Over woede en ruimhartigheid



Recensie



Woede, vergelding omzetten
ruimhartigheid in plaats van vergeving*




Martha Nussbaum, Woede en Vergeving. Wrok, ruimhartigheid, gerechtigheid. Vertaling: Peter Diderich en Bep Fontijn. AMBO/Anthos Uitgevers 2016. 400 pp. 29,99 €

Martha Nussbaum ontkent niet dat ze zelf woedend kan reageren en ook bevestigt ze voortdurend dat woede des mensen is. Het punt is dat voor haar woede blijven koesteren en zoeken naar vergelding niets oplost, maar de woede zelf negeren kan ook schadelijk zijn, in die zin dat we onze natuur dan geweld aandoen. Wat te doen dan, als we boos worden?

Vergelding zoeken of iets nieuws beginnen

Martha Nussbaum schreef al een uitgebreid essay over politieke emoties, waarin ze betoogde dat men het dan niet a priori over woede en angst of wantrouwen moet hebben, maar over emoties als toewijding, vertrouwen, amor mundi ook. Zij acht zich als filosofe niet te min om het over de meest onbestendig geachte menselijke karaktertrek te wijden, emoties en dan vooral woede. Natuurlijk, stoïcijnen en andere filosofen, maar ook zedenmeesters vonden noch vinden goed dat mensen hun woede uiten, terwijl die eerste uiting niet of moeilijk beheerst kan worden. Waar het dan wel over gaat voor Nussbaum is dat men de daad die woede opwekt niet moet vergeten, maar wel dat het omgaan met de bron van de woede best goed onderzocht wordt. In de aard van mensen ligt het om na de woedeaanval te zoeken naar vergelding, meent Nussbaum en ze vervolgt dat men best ook een ander pad kan opgaan.

Aan de hand van scenario's rond een pijnlijke verkrachtingszaak, waarbij de vriendin zich namens het slachtoffer allerlei mogelijkheden voor de geest haalt, wat ze moet doen, de dader keihard aanpakken of zich op haar vriendin, het slachtoffer te concentreren. De dader moet door justitie worden aangepakt, meent Nussbaum, maar als slachtoffer, of betrokkene kan je maar beter proberen je leven opnieuw op te pakken. En de woede om het geleden geweld? Daar moet men dus iets mee doen, maar vergelding werkt niet of slechts tijdelijk. Een poging om het eigen leven weer op te pakken, vergt ook energie. Nu weet Nussbaum ook dat aanranding en erger mensen diep kan raken, in hun integriteit aantast, hen vernederen zal. Dus, redeneert zij, is het niet nodig te zeggen dat die woede niet mag of kan, want die is er. Het antwoord evenwel moet men dan zelf gaan zoeken, als de vernedering niet blijvend vergolden kan worden.

Deze benadering van wat woede is voor een persoon, maakt het boek bijzonder waardevol, niet omdat het zelfhulp biedt, maar omdat het de erkenning van de woede vooraf laat gaan aan de vraag hoe het verder moet. Nu er in het Witte Huis een president zetelt die openlijk als een bully mensen vernedert en er zelfs op televisie zijn handelsmerk van had gemaakt - "You're fired", zonder verdere opgave van het redenen komt dit boek op zijn tijd. Maar men hoeft niet naar de heer Trump alleen te kijken, want ook andere politici en machthebbers gedragen zich alsof ze boven de menselijke wetten, zelfs goddelijke wetten verheven zijn. Het kan er ook mee te maken, denk ik, dat we sommige normen die de religie en filosofische scholen geen autoriteit meer toekennen, dat mensen zich meer als hufters en schoften gaan gedragen die in de andere inderdaad geen gelijke meer zien, laat staan hem of haar gelijkwaardig achten.

Minachting uitstralen is niet nieuw, want men kan zich gemakkelijk situaties indenken waarin personen met macht of figuren die zich beter achtten anderen de duvel aandoen. Macht en minachting voor anderen, in een democratisch bestel zou het niet hoeven en als ik het wel heb, had Alexis de Tocqueville dat al opgemerkt tijdens zijn rondreis in de VS, dat men elkaar in principe als gelijkwaardig zag, alvast de blanken - want of de Tocqueville oog had voor het probleem van de slavernij lijkt me niet geheel duidelijk. Maar hij zag dus wel dat in de VS de standengelijkheid vrij ver was doorgedrongen, maar hij meende ook donkere wolken te moeten zien, want het kon best dat er nieuwe vormen van slavernij zouden opkomen. Laten we wel wezen, in 1830 kon men de gevolgen van de Industriële Revolutie nog niet goed inschatten en Alexis de Tocqueville begreep als telg uit een adellijk geslacht dat de oude vormen van standsbesef wel eens grieven konden bij mensen uit bescheidener milieus.

Het persoonlijke en de samenleving

Martha Nussbaum maakt een scherp onderscheid tussen de problemen die woede kunnen opwekken of veroorzaken, namelijk tussen wat in intieme kring gaande is, tussen geliefden, tussen ouders en kinderen en vervolgens wat in het tussendomein te vinden is en vervolgens in het publieke en in het politieke domein. Over het onderscheid tussen Publiek domein en politiek domein, dat Nussbaum niet maakt valt denk ik wel een en ander te zeggen dat echter precies en vooral vanuit het intieme domein de relaties te bekijken die op woede kunnen uitlopen, maar ook op genade[i].

In het intieme domein speelt gelijkwaardigheid tussen kinderen of tussen ouders. Al is het niet altijd gemakkelijk want er spelen vele emoties, al weet ik niet of we die mengeling van gevoelens, emoties en verhalen in een algemene termen behandeld kan worden. Martha Nussbaum gaat er dan ook dieper op in en via scenario's, waarbij ze net oog probeert te hebben voor de interactie in plaats te vertrekken van het uit het individuele alleen. De bron van woede ligt in onszelf, maar het moment dat iemand de ander statusverlies toebrengt, vernedert ligt in de wil van die ander - doorgaans, want er ook sprake van overgevoeligheid zijn, maar dat geval laten we even beschouwing. De woede die voorkomt uit opgekropte gevoelens en de woede die iemand stoemelings opwekt bij een andere, vertrouwde persoon, zijn omstandigheden die wellicht ook met psychische gevoeligheden te maken.

Wie de geschiedenis een beetje kent, wie ook verhalen kent van mensen, weet dat in de intieme omgeving van alles kan opborrelen en dus hangt het ook wel van opvoeding af en volwassen gedrag, of er veel gelegenheid voor woede is. Dat wil zeggen, het gegeven dat woede er niet zomaar komt, tenzij er sprake is van afkeer en haat, waarvan de redelijkheid nog moeilijker vast te stellen valt, brengt Nussbaum ertoe te veronderstellen dat in de intieme kring woede wel eens kan uitbarsten, maar dat dit doorgaans onder controle gehouden wordt door de attitude van de betrokkenen.

Verwijzend naar Seneca die vertelt over hoe hij wel eens woedend kan worden over het gedrag van anderen, dat het leven van een Romein in de bredere leefomgeving door martelingen en vervelende ontmoetingen getekend wordt, lijkt wel op Hildebrand, Nicolaas Beets schreef en wat men wel eens in human interestprogramma's ziet, namelijk hoe mensen zich soms ergeren om het minste of omdat ze een ander een parkeerplaats voor de neus inpikken. Het tussendomein is waar mensen elkaar ontmoeten en waar ze dus op elkaar inhaken. Die woede is groter, zo lijkt het, naarmate mensen meer op hun ponteneur, op hun punt van eer en strepen staan. Verkeersagressie, zo krijgt men de indruk, neemt soms extreme vormen aan, omdat chauffeurs elkaar openlijk negeren of mishandelen. De vraag is niet of verkeersagressie voorkomt, want dat is het geval en soms kunnen mensen heftig reageren, omdat ze zich in gevaar gebracht voelen of erger, zich tekort gedaan. De kwestie is dan hoe of we het nuttig achten hier streng te straffen. Het komt mij voor dat men naar de aard van de daden moet oordelen en wie een bosmaaier in handen neemt om wraak te zoeken, zal zich voor de rechter verantwoorden, al bleek dat ook wel een daad van vergelding. In onze samenleving geldt  dat men de wraak niet in eigen handen mag nemen, dat heet eigenrichting. Toch lijkt nog altijd gemeengoed te zijn.

Eumeniden en Erynien

De geschiedenis van het recht zoals we die kennen, gaat doorgaans altijd over procedures en steeds verder schrijdende complexiteit van het recht. Het gegeven dat het recht, zowel het strafrecht als het burgerlijk recht als pogingen ontstonden  wraak en vetes te voorkomen, blijft vaak onaangeroerd, want men meent of dat dit evident is dan wel dat wraak nemen des mensen is. Nussbaum die over filosofische grondslagen van het recht schreef en uitlegde hoe het recht meer is dan een fijnmazig redeneren aan de hand van distincties, maar een poging op grond van kennis van de ware toedracht daden te beoordelen, waarna de rechter, een persoon of college een vonnis moet vellen. De wraak is dus overgedragen aan een publieke instantie, waardoor mensen zich met hun toekomst kunnen inlaten.

Nussbaum laat ook zien dat die gedachte van overdracht van de woede aan een publieke, neutrale instantie voor veel mensen niet meer afdoende lijkt. Mensen zeggen wel eens dat  ze pas kunnen beginnen rouwen als het vonnis geveld is, maar zou dat geen vergissing zijn? Tenzij ze de indruk hebben dat recht niet is geschied, omdat de rechter in debat met de advocaten ertoe komt andere beweegredenen in te brengen, waardoor een dader gedeeltelijk vrijgepleit wordt, terwijl het berokkende leed aan een nabestaande niet afdoende zou hebben doorgewogen. Het gevolg is dat mensen niet (meer) vanzelfsprekend genoegen nemen met een rechterlijke uitspraak.

De heer Vincent Leus en andere ouders van verongelukte kinderen, dodelijke slachtoffers maar wellicht evenzeer kinderen die met zware trauma's verder door het leven moeten, met een beperking niet het leven kunnen leiden dat die ouders in gedachten hadden, maken zich vaak druk om vonnissen van politierechters in zaken van verkeersongevallen, waarbij de verantwoordelijkheid bij de bestuurders van een motorvoertuig evident zou zijn. Ik weet dat een auto meer schade kan toebrengen dan een fiets, maar toch, als de rechter besluit dat er sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid, dan zijn er wel eens goede gronden voor. Is die bestuurder onder invloed of vertoonde die onaangepast rijgedrag, dan is het wel duidelijk waar de verantwoordelijkheid ligt. Nu, de advocaat van de bestuurder mag ook zijn partij bijstaan, maar soms kan het moeilijk zijn het onverdedigbare goed te praten.

Het is moeilijk als slachtoffer of nabestaanden een uitspraak te aanvaarden als die geen genoegdoening geeft, maar het is ook aan omstanders, de advocaat uit te leggen hoe een rechter tot dat vonnis is gekomen. Want straffen, zwaar straffen is niet altijd een gepaste oplossing, zeker niet omdat het gevangeniswezen niet altijd afdoende zorg opneemt voor de veroordeelden. Die zorg, zo meen ik te lezen, bestaat erin dat ook een dader tot inzicht komt en begrijpt dat er zware schade is toegebracht. Niet om vergiffenis te krijgen, maar om zelf ook weer voort te kunnen. Nu rekent men het gevangeniswezen in wezen tot de sfeer van de vergelding, naast het feit dat het om bescherming van de samenleving gaat.

Na de gebeurtenissen in België, met Dutroux heeft men rond daden van kindermisbruik een verharding van de houding van mensen gezien - waarbij het verschil met verkrachting van volwassenen alleen maar opvallender is geworden - zodat men de rol van de slachtoffers in rechtsafhandeling heeft versterkt. Zij of hun ouders kunnen nu als burgerlijke partijen optreden, wat ertoe bijgedragen heeft dat het systeem van de juryrechtspraak zeer overbelast is geworden. Advocaten van de burgerlijke partijen vragen steeds nieuwe onderzoeksdaden en zullen ook in de rechtbank bijkomende getuigen oproepen. Of dat altijd de waarheidsvinding ten goede komt, blijkt niet vanzelfsprekend, maar dat de juryrechtspraak in ons land geërodeerd raakt, kan ook daartoe bijdragen dat het vermogen van rechtspraak om de woede van mensen op te vangen en dus mensen toe te laten met hun persoonlijke verwerking verder te gaan, wetende dat de rechtbank hun woede vorm zal geven.

