in tijden van politieke onzekerheid

Een goed politicus,

Een goed Kamerlid, wat is dat?

De uitvoerende macht heeft veel naar zich toegetrokken en heeft veel van de techniciteit van het beleidsproces naar zich toegetrokken, wat het parlementaire werk niet altijd zo duidelijk maakt. Het gaat om meer dan om het stellen van vragen, maar, denken we, om beter onderzoeken van de maatschappelijke problemen, problemen met regelgeving of doelstellingen van beleid.

Natuurlijk is het zo dat het meerderheidsstelsel in de kamer of het Vlaams parlement parlementaire initiatieven in de kiem lijkt te smoren en men bovendien ook nog eens af te rekenen heeft met een nogal negatieve houding van de media, die graag laten merken dat ze alleen met de echte spelers op het veld te maken hebben. Vandaar dat politici, academici en journalisten wel eens verzuchten dat we met minder parlementen ook kunnen – en terecht – maar ook met minder parlementsleden. Afhankelijk van de resultaten van de staatshervorming, afhankelijk ook van de visie die men omtrent Europa ontwikkelt, zou de empleur, de omvang van het politieke optreden in de samenleving echter wel eens tot een andere uitkomst kunnen neigen. Dan echter zou men ook wel moeten inzien dat enkele instrumenten van de Kamerleden, zoals de parlementaire vragen, de resoluties en de op het oog in onbruik geraakte interpellatie, met het dwingende karakter dat ervan uitgaat, herbekeken moeten worden of zouden parlementaire fracties en individuele Kamerleden er ook anders gebruik van kunnen maken.

De parlementaire vraag lijkt bij uitstek een goed en boeiend instrument om de visie van een minister of het kabinet over grote kwesties aan de weet te komen. Een voorbeeld zou kunnen zijn, zelfs in het Vlaams Parlement om het mank lopende bestuur van de spoorwegen tegen het licht te houden. De spoorwegen reserveren zich een grote koek van de publieke middelen, maar men kan zich afvragen of de managers nog wel een beeld hebben van hoe die spoorwegen georganiseerd dienen te worden om de nieuwe rol van de spoorwegen, ook en vooral in het toerisme en mobiliteit binnen de vrije tijd, cultuurparticipatie te onderzoeken en na te gaan of de spoorwegen als betrouwbare dienst voor de gebruiker nog wel aan de verwachtingen voldoen. De ramp in Buizingen, begin dit jaar is een uitstekend voorbeeld van hoe men in het parlement bijna als een rechtbank wenste op te treden, terwijl men misschien vooral had kunnen kijken naar het personeelsbeleid, de wijze waarop het onderhoud van sporen, wissels en rijtuigen geregeld was en dus ook de organisatie van de seinhuizen. Het punt was en is dat vele reizigers merken dat de spoorwegen hopeloos verstek hebben gegeven door te snel en te lineair personeel af te danken.

Ook in andere maatschappelijke kwesties, zoals het onderhoud van de wegen en het ontsluiten van Zeebrugge lijkt het telkens weer om een strijd tussen belangen te gaan, minder over wat nodig, goed en mogelijk is. Die vraagstukken komen niet altijd als zodanig aan bod, al te vaak vormen ze een soort wisselmunt in de afweging van belangen, wat een goed beleid niet altijd ten goede komt. Natuurlijk is politiek finaal altijd een afweging van belangen en dus spelen machtsverhoudingen een grote rol in het verhaal, maar tegelijk, zoals een rechter moet proberen blind te blijven voor de persoon van de aanklager en de verweerder – of het nu een fysieke persoon betreft of een rechtspersoon betreft - moet een parlementslid goed kijken wat de agenda is van lobbyisten, wie een verzoekschrift indient of wat voor problemen burgers aankaarten bij ontmoetingen.

Soms verzuchten politici dat de burger niet weet hoe complex problemen wel niet zijn en te gemakkelijk als een kip zonder kop staat te kakelen, maar is dat echt wel zo? Burgers zijn door de band goed opgeleid, hebben vaak een beroep dat vaak tot een zekere expertise leidt en hoewel de luistercijfers voor radio en kijkcijfers voor televisie er aanleiding toe lijken te geven, kan men zich afvragen of de greep van de media eindelijk nog wel zo groot is. Overigens wie fora in de bladen bekijkt, merkt op dat er wel eens gescholden wordt, dat sommige standpunten fris van de lever komen, maar dat anderzijds het publiek probeert eigen kennis aan te dragen.

Een politiek van perceptie alleen zal dus niet volstaan, aan de andere kant verwacht niemand dat een probleem dat zich nu stelt al meteen wordt opgelost. Wat wel zo is en blijft, merken we, is dat burgers het onderwijsbeleid maar niet snappen. Men wil meer ingenieurs en tegelijk is men blijkbaar de mening toegedaan dat men vooral oog moet hebben voor de achterblijvers. Om die reden wil men de studiekeuze tot 16 jaar uitstellen? Hoeveel tijdverlies zal dat niet opleveren? Schoolmoeheid bij al te intelligente leerlingen? En vooral talent dat niet wordt aangeboord. Men merkt dat psychopaten vaak, niet per se ook een hoge intelligentie hebben, maar dat wie geen domein vindt om zich in uit te leven in het moorden de kick kan vinden. In het algemeen is het voor het individu en voor de samenleving van groot belang dat mensen zich ergens in kunnen uitleven en ergens voor kunnen leven. Men geeft vaak met genoegen af op de petit bourgeois, op mensen die bescheiden in een huisje met tuintje kruipen, met vrouw en kinderen, of omgekeerd man en kinderen een genoeglijk leven uitbouwen, maar of mevrouw haar eigen kamertje heeft waar ze heimelijk een Coco Chanelle probeert te zijn terwijl een andere het lekker koken tot meer dan een dagelijkse corvee weet te maken. En hij heeft misschien zijn atelier of een bibliotheek, een klein laboratorium of houdt zich bezig met vlinders dan wel soorten vogels te spotten. In het dagelijkse leven doet men geredelijk zijn of haar werk, met grote inzet en daarna, dan heeft men nog iets om voor te leven, wie beiden weet te verbinden in het dagelijkse leven is nog gelukkiger af. Voor sociologen, maar ook voor politici blijven deze bronnen van welbehagen vaak onzichtbaar, hoewel het van wezenlijk belang is voor een vreedzaam samenleven. Natuurlijk, sommige mensen willen graag wel in groep fietsen of Boonen achterna de Ronde van Vlaanderen, Merckx achter de Ronde van Frankrijk rijden. Maar velen doen ook in een kleinere groep, met een aantal vrienden, anderen hopen dat het voor hen georganiseerd wordt. Politici gaan hier graag op in en grote bedrijven, ook in de media laten zich evenmin onbetuigd, wat tot verdere verwevenheid van belangen aanleiding kan geven, maar goed, een goed politicus moet gezien worden, op het parcours van de Ronde van Vlaanderen, Waregem Koerse of de wei van Werchter, toch? Maar in Waregem, in Michelbeke of Meerbeke, telkens krijgt men een vip-behandeling en in Werchter kan men met de koorzangeresjes of andere frivole lieden stoeien, backstage.

Aanwezig zijn om gezien te worden, maar niet om contacten te hebben, dat lijkt het geheim en hoe grootser de organisatie, des te grootser de faam, hoe meer politici dringen op het forum, het podium te komen, met sport- of andere helden, wat de indruk van nabijheid wekt zonder dat er van echt contact sprake is. Er zijn ook andere mogelijkheden, zoals het spreken voor groepen, maar dan moet men goed van de tongriem gesneden zijn, of het nu over politiek of over andere thema’s gaat, de toespraak moet erin vloeien, zoals een zachte, goede wijn. Helaas zijn nog weinig politici echte redenaars, vaak ook niet geweest natuurlijk, want niet iedereen heeft de gave van het woord, maar toch, wie het woord voeren wil, moet ook nog eens iets te melden hebben. En wie echt iets te melden heeft, tja, die kan zich dus niet als vanzelfsprekend wentelen in de poelen van conformisme en geestelijke luiheid.

Maar men is toch lid van een partij? Men moet toch zeggen wat de partij zegt… dat klopt natuurlijk en men wordt geen lid van een partij waarvan men de beginselen niet onderschrijft, al zijn er natuurlijk altijd wel opportunisten te vinden die lippendienst verlenen aan een ideologisch kader. Vandaag lijken die ideologische kaders overigens ook bijzonder fragiel want niemand lijkt er nog echt om te geven. Klassiek linkse standpunten over kapitaal en arbeid hebben hun betekenis deels verloren omdat het kapitaal niet langer herkenbaar is, maar anoniemer functioneert, alleen enkele condottiere ofte CEO’s die zonder schroom als roofridders te werk gingen en gaan kan men nog onderkennen, maar voor het overige weten vele werknemers niet goed meer wie de werkgevers zijn en wie de feitelijke macht in het bedrijf heeft. Klassiek rechtse standpunten? Belastingen verlagen? Zo platvloers. De staat ontvetten? Zo mager. Liberalisme stond ooit voor een staat die de gemeenschap, de samenleving vorm gaf en in de vorm van de natie de emanatie was van alle gezag dat van staatswege werd uitgeoefend. Klassiek rechts, de christen-democratie was een nog meer organische visie op mens en samenleving toegedaan, maar we zien niet zo goed meer waar het echt om te doen is in deze ideologieën, die niet veel meer lijken dan veel te ruime mantels voor een taal die zich in drie of vier zinnen wil kenbaar maken.

Een politicus zal dus vooraf proberen op grond van denken en reflectie dat kluwen te doorgronden en zich een idee te vormen van mens en samenleving. Vele politici vandaag hebben noch de levenservaring noch de intellectuele kennis om er een begin mee te maken, maar erger nog, zij lijken eindelijk niet te houden van de mensen voor wie ze het doen. Ach, het gaat niet om erotische liefde, maar om een betrokkenheid die hen bezorgd maakt om wat anderen kan overkomen, zonder daarom in het persoonlijke in te hoeven treden, hoewel het ook weer niet louter abstract is, laat staan rationeel. We hebben niet zo heel veel tegen de ratio, wel tegen de opvatting dat we alles objectief moeten benaderen en alles wat in de samenleving voorvalt ook rationeel te vatten zou zijn, te meten om te weten. Sociologie, psychologie zijn belangrijke wetenschappen en hebben al heel wat inzichten opgeleverd, maar tegelijk beseffen we niet altijd voldoende dat deze wetenschappen door hun aard en methode, door het object van hun studie bijna gedoemd zijn als domein van wetenschappelijke kennis op grenzen te stuiten, waar de ene wetenschapsfilosoof erop aandringt dat we ons over die grenzen zouden buigen, terwijl andere er juist op wijzen dat alleen vooruitgang en verder onderzoek ons kan helpen. Dat zal wel, maar de menselijke geest, het concept van het zelf, het bewustzijn en de vrije wil, dus ook de notie van de (persoonlijke) vrijheid laten zich niet zomaar vatten.

Dit lijkt filosofische acrobatiek, maar in wezen, wie zich als wetgever op het domein van de ethische vraagstukken wil begeven, moet er toch wel weet van hebben. Euthanasie voor minderjarigen? Moet kunnen, zegt men, maar het debat over het onvervreemdbare recht over het eigen leven te kunnen beschikken blijkt voor betrokkenen vaak moeilijker dan de ruiters van de principes het graag voorwenden. Komt het levenseinde niet onverwacht, in een acute aandoening of een ongeval, dan laat het zich aanzien dat medische zorg ons leven – gelukkig maar – kan verlengen, al weten we niet altijd wat we onder de term levenskwaliteit mogen of moeten verwachten. Een jeugdboek over een jongentje dat blind werd, heeft me altijd aangesproken, omdat de auteur probeerde de gevoelens van die jongen en de reacties, medeleven, begrip en onbegrip niet perfect wilde weergeven, maar naar waarheid, wat de moeilijkheden, het verdriet, het lijden van het jongentje en zijn omgeving des te duidelijker liet zien. Men kan nu wel aangedaan zijn door het onrecht, de narigheid ook dat dit jongentje overkwam, uit het boek kwam ons de verwondering en bewondering tegemoet dat het leven niet over was omdat de jongen blind was, het verdriet verhinderde geen momenten van intense vreugde of stil geluk. Blind worden is dan ook geen issue, horen we dan, maar ik denk niet veel mensen zich die verwikkelingen kunnen bedenken, zelfs niet met een soort rollenspel, want men weet dat naderhand de blinddoek of de bril weer af gaat. Nee, het gaat om een besef niet meer de schoonheid van het beeld te kunnen ervaren. Nu, er zijn andere ziekten natuurlijk, sommige als gevolg van het feit dat we kinderen in leven kunnen houden die voordien al lang en breed gestorven zouden zijn. Elke oplossing in de medische wereld schept dus nieuwe vragen en kwesties, waarover definitieve ethische antwoorden niet gegeven zijn.

Kortom, verwachten we veel, teveel van de goede politicus? Ik zou het niet weten, maar ik denk dat het ontbreken in het maatschappelijk debat van inzichten die verder reiken dan het gemakkelijke ja en nee, zo is het of zo is het niet, problematisch moet heten. De media, die zich wel eens vrolijk maken over de politici mogen ook wel eens bedenken dat zij de politiek en de samenleving steeds meer de ruimte ontnemen om over dit soort zaken na te denken omdat dit te moeilijk zou zijn. Vroeger kon men in streven, ons erfdeel en cultuurleven terecht, maar het ontbreekt ook deze bladen, met uitzonderingen, aan lef om deze kwesties in een ruimer perspectief te benaderen.

Besluiten we onze analyse van wat een goede politicus zou kunnen bereiken, dan merken we vooral op dat er nog heel wat ruimte blijkt te zijn om zich kenbaar te maken bij het publiek, dat men echt wel zelf iets te melden kan hebben, maar dat men dat niet doet door alleen maar in dossiers te snuisteren. Het belangwekkende is dat men zich als vertegenwoordiger van de medeburgers met hun zorgen kan inlaten, zonder hun persoonlijke leven zelf over te willen nemen. Het nadenken over de vragen die de moderne samenleving oproepen, blijft niet per se achterwege, maar conformisme laat veel energie verspillen rond anekdotiek en incidenten, zonder zich over besluitvaardigheid van de overheid te buigen, zonder zich over de rol van de rechter in ethische kwesties of van artsen en onderzoekers te bekreunen. Een goed politicus probeert hier aan de weg te timmeren. Moet hij of zij dan een steen verleggen in de rivier? Eenvoudig is dat niet, het brengt ook niet onmiddellijk op, maar het levert op termijn wel de ruimte om het denken opnieuw een plaats te geven in de politiek, waarbij retorische vaardigheid dat ook goed te zeggen meer dan een pluspunt is, maar wel te verwerven valt… Waarachtigheid daarin betrachten, zouden we nog kunnen aandragen, moeten aanstippen, maar laten we eerlijk zijn, dat vergt een andere benadering, dus een ander essay. Maar het belangrijkste, zo komt het ons voor, is dat de politicus niet enkel voor, door en met de politiek leeft, maar ook andere dingen heeft waarmee hij of zij zich kan inlaten, met inzet en toewijding, zodat men ook de politiek de nodige eer kan betuigen en dus die taak met inzet kan op zich nemen. Ach, enigszins naïef willen we bij deze wel zijn, omdat we beseffen dat het moeilijk anders kan, realisme alleen kan weinig anders opleveren dan stratego op drie borden tegelijk, de partij, de collegae en de media.

Bart Haers

Donderdag 8 juli 2010

Reacties

Populaire posts