wat na zelfdoding?
Brief
Els Vandemoortele*
over het leven
Brugge, 20 april 2015
Mevrouw,
Uw vraag komt wel binnen en u zal wel
weten dat beleid, zowel de Vlaamse Regering als het Vlaams Parlement al heel
wat over de vraag hebben gesteggeld hoe men zelfdoding/zelfmoord kan voorkomen
en er is beleid omtrent hebben ontwikkeld. Het voorgestelde beleid heeft meer
verdienste dan alleen het feit dat het er is, maar toch blijft het moeilijk die
voorvallen te begrijpen en dus blijft het moeilijk echt preventief op te
treden.
Het punt is dat we niet vergeten zijn dat
vroeger zelfdoding een ongehoorde zonde heette te zijn, waar geen vergeving
voor bestond - hoe het zat met mensen die gered werden ter elfde ure? Joost mag
het weten. Of toch niet, Rik Torfs stelt vast dat er dezer dagen massa's
grootinquisiteurs rondlopen die menen te weten wat hoort en wat niet betaamt.
Het ligt dan ook voor de hand dat deze grootinquisiteurs de ware zondaar niet
zo gauw herkennen, laat staan de blanke ziel zonder zonde. Hun oriëntatie is
immers niet gericht op het herstellen van de verhouding tussen de mens en zijn
schepper, of meer seculier, het herstellen van de relatie tussen onszelf,
anderen en de wereld in al haar facetten.
Rik Torfs pleegt deze maandag immers een
mooi stuk over berouw, zondebesef en de weigering de absolutie te geven aan
berouwvolle zondaars. Uit de tijd natuurlijk, want wie gaat nu nog te biecht en
welke priester kan nog geloven in het oprechte berouw, zondebesef van de
biechteling. Ooit weigerden biechtvaders brave huismoeders de absolutie als ze
drie, jawel 3 jaar, geen baby hadden gehad of zwanger waren geweest. Ook
Walschap wist ervan, want zijn eerste grote roman, Adelaïde, eerste deel van
een trilogie gaat over de smart en de hysterie van die vrouw, die graag leefde,
maar dacht dat ze een zwangerschap nog even kon uitstellen. Een slimme meid
krijgt haar kindjes op tijd.
Klinkt dit cynisch, dan is het wel zo dat
we vandaag andere vormen van cynisme kennen, waarbij slagen, of beter,
ogenschijnlijk slagen belangrijk is en wie niet slaagt is een verliezer, speelt
niet mee. Maar zoals Lucas Vander Taelen uiteen weet te zetten waarom men van
Willem Elias zo gemakzuchtig de schietschijf maakte, eerst in de brede media en
vervolgens zouden wij er het onze toe hebben bijgedragen, de aasgieren van het
internet. Ik vond en vind dat Elias zich meer dan ongelukkig had uitgelaten,
maar voor het overige vond ik de analyses over de zonde van de traagheid die de
academische overheid - als dat al geen adunaton is, wat dan wel - hem al te
gemakkelijk publiekelijk van Pontius naar Pilatus stuurde. Hier moet men die
uitdrukking wel letterlijker nemen: in feite zag men geen fout in die man, Elias,
maar aangezien het volk om Barrabas riep, kon men hem niet zomaar stilzwijgend
terug laten keren naar zijn professorenkamer.
Het blijft fascinerend allemaal, maar
vooral verontrustend dat het internet en dan vooral de sociale fora als
facebook en twitter, instagram ook in hoofde van welmenende en alwetende lieden
nogal eens afgedaan wordt als een riool, waar de gewone zielen geen idee van
hebben, van hoe het heurt. Natuurlijk verloopt het debat wel eens heftig, maar
er staan ook wel eens mooie boodschappen die aangenaam om lezen zijn. Ook is er
vaker dan men meent te weten ruimte voor een goed debat over ernstige zaken.
Laat dus die alwetende prominenten eens de hand in eigen boezem steken. Want
journalisten zijn vaak niet minder cassant dan de tooghanger in café de
Reisduif. Helaas, als gevolg van allerlei welmenende ingrepen, zoals
rookverbod, nultolerantie in verband met rijden en drinken, witte kassa's en
nog zo wat akkefietjes, zoals doorgedreven aandacht voor hygiëne in de keuken,
op de toiletten enz. enz. hebben Franske en Julieke besloten de zaak te
sluiten. Onze tooghanger loopt nu vaak rond met een helder hoofd, dat wel, maar
een volgelopen gemoed.
Ik ben een oprecht tegenstander van de
perfectie, een al even halsstarrig voorstander van maatwerk, ambachtelijk
meesterschap, ook als het om expertise gaat. Overigens, goed maatwerk, zo merk
ik wel eens, oogt vaak fraaier dan perfectie, terwijl men al eens opmerken kan
dat er niet altijd bruikbare criteria zijn voor perfectie, of het nu over
muziek gaat, schilderkunst dan wel een gedicht. Gaat het over levende mensen,
dieren, de levende natuur, dan zal men het nog moeilijker hebben aan te duiden
wat perfect is. Oh ja, sublieme figuren zijn er genoeg en exquis bereide
gerechten, maar perfectie...
Jonge mensen en de dood, het is een
moeilijk verhaal, want als het goed is, duurt het lang voor ze ermee
geconfronteerd worden, maar vaak menen ze het al te weten, uit de bioscoop en
van teevee. Maar we leven een moeilijk te lezen tijd, want aan de ene kant zal
niemand nog in ernst belijden dat het leven heilig is en dat we anderen nog
onszelf mogen doden. De pijn van het zijn? Niet accepteren, dus. We moeten elk
lijden, omdat het zinloos is, afwijzen en of genezen of er een einde aan maken.
Een kind dat niet gewenst was, vroeger, kon een ellendig leven tegemoet gaan,
nu hoeft men zo kind niet geboren laten worden. Ik ben niet tegen de wet over
het toelaten van euthanasie onder strikte voorwaarden, noch tegen de wet over
legalisering van vruchtafdrijving onder zekere voorwaarden, maar tegelijk denk
ik dat onze kijk op het leven en op ons eigen bestaan daardoor uit het lood kan
geraken, zeker als we jong zijn, als we nu opnieuw jong zouden zijn. Mensen,
wij dus, u en ik houden ook wel van eufemismen, maar het blijft opvallend dat
we tegelijk de werkelijkheid achter de woorden niet meer zien. Dat wil zeggen, dat
we vandaag allemaal opkomen tegen kanker, vechten moeten patiënten die de
diagnose hebben gekregen. Maar hoe werkt dat, vechten tegen een ziekte waarvan
men de werking slechts moeizaam doch met toenemend succes weet te doorgronden.
Maar een gevecht veronderstelt dat men de vijand kent, weet, denkt te weten hoe
die zal handelen en dan kan men de slagen pareren of anticiperen. Echter, bij
bepaalde kankers zal men zeer nauwkeurig de doses moeten onderzoeken in
proefopstellingen, maar dat kost blijkbaar ontiegelijk veel en kan de
ziekteverzekering niet opbrengen.
We vechten tegen het leven op, voor veel
zaken van waarde en tegen alles wat ons tegenstaat. wat ons tegen de borst
stuit en vroeger ried men al eens een tafelspringer aan de kerk in het midden
te houden. Helaas kan dat vandaag moeilijk, want er is nog nauwelijks een kerk
te bespeuren en die staat dezer dagen helemaal niet meer in het centrum, het
midden. Dus zullen we elke inbreuk op de goede inzichten en fijngevoeligheid
van politiek correct denkende en orerende mensen lik op stuk geven. Toegegeven,
een vergissing maken, dat is uit den boze, want we kunnen er nooit zeker van
zijn en we mogen ons niet vergissen en een foute gedachte niet afstraffen. Heel
vertrouwd? Was het niet tijdens de kruistocht tegen de Albigenzen dat Arnauld
Amaury stelde: "dood hen allen, God zal de zijnen wel herkennen"? In
een meer seculiere zin begrijpt men dat nu blijkbaar ook. Laat die mensen maar
stikken, de politiek correcte inzichten zullen hen die deugen er wel uitpikken.
Het is tegelijk een fatale daad van nalatigheid, want men weigert zelf te
oordelen als een blijk van overmoed, dat niemand zo een houding zal afstraffen.
Maar hoe ontdekken we wat hoort en wat
beter niet gezegd of geschreven wordt of zelfs maar gedacht? Niet elke jongere
die dit leven niet meer verder wil leven, heeft zelf wel eens anderen als een
bulldog op de huid gezeten, meer nog, de kans bestaat dat hij of zij er net
slachtoffer van werd of geen zicht heeft op wat het leven voor hem of haar in
petto kan hebben.
Het valt me zelfs steeds vaker op dat
naarmate mensen mij toevoegen dat ze graag zeggen waar het op staat, dat ze ook niet echt van het
leven houden, het eigen leven al helemaal niet. Maar van het leven houden, dat
kan toch zo moeilijk zijn, bedacht ik me onlangs, doch een waakzame stem in mij
maande me aan toch voorzichtig te zijn. Want objectieve redenen om van het
leven te houden blijken niet voorhanden.