Woede in de politieke sfeer

Na de val van de Muur of na de Fluwelen Revolutie heeft men de bestraffing van verantwoordelijken zeer snel in een juridische context geplaatst, net om de notie van vergelding te vermijden. Een aantal zaken, zoals het schietbevel werden vervolgd, net als de wijze waarop mensen werden gestraft wegens misdaden tegen de menselijkheid, maar uiteindelijk werden velen niet verontrust. De menselijke waardigheid werd in de berechting van de SED-bonzen in rekening gebracht, maar tegelijk bleven de burgers van de DDR in het herenigde Duitsland verstoken van de mogelijkheid de daden van mensenrechtenschennis veroordeeld te zien. Kregen ze toegang tot het Stasi-archief, dan heeft dat iets van dat gebrek aan genoegdoening verholpen, maar niet iedereen in de Oostelijke deelstaten was het daar mee eens. Overigens speelde hetzelfde probleem in Tsjecho-Slowakije - nu gesplitst in een fluwelen scheiding - waar Vaclav Havel en anderen vonden dat lynchpartijen niet aan de orde waren. Dat men zich zo de kans op vergelding ontnomen ziet was en blijkt ook nu nog politiek een groot probleem. Of de bestraffing (ped-)agogisch moet opgevat worden of als een overdracht van woede omwille van het geleden leed, blijft nog te bezien.  

Martha Nussbaum verkiest het de casus Mandela te onderzoeken, omdat ze voor zijn handelen al eerder grote aandacht had. Ook Ghandi en dr. Martin Luther King jr. houdt zij tegen het licht om aan te geven dat wraak en vergelding voor het oplossen van onrecht niet per se de beste oplossing vormen. Men zal dus moeten nagaan of men de mensen in woede bevestigen zal, zoals bijvoorbeeld Malcolm X wilde, of de woede ombuigen tot een nieuwe situatie. Ik denk dat die bladzijden in het essay over Woede van groot belang zijn, omdat Nussbaum niet enkel de goede bedoelingen van Mandela, King en anderen in het licht zet, maar tegelijk laat zien dat deze pogingen, zoals bijvoorbeeld de waarheids- en verzoeningscommissies voor Mandela, anders dan voor bisschop Tutu niet een zaak van vergeving waren in de betekenis die Nussbaum uitgelegd heeft.

Het gaat erom dat mensen zelf kunnen zeggen wat ze aangericht hebben en dat men vervolgens kan zoeken naar manieren om verder samen te leven. De beroemde rede van dr. King begon overigens met het benoemen van de woede van de zwarte bevolking in de VS en de discriminatie, het onrecht dat ze hadden te doorstaan. Het is pas als hij al die woede heeft verzameld in een opsomming en er de rechtmatigheid van onderkend heeft, dat hij begint over de droom van een ander Amerika, waarin blank en zwart, kleurlingen en leden van de first nation wel met elkaar overweg kunnen en gelijkwaardigheid ten aanzien van elkaar niet preken, maar beleven.

Wie de apartheid en de segregatiewetten alleen ziet als een juridisch of een institutioneel probleem, vergeet dat mensen zich door die apartheid tekort gedaan voelden en dat in voor ons onvoorstelbare mate. Wie de omvang van de segregatiewetten in de VS, de geschreven versie, maar meer nog de ongeschreven wetten, zal begrijpen dat de hervormingen van Lyndon B. Johnson wel degelijk noodzakelijk waren, om de Amerikaanse samenleving grote schokken of erger te besparen. Het ging en gaat - zie de politieoptredens van afgelopen jaren - om een wederrechterlijk optreden van overheidsambtenaren, van scholen en zelfs van particuliere instellingen, zoals het saloon, waar "Zwarten" of "negers" niet binnen mochten of niet mochten deelnemen aan het sociale gebeuren.

King en Mandela hebben de woede van hun medestanders gevoeld en zelf ervaren, maar hebben begrepen - zoals Albert Camus schreef - dat  men best opstandig mag zijn, boos zijn, woedend zijn, maar de uitkomst kan men niet laten uitlopen op wraak. Anders dan de revolutionair Lenin het deed voorkomen, dat men de hogere klassen voor het geleden onrecht diende te laten boeten, vonden Mandela en King dat het hoognodig was dat men de woede onder ogen zag en vervolgens aan een nieuwe samenleving ging bouwen.

Vergeving en genade

In het hoofdstuk over vergiffenis toont Martha Nussbaum hoe de Joodse en Christelijke cultuur in hun relatie tot god een vernederende vorm van vergiffenis vragen hadden ontwikkeld. Tesjoeva is de joodse term voor het herstellen van de band met god, waarbij men erop aangesproken kan worden dat men iets nagelaten heeft of op handelingen niet men niet had mogen stellen. Tesjoeva tussen mensen bestaat, maar is een afgeleide van de relatie tussen god en mens. In de christelijke cultuur werd de vergiffenis ook een zaak van gelovige en god, maar tegelijk konden en kunnen mensen elkaar vergiffenis schenken en die transactionele vergiffenis is dus niet onvoorwaardelijk, maar gaat gepaard met vernedering en zelfvernedering. Het is van belang dat we ons hiervan bewust zijn, want als we iemand vergeving schenken, dan bestaat het risico dat we daarbij niet zomaar over het hart strijken en de ander zijn of haar vergrijp vergeven. Maar er gaat een transactie aan vooraf die volgens Nussbaum de genoegdoening tot een nieuwe ongelijkwaardigheid tussen de boosdoener en degene die vergeving schenkt leidt en zo in wezen een vorm van vergelding wordt.

Wie haar werk leest kan haar redenering wel volgen, maar toch blijft de vraag of Martha Nussbaum de interactie niet te eenzijdig bekijkt. Als iemand werkelijk een zwaar vergrijp heeft gepleegd tegenover een naaste en zich daar na enige tijd van bewust wordt en de zaak in orde wil maken, waar gaat het dan om? Zij spreekt over genade, zoals in het Romeinse begrip "Clementia", dat ertoe aanleiding kan geven dat de dader van een vergrijp of misdrijf, door het slachtoffer kan gezuiverd worden, zonder voorwaarden om verder te kunnen. Is dat psychisch mogelijk, dat een jongen die ooit is misbruikt op volwassen leeftijd de belager verschoont?

Wat Martha Nussbaum voorstelt is niet dat de daden ongedaan worden gemaakt, maar dat het 'voormalige' slachtoffer niet enkel afziet van wraak en vergelding, zocht en mogelijkheden vond om het eigen leven terug op te pakken en tot slot de persoon die hem of haar onheil bracht door een snode daad kan laten weten dat hij of zij die dat deed niet meer aangerekend wordt, zonder dat die, zegt Nussbaum, zich in stof en as hoeft te wentelen.

Nog eens, zijn mensen daartoe in staat? Sociale media vandaag geven blijk van grote wraaklust en wie het wil betrachten krijgt te horen een softie te zijn. Het klimaat is er niet rijp voor, maar ik kan Nussbaum volgen dat dit geen argumenten is omdat dit zelden het geval is geweest. Zij verwijst naar mensen die begrijpen dat zich op wraak richten hen in wezen blijft gijzelen en beletten met iets nieuws te beginnen. Wie de bladen bekijkt, waar over echtscheidingen van de groten - what's in an epitheton? - hoort voortdurend over wraakneming en het thema van de vechtscheiding beweegt politici er vaak toe nieuwe pistes te openen die niet altijd de welwillende partij ten goede komt. De vraag is of in die gevoelen de woede van de bedrogene afdoende erkend wordt, want daar gaat men er net vanuit dat men de zaak rationeel moet aanpakken, zonder emoties en zonder zinnen op wraak, wat net tot vechtscheidingen aanleiding geeft. Men moet juist de woede zelf onderkennen.

Omdat Martha Nussbaum gedurende haar hele boek benadrukt dat woede des mensen is, maar dat haar taak is als filosofe na te denken over hoe we dat een plaats kunnen geven in ons leven, moeten we maar bedenken, kan men haar onderzoek het beste zien als een poging tot gesprek over wie we zouden willen zijn. Zij weet heel goed dat er mensen zijn die niet zomaar tot genade verlenen in staat zijn, omdat hun leven om allerlei redenen diep graven door elkaar is gegooid en dat zij er jaren later nog veel last van ervaren. Vergeving echter zou de statusverhoging van het slachtoffer en de statusverlaging van de dader meebrengen, maar vaak is dat geen blijvend gevolg en de voldoening van deze vorm van vergelding blijft ondermaats. Het vergt dus goed nadenken, niet over iets dat zou moeten, maar over hoe men verder kan met het eigen leven.

Dan pas immers kan men tot enige ruimhartigheid komen, ook als men dan zal bereiken dat de voormalige dader die ruimhartigheid opvat als een zending om zelf het eigen leven te veranderen. Ruimhartigheid komt niet vanzelf, lezen we daarom, want men dient er zich rekenschap van te geven dat de inzichten van Nussbaum niet als zelfhulp moeten worden gezien. Het gaat dus om oefening in het veranderen, zoals ook Sloterdijk die presenteerde, waarbij de dingen zoals ze zijn, mensen zoals ze zijn de krijtlijnen vormen, maar om te veranderen, moet men wel over die lijnen heen, maar nooit vragen dat een(ander) mens veranderen zal, want daar heeft niemand greep op. Toch lijkt Nussbaum wel te geloven dat mensen kunnen veranderen. Evolutionair psychologen ontkennen dit wel eens en andere filosofen menen dat men een persoon, een mens als gedetermineerd moet zien door die evolutie, alsof cultuur er niets aan veranderen zou. In de praktijk ziet men dat sommige mensen onverbeterlijk blijken terwijl andere echt wel hun oude ik kunnen afleggen, zonder daarom plots een engel te worden. Omgaan met woede kan zelfvernietigend werken, maar hoe we ertoe komen onze zucht naar vergelding om te zetten in een constructieve houding, zegt Nussbaum terecht niet, want dat is een persoonlijk proces, zoals ook tot het verlenen van genade een persoonlijke reis vormt. Maar het zou helpen, mag men hopen, als de cultuur wat minder op wraak ingesteld was.

Epiloog

Met deze reflectie over het boek van Martha Nussbaum hoop ik haar inzichten over woede en genade, wrok en ruimhartigheid recht te doen, omdat ik denk dat deze denkoefening van Nussbaum wel zou kunnen inspireren. Het gaat er niet om dat men zomaar kan afzien van een huis-tuin-en-keukenwoede, maar wel dat men kan betrachten die geldingsdrang, waarin de wraakgedachte vervat ligt, waarbij we terug komen tot de idee van status als hoeksteen van onze identiteit, om te zetten in een constructieve beweging, want die statusobsessie brengt mee dat we ons snel beledigd voelen, terwijl degene die ons zou beledigen misschien geen been heeft om op te staan. Maar statusverlaging blijkt dezer dagen erg en vogue te zijn in de publieke sfeer.

Hoe mooi het leven kan zijn zonder woede? Dat is niet waar Nussbaum het over heeft want ze verzet zich tegen de gedachte dat men menselijke emoties zomaar kan wegcijferen of verdringen. Integendeel, door de woede als menselijke emotie, beweegreden te erkennen, kan ze zinvol over een goede omgang met onze woede reflecteren, zonder ons een bolwassing te geven.

Bart Haers










* Misschien valt deze recensie uitgebreid uit, maar het verhaal kort brengen laat de ampleur van het onderzoek over woede en ruimhartigheid snel eenduidig. 
[i] Het publieke domein is ruimer en omvat het politieke domein, denk ik. Het politieke speelt zich af op de agora, al lange tijd in de media, maar nu ook in sociale media. Dat lijkt belangwekkend en toch, net de media laten zien dat het publieke domein ruimer is, ook bijvoorbeeld economische handelingen impliceert en het hele circus dat entertainment, waar wij ons soms wel, vaak niet in herkennen. Zoiets als de publieke opinie is een geheid wapen in handen van journalisten die de macht willen aanvallen. Maar hoe vaak herkent men zich in wat zogenaamd de politieke opinie is. Meer nog, ik merk ook een toenemende woede over het misbruik van de publieke opinie. Zelf gebruik maken van de sociale media kan helpen. Al doet men graag alsof alleen boodschappen of twitter of fb ertoe doen, volgens de mijnwerkers van de publieke opinie. 

Reacties

Populaire posts