draagvlak gezocht
Dezer
Dagen
Draagvlak, beleid en burgers
Laten
we niet vergeten dat de vraag naar macht ook in een democratie van belang is en
dat wie de zaken kan veranderen, desnoods door de noodtoestand uit te roepen,
op te leggen, meteen ook werkelijk de samenleving kan sturen en veranderen. Het
absolutisme van Louis XIV en Hendrik VIII zat op dat spoor, ook Filips II betrachtte
dat, maar achteraf is het moeilijk te zeggen wat ze nu wel bereiken wilden, als
we niet al die anderen in rekening brengen, die hun duit in het zakje deden,
een hele samenleving. Dat geldt trouwens des te meer voor moderne dictaturen,
ook de Russische en de Nazi-tijd, want als men alles bij elkaar telt, kreeg men
wel een groot verhaal, maar wat werd gerealiseerd? Het algemeen welbevinden
alvast niet.
Hebben
we het over macht in een democratie, dan gaat het over de versplintering ervan,
over het feit dat er niet één instantie is die kan beweren alles te bestieren
en dus ligt de soevereiniteit niet enkel niet in een hand, maar is het ook niet
altijd nodig om te wachten tot die ene speler beweegt. Geloven we journalisten
al sinds de tijd van de “junta der partijvoorzitters” met Wilfried Martens,
Nothomb, André Cools en Hugo Schiltz dan is er altijd wel een spin in het web
en kijken zij vooral naar die constellatie, alsof we nog steeds meteen
zonnekoning te maken hebben. Soms kan er moment zijn waarop een figuur heel wat
macht heeft, maar de na-ijver is groot genoeg om politici uit hun tent te lokken,
waarbij er wel eens brokken vallen. We moeten hieraan wel de gedachte toevoegen
dat het niet altijd de grootse gebaren zijn, die grootste veranderingen
induceren in de samenleving.
De
andere vraag is natuurlijk waartoe die macht wordt ingezet en hoe dat opgenomen
wordt in de samenleving, hoe mensen dat aanvaarden. Want laten we maar eens kijken
waarvoor mensen in het verleden op straat kwamen, na de hongeroproeren. Er waren
de betogingen en stakingen rond het algemeen enkelvoudig stemrecht dat uiteindelijk
in 1919 voor mannen en oorlogsweduwen werd toegekend. Er waren ook de betogingen
rond onderwijs, vooral dan voor het vrij onderwijs, terwijl er zich een grote
trendbreuk voltrok en steeds meer mensen onderwijs kregen, want vele ouders
vonden dat hun kinderen naar school dienden te kunnen gaan en steunden het
pedagogisch project. Dat wil zeggen, de leraren m/v en directies genoten gezag
om disciplinerend op te treden, daar was weinig discussie over. Bovendien werd
de leerplicht – geen schoolplicht en men discussiëren over de nadelen van de
regeling – ingevoerd na een lange discussie van bijna dertig jaar in 1914 en die
gold voor kinderen tussen 6 en 14. Wie verder school liep, middelbaar of ook
wel handelsonderwijs en de onderwijzersscholen, ook wel kweekscholen genoemd.
Er waren
thema’s waarover een behoorlijke maatschappelijke consensus bestond, waar
mensen voor gemobiliseerd konden worden. Andere waren dan weer voorwerp van
discussie. Het zou me benieuwen hoe stevig de weerstand tegen de aanleg van
spoorwegen in dorpen en (kleine) steden wel was. Men spreekt vaak over de
boeren die tegen waren omdat de koeien geen melk zouden geven, maar de kans is
groot dat het om een conflict ging over de onteigening van pachtgronden of eigengeërfde
gronden, wat niet altijd en nog steeds niet altijd goed vergoed wordt, terwijl
het voor burgers om naasting gaat. Toch vormt dat zelden een onderwerp van debat
en ook politici hebben er doorgaans weinig zin in. Toch werden grote openbare
werken uitgedacht en uitgevoerd, maar vandaag vinden we het zo evident, dat we
nauwelijks nog tot ons laten doordringen wat er allemaal bij kijken kwam. De
moeilijkheid blijkt wel vaker dat het belang van individuen en het algemeen belang lijken te botsen, in
termen van overlast. De ondernemingen van Leopold II in België, zoals onder
meer de uitbouw van Oostende en de aanleg van de Koninklijke Baan. Maar ja,
zijn naam is niet meer verbonden aan wat er in dit land aan de gang was, een
snelle industriële revolutie met ook een snelle groei van de chemie en de
productie van elektriciteit, waar het wel eens vaker over zou mogen gaan.
Natuurlijk
waren er tegenstanders van de moderniteit en vooral van de nieuwe technieken,
zoals elektriciteit en bijvoorbeeld rubber, ontploffingsmotoren. Het is voor
ons al moeilijk ons een wereld in te beelden zonder computers, zonder smart
phones en wifi. Het zijn verworvenheden waar we zonder veel discussie van
gebruik zijn gaan maken en daar ons voordeel mee doen. Maar er zitten ook
donkere kantjes aan, zoals het openbreken van de persoonlijke levenssfeer.
Hechten we nog aan het recht in de verborgenheid te leven? Maar tegelijk willen
we dat de foute lieden uit de samenleving gehaald wordt, zolang ze onze veiligheid
bedreigen kunnen. Maar er zijn dan weer mensen die vinden dat je niemand in het
gevang zou mogen steken… want dat zou heb kunnen bederven. Van de vrijheid beroofd
worden, zo blijkt van ervaringsdeskundigen, betekent veel meer dan alleen maar
achter de muur zitten en niet buiten mogen, want plots heeft men geen eigen private
sfeer meer en wordt alles bepaald, wat maakt dat gevangen al eens een roes
willen om aan die situatie te ontsnappen, maar een deel van de burgers vindt
het niet kunnen dat drugs circuleren in de gevangenissen, terwijl het behalve
voor enig gedoe ook wel zorgt voor rust in het huishouden. Het gedoe komt voort
uit het streven naar macht over de aanvoer en de verdeling.
Wie
met enige ernst naar de politiek kijkt, zal merken dat er ook op lokaal vlak al
heel wat zaken zijn waarover politici te besluiten hebben, die nooit in de pers
komen, ook op de hogere echelons van de machtsuitoefening is er veel dat
doorgaans routine heet, maar soms eensklaps een groot dossier wordt, een heet
hangijzer, waarbij de meningen dan nog eens behoorlijk verdeeld lijken. Wat
moet of mag men dan doen?
Heel
vaak werd bij discussies over soevereiniteit gesteld dat het gaat om het voeren
van oorlog en sluiten van vrede, maar net de geschiedenis van totalitaire
regimes laten zien dat zeker de uitoefening van macht in het binnenland cruciaal is en hoe zwaar de stolp van soevereiniteit
en van de totale macht wel kan wegen. Soevereiniteit en autonomie horen dan ook
samen, maar in open samenlevingen, gericht op handel, worden die termen wel iet
of wat relatief. In een democratie heeft in principe niemand die macht en men
merkt dat het uitvaardigen van de noodtoestand, na rampen of aanslagen met
grote gevolgen toch niet helemaal past bij de goede werking van de instellingen,
al kan er wel een draagvlak voor zijn, zoals na de aanslagen in Parijs en
Brussel, al merkten we daar niet zo heel veel van. Maar er is meer, sinds na
1945 het Rijnlandmodel vorm kreeg in de lidstaten van de jonge EGKS, voorloper
van de EU, zag men hoe slag om slag een systeem ontwikkelde waar steeds meer
mensen de weldaden van ervoeren – al verdween geleidelijk aan wel het besef dat
men dat bestel samen opbouwde. Vanaf de zogenaamde Economische Crisis,
1974-1975 begon de onvrede toe te nemen,
omdat het overheidsbeslag op de inkomens niet meer in verhouding leek.
Discussies over besparingen en niet over de goede werking van de staat waren aan
de orde van dag en bleef sudderen, terwijl men zelden zover ging na te denken over
hoe men het bestel kan revitaliseren en meer adequaat, zonder dat mensen er bij
zouden moeten inschieten. Het systeem veranderen opdat mensen er opnieuw iets
van zichzelf in herkennen zouden en het bestel zouden begrijpen als een
gezamenlijk project, het is geen geringe opdracht, want hoe vindt men een draagvlak?
Er
zijn nog wel domeinen waar we in de loop der jaren uit gegroeid lijken, omdat
we niet meer nadenken over de bestaansredenen of omdat de kritiek ons niet tot
meer inzicht bracht, maar eerder tot vertwijfeling en tot hardnekkig verdedigen
van wat verworven werd. Het lijkt er soms op dat de politiek herleid werd en
wordt tot belangenbehartiging, een evolutie die ten koste gaat van zowel individuele
belangen als het algemeen belang. Nu klopt het wel dat men dat laatste moeilijk
kan formuleren van bovenaf, want we moeten aanvaarden dat er niemand is die boven
alles uit kan stijgen. Daarom moeten we komen tot goed overleg, waarbij ik hier
bewust in het midden laat of de representatieve democratie de beste vorm is,
maar bedenkend dat we in een massasamenleving leven, waarbij het overleg nooit
kan werken met zelfs maar 6 miljoen medeburgers, zal men dat overleg aan
daartoe gemandateerde mensen moeten overlaten. Bovendien veronderstelt de
representatieve democratie juist datgene wat we zeer van node hebben, een vertrouwen
dat wie we verkiezen zal doen wat nodig is en mogelijk. Alleen is het zo, om de
critici tegemoet te treden, is de politieke selectie van mensen en van ideeën een
industrie is geworden, waarbij de beste communicatiespecialisten en
woordvoerders geloven dat ze de (onbestaande) publieke opinie kunnen vatten. Ook
kan men denken aan hoe Edmund Burke zijn circonscriptie, kieskring vertelde dat
hij niet naar hen zou luisteren bij zijn besluitvorming, wat enigszins
overdreven mag heten. Echter, als politici moeten luisteren naar wat hun kiezers
hen opdragen te doen, dan zouden ze al evengoed onmogelijk tot goed beleid
bijdragen.
Het
punt is dat, zoals Chris de Stoop dat beschreef in zijn boek “Dit is mijn erf”
dat politici, experten, belangenorganisaties best wel veel met elkaar overleggen,
maar vaak ziet men het fenomeen opduiken dat de betrokkenen zich machteloos
moeten laten leiden door beslissingen van de overheid, wat al eens tot
frustratie aanleiding kan geven. In Zeeland was de woede over het opgeven van
de Hedwige-polder, ten behoeve van Antwerpen en van natuurherstel in de
Scheldemonding, Men was vergeten dat de Zeeuwen nu eenmaal de gedachte “Luctor
et emergo” in het hart meedragen en van kindsbeen af hebben meegekregen. De
duur verworven drooglegging van de polders kon men niet zomaar ongedaan maken
in een verdrag tussen twee landen, voor de natuur godsamme.
Het
zijn voorbeelden van ondernemingen die wel een draagvlak hebben, maar niet bij
de mensen om wie het gaat. Het valt ook op dat in een complex weefsel, de
samenleving mensen zich activistisch inzetten voor belangrijke kwesties,
althans voor hen en waar ze menen het beste antwoord voor te hebben, waar
anderen per definities onwetend over zijn maar die ze wel niet zullen
bijpraten, omdat sceptische opmerkingen niet aan hen besteed zijn. Het is niet
zonder belang te begrijpen dat we graag overtuigend uit hoek komen, zeker als
we ergens overtuigd van zijn, maar het niet velen kunnen, zodat een gesprek ook
moeilijk blijkt, zeker over kwesties als het herstel van natuur, terwijl cultuurlandschappen
ook hun betekenis hebben. Daarbij kan dan weer opgemerkt dat als gevolg van de
ruilverkavelingen – zelf weer het gevolg van het EU-landbouwbeleid dat grote
productiviteitswinsten voorop stelde en begonnen was bij Sikko Mansholt en
anderen – veel van het traditionele cultuurlandschap overhoop was gegooid,
zoals men overal te lande kan vaststellen, terwijl er natuurlijk ook nog eens
de onzorgvuldige verkavelingen zijn doorgevoerd en men begrijpt niet altijd waarom er overal
industrie- en KMO-zones zijn aangelegd, met soms onverwachte activiteiten.
Maar we
komen altijd ergens in media res aan en groeien op, nemen voor lief of gaan ons
verzetten tegen situaties, verhoudingen, menselijk gedrag. De eigen keuzes waar
we al eens prat op gaan, zijn uiteraard mee door opvoeders en door “peers”,
leeftijdgenoten aangeprezen. Maar geleidelijk groeien er natuurlijk eigen
interesses en gevoelens, inzichten ook, al dan niet gestoffeerd door eigen
nadenken en studie. Men klaagt over de kwaliteit van het onderwijs, maar zowel
in Nederland – waar de commissie Dijsselbloem een en ander op scherp stelde –
als bij ons heeft men het onderwijs niet op best practices gerenoveerd, maar op
grond van ideologisch bevlogen theorieën, die uitgaan van de idee dat kinderen
zonder aandragen van nieuwe, onverwachte inzichten, door onderwijzers of
leerkrachten vanzelf tot die inzichten komen, door het zelf uit te zoeken, maar
als je het zelf moet uitvinden, dan komt men nooit zover dat men op die kennis
kan vertrouwen, voldoende om verder te gaan en te zien waar de ongebaande paden
echt liggen. In het parlementaire debat wordt vaak aangegeven dat de leraren v/m
zijn achtergebleven en ook Guy Tegenbosch durfde dat wel eens te schrijven.
Kortom, als er geen draagvlak was, dan lag het aan de leraren en de ouders
wellicht, die niet mee waren en geen prachtige vergezichten zagen. Wie Emile ou
l’éducation heeft gelezen dat de methode van Jean-Jacques Rousseau niet zo
spontaan was als men wilde doen geloven.
Voor
de onderwijshervormingen was er een draagvlak bij de experten en sommige
directies, die spannende dingen wilden doen, maar niet bij het onderwijzend
personeel, de docenten dus, noch bij de ouders. Het probleem van onderwijs
bestaat er dezer dagen in dat men merken moet dat ouders de indruk krijgen dat
hun kinderen niet het best mogelijke onderwijs krijgen en dat de deskundigen
menen dat de ouders, vaak zelf goed en hoog opgeleid, er niets van snappen en
denken dat “stampen”, memoriseren nog altijd enig nut kan hebben. Het zou het
probleem onrecht doen zijn als we niet voldoende op de vele facetten ervan,
zoals de diversiteit van de samenleving – een feit – of de verlenging van de
leerplicht niet goed doordacht is, net omdat men dacht dat iedereen een soort
van ASO zou gaan volgen dan wel WVO, maar dat is onhaalbaar gebleken.
Is er
een draagvlak voor de Klimaatzaak? De gelovigen menen dat scepsis niet toegestaan
is, want er bestaat wetenschappelijke consensus. Die bestaat over de
klimaatverandering, maar hoe men het klimaat minder kan laten veranderen is
alweer een ander probleem. Men mikt, logisch, op het terugdringen van de CO²-uitstoot
maar tegelijk is dan de vraag hoe we gaan leven en vooral mensen die al in
precaire omstandigheden leven, voelen zich bedreigd in hun bestaan. Als er al
een draagvlak is bij een deel van de samenleving, dan zijn er genoeg die graag
mensen geloven die beweren dat het allemaal overdreven is. Tegelijk wil men de
gezondheidspolitiek en het preventiebeleid nog verder uitbouwen, want mensen
mogen niet ziek worden. Dat berust op de gedachte dat het rationeel is elk
mogelijk vermijdbaar lijden ook te willen vermijden. Legt dat druk op mensen om
voortdurend met de gezondheid bezig te zijn? Dat zal dan maar collaterale
schade zijn, want het gaat niet enkel om gezondheid en gezond leven, het gaat
in verregaande mate om anders gaan leven en niet iedereen valt daarvoor in
katzwijm. Het blijkt overigens zo te zijn dat hoogopgeleiden wel degelijk
gezonder leven, maar of men daarvoor meer plezier heeft in het leven?
Voor
een deel van de bevolking kan men niet genoeg aandacht vestigen op gezond
leven, wordt het religie waarvoor men veel wil opofferen – wat men zo niet aanvoelt,
want het gaat om het hogere doel – en anderen vinden dat ze hun weg mogen gaan,
kunnen gaan, waarbij ze betreuren dat ze moeten inboeten op de kwaliteit van
leven. Politici die meegaan in het discours over gezond leven, merken niet dat
ze een deel van het welwillende publiek van zich vervreemden. Leugenachtig
onderzoek zoals dat van Diederik Stapel, die zelf antwoordfiches invulde en zo
tot de bevinding kwam dat mensen die (veel) rood vlees agressiever zijn dan vegetariërs
maken het debat alleen maar onnodig troebel. Mensen die dezer dagen sterven,
ouder dan 80 jaar hadden een harder leven dan jongere generaties, aten wellicht
ook niet gezond en toch, er zijn mensen die tot hun 98 bezig zijn met
schrijven, lezen en nadenken. Moet men dan echt alles inzetten op een gezonde
levensstijl. Omgekeerd blijkt het niet altijd zo een goede idee om gluten te
mijden in het dieet, meer nog, moet men kolhydraten zeker niet mijden, maar wel
matiger in het dieet behouden. En dan nog, wat een gezond leven bepaalt kan ook
nog afhankelijk zijn van de activiteiten die men doet. In die zin kan men niet
zonder meer afgaan op statistieken. Of nog, men zou best niet altijd zorgen
Draagvlak
dus, voor een gezond leven? Maar als het leidt tot morele veroordeling, zeker
als men niet het hele verhaal kent, kan leiden tot onmin en erger. De overheid heeft
dan wel de opdracht de kosten van de ziekteverzekering onder controle te
houden, ze kan betrachten de kosten van ongevallen op de weg zoveel mogelijk te
reduceren, op een bepaald moment wordt dat beleid zo veelomvattend en
ingrijpend, dat mensen hoe dan ook aanvoelen dat ze de regie over hun leven
verliezen, machteloos door de instellingen gemangeld worden. Het beleid spreekt
van nudging als het erom gaat minder suiker te gebruiken, maar waar ligt de
grens met verbodsbepalingen? En kan men inderdaad zover gaan in de strijd tegen
alcoholgebruik dat (lokale) cafés verdwijnen. Want waar men er vanuit een
rationeel afwegen van mogelijkheden zelden toe komt, de kwestie in een groter
verband te (her)overwegen, omdat we geleerd hebben dat een kwestie niet
behandeld kan worden dan binnen het domein waar men het situeert, spelen
maatschappelijke kwesties zich zelden af in een domein, maar botst men op repercussies,
gevolgen op andere domeinen. Mensen leven nu eenmaal niet alleen als homines
economici maar zelfs ook wel eens pathetische wezens, als sociale gestalten en
als denkende subjecten, om maar te zeggen, we zijn niet alleen bezig met het
dagelijkse brood, waardoor onze verwachtingen zelden eenduidig blijken.
In een
democratische, open samenleving is dat gelukkig best doenbaar, al lijken
politici en experten er soms genoeg van te hebben, zouden ze liever
doortastende maatregelen nemen. Waarom geen autoloze zondagen tijdens de zomer,
op de E40? Het zou files vermijden en de kust zou minder te lijden hebben van
overlast? Met mij bent u ervan overtuigd dat zo een voorstel bij de hoteliers,
de strandcabine-uitbaters en de verkopers van de beruchte boules de Berlin en
de gouverneur van West-Vlaanderen slecht vallen zou, terwijl het voor de
kustbewoners wel aangenamer zou wezen – al kan men dan natuurlijk ook op andere
dagen naar zee of op zaterdag de reis aanvatten. Geen draagvlak dus, maar toch zegt iedereen
dat men het gebruik van de auto moet minderen? Het is zoals met de bouw van
windmolens, want in Damme wil men blijkbaar niet alleen geen kanaal dat het aantal
vrachtwagens zou kunnen doen verminderen, maar er was geen draagvlak voor.
We
kunnen hier niet het hele probleem behandelen van de rol van experten, omdat
dit veel verder reikt dan de kwestie van het vinden van een draagvlak, maar
zowel Richard Sennett als Herman De Dijn hebben erop gewezen dat de kennis van
experten, die binnen hun ene dimensie blijft, niet zomaar uitgerold kan worden,
zonder confrontatie met andere inzichten. Het kan zijn dat pedagogen weten hoe
je kennis overdraagt, maar als je aan een historicus met vele jaren ervaring
zou vragen hun adviezen te volgen, dan weet ik dat er zijn die zo een aanpak,
zonder kennis van het vak geschiedenis opgesteld, niet zouden accepteren. Men
spreekt al een paar decennia over interdisciplinair onderzoek, maar ik zie het
niet zo gauw gebeuren dat pedagogen met historici of aardrijkskundigen aan
tafel gaan zitten om hun aanpak te confronteren met de vakkennis van de
onderscheiden vakgebieden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld met planologen,
stadsplanners, die niet luisteren willen naar de bewoners, want die zouden niet
weten wat goed voor hen is. Die paternalistische houding blijkt ook wel nefast
voor het vinden van een draagvlak en aangezien politici zich vaak gaan specialiseren
in een beleidsdomein, dreigen ze alwetend te worden in een beleidsdomein, maar
vergeten ze de maatschappelijke context voor ogen te houden, zijn ze ook niet
altijd bereid tot overleg en komen er besluiten op tafel die vaktechnisch in orde
zijn, maar botsen op weerstand.
Politici
moeten beslissingen durven te nemen waar ze helemaal achter staan en als ze
ervoor in het parlement of de gemeenteraad geen meerderheid vinden, dan moet
het maar, blijven kloppen op dezelfde nagel. Dat bij de besluitvormingsproces
buitenstaanders hun stem laten horen, lobbyisten en ngo’s, dan behoort dat tot
de arbeidsvoorwaarden van de politici, ook als ze erin slagen de rug recht te
houden bij zoveel verleidelijke alternatieven. Niet-Gouvernementele
Organisaties hebben hun bestaansredenen, mogen ook hun stem laten horen, maar
moeten zich ook rechtmatige kritiek laten welgevallen. Aan het einde van de rit
zullen we toch moeten beslissen over hoe we de kosten van het autogebruik aangerekend
krijgen en wat men moet doen in gebieden waar bijvoorbeeld banken, apotheken en
bakkers zich hebben teruggetrokken? Met slimme algoritmes kan men inwoners van
zo een dorpen toch vrijstelling verlenen voor hun dagelijkse ofte normale
ritten, nodig om hun leven naar behoren te kunnen leiden? Maar bedenken we niet
te laat dat ook overheidsinstellingen, ziekenhuizen, scholen en (vrede)gerechten
zich ook hebben teruggetrokken op grond van rationele overwegingen, namelijk te
weinig om handen. Wie vertegenwoordigd dan die leeglopende gebieden? De Gele
Hesjes in delen van Frankrijk hadden net die afweging gemaakt, maar het geweld
in de grote steden deed het draagvlak afbrokkelen.
Men
kan dromen van draagvlak, maar als het gevoerde beleid niet meer het vertrouwen
krijgt van de bevolking, dan zullen de verkiezingen dat zeker duidelijk maken,
voor zover de vierde macht bereid is echt in te zetten op een open debat. We
hadden het over onderwijs en alvast de commentaarschrijvers van een Vlaamse
kwaliteitskrant, De Standaard, heeft de laatste dertig jaar het
hervormingsbeleid kritiekloos gesteund, zelden of nooit kritisch wederwoord verleend
aan lieden die de mening van de hervormers niet delen kon. Men kan niet beweren
voor een open debat te staan en tegelijk – zonder gezagsargumenten in te
brengen – andere opinies dan de common sense te accepteren. Okay, ook hierop
valt wel een en ander af te dingen, maar het debat over de onderwijshervormingen
werd alleen de stem van experten gehoord, die elkaar vooral stevig steunden en geen
weerleggingen aanvaardden, waarbij de visie van onderwijzers en leraren v/m uit
het middelbaar onderwijs niet gehoord werden. Neen, men heeft wel beweerd te
weten wat er leeft, niet laten horen wat er leeft. Men heeft met andere woorden
weinig openheid van zaken gegeven en nochtans mag men leraren middelbaar
onderwijs, regenten en licentiaten toch niet onbevoegd verklaren? Verbaast het
dan nog dat er geen draagvlak voor is?
Politici
moeten niet zeuren over een draagvlak, want dat dan gaat men uit van de
gedachte dat het de burgers zijn die niet willen weten van het goede dat ze in
de aanbieding hebben en dat wij, burgers, dat ook niet weten te waarderen. Men
beweert wel eens dat de burgers te veel zwijgen, zeker de meerderheid, maar als
we onze mond opentrekken, dan komt er ook kritiek. Het debat over het klimaat laat
zien hoezeer de opinies uiteenlopen, waarbij voorstanders van een krachtig
klimaatbeleid evengoed als hardnekkige tegenstanders wel eens standpunten
inbrengen, die niet altijd hard te maken zijn. Als men al eens zou beginnen te
erkennen dat een straf onderwijsbeleid complex van aard is, zeker als men de
kansen van jongeren die hun weg vinden naar het BSO ook degelijk onderwijs
moeten krijgen, zeker ook in de ateliers, waar ze het vak leren, van hout en
bouw tot haartooi. Hierover heb ik in het Vlaams parlement nog maar weinig
zinvolle debatten gezien, laat staan dat er iets van in de kwaliteitskranten
terecht is gekomen.
Er is geen
beleidsdomein waar men nog met de grove borstel doorheen kan om regels te wijzigen
of te schrappen, nieuwe aan toe te voegen, maar tegelijk weten politici maar
ook de ingewijden in de arcana imperii dat ze voor alles behoedzaam dienen om
te springen met de legitimiteit van het bestel. Men kan al eens onvrede hebben
met een besluit, als de veelheid van besluiten heel erg tegen de haren
instrijken, dan zou het met die legitimiteit wel eens over kunnen zijn. Dat voorkomt
men dan met prudent beleid.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten