De charme van het open einde
Kritiek
De wereld van morgen denken
Wie kan de toekomst overschouwen
Terwijl ik nog nadacht over wat Guy Tegenbos nu geschreven had, kwam me voor de geest dat we intussen ook moeten nadenken over zelfrijdende auto's. Hoewel het rijden wel leuk kan zijn als het vlot gaat of over kleine wegen in Frankrijk of Duitsland... buiten de steden, kan het veel winst opleveren als men op dagelijkse trajecten niet met het rijden bezig moet zijn. Maar het zou weer een paradigmashift betekenen, waarvan we voor- en nadelen kunnen afwegen. Kortom, de toekomst begint nu zoals een oude slogan leerde.
![]() |
Tesla Model X, of een nieuw concept van milieuvriendelijke auto... of een revolutie van de mobiliteit. Maar waar ziet men het aan dit model? |
Het commentaarstuk van Guy
Tegenbos draagt de titel: "economisch stilstaan is achteruit gaan".
Maar zoals Rik Torfs vaststelt in verband met het conflict binnen de kerk
tussen de paus en conservatieve curieleden, waarbij aan het einde de paus het laatste woord heeft, ook al zou
die, aldus Torfs, liever een consensus bereiken of anderszins tot een passend
vergelijk te komen.
De bisschoppen en curieleden,
of beter, het conservatieve deel wil niet lijden voor haar gelijk, zegt Torfs,
maar of dat zo is, zal de nabije toekomst uitwijzen, maar even goed blijkt het
nuttig te overdenken dat wat de paus wenst voor deze conservatieve heerschappen
nu net de hoeksteen is van hun handelen in het ambt dat ze sowieso van de (vorige)
Paus hebben verkregen. Het dilemma: gaan voor gehoorzaamheid aan de paus? Of aan de leer van
de kerk? En hoe kan de kerk, alvast in Europa verder bestaan als ze geen
aanspraak meer kan maken op betrouwbaarheid bij de leken, alvast de gelovigen.
Het is net van belang te begrijpen dat deze bisschoppen sowieso ergens met
zichzelf in conflict moeten komen. Hoe zullen zij in de toekomst terugkijken op
onder meer het pontificaat van Johannes-Paulus II en Benedictus XVI? Maar
tegelijk, kan men de leken van verantwoordelijkheid vrijpleiten, omdat ze niet
echt met de kerkleiders in gesprek gingen? Dovemansoren? Wellicht, maar de
ervaring dat leken vaak ad hominem over priesters en bisschoppen spraken en
spreken, mag men niet vergeten, maar ook dat er zolang geen aanspraak is
geweest, weegt nog zwaarder. Echter, voor zover het mij aanbelangt, heeft de
kerk zo haar eigen plaats in deze samenleving zeer bemoeilijkt heeft.
Want al gaat het dan om een
binnenkerkelijke aangelegenheid, de idee van Tegenbos dat de leraren moeten
meedenken aan de volgende kwarteeuw, lijkt logisch, zelfs triviaal, want wie nu
school loopt zal over 10 jaar in het volle leven stappen en dus een wereld
erven die we hebben nagelaten, denkt Tegenbos goed voor te bereiden. Het brengt
me onvermijdelijk bij de vraag of het vroeger a priori niet zo was dat leraren
hun pupilen zomaar de wereld instuurden, zonder hen iets anders dan doodse,
saaie kennis te hebben bijgebracht? Op college werd gesproken over het rapport
van de Club van Rome, over de Turing-machine en andere aspecten van de samenleving
die zou komen, maar hoezeer die wiskundeleraar ook van goede wil was, de
empleur van de revolutie op het vlak van informatica en telecommunicatie kon
men toen niet voorzien. Rond 1992 werd er al gemaild, rond 2000 was het nuttig
zoeken van informatie op de pc al goed ingeburgerd en nu zijn er nog dragers
bij gekomen, kan men nog meer met elkaar delen. Maar toch, hoe het leven er
tegen 2030 uit zal zien, denk ik, valt moeilijk te bevroeden, want een
simulatie maken over de technologische mogelijkheden van de geneeskunde, de
wijze waarop de overheid burgers nog meer gaat wantrouwen en kan wantrouwen,
het lijkt mij onmogelijk te voorspellen. Dan moet men nog eens de directe en
indirecte gevolgen daarvan onderzoeken en wordt de wisselwerking tussen
demografische, ecologische en economische evoluties gewoon te complex zijn om ze
nu met enige betrouwbaarheid aan de orde te stellen.
Maar goed, na de affaire
Snowden, die de praktijken van de NSA publiek maakte, kan men zien dat het niet
zo eenvoudig is zich voor te stellen hoe dat zal uitpakken, over 15 jaar. De overheid belooft veiligheid, mag geen
steken laten vallen en zet dus alles in op die veiligheid, wat met de middelen
van vandaag al heel wat mogelijkheden blijkt te bieden: men kan van elke burger
een profiel, een risicoprofiel maken. Mensen krijgen niet meer de kans zich
autonoom te ontwikkelen, misschien al eens een steekje te laten vallen... want
dat kan de orde verstoren.
Bovendien lijkt men er ook van
uit te gaan dat burgers elkaar alleen nog maar kunnen storen, op de zenuwen
werken, hinderen en wil men dat ten koste van alles voorkomen. De vrije ruimte
tussen mensen, verdwijnt zo uiteraard helemaal en de ruimte om tot gesprek te
komen evenzeer. In die zin blijf ik het bizar vinden dat al die intellectuelen
er geen kwaad in zien dat cafés zouden verdwijnen. Ongezond, dat bier, die
tabak, de gesprekken.. en niet controleerbaar en bovenal van geen belang toch. Maar
dan vergeet men te observeren hoe zo een bruine kroeg, een volkskroeg voor
mensen ongemeen belangrijk kan zijn, waar ze een paar uur gaan kaarten of met
elkaar proberen iets van de dingen te begrijpen.
Maar vandaag willen we veel,
voor onszelf en zijn we ervan overtuigd dat dit onmiskenbaar juist is. Sommigen
kwamen er zelfs achter dat de vrijheid van de jaren tussen 1958 en 1983,
waarbij sex zonder grote gevolgen mogelijk bleek, hield toen op, omdat aids
haar intrede deed en sex opnieuw gevaarlijk was, zeker voor herenliefde gold
dit. Maar meer in het algemeen werd ijverig onderzocht hoe het met andere
aandoeningen zat, zoals chlamydia, waarover toen niet gesproken werd. Wel
bekend waren syfilis, gonorroe en dan nog, werd er eerder laatdunkend over
gedaan: ons krijgt die ziekte niet. Het probleem is dus dat de vooruitgang van
de geneeskunde schaadt aan de onbezonnenheid, maar de onbezonnenheid is gewoon
niet meer van deze tijd, zodat ook jonge kinderen van de wereld de gevaren
leren kennen en niet de schoonheid, de zaak op zich, het genoegen te leven
bijvoorbeeld. Over 15 jaar zal men misschien eisen dat ouders geen kinderen
krijgen als ze geen goed opvoedkundig plan hebben en mensen die klaarblijkelijk
zullen falen in het belang van iedereen gesteriliseerd zullen worden, maar dat
gebeurde tot rond 1970 in Zweden en de VSA.
Het punt dat aan de orde is:
wie kan zo ver vooruit zien dat hij of zij een evenwichtig en min of meer objectief
beeld zal vormen en aanbieden van de tijd van dan? Kon ik juli 1914 iemand
voorspellen dat Spanje twintig jaar aan de vooravond van burgeroorlog zou
staan? Kon in een Vlaming geloven, zo rond 1952 dat hij/zij dertig jaar later
zou skiën in de winter en diepzeeduiken in de buurt van Montpellier in de
zomer? Dat er ultrasnelle treinen zouden rijden tussen Parijs en Lyon, later
ook naar de Atlantische kust zodat Frankrijk bovenop de oude lijnen een
volkomen nieuw spoornet kreeg, voor hogesnelheidstreinen, werd al voorbereid,
maar de omstandigheden, zoals de petroleumcrisis zorgden voor enige vertraging. Maar die
treinen pasten nog wel in de sfeer van de "Trente Glorieuses" oftewel
de gouden jaren, waarbij men wel eens aanneemt dat die mensen die veertig, vijftig
waren in 1958, een bende suffe luitjes waren, want het waren zij die net bezig
waren als ingenieurs, artsen, wegenwerkers en in welke hoedanigheid dan ook
vaak nieuwe ideeën opwierpen en er ook iets mee aanvingen.
Het gaat daarom niet om het voorspellen van de
toekomst, evenmin om het uittekenen van horrorscenario's waar we ten zeer
beducht voor moeten zijn. Het gaat om het vermogen te begrijpen wat het
menselijke kennen vermag, oefeningen in humanisme, als we het zo bot mogen
stellen. Toch is het niet dat wat men ziet in het pleidooi van Guy Tegenbos,
die immers wil dat het vooruitgaat, gepland uiteraard. Maar aangezien we met
vele onbekenden werken, aangezien de ervaring van de planeconomie geleerd heeft
dat de kans op vergissingen en onmenselijk leed ongemeen groot zijn, aangezien
dit systeem ook veronderstelt dat de overheid over onbeperkte macht kan
beschikken, kan men zich afvragen of de wens van de heer Guy Tegenbos wel
applaus verdient.
De vooruitgang die we in
West-Europa geboekt hebben tijdens de Koude Oorlog was altijd weer een
resultaat van een chaotische en onzekere groei, al heeft Sicco Mansholt met
zijn landbouwpolitiek wel zeer veel ingezet op de reorganisatie van de
landbouw, met verstrekkende gevolgen, zoals blijkt uit onderzoek naar het
verdwijnen van flora en fauna op en rond onze akkers en weilanden. Blind
blijven voor de risico's van grootschaligheid, waarin de persoonlijke inbreng
in de verdrukking geraakt, lijkt geen optie. De gedachte dat nu leraren moeten
opgeleid worden die jonge mensen kunnen voorbereiden voor de toekomst lijkt me
zeer wenselijk, maar ik vrees dat mijn visie op wat dat moet inhouden, wel niet
zal sporen met wat de redacteur van De Standaard ons voorstelt. Het cruciale
debat zal uiteindelijk gaan over wat we wenselijk achten en hoe dat het beste
ingang kan vinden. Maar laat dan duidelijk zijn dat we jonge mensen ook de zeer
rijke traditie die we van onze erflaters hebben gekregen zullen moeten
meegeven. Philipp Blom heeft in zijn boek over het Interbellum betoogt dat die
tradities precies in de Harlem Renaissance onverwacht sterk aan bod kwam. Het
is me al vaker opgevallen dat wie zich wil presenteren als een alternatief voor
het banale van het bestaan altijd weer bij de kunsten uitkomt, maar zelfs
onderzoekers durven al eens succes te boeken als ze even de waan van de dag
achter zich laten en bij de grondleggers van de moderne fysica de actuele
bevindingen gaan toetsen. De reden is deze: we verliezen vaak uit het oog dat
wat we proberen te doen wel past in een actueel wetenschappelijk debat, maar
dat de aanpak niet altijd meer goed gefundeerd blijkt.
Erger nog is dat men in het
onderwijs dezer dagen de neiging heeft de actualiteit enorm belangrijk te
achten en de grondslagen ervan uit het oog te verliezen. Igor Stravinsky brak
heel wat potten met zijn iconoclastische "Lenterites" en vervolgens
onderzocht hij later toch weer de ruimte van het klassieke idioom. Ook in
andere kunsten zien we de neiging van hemelbestormers om later weer naar de
oorsprong dan wel de basis terug te keren.
Misschien moet men wel terug
aanknopen bij dat stuk van Reich "Welke kleine gedachte kan een heel leven
vullen" waarnaar Richard Powers verwees. Feit is dat deze gedachte-experimenten
vandaag niet echt zinvol lijken, want ook Tegenbos wil resultaat en misschien
is dat het laatste wat men moet willen. Of nog, mag ik de redacteur ervan
verdenken te vrezen voor de terugkeer van de wilde jaren, die voor en na de
Expo '58 of erger nog, van het Interbellum. Het was een crisis, het valt niet
te loochenen, maar als men kijkt naar de literatuur, de kunsten en zelfs -
ondanks de crisis - de vooruitgang van mensen in hun particuliere bestaan, wat
in de grove statische benaderi over het hoofd wordt gezien. Om de een of andere
redenen hou ik wel van de bouwstijl van die periode, de internationale stijl
als ik het wel heb, zoals het woonhuis en atelier van Permeke in Jabbeke, de
Vier Winden. Of de Boerentoren in
Antwerpen en waarom vindt men Bozar, sorry, het Paleis voor Schone Kunsten te
Brussel, van Victor Horta niet altijd het vermelden waard? Gaat men naar
Oostende, dan vindt men van de wederopbouw na 1945 de lelijkste voorbeelden en
toch, er vallen ook pareltjes te bewonderen. Maar men zal opwerpen dat ik hier
wel heel ver sta van wat Guy Tegenbos wil betogen, dat jongeren voorbereid
moeten worden op de toekomst. Mijn antwoord zit in mijn waardering voor die
zogenaamde wilde jaren, waarin rommel werd gerealiseerd en waar men toch ook
parels kan vinden en dat men dat ene niet mag verhinderen, omdat het andere dan
ook geen kans krijgen zal.
Mevrouw Crevits hoeft daarom
geen toelatingsproeven op te zetten, maar mensen enthousiast te maken om les te
geven, zou een belangrijker zorg moeten zijn. De ontwikkeling van de pedagogie,
de kunst kinderen te leiden en te
vormen, heeft de afgelopen 100 jaar een aantal winstpunten opgeleverd, maar ook
kan men vaststellen dat er leerpunten zijn, voor de pedagogen, want als je
niets meer hoeft te noteren tijdens een les, als het beperkt wordt tot het
invullen van losse blaadjes dan dreigt men ook fundamenteel terecht te komen in
een kenniswereld waar geen samenhang meer te verzinnen valt, wat nu net in het
klassieke onderwijs aan de orde was. Ik weet het, nu gaat men voor het slimme
leren en de slimme school, maar hoe grotesk klinkt dat niet: de school is niet
slim, de onderwijzers, juffen en leraren m/v zijn in het beste geval gevat,
slim en soms zelfs iets meer, al blijkt dat nu iets moeilijker, omdat de
primussen in veel gevallen toch voor betere beroepen gaan. De lerarenloopbaan
blijft nog altijd ondergewaardeerd.
Op zekere hoogte kan men met
goede pedagogie mensen aanzetten zelf aan de slag te gaan, maar men krijgt de
stellige indruk dat vandaag in het bestel een soort ideaal ontbreekt, wat dus
vroeger wel het geval was, waarbij ook wie niet geheel spoorde een eigen
inbreng bleek te hebben... Hier gaat het dus om, want Guy Tegenbos wil precies
een pedagogie op het terrein zien die mensen toelaten moet in hun tijd na te
denken of en vooral hoe iets te realiseren, creativiteit te beoefenen. Vraag is
dan of mensen zoveel veranderd zijn dat de beproefde methodes, van training en
disciplinering, met de nodige tegenwerking van de pupillen, van de te vormen jongeren,
niet meer van tel zou zijn? Meer nog, men krijgt de indruk dat jongeren vaak
verveeld zijn, nu, omdat het onderwijs hen te weinig uitdaagt het beste van
zichzelf te geven. Zo kan het een leerling in de flow brengen als hij of zij
een complexe wiskundeoefening op te lossen heeft, of als een vertaling van een
tekst uit een oude of levende taal alle verworven kennis vergt. Helaas, men
vindt dat leerlingen niet te zeer op de proef gesteld mogen worden. En thema,
dat is al helemaal niet meer aan de orde, denkt men soms als jongeren vertellen
dat ze wel iets in het Engels of Frans moeten kunnen zeggen, maar dat ze
daarvoor haast geen basiskennis meekrijgen. Want een van de vormen van disciplinering,
het memoriseren van woordenlijsten, werkwoordsvormen en uitdrukkingen, heeft
men al helemaal uit het curriculum geschrapt.
Of men nu, tot slot, Nussbaum,
Neiman of Arendt leest, Camus of John Williams, Augustus, telkens merkt de
lezer dat de ouden een inspiratie kunnen vormen, niet per se een bron van
verering of beate slaafsheid, maar wel een toegangspoort tot een ander heden waaruit
blijken kan dat de wereld wel degelijk niet over sporen loopt in vaste patronen
en mechanismen, vooraf bepaald is, maar dat soms opvallende figuren er iets aan
veranderen kunnen. Vooruitgang, maar soms, valt te vrezen enige regressie. Dat
kan een oplettende jongedame of jongeheer toelaten de eigen tijd beter aan de
voorbeelden te toetsen en merken dat de uitdagingen en vraagstukken echt wel
nieuwe oplossingen verdragen. Want het klopt wel dat wie de oude remedies wil
hanteren evengoed in een doodlopend straatje zal komen.
Het beste voorbeeld daarvan
vindt men in de strijd van de kerk tegen de moderniteit en de houding van vele
bisschoppen en parochiepriesters, maar zij stonden vaak geïsoleerd - zoals
onder andere Gerard Walschap liet zien -, want anderen gingen net wel het
gesprek met de eigen tijd aan. Hier mag overigens ook gerefereerd aan de
nadagen van de Sovjet-Unie, waar sommige leiders in de satellietstaten zich op
de oude aanpak bleven beroepen en zo hun macht vanzelf verloren. Een systeem
dat kaduuk is, vleugellam is, zal verder ook niet veel gebaat zijn met
aanzetten tot vernieuwingen, terwijl een revolutie, zoals Albert Camus
opmerkte, wellicht ertoe kan leiden dat die revolutionairen precies de fouten
van het verleden overdoen, zonder er de zwakheden van te zien.
Conclusie moet dus zijn dat
men inderdaad altijd vooral in de eigen tijd moet handelen, i.e. nadenken en
actie ondernemen, waarbij men proberen kan mogelijk feilen voor de verdere
toekomst te voorkomen. Maar revolutionaire methodes hebben soms het nadeel dat
ze de voordelen van het nieuwe systeem weggooien bij gebrek aan achting en
respect voor mensen, individuen en groepen. Wie dus wil nadenken over de jaren
na 2025 zal met een glazen bol niet ver komen, maar het leren omspringen met de
mogelijkheden waarover zo een jongmens beschikt om situaties te analyseren, en
plannen van aanpak te ontwerpen een betere, meer gewenste toestand te bereiken,
behoort wel tot de mogelijkheden en lijkt mij zelfs aangewezen. Men zegt vaak
dat onze voorgangers in de periode van de economische crisis er een zootje van
hadden gemaakt en er valt veel voor te zeggen dat er vergissingen zijn begaan,
maar een ongenuanceerd afwijzen maakt op mij geen indruk meer. Zij deden wat ze
nodig achtten, soms voor het algemeen belang, soms voor het eigen partijbelang.
Maar buiten de politiek om, buiten het beleid om gebeurde er veel ten goede en
nu en dan ging het beleid mee, zoals met de DIRV, de Derde Industriële
revolutie in Vlaanderen, soms vergat het beleid dat mensen mondig zijn en
vooral vakbekwaam. En laat nu net dat het punt zijn waarop Hilde Crevits en de
Vlaamse regering willen inzetten.
De toekomst laat zich niet altijd
denken, maar men hoeft de jongere generaties ook niet te overweldigen met
utopische denkbeelden, noch met de gedachte dat het allemaal naar de
verdoemenis gaat. Als we doen wat moet, wat we dus binnen ons blikveld nuttig
en wenselijk achten, zoals het rapport van de Club van Rome altijd weer mee de
agenda heeft bepaald, dan kunnen we grote rampen voorkomen en tegelijk jongeren
van nu en jongeren van morgen de ruimte geven hun verbeelding te laten werken.
Juist, hoe dat zal uitpakken, kan niemand nu goed voorzien en dat lijkt mij nu
eens krek de nachtmerrie te zijn van verstandige lui als Guy Tegenbos. De
kracht van de ambachtsman, zoals Richard Sennett die presenteerde, waarbij men
leert de toets, of de klei, de cemtent of wat dan ook aan te grijpen en tijdig
weer los te laten, of het nu gaat over het echte ambachtswerk dan wel over het
denkwerk, dat aspect kan men vandaag niet genoeg onder ogen zien: doen wat
moet, wat mogelijk is, van tijd iets anders proberen, zomaar en toch met kennis
van zaken, daar zou ik het met Guy Tegenbos over willen hebben. Want het zijn
die handgrepen die voor het scheppen van een open samenleving, waar mensen al
eens mogen dwalen of de controle even loslaten, die ook over dertig jaar nog
nodig zullen zijn, wil men van mensen geen instrumenten maken, geen doodse
machines.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten