Gedachten voor Lichtmis
Kritiek
De wording van Europa
Invloeden van toen, perspectieven...
Men
zegt niet geheel onterecht dat mensen als Averroës onze, lees: de Europese
filosofie, mee heeft vorm gegeven door een aantal werken van Aristoteles opnieuw
open te stellen. Volgens Koert Debeuf zou met Augustinus de toegang tot de
klassieke wijsbegeerte zijn afgesloten en pas met Albertus Magnus en Thomas van
Aquino, sorry, met Maemonides en Averroës zou het allemaal weer begonnen zijn.
Er zijn redenen om aan deze lezing te twijfelen, maar het gaat niet enkel om de
correctheid van zijn beweringen, het gaat mij erom dat net iemand als Koert
Debeuf niet ziet hoe (naburige) culturen elkaar beinvloeden en dat die
wisselwerking vaak als gevolg van zelfverheerlijking genegeerd wordt.
Wie
naar de cultuur van Griekenland en het Midden-Oosten kijkt, vanaf de vestiging
van steden als Efese op de Westkust, ooit de Ionische kust genoemd, van het
actuele Turkije tot in nadagen van de oudheid, merkt dat de verschillen op vele
domeinen van het leven, van eetgewoonten tot de namen van de Goden er zich
voortdurend onderlinge wisselwerking heeft voorgedaan. Nabuurschap leidt tot
vijandschap, menen niet-historici graag, maar nabuurschap leidt vooral tot
uitwisseling van gedachten en inzichten, gebruiken en vooronderstellingen,
zelfs van verbeelding. Voor zover we van het begrip cultuur een definitie
kunnen geven die bruikbaar is, moeten we weten dat men zelden verder komen zal
dan een opsomming van domeinen waarin een cultuur zich definieert. Wel is het
zo dat tijdens de negentiende eeuw toen liberale historici mee de grondslag
legden voor nationalistische geschiedschrijving, werd ook het idee ras zover
opgerokken dat tot vandaag bijvoorbeeld Catalanen menen dat zij een ander volk
zijn dan de Castilianen, terwijl de Basken daar wellicht net iets meer
aanspraak op kunnen maken. Later werd het begrip ras wat meer rationeel herleid
tot enkele rassen en verdween de notie van het Waalse ras - wat gezien de
immigratie uit Vlaanderen tijdens de negentiende eeuw wel heel bizar mocht
heten.
Maar
er is niet enkel het genetische aspect, de geografie en de cultuur, dus ook de
interferenties tussen gemeenschappen hebben zo hun belang. Men kan altijd nog
vaststellen dat je op het vlak van taal tussen dorpen en tussen een stad en een
ommeland - zoals Gent een bekend taaleiland is - zodat men niet blind kan zijn
voor micro-identiteiten, maar tegelijk zal men er ook geen overdreven aandacht
aan besteden, want de relatie tussen stad en platteland is doorheen de twintigste
eeuw en door toedoen van nieuwe mobiliteit en telecommunicatie grondig
gewijzigd. Toch zien we dat bijvoorbeeld het mobiliteitsplan in Gent voor de
Gentenaar wel eens de hoopgevende gedachte meebrengt dat Gent terug van de
Gentenaars zou worden - als hoofdstad van West-Vlaanderen kan dat tellen.
Het
probleem is dus dat onze parameters wellicht niet alle veranderingen in de
cultuur, vooral technologische verwezenlijkingen in rekening brengen. Als men
nu zegt dat Averroës onze voorzaten opnieuw met Aristoteles in contact gebracht
zou hebben, dan gelooft men in de unieke causale relatie in de geschiedschrijving.
Wellicht waren er meer bronnen voor de herstelde interesse. Na de val van het
West-Romeinse Rijk en de geleidelijke aftakeling van de oude cultuur, verdween
ook de kennis van het Grieks, in de Romeinse tijd een blijk van hoge beschaving.
Graeca non legitur, heette het. De verovering door Islamitische krijgsheren van
Noord-Afrika en een groot deel van Spanje, waar de Griekse cultuur ook lang
aanwezig was geweest, maakte dat Europa van die bron van cultuur helemaal
afgesneden raakte. Tot de achtste eeuw waren er ook nog vaak pausen gekozen in
het oostelijke deel van de Christenheid, uit onder Syrië, maar nog voor het
schisma goed voltrokken was in 1054 was de band tussen Byzantium, het
Oost-Romeinse Rijk en het Westen steeds verder afgekalfd. De Kruistochten, met
onder meer de kruisriddersrijken in het actuele Libanon, Israël en Syrië
zorgden wellicht voor hernieuwde belangstelling, net als de verovering in 1204 van
Constantinopel, een bezetting die tot 1261 stand hield. Het relaas van Geofroi
de Villehardouin . Het was niet meer dan een Kruisvaardersrijk, maar ik heb tot
mijn verbazing altijd moeten vaststellen dat dit rijk en de gevolgen ervan voor
Europa nooit veel belangstelling heeft gekregen.
Men
kan overigens ook bedenken dat de aanvang van de kruistochten, waarbij de kruisvaarders
hele delen van het "beloofde" land en omgeving in handen kregen de
uitwisseling van kennis, ambachten en vaardigheden heeft mogelijk gemaakt,
waarbij men ook kan bedenken dat de grootste en meest succesvolle tegenstander,
Saladin, wel een en ander overnam van zijn tegenstanders en deze vijanden op
hun beurt de nodige kennis opdeden, over zaken van bestuur, legerleiding en
logistiek. Het kan ook moeilijk anders omdat de oorlog altijd weer ondanks de
verliezen die men lijden moet ook veranderingen met zich meebrengt. Het valt
overigens op dat men de Kruistochten ziet als het begin van de vijandschap
tussen de Oriënt en het Westen, terwijl er al in de tijd van Karel Martel
botsingen geweest waren, zoals te doen gebruikelijk in tijden waar partijen, de
Frankische hofmeiers en koningen veroveringsoorlogen hadden te voeren om hun
paladijnen tevreden te houden. Ook de moslimstrijders zagen graag een grote
buit... Ook na de Kruistochten zouden er zowel handelscontacten zijn - onder
meer Venetië speelde hierbij een vooraanstaande rol - als oorlogen, tot in de
achttiende eeuw, toen Habsburg er geleidelijk in begon te slagen de Turken uit
de Westelijke Balkan te verdrijven.
Nu
kennen we natuurlijk de geschiedenis vaak vooral via de oorlogen die gevoerd
werden, maar het blijft wel een beperkte benadering. Wie de geschiedenis van
het moderne Turkije enigszins kent, weet hoe rond 1920-1923 de Griekse
bevolking op de aloude Ionische kust van Turkije werden verdreven. Duidelijk is
ook dat de moderniteit waar Kemal Atatürk zich voor inzette, toch maar via de
Grieken tot hem was doorgedrongen. De Duitse aanwezigheid in het vermolmde
Ottomaanse rijk, al voor WO I, was voor de Britten dan weer een doorn in het
oog. Over de wijze waarop Europese denkbeelden doordringen in regimes die nu
net geen koloniaal verleden hebben, niet ondergeschikt waren aan een Europese
metropool, vindt men niet zo gauw een mooi relaas, laat staan een goede
analyse. Dat is wat ons zou moeten boeien, want als we kijken naar wat er sinds
meer dan een eeuw in Afghanistan gaande is, dan merkt men meteen hoe de
geopolitieke positie van het Ottomaanse rijk en dus vooral het huidige Turkije
voor veel scherpere veranderingen van de samenleving en cultuur hebben gezorgd,
dan we nu denken. Nu nemen we aan, gemakzuchtig, wat de nieuwe Turkse
bewindhebbers graag horen, dat Turkije op eigen kracht transformeerde en
derhalve in wezen niet veranderde.
Met
dat alles is het niet zo dat Maemonides of Averroës zonder betekenis zou zijn,
want ook indirecte beïnvloeding en transformatie van ideeën hebben hun belang.
Meer nog, met Abelardus werd kristalhelder dat het Westen met een eigen
ontwikkeling een aanvang had gemaakt , waarin de filosofie en wetenschappen
steeds belangrijker werden, zodat men kan beweren dat wat via Venetië en
Granada Europa bereikte juist wel op vruchtbare bodem viel. De vraag of Thomas
van Aquino de filosofie tot dienstmaagd van de theologie reduceerde, zoals Koert
Debeuf met aplomb beweert, kan niet positief beantwoord worden, omdat Thomas
van Aquino aan de scholastiek, een dialectische manier van denken, een grotere
slagkracht heeft gegeven.
Thomas
van Aquino, Ivo en Hugo van Saint-Victor, Guillaume de Saint-Thierry hebben hun
onnavolgbare bijdragen geleverd, terwijl we ook een Hildegard van Bingen niet
mogen vergeten. Bij de discussies over de eigen Europese Cultuur, vergeet men
vaak gemakkelijkheidshalve hoezeer tijdens de tweede middeleeuwen telkens weer
nieuwe inzichten ingang vonden. Als we dan nog wat aandacht zouden besteden aan
de ontwikkeling van autonome steden, die bij momenten zelfs quasi soeverein
bleken op te treden, dan ontdekt men dat de inzichten die met Descartes,
Spinoza en anderen in het publiek kwamen, behalve nieuw, zeer zeker, ook nog
altijd verbonden bleken met het werk van voorgangers, om juist de nieuwheid te
kunnen illustreren.
Koert
Debeuf mag dan zeggen dat de Verlichting begint bij Maemonides en Averroës -
wat overdreven moet heten - de eigen verwerking in Europa door wijsgeren als
Albertus Magnus, Thomas van Aquino, maar ook zal men toch aandacht opbrengen
voor een figuur als John Duns Scotus, die onder meer de universalia
relativeerde ten voordele van het concrete, de dingen zoals we die observeren.
Ook over de vrije wil dacht hij na en vond dat dit de motor van het handelen
zou zijn, terwijl denken en observeren eerder passief moeten heten.
Wellicht
is de vrije wil, die bij Augustinus voor het eerst in het christendom helder
werd geformuleerd, een meer cruciale notie in onze cultuur dan men het graag
voorstelt, waarbij inderdaad aangegeven moet worden dat Augustinus vervolgens
ook de predestinatieleer formuleerde. Beide kunnen volgens de meeste filosofen
niet naast elkaar bestaan, maar het valt op dat men uit de vele werken die zijn
overgeleverd van Augustinus bij voorkeur die neemt welke het beste passen bij
het eigen betoog. Anders gezegd, men kan maar moeilijk heen om het werk
"De libero Arbitrio" dat tijdens de middeleeuwen zou blijven
nawerken.
Ook
mijn bijdrage is veel te kort door de bocht, daar ben ik me zeer van bewust,
maar ik hoop maar dat mensen als Kurt Debeuf er zich eindelijk eens van zullen
onthouden complexe realiteiten tot een lachwekkende eenduidigheid te reduceren.
Over Maemonides valt echt wel meer te vertellen en de betekenis van Thomas van
Aquino valt echt niet te overschatten, zodat het voorstellen alsof de Aquinaat
de filosofie echt opnieuw tot de slavin of dienstmaagd van de theologie hebben
gemaakt, moeilijk te beargumenteren valt; net hierover verschillen de inzichten, vooral wie
het werk van de Aquinaat echt bestudeerd heeft, kan dat moeilijk onderschrijven.
Neen, ook ik ben veeleer een leek, maar ik heb delen van de Summa Theologiae - theologica kan ook maar is niet de
gebruikelijke titel - doorploegd in een tweetalige uitgave. Deze geleerde was
niet te beroerd bij heidense auteurs raad te schaffen, maar in de loop van de
dertiende eeuw kende Europa een merkwaardige openheid van denken, waarbij
universalia, realia en mogelijkheden de aandacht kregen die ze verdienen.
Wil
men inzicht verwerven in de ontwikkeling
van het Westerse denken, dan zal men inderdaad het denken dat via de Arabische
wereld, tot ons is gekomen, moeten bekijken, nagaande of dat de Arabische
wereld beïnvloed heeft. ... Het verhaal gaat dat we in een samenleving leven
waarin we doordrongen zijn van diepe filosofische gedachten, dat we goed weten
wat vrijheid betekent, terwijl het volgens hersenwetenschappers onmogelijk zou
zijn dat we vrij kunnen handelen, want we doen, is voordien door het brein
beslist. Tja, hoe zou het anders, behalve dan het autonome zenuwstelsel
natuurlijk, dat we als we tennissen goed kunnen inschatten waar we de bal
moeten raken om die optimaal over het net te krijgen, waarbij tal van
variabelen meebepalen hoe we zullen slaan, waar we staan en hoe we de bal
zullen plaatsen. Daar is sprake van vrije wil en niet van automatische
reflexen, al is door jarenlange training veel van de mogelijke slagen en
bewegingen diep ingesleten. Vrijheid is een kwestie van iets nieuws te kunnen
beginnen, niet machinaal, mechanisch, maar out of the blue. Indische,
Pakistaanse en Iraanse ingenieurs dragen mee de vernieuwingen die uit Silicon
Valley tot ons komen, net omdat ze goede mathematici.
Laten
we dus proberen te begrijpen dat de globalisatie van onze wereld ook gunstige
gevolgen heeft, al vallen de vruchten niet altijd in onze schoot, maar krijgen
anderen ook een deel van de koek. Die koek is niet vooraf bepaald, zoals men
aanneemt als men het over een zero sum game heeft. Wellicht was dat in hoge
mate het geval in de zuivere landbouwculturen, al was er ook daar al sprake van
handel, zelfs over lange afstanden, zoals de geschiedenis van het Menapische
zwijn laat zien. Handel, specialisatie en uitwisseling van kennis, aldus Adam
Smith, die zeer tegen de kolonisatie gekant was, kan iedereen ten goede komen,
waarbij men vermijden zal bepaalde regio's te beroven van de delfstoffen,
zonder de economie en de samenleving erop vooruit te helpen. Ook was Smith
gekant tegen mercantilisme, zoals de Fransen in zekere mate bleven handhaven,
omdat de vrije handel volgens hem tot evenwichten tussen regio's kan leiden. De
kritiek op de vrijhandel van Links krijgt nu uitvoering in "the land of
the free", wat nergens anders op berust dan op foute aannames. Maar men
kan maar best proberen, denk ik dan, de uitgangspunten en aannames beter te
formuleren. Dan gaat het over een denken dat verder gaat dan het herhalen van
mantra's.
Wie
is in staat, vraag ik mij tot slot af, dat hele scala aan inzichten te
overzien, van de paradoxen van Heraklitos en de eerste geschriften aan Thales
van Milete toegeschreven, tot het werk van Sloterdijk en ook wel van Eduard
Saïd. Maar als we vandaag een bibliotheek bezoeken, kijken waar filosofen het
over hebben, kijken welke inspiratie hen leidt, laat zien dat het spectrum
verder reikt dan het werk van de Franse Meester-denkers. Zelf denk ik dat men
om Foucault niet heen kan, net zo min kan men niet eens het hoofd breken over
"Le Dieu Caché" van Lucien Goldmann, of bij Albert Camus te rade te
gaan, maar er zijn er meer. Dat probleem van de veelzijdigheid,
veelkleurigheid, waarbij men wel Emmanuel Lévinas kan lezen, zonder daarom elke
jota te beamen. Er is ook nog een heel scala van Amerikaanse, Duitse, Britse,
zelfs, wie had dat gedacht, 500 jaar na Erasmus, Vlaamse en Nederlandse
filosofen. Daarom denk ik dat men niet in ernst over de Europese waarden kan
spreken, over inzichten en over creatieve reflectie als men zich telkens weer
beperkt tot een paar namen.
Stat
rosa pristina nomine, nomina nuda tenemus... Nominalisme dus, dat, zoals
Umberto Eco opmerkte tegelijk zeer gedateerd leek, toen hij zijn roman schreef,
maar in werkelijkheid nog steeds een zaak van gewicht is: bestaan de dingen
alleen bij naam, als naam, of zijn de voorwerpen, de concrete voorwerpen er en
kan men niet anders dan ze als zodanig zien, waarna hun naam een zaak is van
vlotte communicatie.
In
plaats dus van een strikte canon van inzichten te hanteren en enkele mantra's
te blijven herhalen, kan men zich ook verheugen in een rijk patrimonium van
inzichten, waarbij sommige ons meer aanspreken dan andere, maar zoals altijd
weer blijkt, kan men ook daar wel boeiende vergezichten aantreffen, waar men
alleen een tuintje dacht te vinden. De filosofie van het Westen is door de aard
zelf van onze voorgeschiedenis rijker, meer verscheiden dan we graag
voorstellen, omdat we in dat geval wel eens met de moeilijkheid te maken
krijgen dat we denken origineel te wezen, terwijl iemand het al een driehonderd
jaar geleden bedacht heeft.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten