La Peste herlezen loont de moeite

 



Reflectie        

 

 


La Peste

De verbeelding van een mogelijke werkelijkheid

 


 


 Een boek kan men al waarderen, hoorde ik de afgelopen week aan de eerste pagina, de eerste zin, waar alles al zou in aan bod komen. Bizar, omdat ik vaak de indruk heb dat onder het lezen die eerste indruk, die eerste zin een betekenis krijgt, maar lang niet altijd in een voorspelbare zin. Oran zou een lelijke stad zijn, volgens de chroniqueur van het relaas dat ons wordt voorgelegd, maar of dat een relatie heeft met de feiten die verteld zullen worden, blijkt niet. En wat is bijzonder aan die gebeurtenis? De Pest die de stad treft of iets anders, de belevenissen van enkele centrale figuren. Oh ja, is er een plot aan dit relaas? Kortom, wat deed Albert Camus ons aan, die nu leven met een pandemie?

 

Literatuur is geen consumptieproduct, maar we kopen het alsof het niet meer was dan de aankoop van een doos condooms. Een eigenaardige vergelijking wellicht, maar het gaat erom dat de condooms pas betekenis krijgen als men er gebruik van maakt en dan nog is het niet evident wat men ervan maken wil. Bij een boek is er ook plezier gemoeid, zegt men ons vaak genoeg, maar het gaat niet om uitbundig genoegen, tenzij men zich richt op boeken, die erop gericht zijn ons aan het lachen te brengen. Humor in boeken? Bij Bomans kon het voorvallen, zoals in de belevenissen van Pieter Bas, of bij Leonard Huizinga, die ons Adriaan en Olivier, Olivier en Adriaan presenteerde, maar een roman kan humor bevatten, die wel een glimlach oproept, niet vaak een bulderlach. Ook “La Peste” laat zien dat een auteur zin voor humor heeft, al moet men aandachtig lezen en referenties opsporen. Het is en blijft een ernstig boek over een ernstige kwestie, een epidemie die de stad Oran gedurende een jaar lang in de greep houdt. Maar hoe komt Camus erbij Oran te laten bezoeken en teisteren door de Zwarte Dood, de Pest? Hoe lang is het geleden dat er nog pestepidemieën waren in Europa?  Oran ligt toch in Algerije, geboorteland van Camus?

 

Het opduiken van de pest komt er niet vanzelf, komt zelfs niet zonder meer aan het licht; eerst sterven de ratten in de straten en huizen van de stad en niemand begrijpt wat er gaande is. Vervolgens verdwijnen de ratten helemaal en beginnen mensen ziek te worden. De aarzeling bij Rieux om de diagnose te stellen, de pest die rondwaart in de stad, valt op, maar eenmaal de consensus onder de experten bereikt wordt, moet de prefectuur wel optreden en ook Parijs moet op de hoogte gebracht, moet ingrijpen. Het gaat om het politieke en ambtelijke, waar Camus niet blind voor is maar die voor hem doen wat moet, niets meer, maar ook niets minder. Overigens verschijnt de prefectuur pas nadat de diagnose van een epidemie, pest dus, ontegensprekelijk vast blijkt te staan. Doorheen de hele roman houdt Albert Camus de lijn aan dat het om een dodelijke epidemie gaat, geen metafoor voor iets anders, zoals de bruine pest, het nazisme. Het lijkt ook moeilijk aannemelijk te maken dat er zoiets als een politieke epidemie in het geding is, want we zien aan het einde hoe mensen feest gaan vieren, maar dan is de epidemie al even voorbij, maar de artsen, zoals Rieux en anderen, de prefectuur houden de adem in, wachten nog even want men wil zekerheid of de epidemie echt voorbij is. Het verschijnen van ratten, die terugkeren, blijkt een gunstig voorteken. Hier komt de schrijver ons pas echt verrassen, want wie is er nu blij dat ratten in de stad hun ding doen, meestal buiten ons medeweten overigens.

 

Wat is er gebeurt in Oran? Waarom beschrijft Camus die erop is gegroeid de stad als een lelijk eendje, waarbij de industrie, de haven en het spoorwegemplacement vormen de randen van de stad, naast enkele arme voorsteden, die Rieux niet afschrikken. Verder zien we dat Rieux geen onderscheid maakt tussen welgestelde patiënten en arme dutsen, iedereen verdient zijn zorg. Tegelijk gaat de dynamiek in het relaas niet uit van de dokter, of slechts en sourdine, hoewel net hij enkele besluiten neemt en via de prefectuur weet aan te laten nemen, waarbij hij af en toe als betrokkene toch op afstand blijft. Dat de auteur, Camus, ons meedeelt aan het einde, dat Rieux de auteur is van het relaas der gebeurtenissen, mag niet verbazen, want de aantekeningen gaan uit van medische kennis. Rieux maakt daarbij ook gebruik van notities die zijn buur en onderweg een vriend geworden, Jean Tarrou, heeft gemaakt. Tarrou is vreemd aan de stad maar legt zich mee toe op de bestrijding van de ravages die de pest maakt en organiseert de sanitaire voorzieningen.

 

Tarrou spreekt vaak met Rieux, die zichzelf nooit lijkt uit te spreken, maar hij steunt, zo blijkt, de inspanningen van Tarrou om een niet op religie gebaseerde ethiek te incarneren, om zo te zeggen een lekenheilige te worden, maar dat is misleidend, want het gaat er vooral om dat Tarrou als “homme révolté” begrijpt dat opstand maken dan wel niet gemakkelijk is, maar wel meestal zonder resultaat blijft, want de opstandeling wordt de nieuwe dictator en daar gaat Tarrou niet in mee. We denken dan spontaan aan mensen die in Dokters zonder grenzen hun engagement steken met het doel mensen in hoge nood te helpen, omdat er geen andere artsen bereid zijn in onmogelijke omstandigheden medische hulp te bieden; die omstandigheden zijn vaak het gevolg van wanbeheer door de overheid en oorlog, want doorgaans weten de leiders en consorten hun zorg wel te krijgen in het buitenland of met dank aan lijfartsen.

 

Dan is er de jezuïet Paneloux, die bij gelegenheid van een eerste preek die Rieux noteert de schuld bij de zieken/doden legt vanwege hun losbandig en schuldig gedrag, wat niet iedereen pikt, maar door de parochie als binnen de verwachtingen te catalogeren valt. Toch waren er die begrepen dat ze niet konden blijven, want ze wilden niet ten onder gaan in de stad, onderworpen aan quarantaine en elkeen in hun eigen woning geïsoleerd. Maar Paneloux zou een tweede preek geven, die de verhoudingen beter weergaf, want nu sprak hij niet tot de gelovigen en andere aanwezigen, maar namens hen, met hen sprak hij over wat hen samen overkwam. Het was geen kwestie van “tous ensemble”, wel van de vaststelling dat iedereen domweg kon sterven aan een ziekte die plots was verschenen en waar niemand blijkbaar schuld aan kon hebben. Toch zou Paneloux ook de weg van velen gaan en ziek worden, sterven, niet nadat hij velen had bijgestaan met de zorgen van een verpleger.

 

Een merkwaardige figuur blijft de ambtenaar Grand bij de gemeente en auteur van een roman die hij niet kon laten aanvangen. Voortdurend herschreef hij de eerste zin die alle fouten bevat van een verteller die tegelijk wil aanzetten tot lezen, over een amazone die des ochtends door een bebloemde laan in het Bois de Boulogne uit gaat rijden op het mooiste alezaanse paard. Oh ja, de amazone is al even superbe. Te veel adjectieven, te veel superlatieven, dat komt nooit goed, maar goed, de bediende van de gemeente die nooit de kansen had gekregen waarop hij recht meende te hebben, wegens de verkeerde afkomst, vindt in Rieux en Tarrou, Cottard een vriendenkring, die hem waarderen kunnen. Cottard is zo mogelijk nog enigmatischer, want hij wordt door Grand gevonden wanneer hij zelfmoord wil plegen en vervolgens voordeel haalt uit de pest en de gevolgen ervan. Wanneer de pest ophoudt, zal hij zich moeten verantwoorden, maar tegen dan is hij wellicht gelouterd, maar de ordediensten moeten hem wel te pakken krijgen, bij een zenuwcrisis of dementie. Alsnog vellen kogels hem.

 

Zoals iedereen die een dertig, veertig jaar geleden via de school dit boek te lezen kreeg, kwam het me vreemd voor, dat iemand over de pest zou schrijven. Discussies over de inhoud werden niet echt gevoerd, maar de portée van dit werk bleef ons dan ook onbegrijpelijk. Albert Camus zet hier een verhaal op dat in deze tijd waarschijnlijk door critici en een breder publiek zou afgewezen zijn, want schrijven over de pest, over een pestepidemie, als men er geen weet van heeft, zelf niet beleefd heeft, het blijft een uiting van verbeeldingskracht die bij het lezen alleen maar groter wordt, zeker nu we een ingrijpende pandemie beleven, waarvan de ernst en het gevaar lang niet door iedereen gedeeld werd. Het is geen pest, die snel doodt, maar ook al zijn de medische voorzieningen in een aantal landen er beter aan toe, dat geloven we toch, dan blijken de middelen om de pandemie te bestrijden zijn niet eindeloos en sterven veel mensen. Waar Oran, de bestuurders en de artsen nog een zekere autarkie kunnen realiseren, waardoor er wel honger heerst, maar het lijkt geen secondaire massamoordenaar te zijn, heerst er vooral een latente angst. Intussen blijken de middelen om de pest te bestrijden, onder meer een serum, dat uit Parijs wordt geleverd, niet zo werkzaam als verhoopt, waarna in Oran zelf een eigen serum wordt ontwikkeld, met de kennis waarover men beschikt en het blijkt nog te werken ook.

 

Is dit nu een politiek boek, zoals men vaak kan lezen? Misschien wel, maar ik denk dat het verhaal niet als een metafoor voor het nazisme valt te lezen of Vichy, want dat was het strijdpunt niet voor Camus na 1945, wel zijn ruzie met de Franse communistische partij en dus ook met Moskou. Omdat hij in armoede opgroeide met zijn moeder in Algiers, kon hij niet begrijpen dat het marxisme, het communisme een oplossing zou bieden voor de armoede in de samenleving en de ontvoogding van mensen. In La Peste zien we dat Rieux een buitenstaanderspositie inneemt, hoewel hij helemaal ondergedompeld is in de bestrijding van de pest. Zijn omgeving, van dokter Rieux dus, bestaat uit verschillende types, de zoon van een onderzoeksrechter, Tarrou, de rechter Othon die in Quarantaine ontdekt wat zijn bestaansreden kan zijn, precies, in concrete omstandigheden het belangrijke doen, ook al is het in feite niet zo belangrijk. Ook Rambert, Parisien en journaliste, neemt een bocht, want hoewel hij eerst uit de stad in quarantaine wil ontsnappen, kiest ervoor zijn oude leven on hold te zetten en te beginnen waar hij een taak ziet, het bijstaan van de dokter en diens vele bezigheden om de zaak, de pest, te winnen.

 

Als de Pest voor Albert Camus ergens voor staat, dan voor de wijze waarop het communisme en Stalinisme de geesten vertroebelt en hier laat hij de jezuïet Paneloux het bewijs uit het ongerijmde leveren, want ideologische, religieuze verblinding geeft dan wel zekerheid, het helpt niet in de concrete omstandigheden te doen wat kan en moet. Ideologie levert immers vaak een zekerheid aan (onzekere) mensen, die van zichzelf geen kader hebben ontwikkeld om de wereld te begrijpen. Maar men kan dat, dezer dagen, ook wel begrijpen als het om uiterst rechtse ideologie gaat, om het manipuleren van nieuwsfeiten. Toch denk ik dat de lectuur van “La Peste” ons er niet toe moet verleiden bij Camus een ideologische strijd te vermoeden, want als die er is, dan toch niet als het om zijn concept van het absurde gaat. Hoewel hij zelf in het verzet actief is geweest, bij de groep Combat, weet hij dat de mogelijkheden die ons ter beschikking staan vaak liggen in wat hij in “La mythe de Sisyphus” heeft uiteengezet, dat we het ongemakkelijke werk ook moeten omarmen, als het ons in de schoot geworpen wordt.

 

Er ligt in het boek nog iets besloten dat ik bij filosofen als Jean-Paul Sartre vaak mis, dat is consideratie voor mensen, zoals de astmatische patiënt, zoals Grand, de arme drommel op het stadhuis en anderen. Als de vrouwen in deze roman ontbreken, toch zeker als handelende personen, dan weet ik niet hoe we daar iets mee aan kunnen vangen, want zelfs de verpleegkundigen, de verpleegsters dus, ontbreken in de roman. De vrouwen van Rieux en Rambert zijn buiten de stad, de afgesloten wereld, maar het lijkt toch wel vaak op een huis clos, de wereld van Rieux. Heeft Camus hier de vinger gelegd op een realiteit in de strijd van ideologische bewegingen? Intussen blijft de dokter de afstandelijke die het eigen innerlijke leven voor zich houdt, met uitzondering van de reflecties over de “gescheidenen” als gevolg van de strakke afsluiting van de stad. Wellicht ligt een deel van het antwoord net in de filantropische benadering van de figuren in deze roman, waarbij men kan vermoeden dat dit op gespannen zou staan met het concept van het absurde, maar waarom dat zo moet zijn, is mij niet duidelijk. Wellicht roept het besef van een absurd bestaan, dat nergens in het bijzonder toe dient, toe leiden moet, tot solidariteit op en bestaat er in benarde omstandigheden ook wel een noodzaak tot samenwerken. Dat besef kan niet worden opgelegd door overheden, maar gaat uit van mensen zelf, die de benarde situatie onder ogen zien en niet vluchten voor hun verantwoordelijkheid. Mensen sterven dan, alsnog aan de pest, maar in een geur van heiligheid, gespeend van enige gereveleerde godsdienst. Met dat alles besef ik ook dat een aantal aspecten van deze roman mij wellicht ontgaan zijn en roept La Peste mij dus op tot verder onderzoek.

 

Albert Camus blijft inspireren, net omdat hij zich niet opsluiten in een eenduidige, universele waarheid, want ging hij uit van het absurde van het bestaan, dan impliceerde hij geen antwoord a priori. Het filosofisch debat kan zich niet beperken tot een discussie over ratio versus het vermoede irrationele. Zoals dr. Rieux voortdurend als arts binnen de ratio van de geneeskunde werkt en dus ook casuïstiek niet uitsluit, zo handelt hij met zijn omgeving naar wat zijn vrienden nodig hebben, Grant evengoed als Tarrou of Othon, de rechter. In de ene omstandigheid handelt hij volgens de ratio van de arts, in het andere domein, dat we met terughoudendheid het private noemen, gaat het om de relatie met die anderen en hoe hij hen inschat, maar ook vice versa. Het is een van de vraagstukken die nader onderzoek verdienen, want het maakt het verhaal wel bijzonder.

 

Bart Haers

 

Reacties

Populaire posts