Gesprek met een abt over het goede leven


Reflectie



De abt en de wereld
Wederkerigheid en vertrouwen


Ruïnes van de abdij van Orval, afgedrukt in
"liIlustration Européenne" 1870
Het verhaal van de abt van Orval was nog eens een illustratie van de gedachte dat we in onze tijd geen richting meer vinden, noch voor onszelf, noch voor onze omgang met anderen, met de wereld, of beter, in het publieke debat lijken we alle richting verloren te hebben. Verwijtbaar is dat niet of toch niet zonder meer, want we merken voortdurend dat de “condition humaine” voortdurend aan verandering onderhevig is. Zou een abt daar inspirerend over kunnen spreken?

De orde van Citeaux, de abdij van Orval heb ik altijd wel – sinds mijn studie geschiedenis – als een bijzondere vorm van monastiek leven begrepen. De oprichting van de orde, door Bernard van Clairvaux, was een poging de vergroeiingen in de traditionele benedictijnse monastieke traditie te herstellen: hernieuwde soberheid, witte pijen – in feite ging het om wol die niet zwart geverfd werd. Maar als men de site van Orval bezoekt dan merkt van die soberheidsgedachte op het oog niet zo heel veel. Abdijen kunnen nu eenmaal in de loop van de eeuwen een aardig patrimonium opbouwen. Het is ook zo, bedacht ik mij, dat de historicus Ludo Milis in zijn boekje, “Hemelse Monniken, Aardse Mannen”, betoogde hoe de leefregel van Benedictus vooral tot uiterlijke vormen herleid werd, waarbij vaak de innerlijke beleving onder de radar van de getuigenissen bleef. Want dat is dan natuurlijk wel het punt, dat we niet weten hoe in de loop der eeuwen abdijen bleven functioneren, tenzij op het vlak waar de bronnen over spreken, financiële soliditeit, het naleven van de regel en de politieke betekenis van abdijen.

Waarom overigens gaat Alicja Gescinska bij een abt op bezoek? Dat een abt niets te zeggen zou hebben, kan men niet beweren, maar wat kan hij zeggen? Ach, interesseert u niet, dan kijkt u toch naar iets anders. Interesseert het u wel, dan hebt u ook wel een en ander meegekregen, over het feit dat de man het over godsbewijs, godservaring en aanwezigheid had, maar ook over de nederigheid en de versterving. Het zijn woorden die we vandaag niet meer aanwenden omdat we nederigheid hinderlijk vinden als we het zelf moeten opbrengen en van anderen zowat vergen. Nederigheid betekent niet dat we onszelf zouden onderschatten, laat staan minachten maar wel begrijpen dat we tegenover de wereld zelf altijd wel bescheiden mogen blijven, dat we ons een expert mogen noemen, maar tegelijk er veel is dat we niet weten.

Hoe het ook zij, ik zat te kijken en te luisteren en vond er niet direct mijn gading in, maar goed, voor het overige was er niets en misschien zou de abt toch nog eens iets kunnen zeggen dat ik kon meenemen of onthouden. De zoektocht naar God was zo een moment waar je tegelijk iets mee wil en toch er ook niet aan wil, want wat zouden die teksten te vertellen hebben over God? Toen bleek dat de man zich bedacht had dat hij niets aan die woorden had als hij ze direct op zichzelf betrok, als hij er iets wilde van meekrijgen. Hij diende dus zichzelf wat te vergeten en hopen dat hij ooit aangesproken zou worden. Dat duurde, zo vertelde hij, weer de nodige tijd en beleefde een vorm van murwheid, een soort verdoving, al sprak hij van een quasi depressie, twee jaar, voor de woorden hem iets gingen zeggen.

Het is natuurlijk maar dat hij luisterde, las, wat er geschreven was en nadat hij eerst overtuigd was van de waarde van de Schrift, trok hij zijn stoute schoenen aan, maar als novice verwachtte hij het grote wonder, dat niet kwam. Overspannen verwachtingen spelen ons altijd weer parten, of zijn het toch illusies. Het lijkt me wel fascinerend hoe mensen doorheen zo een crisis heen zich tot hun eigen bestaan anders gaan verhouden. Men moet geen monnik te zijn om te beseffen dat we soms de richting kwijt zijn, dat we niet altijd meer goed weten wat er nog te doen valt.

Het is dan dat een andere gedachte ook op komt doemen, want de atheïst Cas Vandertaelen vertelde hoe hij gegrepen was geraakt door “la mythe de Sisyphus” van Albert Camus: het leven, ons handelen is absurd, maar tegelijk is het wel de moeite waard van dat absurde gedoe te houden. In die zin kan kunst, scheppende kunst of uitvoerende kunst ons ook wel leren hoe we telkens weer een nieuw stuk in de vingers moeten krijgen of proberen een beeld te realiseren. Je bent dan ergens doende aan dat pas achteraf een oeuvre blijkt, al zit er niet per se een grote samenhang in, wat voor sommigen wijzen kan op een gebrek aan kwaliteit, terwijl de kunstenaar v/m misschien wel eens iets anders probeerde, de lijn is dat hij of zij telkens weer iets probeerde dat nog niet aangevangen was, laat staan uitgevoerd.

Wil nu net die abt van Orval zelf muzikant te zijn geweest en de weg naar een loopbaan voor zich zag, maar dat in de abdij achter zich liet. Hij wilde niet per se doen waar hij goed in was, wat hij graag deed. Hij begreep dat het ongerijmd was, want de regel van Benedictus vergt dat van geen enkele postulant. Wat er ook van zij, in onze wereld leggen we er graag de nadruk op dat we moeten doen waar we goed in zijn, wat we graag doen. Deels klopt het ook, wel kan men zich afvragen of het wel voldoende is voor een goed leven, aangezien we inderdaad in onze aandacht voor wat ons hartje deugd doet, we vergeten dat we intussen van alles te doen hebben dat we niet met het grootste plezier doen, al valt het ons wel eens op dat het wel genoegen doet. Alweer die semantiek, zal een lezer misschien opwerpen, maar semantiek maakt het leven ook wel eens aangenaam.

Maar over welke teksten gaat het dan? De Bijbel, nogal wiedes. Juist, maar toch, men kan het hebben over Genesis, Exodus, Numeri, Leviticus, maar ook over de profeten, de boeken van wijsheid, de liederen, zoals de psalmen en het Hooglied, maar dan heb je nog eens het nieuwe testament en wat daar allemaal niet geschreven is. Veel dus, dat ben ik met u eens mevrouw, maar er is groot verschil tussen de historisch gedachte boeken zoals Koningen of Rechteren, dan wel juist de Wijsheidsboeken, die ons vertellen dat er een tijd is van komen en een tijd van gaan, of over de sterke vrouw en wie haar vinden zal.

Onze bekendheid met de bijbel heeft zich toegespitst op het waarheidsgehalte van Genesis, wat nogal wonderlijk mag heten, want al geloven mensen nog wel dat het Gods woord is, het zijn verhalen die ontstaan zijn in een tijd dat de joodse gemeenschappen zich tot het monotheïsme gewend hebben en tegelijk de oude verklaringsmythes niet wilden loslaten. Verklaringsmythes vertellen met de kennis waarover men beschikt hoe de dingen zijn zoals ze zijn. Wie met Spinoza tot de bevinding kwam dat die verhalen nergens op steunden en tegenspraak vertoonden, wie zoals Simon Stevin bedacht dat een wonder geen wonder kon zijn, tegen de wetten van de natuur in, kon in dat optreden van een godheid geen troost of begrip vinden, het was voor hen een enorme overwinning op een vastgeroeste traditie. De strijd die een eeuw vroeger Vesalius had te voeren tegen de professoren van de Sorbonne en Mercator die met zijn projectie de ronding van de aarde op vlakke, tweedimensionale kaarten wist over te brengen, waren niet van de poes en de dreiging van ketterij hing over hen, al steunde de keizer, Karel V de anatoom Vesalius nog zo hard.

Vijf eeuwen later staan we echter aan te kijken tegen wetenschappelijke inzichten die wat de graad van abstractie betreft even ver van ons af staan als wat de vele teksten, die samen de bijbel zijn gaan vormen of wat de Illias te bieden heeft aan inzichten aan ongerijmdheden vertellen. De waarheid willen we kennen, maar als je een wetenschappelijke formule, E=mc² niet al te goed kan begrijpen, dan staan we nog nergens. Of als we het principe van de meest aangepaste enerzijds en het principe van de seksuele vermenging van genenpoelen zien als een reden om wat de mens aangaat het egotisme te verantwoorden, dan lopen we wellicht heel wat mis.

Terecht liet de goede abt van Orval begrijpen dat onze interpretatie van de teksten, ook vanwege de kerkelijke overheden niet altijd zoveel om het lijf heeft. Aan de andere kant, de kennis van de wereld, van wat we zijn als mensen is ook voor hem een belangwekkende aangelegenheid, waarbij men zich kan afvragen of we nog wel redenen hebben om er ons mee in te laten, de wetenschappen hebben het wezen mens toch afdoende gefileerd? Zoals anderen verzet de abt zich niet tegen wetenschappelijke kennis, maar vraagt hij zich af of we daarmee wel veel wijzer worden. De kwestie is of we in het dagelijkse leven, waar we houden van routines en er ons aan vastklampen als al het andere naar de verdoemenis lijkt te gaan. Monniken leven naar de Regula Benedicti, zijn kampioenen in het georganiseerde bestaan van dagelijkse routines, gebed, eten, bidden en werk, ze bepalen alles en er is weinig mogelijkheid er aan te ontkomen, wat hen een ruimte biedt om hun leven rijker te vullen dan wij ons kunnen voorstellen, maar tegelijk, zoals Milis schreef, waren en zijn die voorschriften vaak belangrijker gebleken dan het spirituele leven. De stabilitas loci, gebonden zijn aan die ene plek, de abdij, werd en wordt nu soms opgeheven, in zekere mate, want dat is het aristotelische van een goed bestaan.  

Toch wil de abt geen vluchtelingen in zijn klooster, mensen die in de wereld geen doel meer vinden om voor te leven of ten einde raad een uitweg zoeken. Het is bekend dat de rekrutering van abdijen doorheen de eeuwen niet altijd zo kieskeurig verliep, maar tegelijk waren er ook momenten dat men geen “adelskerk” meer wilde blijven of alleen de kneusjes van de grote families opvangen. Maar wat we zien zal niet iedereen plezieren, dat zo een abdij zichzelf min of meer zelf kan bedruipen. De betekenis van abdijen en het monastieke leven in onze tijd, zo blijkt bijvoorbeeld in Chevetogne waar de Orthodoxe ritus in Griekse en Latijnse beleving vorm krijgen. Men gaat er heen om er te herbronnen. Volgens buitenstaanders is het onzin, maar wat moeten we met dat oordeel: het schaadt niemand en helpt mensen in hun bestaan enige rust en houvast te bieden. Leeft men er sober, dan ook nadenkend over wie we om ons heen hebben en wel eens vergeten.

De abt van Orval heb ik niet bij naam genoemd, net omdat het in de monastieke traditie van belang is dat een monnik een persoon blijft en tegelijk zijn oude ik achter zich laat doorheen een proces van ontplooiing en zelfbeperking, aanvangend bij het noviciaat en verder ontwikkelend, als het goed is, doorheen het verdere leven. Wetenschappelijk, zegt men, klopt er niets van of aan, maar antropologisch kan er in de monastieke traditie wel een bestaan worden gedacht waar mensen zich wel bij bevinden. Het gaat erom dat we van het kloosterleven in ruimere zin wel eens liederlijke verhalen hebben gehoord, maar het kan moeilijk ontkend dat in de traditie van 1500 jaar er voortdurend een rijden en (niet voldoende) omzien aan de orde was. Men kan de beweging van Cluny, waar onder meer de grondslag werd gelegd voor de organisatie van het vreedzame samenleven, niet veronachtzamen en tegelijk dient men te begrijpen dat Bernard van Clairvaux een man was die zich niet gauw liet tegenhouden bij het ten uitvoer leggen van zijn besluiten. Zou het anders kunnen, menselijk gezien dat er twee zielen woonden in ’s mans borst. De abt die we zagen had het in traditie van het monastieke leven over liefde, een van de kardinale deugden, maar de beleving ervan, bleef bij de man, hoorde ik iemand zeggen steken bij mededogen, terwijl hij stelde dat mededogen de hoogste vorm van liefde heten moet. Mededogen is voor de abt meer dan tolerantie, dat niet meer zou betekenen als (onverschillig) gedogen.

In deze tijd klinkt het woord, zegde de abt, geloof ik, gemakkelijk klef, maar het blijft het hoogste gebod van het evangelie. Alleen, hoe begin je eraan? Net in de flarden autobiografische kanttekeningen merkt men dat de man zelf ook heel wat te stellen had met zijn levenskeuzes en de suggestie werd gewekt dat je het niet alleen in handen hebt. “Ik hou van je”? Het kwebbelt gemakkelijk, denken we dan, maar wanneer wordt duidelijk dat het ook gemeend is. Als het tegenslaat, zijn we geneigd te denken, maar dat is maar het halve verhaal, want niet elke liefde hoeft op de proef gesteld, blijkt wel eens. Toch bleek de muzen minnende abt ook niet gespaard van beproevingen en wellicht ook van bekoringen, maar hij vond in zijn levensweg voldoening en kan het ook op een mooie manier brengen.

Niet iedereen kan monnik worden, want de levensvorm vergt wel heel wat maar voor ons blijft het allemaal wat duister en niet te vatten. De omgang met iets waar we nog nauwelijks in kunnen geloven, al kon de abt ook weer niet zeggen wat dat nu is, met die god van hem, hij ervoer doorheen de jaren een grote vertrouwdheid met de zending die hij zichzelf gesteld had, denken wij dan, maar hij liet toch wel weten dat hij eerst van de begeerte af moest die hem had aangeraakt voor hij zich geroepen wist. Daarom ook is het dat vluchtelingen voor de wereld niet gauw zullen aarden. Denkend aan de kritiek van Erasmus aan het adres van monniken, aan de neiging tot acribie, dat wil zeggen, zoals men het opmerkte, pietluttigheid, zin voor kommaneuken, bleek de abt betrekkelijk evenwichtig. Het zijn kennismakingen die men niet zo gauw zelf kan bewerkstelligen, omdat de tijd die je nodig hebt om tot een gesprek te komen, er niet altijd is, of beter, we willen te snel gaan. Alicja Gescinska bracht het op de man zelf te laten spreken. Betekent het dan iets voor ons?

Ik kan slechts voor mezelf spreken, ben zelf vooral bezig geweest met het lezen van de regula benedicti in het kader van mijn studie en vond er tegelijk een grote aandacht voor het menselijke en voor het goede samenleven in. Ik herinner me dat we op een keer de vraag kregen of er een verband zou bestaan tussen zoiets als de regel van Benedictus en de wijze waarop communes, kibboets zich organiseerden. Het institutionele vormt de basis voor de bestaanszekerheid, zonder charisma gaat het evenwel niet. Was Bernard van Claivaux dan zo charismatisch? Hij had het voordeel dat hij niet voor de grote, anonieme samenleving had op te treden, maar opereerde binnen een elite van clerici en monniken. De abt die we in Wanderlust zagen, die in principe slechts binnen de muren van zijn ruime abdij kan bewegen, legde net wel enig charisma aan de dag, omdat hij er zich wel van bewust was dat hij aangesproken werd omwille van zijn levensloop. Toch komt zijn bevlogenheid en openheid over zijn geloofscrisis en kritische blik op wat de kerk is en wat ze zou kunnen zijn, niet gechargeerd over.

De vraag of we genoeg bemind hebben en bemind werden, heet de kernvraag te zijn, wanneer het einde komt. Het is een existentiële vraag die we met niet met wetenschappelijke methodes kunnen beantwoorden. Laten we eerlijk zijn, we kunnen het ons niet voorstellen dat we niet bemind, geliefd zouden zijn, want krijgen we eenmaal die ervaring, dan loopt het uit op wanhoop, waar niemand over kan spreken. Maar hebben we de indruk dat we mensen lief hebben? En of we niet te veel mensen van onze aandacht uitsluiten? De belangrijkste of zelfs enige vraag, probleem van de filosofie is en heeft inderdaad te maken met onze intense band met anderen. Het absurde van het bestaan onderkennen, begrijpen dat het geen zin heeft, kan helpen het leven goed te leven. Dit steekt schril af tegen veel van wat we vandaag begrijpen als belangrijk, zoals nut en winstmaximalisatie. Een monnik en een abt leven in feite in een absurde situatie, de gebedsmomenten overheersen alles, wat voor ons al vreemd en bevreemdend overkomt en tegelijk, gezien de aandacht voor en de jacht op zingeving zeer aantrekkelijk moet overkomen.

Wat gebeurt er tijdens een gebed? Het is een vraag die je wel kan stellen maar waar je niet zo gauw een antwoord op vindt, al was het maar omdat je dan al de stap moeten zetten dat je gelooft dat er een luisterend oor is, ergens. Het is evenwel ook mogelijk te bedenken dat het gebed een sterke vorm van innerlijke dialoog kan vormen, waarbij iemand naar zichzelf weet te luisteren, de innerlijke stem, waar Socrates het over had.

Wanderlust biedt ons, kijkers, de kans om zonder ons te verplaatsen, in andere realiteiten terecht te komen. Vorig jaar werd bezwaar gemaakt omdat Alicja Gescinska zo vaak over (christelijk) geloof kwam te spreken. In gesprek met Lode van Hecke, want dat is wereldlijke naam van de abt van Orval, komt ze in het slot en dus , de kern van het monastieke leven. Ik weet niet of er al reacties kwamen. Maar nu velen het graag voorstellen dat we in conflict zijn met de Islam, kan het wel aan het denken zetten te horen dat de discussie gaat over een open dan wel een gesloten samenleving aangereikt door iemand die onze ogen in een groots en overweldigend domein woont en zich daarin ook opgesloten heeft.


Bart Haers




Reacties

Populaire posts