Publieksfilosofen als draaiorgelmannen
Kritiek
Publieksfilosofie
Kan
iedereen denken?
Filosofie
Magazine publiceert in het februarinummer een column van Bert Keizer. Doorgaans
denk ik dat hij een punt heeft, maar nu hij de draaiorgelman wil ontmaskeren
als een weinig gedegen denker, moet ik verzet aantekenen, althans als het erom
gaat dat alleen de Camus van deze wereld, de heren Plato en Nietzsche tot
deugdelijk denken in staat zouden wezen. Maar het is waar, we krijgen ook veel
draaiorgelspelers te horen en te lezen.
Bert
Keizer vindt dat er dezer dagen weinig belangwekkends uit de publieksfilosofie
komt, terwijl we op verschillende momenten toch al het genoegen mochten smaken
goede en belangwekkende inzichten te horen of bijzondere lezingen mee te maken,
maar wellicht gaat het daar niet om bij Keizer. Waar zou hij zich dan aan
ergeren? Aan een filosofisch discours dat zich hult in dure termen, wat zich
bedient van ideeën, die op het oog diepzinnig zijn, maar inderdaad klinken als
een draaiorgel. Toch kan men niet ontkennen, geachte heer Bert Keizer, dat
mensen smachten en dorsten naar kennis en vooral de eigen levensvervulling willen
realiseren, maar tegelijk onvoldaan lijken met het banale, dat ze verder niet
onderzoeken. Dat kan, denk ik dan, zijn waar Bert Keizer zich niet aan wil
committeren. Filosofie bedrijven is geen werk voor een draaiorgelman.
Bekijken
we bijvoorbeeld het artikel in Filosofiemagazine over "Woede, wrok en
ruimhartigheid" van Martha Nussbaum, zien we dat de auteur via zijn vragen
een ander boek gelezen heeft. Nussbaum legt uit en doet dat ten overvloede, dat ze zich ook niet
verzetten kan tegen woede, maar wel dat ze beseft dat als ze die woede vrije
baan zou geven, vergelding zou nastreven uiteindelijk zelf ook weer woede zou
opwekken. Haar pleidooi gaat niet over de woede, maar over hoe je, na het
moment van intense boosheid de idee aan vergelding, wraak kan laten schieten en
een transitie zoeken, zodat de woede een aanzet wordt de toekomst bij te
sturen, te veranderen. Mij valt op dat men de auteur die doorheen het boek
zorgvuldig herhaalt dat ze de woede niet kan wegtoveren, noch bij haarzelf,
noch bij anderen, maar wel kan aangeven dat wraak zoeken te nemen, even
voldoening schenken kan, om dan vervolgens zelf ook weer voorwerp van
wraakneming te worden.
De
draaiorgelman nu, zal proberen te laten geloven dat je de eigen woede net moet
haten en ervan af proberen te komen. Het valt wel op dat een kinderhand gauw
genoeg gevuld is, zodat men in feite wel moet begrijpen dat halfbakken
inzichtjes die vooral niet proberen aan te geven dat ze niet helemaal
doorgedacht zijn, best aantrekkelijk lijken. Ga je wet verder en denk je aan de
woede en wat Peter Sloterdijk schreef over Thymos, de Eer, waarmee hij zich op
een adequate wijze verzet tegen de cultus van het slachtofferschap. Men kan een
verliezer zijn, las ik in "Woede en tijd" en toch het eigen leven
winnen. Nu is het natuurlijk zo dat Bert Keizer in zijn column maar een beperkt
aantal tekens ter beschikking geeft, waardoor hij de tegenwerpingen niet kan
brengen. Wel moet hij ons laten zien dat ook een draaiorgelman onverwacht een
gedreven dichter kan zijn, al herkennen we dat niet direct. De tegenzet is er wel,
maar je moet eerst begrijpen wat de filosofie als bedrijvigheid wel kan bieden
en waar ze nooit voor kan instaan. Dat laatste verwijst dan naar wat men de
geluksfabriek kan noemen, waarbij men probeert duidelijk te maken aan mensen
hoe ze gelukkig kunnen zijn, blijven in het allerbeste geval. Als het daarover
gaat en men ziet een vijftiger de wereld rondtrekken die bij wereldleiders
gehoor krijgt, dan denk ik dat hoe verleidelijk de gedachte ook kan zijn dat
iemand een aantal formules bij de hand kan hebben, om geluk binnen ons bereik
te brengen, die persoon nooit zoveel kan weten over individuele mensen dat hij
meer kan doen dan een horoscoop aanbieden. Zo een geluksbrenger is inderdaad
niet meer dan een orgelman.
Nu
is welbevinden al een heel ander woord, maar ik kan u niet vertellen, mevrouw,
hoe u gelukkig kan worden, zelfs niet wetende wat u werkelijk zou verlangen en
wat u bij de traditionele drie wensen die de fee u gunt zou vertellen. In het
gesprek met de toverfee zou u het hebben, denk ik dan, over wat u onmiddellijk
gelukkig zou maken, misschien zou u om een kwaliteit verzoeken die u bij
zichzelf mist en waardoor u bijvoorbeeld in staat zou blijken mensen
welwillender tegemoet te komen, of met meer begrip voor hun zwakheden. Maar zou
u haar kunnen, durven vragen dat zij u toelaat uzelf te aanvaarden zoals u bent
en tegelijk de mogelijkheden aanreiken om nog net iets meer te vermogen?