Zou dat mogen hinderen? Zou men proberen
een rationeel argument op poten te zetten waarom men van het leven kan, moet
houden, dan zou dat al een reden minder zijn waarom dit zo is. Het leven is
niet wat het is, denk ik, maar hoe we het aanvoelen, ervaren en dat valt buiten
het bereik van objectieve maatstaven. Ik moet zeggen dat René Gude, de filosoof
die tot het einde toe ons, zijn discipelen voorhield dat het leven wel
aantrekkelijk kan zijn, ook al verliest men een been aan botkanker. Maar goed,
daarmee, zegde iemand, nadat ik een lofrede had gehouden aan het adres van deze
mijnheer Gude, kwalificeerde hij zichzelf: hij leed immers uitzichtloos en dan
zijn het maar loze praatjes. Nu, hijzelf vond die pijn, dat psychische leed wel
zwaar, maar niet uitzichtloos.
Wie van het leven probeert te houden, maar
meer nog van mensen om zich heen, moet, als men er niet al vroeg aan ontwend
werd door de druk van de sociale opinie, bakerpraatjes en andere wijsheid over
absolute zekerheden, zal merken dat men daarbij wel eens uit het eigen harnas
moet stappen, dat dit op zich al een pijnlijke actie is, want het harnas werd
een tweede huid. Maar eens het harnas afgelegd, begint het pas te schroeien en
te schuren en toch, zonder ons in sferen van sadomasochisme te begeven, blijkt
dat schuren eerder een streling en dat schroeien van de blik van een geliefde
een betovering.
Nu, van een oude dame, eindelijk, van wel
meer oude mensen leerde ik dat de dingen die voorbij gaan daarom niet
waardeloos zouden wezen, dat ze altijd van het leven gehouden hadden, van hun
kinderen, man of vrouw, buren en vrienden, een jongentje of meisje dat al eens
de bakkerij of de schoenmakerij betrad, zelfs zo een kind in de wachtzaal van
de tandarts.
Ik begrijp dat u een plan van aanpak wenst
mevrouw, wat niet onmogelijk is, maar laat het niet over aan de minzame
minister Jo van Deurzen, laat het ook niet geheel over aan de vrienden van
facebook of andere kanalen, neen, laat niet enkel uw verdriet zien, het
verdriet voor die jongen, troostend de ouders en andere broers of zussen,
troostend ook uw eigen kind, maar herinner hem dat die jongen een vriend was,
een broer of zus en kind en dat dan elke voorwaardelijkheid lastig is.
Men zal het wel onvergeeflijk vinden dat
ik deze amor mundi zo in het licht stel, bovendien wetend dat ik net daarom
geen remedie in mijn mars heb. Het is net omdat ik denk dat we elkaar zo heftig
bejegenen, dat we inderdaad wel kunnen zeggen dat Willem Elias die vrouw niet
zo mocht bejegenen, maar tegelijk wetende dat zo een vrouw een wonde meedraagt
die niet te helen zou vallen...
Een mens is een lerend wezen, komt dus
niet volmaakt ter wereld en het duurt relatief lang voor zo een mensenkind zich
autonoom kan verzorgen; net daarom blijft het langer dan andere dieren onder de
vleugels van de moeder, de vader en andere volwassenen. Alleen, het kind leert dezer
dagen algauw ook dat ouders perfect moeten zijn, leraren en anderen volmaakt en
dat betekent geleidelijk aan meer dat ze aan zijn wensen en verzuchtingen
dienen te voldoen. Hier valt dan uiteindelijk iets weg van het aanvoelen dat
men niet alles onder controle hoeft te hebben opdat het goed zou zijn. Men
leert niet altijd dat sommige dingen in het leven onvoorwaardelijk, zelfs
gratuit, zelfs banaal kunnen zijn.
Redeloze levensvreugde? Ik vrees dat
moreel consulenten, Maarten Boudry, Johan Braeckman en anderen, vooral zij die
geloven dat hun brein werkt los van hun emoties en humeuren, u dan graag
verwijzen zullen naar de langdurige geestelijke gezondheidszorg. Terwijl men
dan weer met grote ogen en vol afgunst kijkt naar die inboorlingen uit een of
ander dorp in de brousse, die net wel redenen hebben om triest te wezen en
niettemin lachend door het leven stappen.
Mevrouw, we leren onze kinderen niet meer
voldoende dat hun bestaan een wonder is, maar dat het moeite kost er geen chaos
en puinhoop van te maken. Toch ben ik niet zo overtuigd van de maakbaarheid van
de mens of van de anderen. De aanvankelijke onvolmaaktheid van een mensenkind,
zoals bij pups of kleine katjes - tegenwoordig gebruikt men daar ook al een
engels woord voor, kitten dus - wekt onze vertedering en aandacht, maar volgens
onderlegde specialisten in de evolutionaire biologie vertellen dat dit
gemakkelijk te verklaren valt: die aandoenlijkheid is een list van de natuur
opdat we voor zo een pasgeborene zouden zorgen, want uit onszelf zouden we dat
vanzelfsprekend niet doen. Mensenlief, wat een teleologische redenering: een
kind lacht lief en we helpen het daarom. Dat we er genoegen in kunnen scheppen
zo een kind te helpen als het iets van ons verlangd, kan nog net, want het is
nog egoïstisch genoeg.
Laten we daarom toch opnieuw laten zien dat
dit leven dat we kregen, ongevraagd en onverwacht, de moeite waard is, dat we
er iets voor willen opbrengen om goed te leven en zelfs dat de uitgestelde
bevrediging van een verlangen dat verlangen zelf mooier maakt. Anders lopen we
op tegen een berg eisen aan derden en aan het leven, ontberen we echter vooral
het verlangen en de bewondering om de schoonheid der dingen en vooral van
mensen, wat naar ik aannemen durf, een zware last legt op de schouders van
jongeren en mensen. Surrealisme kan prachtig uitpakken, magisch realisme ook,
maar bot realisme, mevrouw is geestdodend, levensdodend en algemene plannen van
aanpak willen altijd vertrekken vanuit zakelijke en objectieve data en dat,
mevrouw, kan de feestvreugde, de levensvreugde ernstig aantasten. Laten we dus
maar eens proberen wat meer levensvreugde te ervaren, ook als de sterren op
onheil staan en liefde het bestaan niet verwarmen kan. Ach, ik vraag u niet uw
pijn te vergeten om het gebeuren waarover u ons inlicht, ik vraag u niet door
de tranen heen te glimlachen en optimisme is wat mij betreft geen morele
plicht. Want zo realistisch ben ik wel, het eindigt voor elkeen op enig moment
in het afscheid, zoals het leven het beschikt. Dus dat einde ligt vast, maar
wat niet vast ligt, is hoe we met elkaar er een aangenaam bestaan van weten te
maken. Overigens zou ik ook niemand aanraden, als men me er al om vroeg, dat
verdriet af te wijzen en te verdringen. Dat verdriet is er, maar hoeft andere
emoties ook niet uit te sluiten. Want het is gene lach, het leven, maar wel
kunnen we het er misschien nog ooit eens over eens worden dat het wel veel in
petto heeft, als we het ook aanvaarden, zoals het is. Zoals een biechtvader
eens zegde: u hoeft de zonde van de liefde niet te belijden, want zelfs in gore
omstandigheden kan het nog mooi zijn, voor u en voor haar.
Uw oproep aan het beleid begrijp ik wel,
mevrouw, maar er is een moeilijkheid, want die overheid is onpersoonlijk, kan
niet gratuit handelen, maar dient altijd een maatschappelijk doel dat ook nog
eens in positief recht is gegoten. Maar de overheid zal niemand tegenhouden
mensen bij te staan en kan het kader creëren waarin mensen dat vrijwillig of
professioneel op zich te nemen. In Kantiaanse zin kan immers alleen een persoon
gratuit handelen, dat wil zeggen zonder een beloning te verwachten... zelfs
geen glimlach. Dat is wat streng vanwege Immanuel Kant, maar het geeft meteen
ook de kans aan te stippen dat die filosoof begreep dat op zeker ogenblik de
rede haar grenzen heeft bereikt en dat ons handelen dan voorkomt uit de behoefte
nood te lenigen? Neen, de te lenigen nood appelleert aan ons en dat doen we
dan, zomaar. Want het is na zo een zelfgekozen levenseinde voor de omgeving,
ouders en andere personen die het moeten verwerken, zwaar en zij hebben ook heel wat te verstouwen, maar soms
vergeten we dat appel te zien. U dus niet en dat verdient zeker meer dan alleen
waardering.
vale et salve
Bart Haers
* Naar aanleiding van een stuk in DS, de krant van 20 april. (http://www.standaard.be/plus/ochtend/36). Ik kon bij dit stuk geen passende afbeelding verzinnen.
Reacties
Een reactie posten