Wijlen Gustaaf Dumon, Burgerlijk oorlogsinvalide
Kleinbeeld
Brugge onder vuur
Een herinnering aan m'n overgrootvader
In
1970 was ik op een feest waarvan ik nog enkele vage herinneringen aan heb, want
mijn overgrootvader, Gustaaf Dumon, werd 90. Hij had een gezicht dat ik later
nooit meer helder kreeg, alleen via foto's kan ik er nog iets van maken. Hij
was veel maar ook een oorlogsslachtoffer. In en om Brugge lagen Duitse
militairen, maar de beschietingen kwamen ook van op zee, want de haven van
Zeebrugge was een U-botenbasis en de achterhaven - vlakbij de stad dus - diende
als bunker en er werden beschadigde boten hersteld. Geschiedenis die niet
altijd aan bod komt en ons, mijzelf en al die andere nazaten op een gouden
schaaltje werd aangeboden, maar dat we niet echt konden bevatten.
De
grote oorlog, WO I was voor ons land, welvarend en industrieel voortvarend een
tragedie, want het vertrouwen in de neutraliteit werd niet gegarandeerd maar
bleek uiteindelijk zelf de casus belli, de garanderende mogendheden maakten
gebruik van de neutrale status van Nederland en vooral België om hun strategische
en tactische posities te optimaliseren. In juli en de eerste dagen van augustus
moet de verwarring groot geweest zijn, maar zo te zien heeft men lang gewacht,
tot de mobilisatie beslist was, burgers in onzekerheid gelaten of liever, niet
willen verontrusten. Ook in Brugge, waar men ook zaken deed, waar kleine
bedrijven net in die periode een groeispurt kenden en waar de industrie dankzij
de nieuwe haven nieuwe perspectieven kreeg was 1914 een jaar van verwachtingen.
Ook mijn overgrootvader, toen 34 jaar oud, in de fleur van zijn leven was zich
van de fruithandel aan het heruitvinden als graanhandelaar. Hoe of het allemaal
zit, bleef in feite onbesproken, het gebeurde gewoon. Mijn grootvader was de
oudste zoon, negen jaar toen en moet in relatieve welvaart zijn opgegroeid. Ook
mijn grootmoeder, die opgroeide in de Ezelstraat, 7 jaar moet toen niet hebben
kunnen bevroeden dat alles anders worden zou. Haar vader was een slager en
kweekte zelf ook runderen, leverde naar mij is overgeleverd aan de betere
families van de stad. Hoe de stad er toen uitzag, kan men wel zien op foto's,
maar hoe het leven was, voor die mensen, blijft altijd moeilijk te bevroeden.
Feit is dat ik een keer mijn grootvader hoorde zeggen, op een 11de november,
dat zijn vader, die volop bezig was met de oogsten te kopen en binnen te halen,
zou gevloekt hebben, wat wij, diens zeer vrome gedrag kennende, vreemd hebben
gevonden. Maar mijn grootvader zei dat het voor iedereen onvatbaar was, die
augustusdagen en dat het na de oorlog nog wel eens er sprake kwam, hoe plots
dat goede leven op de helling kwam te staan. Ergens moeten ook de kinderen
begrepen hebben dat er veel fout ging. Ook werd wel gesproken, hoopvol, over
1870, toen België gemobiliseerd had en de grenzen in het Westen en Oosten had
verdedigd, maar de Pruisen waren toen bij Sedan de Maas overgestoken en hadden
er de Keizer en 90.000 man troepen krijgsgevangen genomen. Wat oorlog was, wist
men dus niet meer in 1912, 1913 toen er wel berichten kwamen over oorlog op de
Balkan en de volwassenen die iets meer lazen, over de Agadirkwestie hadden
gehoord. Veel heeft mijn grootvader daar ons niet over gezegd, maar soms horen
kleine oortjes meer dan ze moeten horen en toch, pas later krijgt het betekenis.
Proberen
we ons in te leven in die begindagen van de oorlog, dan komt men bij Stijn
Streuvels uit en enkele andere getuigenissen. Zou er onderzoek bestaan over
zittingen van de gemeenteraad van de stad Brugge. Ik denk dat de reacties en
improvisaties in die periode aan kunnen geven hoe de stad functioneerde in die
tijd, de zogenaamde Bel Epoque. Ik weet wel dat onder meer Achille Vanacker in
zijn jeugdherinneringen een ander beeld van de stad heeft gepenseeld, dan wat
ik er over aan de weet ben gekomen, of beter, zijn beeld over de armoede van
zijn familie, kan men best ter harte nemen, zonder het zonder meer te
veralgemenen. Als men ziet hoe de modernisering in Brugge, ondanks Emile
Verhaerens opmerken dat men vooral Brugge niet mocht moderniseren en waartegen
Georges Rodenbach zich verzette in een opmerkelijke roman, Le Carilloneur de
Bruges[i],
waarin net die kwestie haarfijn werd behandeld: behoud van het schitterende
patrimonium of de weg inslaan van de modernisering. Wie handel dreef of een
druk beklante slagerij had, moest wel mee, kon ook profijt trekken van de
vernieuwing. De discussies tussen de voorstanders van het behoud en bevriezen
en de aanhangers van een herstel van de oude welvaart door de haven te
herstellen - in 1907 werd Zeebrugge een feit en ook het Zeekanaal, nu
Boudewijnkanaal was aangelegd, een rechte streep door het landschap, moet ons
wel aangaan, omdat de vragen die gesteld werden voor de bewoners van de stad,
die niet alleen toeschouwer waren van groot gewicht waren. De romanschrijver is
om zijn visie verguisd, maar ik waag het eens te meer om een lans te breken
voor zijn werk.
België
was een van de eerste landen in Europa waar men het nut en de mogelijkheden van
de spoorwegen onderkende en vooral de lijn Oostende - Brussel werd algauw een
belangrijke as, ten koste van de lijn Gent - Antwerpen, maar hoe het belang van
goederentransport gewaardeerd kan worden, blijft altijd nog een belangrijke
indicatie van die ontwikkelingen. Echter, het personenvervoer, het kusttoerisme
kende al voor 1914 een grote bloei en al blijven er in Oostende nog maar enkele
sporen van de oude koningin der Badsteden over, men kan aan de wegenaanleg, de
uitbouw van de strandboulevard en de nieuwe uitleg aan tussen de het Casino en
Petit Paris, nog altijd zien dat de verwachtingen hoog gespannen waren en het
verblijfstoerisme snel toenam. In den Haan is de ontwikkeling van de Concessie
nog altijd goed af te lezen, met alle charme van dien.
Met
andere woorden, ik zie mijn grootvader enerzijds en mijn grootmoeder anderzijds
opgroeien in een dynamische omgeving, waar de mogelijkheden tot verdere
ontplooiing zich voordeden. Dat mijn overgrootvader ambities had voor zijn
kinderen, bleek ook door de keuze voor de Frères, maar door de omstandigheden
na 1917, zou mijn grootvader vroegtijdig de school moeten verlaten via
avondonderwijs zijn vorming verderzetten. Doorheen de jaren merkten we dat het
Brugs van mijn grootmoeder en groottante een charmante en gekuiste variant
bleek dat een bourgeoistaal genoemd mocht worden. Overigens hield, zo bleek,
mijn grootmoeder van het Nederlands zoals het boven de Moerdijk gesproken werd.
In
de winter van 1917, die vaak als een hongerwinter werd voorgesteld, vroor het
hard genoeg opdat men zou kunnen schaatsen en dat bleek ook Gustaaf Dumon wel
te behagen, want op zo een winterdag was hij met de oudste kinderen - een deel
van mijn grootooms en groottantes zijn tijdens en ook nog na WO I geboren, tot
1923 en er waren dus kinderen bij de vleet. Mijn grootvader was ook op het ijs,
maar helemaal duidelijk is het niet waar de familie zich bevond en hoe of de
overheid het schaatsen verbood. Feit is dat schaatsen op de Damse Vaart
evengoed mogelijk moet zijn geweest als op het brede rak bij de Gistfabriek. De
Britse marine die de U-botenvloot wilde neutraliseren, hebben dan op de
haveninstallaties gevuurd. Er is ook vaak sprake van luchtbombardementen, maar
hoe dat in het werk ging, is niet geheel duidelijk. Een bombardement op de
Balsemboomstraat wordt wel uitgebreider behandeld. Zonder goede bronnen,
dagboeken en politieverslagen blijft het allemaal wat gissen.
Feit
is dat mijn overgrootvader op die winterdag in het gelaat getroffen werd en dat
men hem voor overleden hield, tot iemand merkte dat er nog leven in was. De
befaamde chirurg Dr. Joseph Sebrechts heeft toen de patiënt opgelapt. Hij was
de enige van de hoofdartsen van Sint-Jan die niet met de Belgische troepen naar
het Westen getrokken was, maar in de stad gebleven was, omdat hij de kliniek
open wilde houden voor de burgers.
Er
bestaat briefwisseling en een verslag over hoe mijn overgrootvader het
overleefde, maar wetende wat men nu vermag inzake traumatologie en hoe men nu
een kaaksbeen kan herstellen, moet die arts wel heel veel inspanningen gedaan
hebben om zijn patiënt te redden en te voorkomen dat hij als plant verder zou
moeten leven. Of hij zijn kans op slagen hoog inschatte, weet ik niet, maar dat
in 1970 een negentjarige werd gevierd, met ongetwijfeld in herinnering dat
alles en nog meer, staat wel vast.
Een
van de vragen die ik me al die jaren heb gesteld was hoe mensen die nergens
heen konden, wier handelscontacten onbereikbaar waren en met de wetenschap dat
de bezettende troepen de veestapel zo ongeveer geliquideerd hebben voor eigen
gebruik, dat alles overleefd hebben. Brugge was wellicht ook niet direct
bereikbaar voor het Belgium Relief Fund, een organisatie die door Neutrale
staten, inclusief de VS werd opgezet om "poor little Belgium", de
burgers dus van de grootste ellende te vrijwaren. Evengoed blijft het een vraag hoe mensen na
1918 het leven weer oppakten, met alle trauma's die men opgelopen had. In 1919
ging mij grootvader van school en werd hij ingeschakeld in het bedrijf van zijn
vader. Hij speelde wel voetbal, bij Cercle als ik het wel heb en volgde
avondschool, waar hij talen, boekhouding en handelsrekenen zou hebben gevolgd,
wat hem later in staat heeft gesteld een eigen zaak uit te bouwen in Den Haan.
Vader Gustaaf en zoon Jozef leefden niet per se op voet van oorlog, maar de
zoon werd sneller volwassen dan de vader had voorzen of bedacht en om gedoe te
vermijden mocht mijn grootvader een eigen zaak starten, maar niet in Brugge.
11
november blijft een bizarre dag, want er kwam een einde aan een conflict dat de
oude wereld deed instorten, maar velen wilden na WO I de draad gewoon weer
opnemen. Het blijft opvallend dat de periode tot 1925 in de geschiedschrijving
vooral als het op het politieke leven aankomt, weinig uitgewerkt beschreven is.
Maar ook het herstel van het land wordt doorgaans vaagweg weergegeven, behalve
de wederopbouw van de "Verwoeste gewesten", maar ook dat blijft dan
weer vooral een discussie over complete wederopbouw of aanpassingen aan de
nieuwe mogelijkheden.
In
de Brugse families Dumon en Vandenbussche is er na 1945 ook niet zo vaak
aandacht besteed aan die heropbouw, maar men heeft het wel gedaan, zoals wie
het kon in Vlaanderen en België de draad weer opnamen of nieuwe initiatieven
hebben opgestart. De geschiedenis laat mensen niet altijd veel keuzes zegt men,
maar als ik die periode 1917 - 1972 bekijk, de jaren dat mijn overgrootvader
met zijn zware verwondingen, halfblind en halfdoof door het leven is gegaan,
hoe zijn zonen en dochters, kleinkinderen hun weg hebben gemaakt in het leven,
dan denk ik dat die wederopbouw, ook na 1945 voor velen van hen mogelijkheden
hebben geboden. Broers van mijn
grootmoeder gingen naar Brussel, Roubaix en Knokke, een zus trouwde met een
juwelier. Dit (klein-)burgerlijke Vlaanderen, al hou ik niet van dat
'kleinburgerlijke' heeft de dertigjarige oorlog niet enkel overleefd, denk ik,
maar de weg gevonden naar een toenemende welvaart. De inbreng van de overheid,
via infrastructuurwerken, autowegen, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is
overduidelijk, maar tegelijk zien we dat er veel gebeurde omdat mensen dat
wilden of dachten dat het kon.
Velen
menen dat de overheid voor alles zou moeten zorgen, maar mensen zijn niet
altijd geschikt om in Cocanje te leven waar de gebraden kippen hen in de schoot
vallen. Het kan ook niet dat de staat al die taken op zich zou nemen. Wie dan
weer doorschiet en de staat helemaal geen rol wil laten spelen, noch inzake
veiligheid, borgen van eigendommen en ook de verdediging tegen buitenlandse
vijanden, zal merken dat dit al te veel onzekerheid brengen zal. Wat dokter
Sebrechts deed voor mijn overgrootvader, was hij gezien de eed van Hypocrates
dan wel verplicht, hij ging op zoek naar middelen die hem verder konden brengen
dan wat op moment voor mogelijk werd geacht. De rol van pioniers in het
maatschappelijke leven mag men dan ook niet ontkennen en dat mensen slagen waar
iedereen hen falen voorspelde, moet ook niet vergeten worden. De plaats van de
politiek in het maatschappelijke leven is belangrijk, maar wat burgers doen,
kan men ook niet negeren.
Winstbejag
afwijzen lijkt me niet zo een goede idee, de citroen uitpersen dan weer een
kwalijke. Deze stad, Brugge, het Belfort, Oud Sint-Jan en het stadhuis,
daarvoor werden de middelen opgebracht door de stedelingen, net zoals de kerken
gebouwd werden door vermogende burgers in de grote dagen van Brugge. Vandaag
neemt de staat die opdrachten op zich, waarbij het opvalt dat de burgers er
minder bij betrokken zijn. Meer nog, we zijn al te vaak hyperkritisch voor
grootscheepse plannen en schieten ze af, zodat initiatieven van overheden en
burgers wel schipbreuk moeten leiden. Eenvoudig zijn de kwesties niet altijd,
maar toch, als we zien hoe ellendig traag de administratieve molen draait rond
het nieuwe stadion van Club Brugge, dan moet men wel bedenken dat onze houding
nogal ambigu is.
Het
Europese parlement stemde in met een grootscheeps onderzoeksprogramma voor
wapentechnologie in Europa. Wie de vrede genegen is, zal het niet graag horen,
maar deze 11 november krijgt daarmee wel een bijzonder kantje, want
decennialang heeft Europa defensie overgelaten aan de NATO en de VS, maar ook
dat tijdperk zal eens eindigen. Dat er nu een EU is, waar ooit oorlog en
zorgvuldig gecultiveerde vijandschappen leefden, zoals de Fransen versus
Pruisen, door historici als Ernest Lavisse er bij de schoolgaande jeugd
ingestampt, moeten we die Unie toch wel als een grote stap voorwaarts zien. De
kwestie van de gedeelde soevereiniteit, of gaat het om een verenigde
soevereiniteit, zoals de Republiek der Verenigde provinciën dat ooit voordeed,
moet men toch niet vrezen. Wel moeten politici en het apparaat, de mensen die
het apparaat doen draaien, zich er rekenschap van geven dat ze niet altijd
zomaar altijd vooruit kunnen stormen. Leo Tindemans heeft daar in zijn befaamde
rapport aandacht aan gegeven, maar nu nog blijkt het moeilijk voor politici om
aan te geven waarom Europese besluitvorming tot stand kan komen en wat dat kan
meebrengen. De winsten van de communicatiebedrijven werden via het beperken van
de roamingprijzen afgetopt, ten behoeve van de gebruikers, maar dat lijkt men
evident te vinden. Andere kwesties, handelsakkoorden roepen grote
verontwaardiging op, terwijl dat kansen biedt, zonder dat iemand echt kan
berekenen wat dat zal betekenen, want wanneer kan men spreken van een best
mogelijk scenario voor de handel tussen de EU en Canada? Ooit voerde België,
aan het einde van de negentiende eeuw graan in uit Canada, de VS, Rusland en
Argentinië zonder douanerechten, om de kostprijs van het broodgraan te
verlagen, wat de boeren in de zeepolders zwaar op de huid viel en velen in problemen
bracht. Men zal begrijpen dat beslissingen van de overheid gevolgen hebben en
het voorbeeld van de Belgische invoerpolitiek laat zien dat men wel eens
vermalen kan worden in de logica van een ander.
De
oorlog van 1914 die men kan laten duren tot 1945, heeft veel op de helling
gezet, geldt als een donkere periode, maar als we zien wat erop gevolgd is,
voor de VS, voor West-Europa, gouden jaren, zal begrijpen dat een benadering
van die geschiedenis heel wat onderzoek vergt en men kan nog steeds een aantal
blinde vlekken aangeven, zoals de hele oorlogshandeling aan de voor Duitsland
Oostelijke fronten. De kijk op hoe WO I eindigde heeft ook het verhaal over het
begin meebepaald, maar nu Europa als Unie een politieke samenwerking op
ongeziene schaal realiseert, moeten we ook niet zomaar speuren naar de nadelen.
Men zal ook moeten nagaan of de Unie daarvoor verantwoordelijk is. De textielindustrie
sneuvelde in de globalisatie als een van de eerste industriële sectoren, maar de
welvaart werd er sinds de crisis van de jaren 70 niet minder op. Die paradox,
die men nog steeds niet in een synthese heeft weten te vatten, vergt dan ook
veel meer aandacht. Als Trump mensen kon aanspreken, dan ook omdat de media ons
graag de fouten, vergissingen voorschotelen en andere aspecten niet onder de
aandacht brengen. Het is niet de enige verklaring, maar een fenomeen heeft nooit
slechts een unieke oorzaak. Zo ook Wereldoorlog I en ook de gevolgen zijn
doorgaans veelvuldig. De stroom van gebeurtenissen die we geschiedenis noemen
onderzoeken en er feiten, omstandigheden en handelingen door mensen en
instituties uit distilleren blijft altijd de opdracht van de historicus. Die
kan in de verleiding komen het verhaal sterk te vereenvoudigen, maar dan doet
men dat verleden geen recht.
In
het leven van de mensen moet die oorlog er heel diep hebben ingehakt, niet
enkel om de evidente reden dat mensen naar het front werden gestuurd, waarbij
dus niet enkel de soldaten in de miserie zaten, maar ook de burgers. De
oorlogsvluchtelingen naar Nederland, meer dan een miljoen, naar Frankrijk - is
dat ooit becijferd ?- en naar het UK kregen opvang, maar de omvang was niet
altijd even vriendelijk. Op het thuisfront viel het leven stil en de
bevoorrading uit. Daarover mag het op zo een 11 november ook gaan. Wat zou mijn
grootvader voorgeschoteld hebben gekregen op die heugelijke dag, 11 november
1918?
Bart
Haers
[i]
Bruges-la-morte
en ook wel Le Carilloneur de Bruges - de beiaardier van Brugge - kan men lezen
als een negatieve waardering van Brugge. De roman Bruges-la-morte wekt nog
steeds woede bij Bruggelingen en leedvermaak bij anderen, maar toen Georges
Rodenbach aan de Beiaardier begon, was de besluitvorming over het
Boudewijnkanaal, toen zeekanaal al afgerond en de werken aangevat, ook bouwde
Delancerie het Provinciaal Hof, van buiten Vlaamse Gotiek, Renaissance ook,
eclectisch dus, als structuur werkte hij met staal en beton. Verder kreeg de
stad een snelle spoorwegverbinding met
een nieuw station, een spoorweg op een lange viaduct, de straten werden
opgebroken om tramlijnen aan te leggen en de stad kende ook nieuwe nijverheden
en groeiende bedrijven. Zonder de zaken al te rooskleurig te willen
beschrijven, de stad groeide en de voorsteden werden langzaam geïncorporeerd. Dat
alles maakt van de romans van Georges Rodenbach bijzondere getuigenissen en
uiteraard zette hij de twee uiterste standpunten tegen elkaar op, anders is er
alleen sprake van een essay of een pamflet. Nu goed, men kan boeken als het
goed is op verschillende manieren lezen. Zelfs de koning, Leopold II, stoorde
zich aan Bruges-la-Morte, wat toch een verdienste mag heten...
Dank voor je boeiend relaas. Mijn opa heette ook Gustaaf Dumon. Zijn vader was tramconducteur in Oostende. Opa vertrok in 1906 naar Detroit en werkte er bij Packard Automobile als matrijzen maker. Zijn zusters Valentine (gehuwd met Peter Corteville van De Gazette Van Detroit) en Marie volgden alsook zijn vader! In 1923 keerde hij terug naar Roeselare.
BeantwoordenVerwijderenDe schrijfwijze was altijd bijzonder. Bovendien blijken ze ongeveer leeftijdgenoten (Gustaff Dumon werd in 1880 geboren in Sint-Pieters-op-den-Dijk en was zoon van Pieter of Petrus Dumon. Blijkbaar had hij of de familie van zijn vrouw een feestzaal in Blankenberge. Bedankt dus ook voor de informatie.
VerwijderenAls nieuwsgierig achterkleindkind zijnde van de prof Joseph Sebrechts, ben ik op zoek naar gegevens over de voormalige chirurg.
BeantwoordenVerwijderenIn een oude krant "Burgerwelzijn 27-08-1970" kwam ik Gustaaf Dumon tegen, een google zoektocht bracht me dan weer op dit mooie artikel!
Mooie blog, bedankt om dit te delen met de wereld!