Natuurlijk
kan geen fee u dat alles geven, want hoezeer ook bovennatuurlijk, kan niets u
meer veranderen dan uzelf en zijn uw wensen de dochters van uw gedachten. Dat u
een beetje anders wil zijn dan u bent als u voor de spiegel staat en even niet
naar de zich aandienende kraaienpootjes kijkt, maar uzelf in de ogen kijkt, dat
is al een begin van wat Socrates en het orakel van Delphi in de aanbieding
hadden: "Gnothi seauthon!". Zijn we er echter ooit zeker van onszelf
voldoende zouden kennen? Zolang alles naar wens gaat, vormt dat geen punt, maar
als we door toedoen van anderen of van onszelf in problemen komen, kan het
blijken dat we beter uit de hoek komen dan we zelf bij voorbaat hadden gedacht.
Of
zou Bert Keizer zich ergeren aan de draaiorgelman die voortdurend weet te
zeggen dat we vooral het product zijn van de evolutionaire kronkelwegen, die ze
dan bij voorkeur graag vrij lineair zien, waarbij ondanks alles de mens niet
veranderd zou zijn en dat dus zoiets als altruïsme altijd tot een vorm van
egoïsme herleid kan worden. Wat mensen beweegt, kan men immers niet a priori
vatten en of mensen altijd hun gramschap koesteren, valt nog te bezien.
Wijsheid vatten is dan ook geen klusje voor een zondagochtend, wijsheid
rondstrooien kan leuk zijn, vaak hebben we slechts bij toeval goed.
Toch
kan iedereen die er iets mee wil, kan het wel bereiken, een vorm van denken, al
dan niet in de juiste terminologie van Foucault of Sloterdijk, want dat is
slechts een vormvereiste. Ik las van Bert Keizer een aantal bespiegelingen over
de drukte rond het ziek- en doodsbed van een naaste, van onszelf, want zovele
mensen hebben er iets mee te zien. Anders dan de riedel over zelfbeschikking,
blijkt in de werkelijkheid een aantal artsen, verpleeg- en zorgkundigen een rol
toebedeeld en dan kan het ons ontbreken aan de nodige rust en sereniteit. Die
sereniteit die ruimte laat voor de terminale patiënt om nog eens goed te
vloeken op het trieste lot dat hem of haar is toebedeeld. Maar ook een
sereniteit die toelaat dat we het voorbestemde vervolgens accepteren kunnen, al
kan ik met geen woorden zeggen, wat dat accepteren zou betekenen.
Anders
gezegd, waarom zou Bert Keizer zich ergeren aan publieksfilosofie, tenzij omdat
ze hem concurrentie aandoen? Maar wie regelmatig de betere boekhandel bezoekt,
merkt dat uitgeverijen echt wel hun best doen ons met Søren Kierkegaard of
Emmanuel Levinas in gesprek te laten gaan en ook de boekhandelaar wil ons laten
weten dat er zoiets als Kairos bestaat, het moment dat men grijpen moet, maar
men moet er ook voor hebben en dat lijkt wel eens het lastige te zijn. Maar wie
stemmen in het duister hoort, wie al eens luistert naar een rabbi of een andere
figuur die behalve het gezag van zijn ambt ook nog eens filosofische aspiraties
aan de dag legt, kan inderdaad iets betekenen voor de toehoorder. Maar het
gezag waarmee die dan bekleedt is, kan het moeilijker maken echt te begrijpen
waarover die het heeft of ook maar zou kunnen hebben. Maar soms kreeg iemand
met enig recht dat gezag.
Kritisch
tegen de dingen aankijken, schrijft Tinneke Beeckman in haar boek "Macht
en Onmacht. Een verkenning van de
hedendaagse aanslag op de Verlichting" betekent niet altijd dat we onze
eigen inzichten afdoende kritisch bejegenen en nagaan of ze wel goed gefundeerd
zijn. Alleen zal hier de discussie pas goed losbranden, want er zijn filosofen
die menen dat men inderdaad een quasi absoluut zekere grond kan vinden voor wat
men denkt, terwijl we naderhand wel eens moeten toegeven dat we niet over
voldoende gegevens beschikten of dat wat we voor zeker hielden niet echt stevig
gefundeerd bleek. Kritisch de eigen inzichten onderzoeken is wat Spinoza deed,
maar Montaigne was hem voor geweest en Erasmus had met de Lof der Zotheid de
toon gezet: we wanen ons heel wat, maar als we eens goed toekijken, zien we hoe
gek het allemaal wel is. Natuurlijk, soms kunnen we maar beter begrijpen dat we
een illusie voor werkelijkheid nemen, maar soms kan dat merkwaardig goed
uitpakken.
Ik
heb er evengoed moeilijkheden mee als mensen de kerk verdedigen zonder meer, of
anno 2017 nog kritiek aan het adres van de kerk uiten, die niet de betekenis
ervan voor onze cultuur in rekening brengt, want men kan onmogelijk onze
cultuur begrijpen als men niet ook oog heeft voor hoe in de loop van 1700 jaar
vanuit de kerk en doorheen de vormingsprogramma's van diezelfde kerk een
filosofie is ontstaan die er inderdaad komaf mee maakte, zonder dat daarom
alles wat aan de achttiende eeuw waardeloos zou wezen. Want daar zit de crux
van het probleem, want ik zal niet ontkennen dat de kerk doorheen de
geschiedenis heel goed in de vingers kreeg hoe met macht om te gaan en hoe
mensen, gelovigen te controleren, beheersen, want geen enkel ander systeem tot
nog toe slaagde daar zo goed in via onder meer de oorbiecht. Wat de seksuele
moraal aangaat, kan men de kerk heel wat aanwrijven, onder meer als het erom
gaat het paternalisme en patriarchaat te bevestigen, maar ook daar moet men
vaststellen dat burgerlijke overheden ter zake ook heel kundig bleken. Dat een
conservatief president in Frankrijk in 1974 toeliet dat er een abortuswetgeving
kwam, blijft vandaag vrijwel onbesproken. Of was Valéry Giscard d'Estaing niet
zo conservatief, maar net zeer bij de tijd en bereid de kwestie van het
zelfbeschikkingsrecht goed te bekijken en vrouwen die mogelijkheid aan te
reiken.
Men
kan met termen veel onthullen, evengoed ook veel verhullen.
Zelfbeschikkingsrecht, autonomie van de persoon is iets subliems, maar tegelijk
moet men dan rekening houden met de vraag waarom we niet altijd zo goed die
autonomie weten te bewaken, omdat er van overheidswege en door sociale controle
zoveel heteronomie op ons af komt. Draaiorgelmannen kunnen ons vertellen wat we
graag horen, zoals een Thierry Baudet, die ons komt vertellen dat er
kwaadwillige elementen naar Nederland toe worden geleid. Nederland had na de
moord op Fortuin en de Hofstadgroep weinig last van terrorisme, wel van
vulgaire commentaren zoals "Daar moet een piemel in" als een mevrouw
wil pleiten voor een AZC - Asielzoekers Centrum - in het dorp. 70 jaar nadat een
zekere mythevorming rond verzet en duikelingen, ontwikkeld werd, die onder meer
door Jacques Presser werd ontmaskerd, zien we dat kortzichtige zelfingenomen
denkers ons met termen als oikofobie n de wielen rijden. Weten we nog wel welke
samenleving we voor ogen hebben staan en wat dat betekent voor individuele
mensen. Willen we nog wel voor de open
samenleving opkomen?
Het
getuigd van groot draaiorgelmanschap te beweren dat alles op de schop moet of
dat we vooral moeten behouden wat we hebben. Ik denk dat we niet zomaar kunnen
beweren dat het systeem, laat mij over het Rijnlandmodel te spreken, zomaar op
de helling moet, tenzij om bepaalde zwakke plekken te herstellen, maar
niet om zomaar alles aan de kant te schuiven. De geschiedenis laat toe te zien
hoe bepaalde realisaties mogelijk werden, maar niet altijd of we morgen nog
iets kunnen werkelijk laten worden, omdat we het goed vinden. De vraag is niet
wat over een halve eeuw kunnen bereiken, want we weten onderhand dat we rond
1967 het bestaan van de pc of de smartphone niet hadden kunnen voorzien,
waardoor nu tal van mensen met een beperkte opleiding uit de arbeidsmarkt
verdwenen, niet enkel bij de overheid, maar ook bij dienstenbedrijven, al
hebben die dan weer nieuwe mogelijkheden geboden.
Ik
ben het niet eens met Bert Keizer als hij zegt dat wie zich tot een breed
publiek wendt met filosofie of filosofische gedachten vanzelf een draaiorgelman
blijkt, maar wel dat er op brede fora nogal wat draaiorgelmannen rondlopen,
rattenvangers of wat men wil. Maar het zijn vaak mediamensen op zoek naar een
goed verhaal die ons zo een raddraaiers in de maag splitsen. Om maar iets te
zeggen, kan men ten aanzien van Europa wel kritiek brengen, maar tegelijk was
het proces van economische en politieke eenmaking een succesvolle onderneming.
Het feit dat het niet altijd eenvoudig is een snelle besluitvorming mogelijk te
maken, mag dan verontrusten, overhaaste besluitvorming heeft ook al veel
ellende veroorzaakt. De kritiek ten aanzien van de EU kan op details
gerechtvaardigd lijken, in de praktijk is het zo dat Europa veel welvaart
mogelijk heeft gemaakt. Samenwerking van Lissabon tot de Finse golf, wie had
dat in 1946 durven dromen? Maar men moet wel eens goed doordenken en niet aan
het wieltje van een draaiorgel gaan draaien. Bert Keizer heeft niet helemaal
ongelijk.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten