kracht en zwakte van het politieke stratego
Dezer Dagen
Moeizame
regeringsvorming
Strategische
overwegingen en beperkingen machtspolitiek
![]() |
Over opportunisme in de politiek gesproken, ook Louis XII kon er wat van, zoals Nicollo Machiavelli uit gesprekken met hem kon opmaken, Machiavelli als diplomaat voor Firenze. |
Een politica zegt dat het haar
fysiek onmogelijk is om in dezelfde ruimte vergaderen waar leden van de
grootste Vlaamse partij aanwezig zijn. Zij miskent dus de keuze van een flink
deel van het electoraat en bestaat het van alles te suggereren over de
kopstukken van een democratisch gedragen partij. Dit gaat verder dan polarisatie,
want het moet ook in de eigen circonscripties het eigen politieke gewicht
versterken. Verwijzingen naar andere tijden, het interbellum en WO II, zijn
niet van de lucht, maar wat helpen zij voor deze tijd?
Het probleem zou zijn dat wij,
burgers, kiezers, niet meer weten waar het om gaat, terwijl het toch wel duidelijk
is hoe de stemmen en derhalve de zetels verdeeld werden, of men dat nu leuk vindt
of niet. Slecht beleid wordt afgestraft, waarbij burgers wel zien waar het
beleid faalt als het op hun eigen terrein komt, maar ook als het om een
algemeen aanvoelen van falend beleid gaat. Toch is het niet zeker of die kwalificatie
terecht moet heten, want wie goed toekijkt, merkt dat kiezen niet zomaar een
zaak is van een vakje kleuren, maar vaak van de vorming van een intieme
overtuiging, waarbij elkeen zo wel een aantal motieven heeft. Toch ligt het
probleem van de vorming van een intieme overtuiging ook bij het aangeboden
materiaal, de informatie die mensen krijgen. Mediamensen kunnen niet aan de
vaststelling voorbij dat we weten wat we menen te weten door tussenkomst van
journalisten en commentatoren en dat als wij dus verkeerd kiezen… dan ligt de
verantwoordelijkheid niet alleen bij u en mij. Een ander aspect zouden de
sociale media zijn, waarbij mensen allerlei gedachten aangedragen krijgen, die
men als rechts of extreem rechts kwalificeert, maar de meeste berichten die mij
bereiken via fb en twitter zijn eerder gematigd van aard. Dat ligt wellicht aan
mijn zoekgeschiedenis, maar goed, ik zoek dan ook niet naar berichten van
Schild en Vrienden.
Het grotere vraagstuk is waarom
mensen zo boos zijn als commentatoren graag aandragen als verklaring voor het
succes van de ‘verkeerde’ partijen. Zijn mensen werkelijk boos en waarom?
Linkse mensen zeggen graag dat ze verontwaardigd zijn om al het onrecht in deze
wereld en het moet ophouden, maar vaak zullen ze toegeven dat ze de armen niet
kennen voor wie ze zeggen op te komen. Is er een reden waarom een miljonair
zich ongelukkig zou voelen in een wijk van miljardairs? Dat hangt van de wijsheid
van die man/vrouw af, want in de beste stoïcijnse traditie geldt ook dat
afgunst een kwalijke eigenschap is, waarvan men dient af te komen. Ook? Omdat
de RKK en de christelijke traditie die ondeugdenleer ook heeft overgenomen,
maar nagelaten heeft aan te geven waarom afgunst nu een zonde, een ondeugd moet
heten. Het ging om een wijsheidsleer die onder meer in de regel van Benedictus
vorm heeft gekregen en het afrekenen met de eigen woede, luiheid, afgunst,
wellust, gierigheid, hoogmoed en luiheid was dan ook een begin van de weg naar
wijsheid, zo goed als de vreze gods, maar voor ons heeft dat nog weinig
betekenis.
De hoogmoed staat ambitie niet
in de weg en gierigheid moet men ook best in perspectief zien, maar de hele
discussie rond de bezetters van Wallstreet en andere financiële centra, liet
zien dat het moeilijk denkbaar is dat men die markten kan afbouwen of gewoon
stoppen zonder dat u en ik daar de gevolgen van dragen, want de baten houdt men
voor zich, de kosten wentelt men af. Het was een problematische crisis waar we
tien jaar geleden mee te maken kregen, de bankencrisis, waarbij de overheid
banken te redden had, die te groot waren om te falen, maar ook voor velen van
ons belang waren. Het falen van Fortis, ABN Fortis of hoe de bank ook heette zat
in het aankopen van financiële producten waarvan de bankiers niet begrepen wat
die waren, CDO’s en LDO’s waarbij de onderliggende waarden, waarborgen niet
meer zichtbaar waren. Ook de deelname in de overname van ABN-AMRO kon men niet
goed vatten, zeker toen bleek dat de enige die er heelhuids uit is gekomen,
Banco Santander, algauw de activa weer verkocht, terwijl de Royal Bank of
Scotland omviel en Fortis verhuisde in
Franse handen, waarbij de Belgische staat referentieaandeelhouder werd. Of dat
de beste oplossing was, valt moeilijk uit te maken, al was het maar omdat op
die manier de kosten voor die Belgische staat om de bank recht te houden niet
exorbitant hoog bleken op te lopen. Maar
goed, zoals de omgang met gesecuriseerde derivaten als de CDO’s en andere, liet
zien, mag men veronderstellen dat de bankiers fouten hebben gemaakt, maar het
gerecht heeft blijkbaar besloten dat het onmogelijk is de verantwoordelijkheden
vast te stellen. De slachtoffers waren geen arme luiden, maar integendeel mensen
die grote bedragen konden beleggen. In feite was men slachtoffer van de
overmoed van de bankiers van de Belgisch-Nederlandse bank die – hoe kan het
anders – een reus in een land van lilliputters wilden worden, maar uiteindelijk
hun eigen cliënteel met de gevolgen opzadelden. De politici dienden overigens
te voorkomen dat al die spaartegoeden verdwenen, maar de aandeelhouderswaarde,
evengoed van goede huisvaders, mocht verdampen en er werd geen strafonderzoek
gevoerd. Gelukkig is er de scheiding der machten, maar in deze had de minister
van justitie in België of Nederland wel gebruik kunnen maken van het positief
injunctierecht, maar goed, vooral in Nederland hadden talloze rechthebbenden
zich verzameld en zowel in de algemene vergadering als via de rechtbank hun
rechten doen gelden. Finaal moeten de verantwoordelijken niet meer vrezen voor
hun berechting.
Het zou te simpel zijn hier
politici verantwoordelijk voor te houden, want het waren uiteindelijk bankiers
die beslissingen uitvoering gaven, waar ze zegden helemaal achter te staan,
maar waarvan ze de ratio niet meer begrepen. Discussies over fraude met de
libor-rentevoet, afspraken die dagelijks gemaakt worden tussen een kleine groep
grootbanken en bepalend de rente die banken aan elkaar moeten, discussies over
het verbreden van de activiteiten van banken, onder meer securisering en andere
zaken, waren voor politici een nagenoeg onbekend terrein en soms kan men zich
afvragen of economen echt weten wat er binnen die financiële wereld gaande is.
Toen dus de crisis in 2008 met de val van Lehmann Brothers aanving, wist men
duidelijk niet waar de problemen zich voordeden, alleen dat banken laten
omvallen geen optie was. Moeten banken zo groot kunnen worden? Feit is dat steeds
meer concentratiebewegingen het bankenlandschap hebben uitgedund. Wat zou de
rol van de overheid, bijvoorbeeld de EU dan wel geweest kunnen zijn? De
activiteiten beperken lijkt niet direct een optie, maar wel, zoals de afspraken
van Basel III en IV hebben laten zien, kan men de interne controle en de rol
van de toezichthouders vergroten, maar een garantie zal dat nooit zijn. Maar
hoe vaak horen we in politieke discussies iets over Basel-normen? Omdat het een
debat is onder centrale bankiers en omdat het doel is de kapitaalsbasis van
banken te versterken voor eventueel opstekend stormweer.
Het valt op dat mensen graag
geloven dat politici niet te moeilijke zaken moeten zeggen, tot ze merken dat beslist
beleid hen iets zal kosten, bijvoorbeeld bij de zorg voor een naaste met een
ernstige mentale beperking, een zware aandoening of een ongeval. Verzekeraars
en overheid proberen elkaar de factuur door te spelen en beroepen zich op een
vrij moeilijk te doorgronden wetgeving, met vele uitzonderingen en later
toegevoegde bepalingen, die de verantwoordelijkheid totaal in het honderd doen
lopen. Dat intussen veel schadegevallen en mensen met aandoeningen wel goed
geholpen worden mag dan niet te berde worden gebracht en dat is meteen ook de
achillespees van het huidige bestel en de moeilijkheid voor politici v/m om
zich te onderscheiden, want dat er veel naar behoren geregeld is voor mensen met
bijzondere vragen en noden, kan men niet ontkennen, alleen vergt het soms een
lange weg door de administratie om te krijgen waar men recht op heeft. Dat
heeft dan weer te maken met goed bestuur, want zomaar rechten toekennen, zonder
een goed onderzoek van het dossier zou de volksvertegenwoordiging niet pikken.
Een ander heikel punt voor
burgers en politici, c.q. partijleiders betreft de vraag of men op elk
akkefietje moet ingaan, elke vraag die vanuit de samenleving heet te komen. Het
kan zijn dat sommige verzoeken relevant zijn, maar het kan ook zijn dat er geen
goed antwoord te formuleren valt. Neem de heisa over het feit of er kernwapens
gestationeerd zijn in ons land, iets wat voor links niet door de beugel kan,
maar voor de burgerij een noodzakelijk kwaad heet. Als politicus van Groen of
SP-a kan je niet anders dan tegen die kernwapens zijn, maar voor sociaaldemocraten
is het moeilijk dit op een authentieke, eerlijke manier te doen, want tja, vroegere
regeringen met socialisten hebben nooit publiek stelling genomen tegen
kernwapens en partijprominenten waren ook na de Koude Oorlog nog notoire
Atlantisten. Overigens, hoe zou onze samenleving eruit zien zonder die
nucleaire paraplu van de NAVO en dus de VSA?
Nu het dossier van de beteugeling
van de klimaatverandering onafwendbaar tot beleid zal moeten leiden, zal men
dat ook moeten verantwoorden, terwijl er in de samenleving een sterk wantrouwen
leeft over de aanpak vanwege overheden, rond de toegankelijkheid van steden, de
kostprijs van mobiliteit, de aanleg van nieuwe hoogspanningslijnen en de
gevaren van hoge windmolens voor vogels. Er is geen domein waar er geen
wantrouwen te bespeuren valt, maar waar mensen al heel wat inspanningen
leveren, om bijvoorbeeld hun huis BEN te maken, Bijna Energie Neutraal, of men
probeert de mobiliteit aan te passen, niet enkel voor de kosten, maar omdat men
het ook goed vindt, minder met vervuilende auto’s te rijden. Intussen kakelen
politici van links en van rehts verder, net zoals de klimaatactivisten en maken
zij punten die al lang gearchiveerd zijn. Hoezo? Het openbaar vervoer voldoet
op vele vlakken niet, zodat we niet zomaar de auto terzijde kunnen laten.
Men zegt dat de media cyclussen
kent, waarbij een issue eerst voor een kleine incrowd van betekenis blijkt, dan
plots universele betekenis krijgt en vervolgens blijft nagalmen in alle
communicaties, tot het gerucht gaat dat het niet meer relevant is. De crisis
van 2008 heeft volgens sommigen nagewerkt tot aan de verkiezingen van 26 mei ’19
en dat terwijl er al enige tijd een aperte krapte op de arbeidsmarkt bestaat,
in Vlaanderen en Nederland dan toch. Voor overheidsjobs als cipiers en
buschauffeurs helpt het zelfs niet meer te jeremiëren dat er te weinig personaal
gevonden kan worden, want het is er niet. En toch, merkwaardig genoeg stijgt
het loon niet navenant aan de krapte. De overheden beschermen de begroting en
willen voor alle betrekkingen waar ze controle op heeft en moet bijdragen,
zodat die mensen niet meer kunnen verdienen, terwijl men voor de particuliere
sector de lonen ook niet kan laten stijgen, want dan komt de concurrentiepositie
in het gevaar. Misschien zou een stijging van de lonen, in Duitsland de
inflatie tot een normaal geacht niveau van inflatie, zegge 2 %, kunnen
opkrikken, waardoor ook de rentevoet weer kan stijgen. Maar dat zijn
overwegingen die aan u en mij doorgaans voorbij gaan, want het gaat niet over
een realiteit waar we onmiddellijk mee te maken krijgen, tot we naar de rente
op het eigen spaargeld gaan kijken – terwijl de intrest op onze woninglening
ook aardig laag blijft. Wat moet de overheid doen? Wat kan die doen?
Bij de discussies van de
afgelopen maanden, sinds 26 mei hebben partijen zich uitgesloofd aan te tonen
dat ze nog altijd onze beste garantie op welvaart en welbevinden blijven, die
waarvoor men gekozen heeft, maar het beeld wordt al moeilijker te ontcijferen
als we vaststellen dat Vlaams Belang won met een links sociaal programma en dat
de PVDA daardoor minder vooruitgang kende, al ziet men dat niet in de
commentaren – de PVDA kreeg stemmen van ontgoochelde sociaaldemocraten –
terwijl Groen zo zegezeker was dat tijdens de uitzendingen van de verschillende
nieuwsmedia en zeker ook de dag nadien de “Glaubensunwilligkeit” van het scherm
spatte. Nu lag het net niet aan de boodschap van Groen, wel aan de wijze waarop
die gebracht werd en vooral de gedachte die uitgesproken stuitend bleek, dat
zij wel weten wat moet en het “klootjesvolk” dus niet. Denkend aan Brecht kon
men zo geloven dat Groen zich graag andere kiezers, een ander volk had
gevonden.
Het blijft problematisch, de
verhouding tussen burgers en gemandateerden, want die laatsten menen dat zij
over de regalia beschikken, waarvoor ze maar node getuigenis afleggen. Over het
persoonlijke gedrag, in het verkeer of geslachtsverkeer, gaat het al moeilijk,
als het over het beleid gaat en de besluitvorming, dan wordt het pas helemaal
moeilijk, want dat proces verloopt alles behalve transparant, wat ook
begrijpelijk is, omdat zoveel partijen – niet enkel de politieke partijen –
erbij betrokken zijn en ook wel omdat de ratio’s die de partijen hanteren, niet
altijd acceptabel blijken. De betonstop, komt er veel te laat, laat dat
duidelijk zijn, maar als men die wil doorvoeren zonder de rechten van eigenaars
van gronden te erkennen, zal men heel wat weerstand oproepen en vertrouwen
verbeuren. De betonstop die door de Vlaamse Regering werd afgekondigd maar nog
niet geformaliseerd in regelgeving, kwam er omdat men de lintbebouwing wil
terugdringen en omdat de uitbouw van industrie- en KMO-zones uit de hand
gelopen was, onder meer door een steeds meer complexe milieuwetgeving. De invalswegen
werden winkelboulevards, wat voor nogal wat verkeersproblemen heeft gezorgd,
maar tegelijk worden de stadscentra steeds minder handelscentra en steeds meer
pretparken met een beperkte meerwaarde. De grondslag van het probleem van
ruimtelijke wanorde heeft onder meer te maken met op het oog slecht uitgevoerde
gewestplannen en een stedelijk beleid van autovrije zones, wat tot op zekere
hoogte aangenaam moet heten, maar ten gronde wel problematisch is als men de
stad in haar vele functies wil laten floreren. Want een stad is meer dan een
eindeloze toog of tapas zonder einde. Het feit dat sommigen menen dat iedereen
in grote woontorens moet gaan wonen, zal nieuwe problemen, ook psychische en
sociale veroorzaken, zoals in meerdere grootsteden is gebleken. Bovendien leven
wij, mensen niet in een dimensie, in functie van het werk en/of consumptie,
maar zijn we in min of meerdere mate nieuwsgierig, willen we goede films zien
en eventueel al eens een boek lezen of tijdschriften vinden, in print, omdat zo
een glamourblad best wel iets heeft, naast onze reeks schermen, waar we mee opstaan
en gaan slapen.
Men kan het een stoplap vinden wanneer
iemand stelt dat de samenleving behoorlijk complex in elkaar zit, zeker als men
accepteert dat mensen vrij zijn zelf keuzes te maken en die vrijheden ook
grondwettelijk zijn verankerd. Kan men nog discussiëren over de vraag hoe vrij
we dan werkelijk zijn, kleine variaties kunnen grote verschillen inzake
oplossingen brengen. Woonden mensen tot goed 100 jaar geleden nog vrij dicht
bij het ouderlijke huis, vaak in het ouderlijke huis – behalve wie verstoten
was of in onmin weggetrokken – omdat men nu eenmaal deel uitmaakte van de stam.
Geleidelijk werd het mogelijk te studeren en dan vond men emplooi buiten die
ouderlijke hoeve, smidse of ging men naar de fabriek. Toch blijft ons beeld
over die transformatie van de samenleving vaag en moeilijk na te vertellen.
Hoewel we nu al meerdere generaties in dat schema van toenemende mobiliteit
leven en ook de sociale mobiliteit heel wat nieuwe omstandigheden mogelijk heeft
gemaakt, die bij de meest recente transformatie van het bestel, naar
digitalisering en de ontwikkeling van A.I. nog niet afdoende was verwerkt. Onze
denkbeelden worden vaak nog beheerst door overdreven eenvoudige schema’s, die
niets meer vertellen over de wereld waarin we leven.
Richten politici dan het woord
tot hun aanhang en/of tot het bredere publiek, dan dient ondanks de toegenomen
scholingsgraad van de bevolking dat nog altijd op basis van eenvoudige schema’s,
waarbij het wetgevend werk dat ze verrichten heel wat complexer is en op een
andere werkelijkheid gebaseerd blijkt dan wat ze in interviews, blogposten en
debatten vertellen, want dat moet met een vingerknip duidelijk worden wat er te
zeggen valt en bovendien moet het voldoende lang nazingen of nazoemen, in
reacties en verspreiding, zodat de eigen aanhang in dat gelijk bevestigd wordt.
Het mediahandelen van politici wordt geleid door de gedachte aan snelle resultaten
en vooral een binden van de achterban door geruststellende dan wel juist angstaanjagende
boodschappen. Bestuurlijk heeft dat niet altijd zoveel gevolgen, maar het stopt
wel het bestuurlijke werk achter een dik en weinig transparant scherm. De
kiezer voor zich innemen en trouw laten zijn, vormt in deze tijd een hele
andere opdracht dan het geval was ten tijde van de CVP-staat of de PS-staat in
Franstalig België. Die laatste blijft natuurlijk wel aan de orde, zal ons
zelden verbazen door politieke moed en weet de kiezers, ook na opzienbarende
schandalen aan zich te binden.
De huidige impasse gaat over de
verdeling van politieke macht in hoofde van de partijen en de gevolgen van de
financieringswet van de partijen laten zich gelden in termen van een zo
mogelijk sterkere greep van de partijbesturen op hun organisaties. Wie met wie
kan regeren is een relevante vraag, belangrijker blijft het na te gaan wat men
wel wil bereiken en wat de rol van de overheid daarin kan zijn. We merken al
langer dat politici zich graag aan het devies houden dat ze moeten doen wat
zich als maximaal aandient, zoals inzake gezondheidszorg, vooral de preventieve
kant dan, ook als dat inbreuken op de persoonlijke autonomie impliceren zal.
Het blijft de vraag of politici niet van tijd tot moeten gaan denken over de
grenzen van de macht van de overheid, want we zien dat hoewel men alsmaar
fijnmaziger wetgeving uitwerkt, de gevolgen niet voor iedereen dezelfde zijn.
De macht van grote bedrijven versus de relatieve onmacht, tegenover de fiscus
van het klein- en middenbedrijf, blijft een taboe in het politieke debat, want
zelfstandigen, die tillen toch maar de fiscus.
Hoe kunnen politici ertoe
gebracht worden hun visie op mens en samenleving waar ze zeggen hartsgrondig in
te geloven ook daadwerkelijk uitleggen in het publieke debat? Sinds de
verkiezingen werd duidelijk dat de verschillende partijen maar een doel lijken
te hebben, de volgende verkiezingen over vijf jaar niet te verliezen. Waar ze
wel voor gaan, blijft onduidelijk, want hoewel men voortdurend hamert op de
evidence based remedies, is het voor burgers niet altijd duidelijk waar de
bewijzen daarvoor geleverd worden. Het probleem van het onderwijs dat voor
iedereen in de beste der werelden gelijk zou moeten zijn, ziet er voor ouders
van (jonge) kinderen, die hun kinderen alle kansen willen geven, maar merken
dat er met de vrijheid van onderwijs de hand werd gelicht behoorlijk
droefgeestig uit, ook al omdat het onderwijs
niet meer gericht is op ontplooiing en de opvoeding tot autonome volwassenen.
Nochtans is er tijdens de campagne en nadien vooral over de idealistische
inslag van de hervormingen van het secondair onderwijs en nauwelijks over de
controversiële kanten van die hervormingen gesproken, bij gebrek aan kritische
journalisten.
De zaken die voor de burgers van
belang zijn, dat gaat heus over meer dan over de loonstrookjes, de
bankrekeningen en de bakstenen, maar ook over het goede leven en telkens weer
merkt men dat als politici daarover sprekend zichzelf boven het gebeuren
plaatsen. Dat mensen die een strafblad hebben van Oostende tot Aarlen inzake ernstige
verkeersinbreuken niet stevig onder controle blijken te staan, neemt niet weg
dat de overheid steeds meer stringent beleid voert en alle beschikbare middelen
inzet voor een (nog) veiliger verkeer, ook als dat schendingen op de private
levenssfeer met zich brengt en de gewone weggebruiker meegeeft niet kunnen rijden.
Politiek gaat over macht, mij
hoort u dat niet ontkennen, maar macht dient om er iets mee aan te vangen en
naderhand verantwoording over af te leggen. Maar het gaat ook over de vraag
welke problemen er zich voordoen en maatschappelijk voldoende van belang om er
iets aan te verhelpen. Hoe dat moet, vormt dan weer een basis voor discussie en
vaak wordt die dan eenduidig gevoerd, dat wil zeggen, dat zowel op het niveau
van de problematiek als op het niveau van de antwoorden nagedacht wordt alsof
er geen andere elementen of consequenties in het geding zijn. Men kan dat
cartesiaans vinden, Descartes vond toch, als ik diens Discours de la méthode
begrijp dat men grote problemen wel moet benaderen zodat men overzichtelijke
entiteiten heeft, maar niet dat de methode zou toelaten dat een oplossing niet
weer deel vormt van een groter geheel, de synthese dus. In de politiek moet men
zich niet per se aan een oplossing wagen, want het kan best dat een probleem
aansnijden al voldoende lawaai veroorzaakt om zich te profileren. Dat men ook
met remedies kan aanzetten, waarbij bewust een deel van de realiteit over het
hoofd wordt gezien, werden we intussen gewoon en het lijkt geen voorwerp van
discussie meer, maar toch, als het erop aan blijkt te komen, draagt dat ook bij
tot onmiskenbare boosheid en afkeer.
Burgers weten best dat het
systeem, sinds de nachtwakersstaat omgeturnd werd tot een welvaartsstaat, behoorlijk
complex is geworden en dat partijprogramma’s lang niet altijd die complexiteit
als achtergrond hebben, wel integendeel, uitgaan van een simpele voorstelling
van zaken. Mensen hebben last van allerlei op het oog voorkeursbehandelingen
voor immigranten en vluchtelingen, terwijl het voor hen, die nieuwkomers, vaak
een langzame weg blijkt om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke leven,
om de positieve vrijheden ook werkelijk te ervaren, zoals Alicja Gescinska
beschreef in haar boek “de verovering van de vrijheid”. Die weg nog
bemoeilijken zou voor de integratie desastreus kunnen uitpakken, terwijl de
mensen om wie het gaat ook geen aansporing vinden om zich een plaats te vinden.
Integratie is evenwel nooit een gemakkelijk verhaal, ook al gedraagt de
autochtone bevolking zich nog zo ontvankelijk en welwillend. Maar ontkennen dat
dit een proces is waar individuen het hunne toe bijdragen of net niet, helpt
ook niet. Men meent te weten waar de integratie op zal uitdraaien, maar in
wezen kan men daar geen zinnige uitspraken over doen, want het hangt van te
veel variabelen af, zoals de vraag of zich ontvankelijk opstellen impliceert
dat men de eigen uitgangspunten, opvattingen en gebruiken zou opgeven? Die
discussie wordt nu zonder nuance gevoerd – dat is geen oproep tot cultuurrelativisme
– nog met het doel tot consensus te komen. Integratie betekent niet dat wij wat
we als onze cultuur en verworvenheden beschouwen, opgeven, maar we moeten dan
ook de moeite uit te leggen waarom het die betekenis heeft, waarom vrijheid,
grondwet, maar ook persoonlijke verantwoordelijkheid van zo een groot belang
zijn.
Dat is ook precies de opzet van
dit stuk, de vraag waarom politieke partijen zich in de actuele constellatie zo
bevreesd opstellen voor het oordeel van de kiezer, terwijl de meeste partijen,
zeker de traditionele partijen veel electorale steun verloren hebben en Groen
niet de doorbraak kende die men had verwacht.
Waar ligt de bestaansreden van oude partijen als SP-a, CD&V en Open
VLD? Wie vertegenwoordigen die partijen nog? N-VA bleef, ook na de nederlaag de
grootste, maar ziet ook niet direct redenen om de nek uit te steken. Angst voor
de kiezer is nergens voor nodig, maar, zoals de afgelopen jaren, hoeft het echt
niet meer, met partijen die elkaars vijsvijvertje proberen leeg te vissen en
niets bereiken. Een politicus die zijn of haar nek niet durft uit te steken en
te zeggen waar het op staat, wat er moet gebeuren, over economisch en sociaal
beleid tot en met vragen over de samenleving, hoort ook te weten dat men hem of
haar niet zal volgen, tenzij de argumenten overtuigen. Ook zal het moeten gaan
of burgers te vertrouwen zijn, want nu gedragen vele politici zich graag als
opvolgers van Alva, die maar één opdracht had, de boel onder controle houden,
terwijl de landvoogdes nu net vond dat er met de opstandelingen gesproken moest
worden, al wilde ook zij controle houden. Het schoon Bourgondië viel uit
elkaar, Brabant werd verknipt en de oorlog woedde nog decennia, tot de Vredesverdragen
van Westfalen. Die politici menen dat de burgers niet weten wat goed voor hen
is, wat een kapitale misvatting is en al te vaak wordt afgedaan als de kloof
met de burger. Het is meer dan een kloof, wel een bron van toenemend ongenoegen.
Daar zou de discussie over moeten
gaan: kan de overheid ervan uitgaan dat burgers altijd de hand zullen lichten
belastingen en wetgeving? Velen zullen antwoorden, burgers, dat anderen
frauderen, maar de politici zullen zeggen, zie je wel. Toch worden fraudeurs
gepakt, belast en beboet, maar dat is het werk van ambtenaren, niet van
politici. Het werk van politici? Wetgeving maken, de uitvoerende macht
controleren en het gesprek aangaan over nieuw beleid. Maar zoals het
onderwijsdebat de afgelopen twintig jaar en meer heeft laten zien, moet men er
zich voor hoeden voortdurend bij
dezelfde experts te rade te gaan. Zo gaat dat op voor bijna alle beleidsdomeinen.
De morose sfeer rond de regeringsvorming blijkt niet zozeer uit onmacht voort
te komen, maar uit onwil de eigen uitgangspunten gestand te doen en voor
bekwaam regeringswerk te gaan. De farce rond het akkoord van Marrakesh en de
vraag of zo een niet bindend akkoord inderdaad de soevereiniteit zou opheffen
als het om vluchtelingen en migratie gaat. Er zijn al tal van verdragen,
conventies en precedenten die de handelingsvrijheid van ontvangende staten
regelen, maar het blijkt totaal onduidelijk wat er nu allemaal aan wetgeving,
internationale conventies bestaat en wat die nu afspraken van Marrakesh eraan
zouden toevoegen. Het viel niet moeilijk gelijk de burgers duidelijk te maken
dat het akkoord niet deugde, maar er was een andere partij die er garen bij
spon. Dat is politiek? Uiteraard en het maakt het werken met strategische
schema’s, alleen maar strategische zetten zo moeilijk, onvoorspelbaar.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten