwijl ik ook nog eens een
voorliefde blijk te hebben voor de Vlaamse schilderkunst van de late
negentiende en vroege twintigste eeuw. Conservatief? Philipp Blom heeft in zijn
studie, De duizelingwekkende jaren, terecht de kwestie op de agenda gezet, dat
mensen zelden op alle terreinen van hun persoonlijke en publieke leven even progressief
zijn, dat mensen die moderne techniek hoog achten inzake kunst zeer
kleinburgerlijk kunnen blijken. Dat gegeven zou men in de discussie over
democratie beter goed in gedachten houden, vooral als men anderen verketteren
wil.
Heel simpel gesteld: hoe kan
men het in gemoede met elkaar verzoenen een cultuurpaus te willen zijn in het
diepst van zijn of haar gedachten en tegelijk te menen dat anderen de
democratie onderuit zouden halen als ze aan de kunst raken? Juist, die
contradictie blijkt sommigen te ontgaan. Of nog: pleiten voor diversiteit in de
samenleving en tegelijk streven naar de grootst mogelijke eenvormigheid, zowel voor de democratie als in de wereld van
de kunsten, blijft bevreemden en toch, velen vinden het haast evident want men
kan bijzonder kritisch zijn, maar zelfkritisch, ho maar. .
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten