Populisten en hun aanhang, een symbiose?
Reflecties
Het
politieke debat voeren
Waarheid
en doel van uitspraken
Populisme
kan men niet uitroeien (bis)
Probeerde ik in een uitgebreid stuk aan te tonen dat men aan populisme niet veel kan verhelpen, bovendien is wat populistisch lijkt wel waar voor de spreker en diens aanhang. De uitdaging bestaat er dan ook in opnieuw zichzelf te beraden over wat men gezegd wil hebben en hoe dat kan, terwijl het voor de burgers, min of meer actief betrokken, zaak is goed na te gaan wat deze of gene zegt die onze goedkeuring en voorkeur wenst te genieten. Ook dit lijkt alleen maar platgetreden weiland, maar laten we wel wezen, er speelt in het politieke handelen wel meer mee dan het gesproken woord alleen.
Hoe we daarmee omgaan speelt
trouwens op verschillende schaakborden en ook is het nuttig het
tijdsperspectief goed in het oog te houden. Nadenken over politieke campagnes,
over de behandeling van maatschappelijke kwesties, het blijft een omvangrijke
taak voor al wie zich betrokken weet bij het maatschappelijke leven. Tevje de
melkboer staat op de markt van stadje nabij zijn sjtetl en luistert naar
sprekers, de eerste juicht hij hartsgrondig toe, maar de tweede, die het
tegenovergestelde betoogt, juicht hij met net zoveel enthousiasme toe. Naast
hem staat iemand die hem observeerde en na de tweede spreker te hebben zien
toejuichen, vraagt hij Tevje hoe dat kan. Die antwoordt zonder verpinken dat
beide sprekers hem wel wisten te bekoren en dat hij zijn waardering niet voor
zich kon houden. Dezer dagen zal men ver moeten zoeken naar zo een vrijzinnige
geest die waardering kan opbrengen voor de wijze hoe sprekers hun tegengestelde
inzichten aan de man brengen. Tegelijk wantrouwen we mensen die open staan voor
meerdere inzichten, ook als die elkaar lijken tegen te spreken. De vraag wie
waarheid spreekt komt niet aan de orde in dit verhaal. Het gaat om het spreken
en hoe een en ander onder woorden wordt gebracht.
De ouden, Cicero onder anderen,
meende dat men goed moest nadenken over retorica en gedurende twee millennia
was de redekunst een van de hoofdbestanddelen van de opvoeding, voor wie
althans Latijn (en Grieks) mocht studeren. De laatste decennia lijkt de
aandacht voor retorica afgenomen, maar sprekers hechten uiteraard evenzeer aan
hoe ze hun al dan niet doorwrochte boodschappen brengen. Uiteraard, want een
slordige toespraak zal weinig applaus oogsten. Net als in het theater gelden er
voor publieke sprekers gouden regels die men evenwel ook inspiratieloos kan
volgen en verbodsbepalingen, die men slechts met veel moed en soms enig succes
zal overtreden. De lezing van de bekende Vierde Catilinarische redevoering van
Cicero, destijds gehouden om de Republiek te bewaren en ambtsmisbruik tegen te
gaan, kan men ook wel demagogisch noemen, maar zijn opzet was om het naar de
mode van de dag te zeggen, authentiek. Toch kan men Cicero niet vrijpleiten van
belangenvermenging, wat tijdens de lezing ervan op college aanleiding gaf tot
bespiegelingen over macht, gezag en het opnemen van een ambt. Het waren
leerrijke lessen, maar, zo stelde menigeen met mij vast, kan men er ook een
handleiding in vinden om net dat te doen wat men ethisch noch deontologisch kan
verantwoorden.
De ouden hadden het ook nog eens
gemakkelijk, denken we dan, want hoeveel Romeinen waren echt betrokken bij de
schermutselingen en regelrechte politieke clashes in de Senaat? Vandaag staat
een leger journalisten klaar om handelingen en uitspraken van politici te wegen
op een apothekersweegschaal, geeft men graag de indruk, maar de waarderingen
lijken meer op wat er in het kantoor van een bookmaker gaande is. Of een
politicus v/m iets vertelt dat enthousiasmerend of cynisch is, krijgt alle
aandacht, waartoe de uitlatingen strekken, blijft behoorlijk buiten beeld.
Politici spreken, leren spreken
in een concrete context, die van een partij met een geschiedenis, tenzij ze een
nieuwe partij oprichten en zelf bakens kunnen uitzetten. Dan nog merkt men dat
het taalgebruik gecodeerd is en dat vrijuit spreken doorgaans niet betekent dat
alles wordt gezegd, omdat de toehoorders weten wat er niet gezegd hoeft te
worden. Expliceert men toch een en ander, dan onderbouwt dat de eventuele
nieuwe wending die men geeft aan de eigen bestaansreden. Het doel van de
partij, de bestaansreden zijn immers doorheen de jaren, decennia uitgekristalliseerd
in staande uitdrukkingen, zoals dat bij de Volksunie en bij de CVP het geval
was, maar ook bij BSP, later SP en eerlang Vooruit waar men behalve over
kameraden over de plaats van de partij in het spectrum niet te veel hoeft te
zeggen. Toch ziet men dat doorheen de jaren oude uitdrukkingen verdwijnen,
omdat ze niet meer relevant zijn. Het sociolect van een partij onderzoeken zou
wel eens heel wat kunnen bijbrengen over hoe sterk de integratie van leden in
de partijcultuur evolueerde doorheen de jaren en geleidelijk ook erodeerde. Gebeurt
dat wel op academisch niveau, dan merkt men daar nauwelijks iets van de brede
media, wegens te technisch, zoals dat heet.
Tegelijk zagen we dat er een
sociolect ontstond over de partijen heen, waarbij de bollebozen,
onderhandelaars en querulanten met elkaar een jargon delen, dat voor het
publiek wel eens Bargoens mag lijken of van een slijmerig viscose
nietszeggendheid getuigen. En de media, vooral journalisten spelen daar ook hun
deuntje in mee, proberen de raadsels van de Wetstraat diets te maken het
publiek, dat ook niet altijd zo dom is als men durft te beweren. Politiek
spreken zit met andere woorden ingebed in tal van geplogenheden, uitdrukkingen
en wat niet gezegd wordt, kan iedereen vanzelf lezen als de code om een
uitspraak te duiden. In die zin hoefden de Duitsers volgens Klemperer na
verloop van tijd geen nazi-lexicon meer, want alles was hen duidelijk. Een
bevel, zo kan men verder gaan, hoefde niet altijd helemaal uitgesproken te
worden; de gedachte dat deze of gene actie wenselijk zou zijn, vanwege Hitler
of een van zijn paladijnen was al ruim voldoende. Ook Donald J. Trump kon al
met een gebaar of een halve gedachte zijn aanhang tot enthousiasme opzwepen.
Anderen keken daar onbegrijpend naar, maar wie enigszins nadenkt over hoe we
zelf spreken, in vriendenkring of familiekring, onder collegae weet dat niet altijd
alles gezegd en gezwegen hoeft te worden. Dat geeft meteen ook aan hoe we ons
van de taal bedienen in een soms wazig landschap, maar wie het moet begrijpen,
pikt het wel op.
Daarom is het wezenlijk dat we
gaan nadenken over het oordelen over het politieke vanuit het besef dat
letterlijk opvatten van uitspraken ons niet altijd nader tot het doel brengt,
begrijpen waarom het politieke debat niet altijd zo helder oogt als we zouden
willen. Waar volgelingen een geniale zet zien als een leider plots even gas
terugneemt over een geloofspunt, zien de tegenstanders vaak een onbegrijpelijke
move, die dan weer aanleiding geven moet tot eindeloze analyses en inderdaad
semantische zoekspelletjes. Semantiek doet ertoe, dat weet eenieder, al vindt
men het graag spijkers zoeken bij laag water, maar we hechten aan woorden en
geven uitspraken en woorden vaak ook een eigen betekenis, want woorden,
uitspraken hebben naast een objectieve betekenis, die van de woordenboeken – en
dan kan er nog verschil op zitten – ook een emotionele waarde, die moeilijk altijd
door iedereen op dezelfde manier ingevuld wordt. Maar verder is er uiteraard de
intentie, die ons stuurt.
Die intentie, waar komt die
vandaan? Uiteraard uit bewuste en half- dan wel onbewuste afwegingen, ook wel een
doel, doelen die we bereiken willen, iets dat we realiseren willen. De intentie
kan goed zijn, maar de uitwerking negatief of zelfs het omgekeerde is mogelijk,
dat we iets nastreven dat absoluut niet goed is, maar toch goed uitpakt,
omwille van de omstandigheden. De intentie heeft dan ook iets te maken met wie
we zijn en/of willen zijn, als alle stukjes op hun plaats vallen. Het is de
politiek gegeven omstandigheden te scheppen waarin we ons leven naar wens en
behoefte kunnen leiden, verondersteld dan wel dat dit leven en die wensen niet
schadelijk zouden zijn voor derden. Het is een concept van vrijheid waar veel
over te zeggen valt, omdat het inderdaad zo is dat schade aan derden toebrengen
niet wenselijk kan heten, maar toch, het lijkt ook op de gedachte dat we mogen
doen wat niet verboden is, noch vanwege een of andere god, noch vanwege de
wetgever.
Ook dat is in wezen verbonden
met de discussie over populisme, omdat het begrip vrijheid vaak in de strijd
geworpen wordt door allerlei groepen en spreekklokken, die ons willen doen
geloven dat zij weten wat vrijheid is. Dat we wel een consensus ontwikkeld
hebben, over vrijheid zowel van het individu als van de samenleving, ligt voor
de hand, klinkt het dan, maar het utilitarisme van Jeremy Bentham en John
Stuart Mill schaarde zich in een nieuwe wijze van denken over de samenleving,
waarbij de oude vastgelegde posities, adellijke, kleinburgerlijke en andere, om
de vorst niet te vergeten en dat paste in wat zich in het Koninkrijk voordeed,
waar de Schotten vanaf de late achttiende eeuw een vooraanstaande positie
verwierven in domeinen waar de Engelse elite zelf niet altijd zoveel interesse
voor wist op te brengen. Het hoogste geluk moet bepalend zijn voor wat goed is.
Klopt het? En wat voor politieke gevolgen heeft het gezorgd. Toch waren Bentham
en Mill Engels maar David Hume en in meerdere opzichten ook Adam Smith begane
paden geopend voor Bentham en Mill. Men kan in feite niet om een permanent
debat heen, waardoor filosofische inzichten vorm krijgen en verfijnd worden.
John Stuart Mill bracht ons
inzichten over vrijheid, puttend uit de inzichten van Bentham, zelf verder
werkend aan een omvattende en uitputtende analyse van wat vrijheid kan
betekenen. Vrijheid reikt tot waar het handelen van de ene schade berokkent aan
een derde, maar berust niet op het woord van een autoriteit. Het populisme,
zowel van lieden en dames die het gezag uitdagen dan wel wanneer het
machthebbers zijn die zich van populisme bedienen, maakt wel eens gebruik van
die gedachte, al lijkt het er wel op dat conservatieven dat vrijheidsconcept
niet onderschrijven, omdat schade aanrichten niet hun eerste zorg zou zijn, dat
wil zeggen dat ze er niet om geven als hun woorden schade aanrichten. Maar we
horen wel vaak spreken over discipline, vooral voor anderen. Het geloof dat
schade alles bepalend is, kan het vrijheidsbegrip ook inperken, waarvoor er
verder geen goede argumenten voor handen zijn. De oordeelsvorming gaat vaak uit
van de gedachte dat er maar twee mogelijkheden zijn, een goede, juiste positie
en een verkeerde en dat men dus niet een beetje vrij kan zijn of enigszins
onvrij, waarbij dan nog moet onderzocht worden in welke mate men uit vrije wil
enigszins onvrij zou zijn. Omdat het handwerk van de vrijheid, zoals Peter
Bieri het beschreef in het gelijknamige boek nu eenmaal complex is en tegelijk
fundamenteel, want bepalend voor onze eigen positie maar ook onze verhouding
tot anderen, zoals de zorg betrouwbaar te zijn, fideel dus. Maar vrijheid gaat
ook over het feit dat men zich kan engageren tot iets en dan geldt het
engagement boven de geroemde vrijheid. In het kader van de discussie over
populisme komt mij deze inbreng wezenlijk voor, omdat net de vrijheid om zich
te uiten kan uitlopen op een discours tegen verkeerde meningen. Trump blijft
maar fulmineren tegen communisme, terwijl zelfs Bernie geen idee heeft hoe hij
dat zou kunnen invoeren in de VSA, want strijdig met alvast het eerste
Amendement en met vooral de Preambule, die stelt dat elkeen het recht heeft het
geluk na te streven volgens de eigen maatstaven, maar dan toch liefst door
economisch en professioneel succesvol te wezen, waar zelf Kim Kardashian een
aanhanger van is. Het blijft voor mij een raadsel hoe mijn generatie nog zo
gefascineerd kon blijven door het communisme of andere varianten, terwijl de
heilsgedachte van het communisme al een paar keer duidelijk geleid had tot
eindeloos bloedvergieten en het wegnemen van de vrijheid, de intellectuele
vrijheid en de artistieke vrijheid inbegrepen.
Toch is het onduidelijk wat
mensen verwachten die uitkijken naar een grote leider, iemand die de weg zou
tonen, iemand die op alles een gepast antwoord heeft. Maar dat was of is Trump
niet, denken we dan, terwijl hij voor zijn aanhangers nog een onbetwistbare
leider en roerganger blijft. Wat is het verwachtingspatroon en hoe komen mensen
ertoe zichzelf onmachtig te vinden een eigen leven vorm te geven, zodat ze
smeken om een grote leider? Kijkt men naar een figuur als dr. Martin Luther
King, dan merkt men dat de man goed omringd was of zich goed had omringd, maar
vooral, omdat de omstandigheden het mogelijk maakten de zaak van discriminatie
en apartheid aan te pakken. De Jim Crow-wetten hadden aan het einde van de
negentiende eeuw de positie van de voormalige slaven en hun nazaten op het oog
voor eeuwig als tweederangsburgers teruggezet, met zware beperkingen op hun
kansen als middel. Dat King, geïnspireerd door Mahatma Ghandi koos voor
geweldloos verzet en zijn achterban dan wel bij tijd en wijle tegensprak, hij
vatte wel hun verzuchtingen over beter leven en betere kansen goed en wist die
ook overtuigend te brengen, zoals in de beroemde rede in Washington D.C. waar
hij eerst op het oog ongeïnspireerd had gesproken om dan de fameuze “I have a Dream…”
te brengen, die tot nu nazindert. De vraag is hoezeer de moord op King de
burgerrechtenbeweging terug heeft geslagen. Feit is wel dat, zoals Susan Neiman
betoogt, de verwerking van die lange periode van aperte onderdrukking in de VS
bijzonder moeilijk is verlopen en nog steeds niet tot een schuldinzicht kon
leiden.
In haar boek vergelijkt ze de
situatie in de VSA – na de periode van Apartheid – met de situatie in
Duitsland, na WO II en na de hereniging van het land. Duitsers hebben het ook
lang van zich afgeduwd dat zij fout waren geweest tijdens het interbellum en WO
II, men poogde de Wehrmacht, het reguliere leger vrij te pleiten van de ergste
oorlogsmisdaden, maar op het slagveld en achter de linies in de veroverde
gebieden bleken ook reguliere soldaten betrokken bij moord- en plunderpartijen.
Men accepteerde niet, na 8 mei 1945 dat de Duitsers de schuld (opnieuw) zouden
krijgen, terwijl men zelf, zoals Geraldine Schwartz heeft onderzocht, bij haar
Duitse grootouders, van de kleine en grote opportuniteiten graag het beste
heeft gemaakt, tot de nederlaag onvermijdelijk was geworden. De Arisering van
eigendommen en bedrijven bracht haar grootouders en anderen dan weer nieuwe
kansen. Men heeft lang gedaan alsof de oppositie tegen Hitler, zoals Claus von Stauffenberg,
maar ook leden van de familie Klamroth, die al in WO I voor het Duitse bestuur
in Litouwen een standplaats had gehad, waar ook Erich Ludendorff als een
satraap had geheerst, diepgeworteld was, maar Stauffenberg kwam pas laat – maar
dan toch – tot het inzicht dat Hitler en de Nazi’s geen toekomst hadden.
Men zegt graag dat de aanhang
van een leider een louter passieve houding inneemt, maar men ziet wel vaker
aanhangers juist zelf ook de voorman, de kampioen gaan aanspreken en aanjagen. Bedenkend
dat de S.A. in 1934 zowat 4 miljoen leden telde en op die manier voor Röhm een
wapen waren tegen andere leden van Hitlers entourage, konden zijn troepen hem
niet helpen bij de overval, de Nacht van de Lange Messen. Uiteraard speelde die
hele machtsstrijd zich af ver van de camera’s van het bioscoopjournaal, maar
het verdwijnen van Röhm en de état major van de S.A. heeft blijkbaar niet
zoveel stof doen opwaaien, net omdat het allemaal goed onder de pet gehouden
werd. Wist Hitler en wisten zijn paladijnen dat ze met de onthoofding van de
S.A. de hele club aan zich konden binden, net omdat Röhm geen grote
leiderskwaliteiten zou hebben gehad? Wellicht waren de leden van de S.A. wel
degelijk meer dan alleen volgers, maar konden ze zonder een sterke leiding niet
meer onafhankelijk handelen.
Nog een ander aspect zien we
inzoemend op de oppositiegroep Die Weisse Rose, waarvan de leden in februari
1943 aangehouden werden en terecht gesteld. Hans Scholl had het als lid van HJ
tot vaandrig gebracht en met zijn troep zongen ze niet alleen de Wacht am Rhein
en het Horst Wessellied. Maar vrij snel werd zijn eigengereidheid een bron van
conflict, want een vaandrig moet niet denken dat hij vrij is te doen wat hem
goed dunkt. De jonge Hans Scholl merkte algauw dat hij zich niet kon inleven in
de wereld van de nazi’s. Dat hij met anderen in de bijbel en exegese een
ontsnappingsroute vond, waaruit hij als student uiteindelijk ook de inspiratie putte
om het naziregime af te wijzen, samen met een groep studenten en de hoogleraar Kurt
Huber, die echter al in het vizier had gelopen van de Sicherheitsdienst. Ook Hans Scholl zou met de SD en andere politiediensten
en volgelingen van Baldur von Schirach in aanvaring gekomen zijn, ook, onder
meer om redenen van homoseksuele betrekkingen. Een 18-jarige dus. Maar
verandert dat iets aan het opzet van de groep en de moed die ze aan de dag
legden?
Toch zien we dat er voldoende
mensen waren die de openbare orde mee verzekerden en het bestel ondersteunden.
“Als Hitler eens wist…”, zou in vele milieus een vaak gehoorde kreet van afkeer
zijn geweest. Wat het streven betreft van de nazibonzen om Berlijn en Duitsland
“jodenvrij” te maken, dat lijkt achteraf weinig weerstand te hebben uitgelokt,
hoewel men zag welke gaten er vielen in vele domeinen van handel en industrie,
kunsten en wetenschappen. Wie gevlucht was voor 1938 en later terug is gekomen,
merkte hoe verbaasd Duitsers waren dat er nog joodse mensen waren die
terugkeerden. Voor de vervolging van oorlogsmisdadigers en daders bij de
Endlösung, zoals in Frankfurt in 1961 bleken die juristen wel nodig, voor de
Vergangenheitsbewältigung evenzeer. Anderzijds zou het ondanks de positie die
een aantal van hen bekleed hadden, gemakkelijk zijn Konrad Adenauer de lauwheid
te verwijten, die hij aan de dag legde bij de denazificatie van de Duitse
instellingen, omdat blijkt dat wie het hele middenkader van openbare besturen
wegstuurt, opnieuw veel ongenoegen en frustratie creëert. IS kan niet geheel
vreemd geacht worden aan de politiek van de Amerikaanse bezetter in Irak, waar
het leger en de administratie zoals in 1945 gezuiverd werd van betrokkenen bij
de wreedheden van Sadam Hoessein. Moet men onrecht onvergolden laten? Neen,
maar met epuratie dient men toch omzichtig om te springen, want er kan veel
ongenoegen uit voortkomen. Niet voor niets kon de Vlaamse Beweging in de jaren
vijftig en zestig opnieuw opveren, omwille van het hun aangedane onrecht. Van
verzetsstrijders in Vlaanderen werd weinig gehoord. Het blijft natuurlijk wel
opmerkelijk dat men de epuratie en de vergelding vooral als een actie van
België tegen Vlaanderen kon voorstellen. Luc Huyse en Steven Dhondt hebben
hierover al in de jaren 1991 een omvangrijke studie gepubliceerd, dat het
zelfbeeld onderbouwd in vraag stelde. Amnestie verdween dan ook geleidelijk van
de politieke agenda.
De lokroep van de populist of
het ongenoegen van de bevolking, van grotere groepen in de samenleving met de
gang van zaken? Beide versterken elkaar, maar de populist moet wel de juiste
snaren aanslaan, het ongenoegen moet ook diepgeworteld zijn. In de VSA is er na
de Burgerrechtenwetgeving van Lyndon B. Johnson een steeds groeiend ongenoegen
ontstaan over de faciliteiten die Afro-Amerikanen kregen – in de ogen van een
deel van de Kaukasians (zelf ben ik blank, uiteraard) – dat gevoed werd door de
vele lokale radio- en televisieomroepen in het land. Het feit dat de bevolking
van Mississippi nog steeds erg verdeeld is en dat de monumenten voor de
confederatie en de zuidelijke figuren die de Burgeroorlog hadden gevoerd en
later het “herstel” van de “natuurlijke” verhoudingen hadden doorgevoerd, de
Jim Crow-wetten maar mondjesmaat van bijkomende informatie worden voorzien, of
weggenomen, draagt niet bij tot de verwerking en geeft conservatieve politici
ampel munitie om het onrecht de blanke bevolking aangedaan, die privilegies
verliest, denkt te verliezen aan te jagen. Hoe of die tekortgedane bevolking er
beter van wordt, blijft uiteraard een lastig te beantwoorden vraag, maar
Mississippi is niet de meest welvarende staat van de VS en wie op ranglijsten
na de staat komt, heeft heel wat uit te leggen.
Natuurlijk kan ongenoegen bij
burgers legitiem zijn, evengoed kan blijken dat men zo doende is het geleden
onrecht te koesteren en in te zetten als politiek kapitaal, terwijl men het
ontegensprekelijk beter heeft dan de ouders en de grootouders, zodat men vergeet
in te zetten op de gerealiseerde vooruitgang. Verdringingsmechanismen in de
steden, waar wijken na decennia verloedering plots weer hot spots worden en
waar een nieuwe welvarende bevolking de woningen komt renoveren of slopen en
heropbouwen, zorgt voor ongenoegen, maar het wordt geen politiek thema. Wie
evenwel de wijk ziet veranderen omdat migranten er zijn neergestreken, zoals de
Turnhoutse Baan in Borgerhout of de Sleepstraat in Gent, vreesde voor
waardeverlies van de woning en voor een bedreiging van de eigen levenswijze.
Dat werd keihard tegengesproken, maar de kiezers van de SP gingen wel naar de
nieuwe partij, met een onverwachte verschuiving van de mandaten in het
parlement. Dat men de klachten niet ernstig heeft genomen bleek ook in andere
dossiers, want luisteren vergt ook dat men bereid is de eigen inzichten te
heroverwegen. Links was van nature niet meer in staat te vatten wat de kiezer
wist te vertellen. In Franstalige België lukt dat de PS wonderlijk genoeg wel,
terwijl het Parijs wel degelijk stormde en de PSF nog nauwelijks overeind bleef
en zelfs het historische hoofdkwartier in de Rue de Solférino diende te
verkopen. Het gebouw was ook veel te groot.
Al in de jaren 1985 spraken
intellectuelen over een ruk naar rechts, maar wat die verschuiving in het
electoraat kon betekenen, werd mij niet geheel duidelijk, omdat mensen nu
eenmaal vrij zijn om hun standpunten en voorkeuren te bepalen. Kon de Vredesbeweging
rekenen op een grote steun bij het publiek en massaal bijgewoonde betogingen in
Brussel en andere hoofdsteden, de tegengeluiden werden nauwelijks gecapteerd,
want rechts was toch al afgeschreven. Intussen groeide de aanhang wel en dat
bleek lang op ongeloof te botsen, terwijl ervan bij de aanhang van extreemrechts
ook wel een burgerlijke sfeer hing en mensen niet anders leefden dan de burgers
die het voor links hadden. Dat heeft me altijd wel verbaasd, want net in de
levenswijze, de eetgewoonten en het drankgebruik bleek dat de consensus
behoorlijk groot was. Al zat er ook wel voorgewende verbazing in bij veel intellectuelen,
want hoe zou het anders kunnen, aangezien we allen leven in eenzelfde cultuur(sfeer).
De verschillen duiken uiteraard
wel op als men gesprekken gaat voeren over politiek, filosofie, literatuur en
kunsten. Neem de plotse aandrang bij linkse politici om een volkse figuur als
Eddy Wally goed te gaan vinden, nadat men er decennia met nauwverholen
minachting naar had gekeken. De oorzaak ligt dan bij een voorgewende
anti-elitaire houding, waarbij het als een pro voor een heiligverklaring werd
gezien als men ondanks mandaten en diploma’s toch een eenvoudige jongen of
meisje was gebleven. Eenvoud is een mooie deugd leerden wij tijdens onze
katholieke jeugdjaren, waarbij valse bescheidenheid ook op de beruchte lijst
van zonden kwamen te staan, die wij hanteerden. De schijn van jovialiteit kon
ook niet echt op veel aanhang rekenen, maar het is wel een van de handigste
kneepjes in het politieke leven, waar men vooral leert de schijn op te houden,
als men het volk ontmoeten wil. Pim Fortuyn die niet bepaald volks was en zich
ook niet volks gedroeg, kon op heel wat populaire steun rekenen, omdat hij
regelrecht tegen de Haagse regenten inging, de problemen benoemde, echter
zonder aan te geven hoe die op te lossen vallen, ze benoemen is al heel wat. Toen
Jean-Luc Dehaene overleed werd zijn volkse levenswijze nog eens extra onder de
aandacht gebracht, terwijl de man gewoon een bourgeois was uit een
bourgeoisfamilie, maar zich laat niet filmen op de tribunes van Club Brugge en
zich thuis op de bank liet betrappen tijdens een match van de Rode Duivels.
Goed gelukt, of waren het hier de media die het populisme met veel branie
handen en voeten gaven.
Waarom, zo vragen vele onderzoekers zich af laten
zovelen zich verlokken door rattenvangers – hun gedachte en voorstelling van
zaken – terwijl de vraag ook kan luiden hoe iemand als Fortuyn plots wist te
zeggen waar tal van mensen – afgaande op de opiniepeilingen – op zaten te
wachten? Hoe kon Donald Trump, toch iemand die doorgaans niet met red Necks of bewoners
van suburbs in aanraking komt, toch de toon vinden en volhouden, die aansloeg
bij kiezers, conservatieven, of anders, lieden die vooral lak hebben aan wat
buiten hun leven gebeuren kan, rampen in de eerste plaats. Het gaat om verlies
aan prestige, waar “Make America great again” toch wel blijk van gaf of om de
afwijzing controle te verliezen op hun eigen leven, terwijl Trump nu net de
neoliberale mantra huldigde dat de staat niet moet tussenkomen ten behoeve van
minder beschermde burgers. Net zoals in de jaren twintig kwamen in de VS mensen
tot de vaststelling dat ze wel werken, goed geld verdienen, maar niet meer
vooruit kunnen, bijvoorbeeld omdat het schoolgeld voor hun kinderen zo hoog op
ging lopen, als gevolg van … Reaganomics oftewel een of andere variant van het
neo-liberalisme. Dat men de staat niet teveel macht wil geven, zal wel
aanspreken, maar dat sinds Reagan de overheden steeds meer verstek geven en
bijvoorbeeld de ziektekosten voor mediane inkomens al een zware dobber kan
zijn, belet niet dat velen de afwijzing die de Republikeinen zo luide lieten
horen gingen steunen en Donald J. Trump toejuichten toe die de beloofde de
voorzieningen vervat in Obamacare met een pennentrek zou opheffen, wat finaal
niet gebeurde, omdat de GOP, de verkozenen onder mandaat van Trump beseften dat
dit heel pijnlijk zou eindigen in het kieshokje.
Men kan Trump verwijten dat hij
uit het Verdrag van Parijs stapte, maar dan snapt men nog de logica ervan niet,
want nog aan het einde van zijn mandaat gunde hij proefboringen en exploitaties
van olievelden in Alaska, de aanleg van een pijplijn door natuurgebied en
territoria van groepen van de First Nation, daar hebben burgers wel iets aan,
maar vooral beleggers plukken er vruchten van, anderen wellicht druiven van
gramschap. Trump geloofde niet dat er zoiets als een wereldgemeenschap bestaat
en stelde luid en klaar dat
Net bij de rally’s van Trump zag
men interactie tussen de achterban en de chef, die hen wel eens iets nieuws
zegde, maar vooral de hits steeds weer herhaalt. Dat men zelden populistische
leiders iets nieuws ziet doen, klopt ook niet, want van Gabriële d’Anunzio over
Mussolini, Hitler en Victor Orban ziet men populistische leiders aan de macht
wel degelijk uitpakken met nieuwe methodes om hun kiespubliek aan de praat te
houden en tevreden. De tegenstanders zullen het wel geweten hebben, maar de
term Lügenpresse is voor het publiek iets anders dan voor leiders aan de macht,
want die houden de media wel in de hand en onder controle, zodat ze niet vertellen
wat de mensen toch niet moeten weten, al zeker niet over de corruptie van de
elite, ook wel een vorm van controle op het bestel, ten koste van de burgers.
Populisten in de oppositie, die
nog niet de handvaten van de macht in handen hebben, handelen anders dan wie de
macht veroverd heeft met een uitgesproken populistische agenda. De populisten
die nog niet met macht bekleed zijn, kunnen het zich veroorloven grof gebekt de
maatschappelijke orde aan te vallen, zonder in het nauw gebracht te worden als
ze met de praktische bezwaren van het leven geconfronteerd worden en ook de
aanhang ligt daar niet wakker van, als de oplossing maar niet halfslachtig en
compromisachtig oogt, terwijl men vaak de belangen van derden niet goed weet te
waarderen. Overigens geldt dat ook voor andere partijen en bewegingen die een
hoger doel nastreven, zoals de natuurbeweging of de dierenrechtenactivisten,
die van de belangen van werknemers in slachthuizen geen idee hebben. We hebben
het dus wel degelijk over het personeel, niet de bazen, maar ja, zo een
slachthuis moeten sluiten laat een indrukwekkend sociaal passief na. Men kan
zich niet met God en klein pierke inleven, weet u wel.
Zoals ik al schreef, kan men
populisme niet uitroeien, maar het valt ook te betwijfelen of er geen publiek
is voor specifieke boodschappen, dat men mediagewijs ook wel geneigd is issues
heel goed te behandelen, maar dan alsof er geen andere consideraties aan te
dragen zijn. Men kan hopen dat mensen duidelijke beslissingen wensen, maar als
men elkaar uitsluitende valabele verwachtingen moet verzoenen, dan wordt het
moeilijk voor politici om met een simpel verhaaltje af te steken, ten gronde
zal men dan gauw genoeg botsen met de complexe realiteit. Hugo Schiltz heeft
zich na de verkiezingen van 24 november 1991, zwarte zondag, beraden over wat
er gaande was in de samenleving. Mensen leken vrijer in hun politieke
voorkeuren en niet meer gebonden aan de zuilinstellingen, wat als een stap in
de goede richting kon gelden. Bart Maddens en Jacques Billet vonden verder dat
de bewegingen in het electoraat getuigden van grotere verschuivingen, maar de
ruk naar rechts was onbetwistbaar, zeker in Antwerpen. De discussies die ik
mocht meemaken in de Werkgroep Vlaanderen Morgen, maakten me alvast duidelijk
dat politici zichzelf en vooral hun (beoogde) kiezers niets hoeven wijs te
maken. Het toenmalige Vlaams Blok won de verkiezingen en liet de Wetstraat op de
grondvesten daveren, waarbij de goegemeente beduusd rondkeek. De reacties
bleven beperkt tot het verketteren van de kiezers en de leugenachtigheid van
Karel Dillen en zijn kompanen, Filip De Winter op kop. Onderzoeken wat er
leefde en waarom kiezers zo massaal afhaakten van traditionele beleidspartijen,
kwam in de brede media en het publieke debat niet aan de orde. Afkeer van de
achterkamertjespolitiek? Kan het geval geweest zijn, maar wie zocht er nooit
een kruiwagen om iets gedaan te krijgen?
Wat willen die mensen dan? Het
is een vraag die zelden een antwoord krijgt omdat men vaak niet verder komt dan
de afkeer voor het bestaande, terwijl net dat te betwijfelen valt, want de
kiezers vrezen nu net dat hun wereld achteruit gaat, dat hun voorrechten en
zelfbeeld in het gedrang komt, als gevolg van migratie – het meest zichtbare -,
globalisering – merkbaar door verlies aan jobs in de productie – en de
technologische revolutie, toen nog lang niet op volle kracht, maar wel merkbaar
in de kantoorhuishouding, waarbij geleidelijk laag opgeleide bedienden hun plaats
niet meer vonden. Toch denk ik dat we vandaag zeker de digitale revolutie niet
hadden willen missen, maar valt het wat tegen als we er de gevolgen van
proberen in kaart te brengen en de gevolgen voor wie er zijn of haar bestaan
bij inschiet, de dagelijkse boterham zonder beleg.
Behalve de digitale revolutie
was er ook een andere technologische transformatie bezig, biotechnologie in
vele nieuwe vindingen te repertoriëren, maar ook talloze nieuwe jobs, zoals in
Gent duidelijk te zien valt, want er is Staalindustrie, autobouw en
biotechnologie. De eerste twee aan de haven, de biotechnologische
onderzoeksbedrijven ten zuiden, Zwijnaarde en omgeving. Ook inzake medische
technologie gebeurde er heel wat en jawel, dat sijpelt door in ons dagelijkse
leven, heeft nuttige en gunstige gevolgen, maar oude wereldbeelden verdwijnen
of verliezen aan relevantie. Blijven vragen over de plaats van individu, over
de samenhang in de samenleving en vormen van ontvoogding altijd wel valabel,
dan blijkt het moeilijker hierover van gedachten te wisselen, want aan de
zegeningen van het individualisme valt niet te tornen, al zou men zich kunnen
afvragen hoe een individu iets kan betekenen zonder al die leveranciers nodig
voor het goede leven en een beetje geluk, vrede.
De oppositionele populist kan
roepen dat het individualisme is doorgeschoten, geen van zijn of haar
volgelingen zal voor het zichzelf vanzelfsprekend vinden zomaar vrijheid op te
geven voor een hoger doel, als we al weten welke vrijheden er in het spel zijn.
Nu we de ervaring hebben van al dan niet strenge lock downs, het hanteren van
samenscholingsverboden en de avondklok, het speruur, zoals dat in de laatste
bezettingstijd het geval was geweest, van mei 1940 tot september 1944 in grote
delen van België, tot april, mei 1945 in het Westen van Nederland, de Randstad
dus, was opgelegd en streng gehandhaafd, moeten we ons afvragen wat al die
vrijheden die in de grondwet gestipuleerd worden, al dan niet expliciet, voor
ons betekenen. Zeer veel alvast, maar we zien ze wel graag eens ingeperkt voor
anderen, die onze rust verstoren en onze veiligheid zouden kunnen bedreigen. In
naar totalitarisme neigende illiberale democratieën zoals Hongarije en Polen
wordt de positie van vrouwen en hun zelfbeschikkingsrecht alles behalve subtiel
op de helling gezet, zoals de beschikking over eigen vruchtbaarheid, maar ook
hun levensloop, studies, werk, waartegen vrouwen en ook mannen wel in het
geweer komen, maar waar overduidelijk een stille steun voor bestaat, bij mensen
die menen zelf geen behoefte te hebben aan het recht op abortus, ook vrouwen
dus, al dan niet van een canonieke leeftijd, wanneer de natuurlijke
vruchtbaarheid in de menopauze overgaat. Het punt is dat men refereert aan een
religieus statement: gij zult niet doden! Maar tegelijk weinig respect opbrengt
voor een groot deel van de samenleving, voor de brengers van nieuw leven. Dat
mensen duidelijke verhoudingen willen, kan men dan niet ontkennen, maar
verhinderen dat mensen zich ontplooien, heeft ook negatieve gevolgen voor de
samenleving.
Kan men nog enigszins
overtuigend maken dat in Polen en Hongarije en andere landen van het voormalige
Oostblok voor de val van de muur abortus wel mogelijk was, net als goede
opleiding voor vrouwen evident waren, de algemene grondslagen omtrent
zelfbeschikking waren vanzelfsprekend beperkt door het strakke
veiligheidsbeleid, met spionage van eigen familieleden, vrienden, collegae als
I.M. Inoffizieller Mitarbeiter in de DDR, terwijl in Polen onder invloed van de
RKK de opstandigheid ruimer ingang vond, zonder dat duidelijk is of dat toen
tot standpunten leidde over abortus, maar de kerkelijke leer was evident streng
genoeg. Echter, de vraag die we ons moeten stellen is of het bestaan van een
wettelijke regeling over abortus voor individuen, vrouwen in de eerste plaats
wezenlijk is, waarbij dan volgt dat men niet enkel over abortus moet spreken
maar ook over anticonceptiva het nodige aan te merken heeft, vooral in Polen
dus. Gaat dit louter om conservatief beleid, dan valt toch op dat hier een
bevolkingspolitiek achter zit, waarbij men de vrouwen verzoekt vaker zwanger te
zijn en kinderen ter wereld te brengen. Kinderen die dan geen liefdesvrucht
heten, maar instrumenteel worden verwekt.
Het Europees parlement heeft
hiertegen een ontwerp van resolutie geformuleerd – gedateerd 24-11-2020 - dat
ongetwijfeld nog moet worden gestemd, maar dat duidelijk maakt hoezeer de
illiberale systemen de burgers weten te binden met een voorstelling van zaken,
die gemeten aan de criteria van de EVRM en andere grondrechten stipulerende
teksten, onhoudbaar zijn. Die voorstelling van zaken herinnert aan de ambigue
omgang van de nazi’s met moderniteit. Hitler en co slaagden erin het leger te
laten opereren volgens de nieuwste inzichten, snelheid dus en veel vuurkracht
van tanks en vliegtuigen, maar de troepen waren voor de inval in Polen nog niet
helemaal berekend op hun opdrachten. Tegelijk voerde men in 1934 en volgende
jaren een conservatieve revolutie door, maar echte terugkeer naar het grootse
Duitsland, dat zat er niet bij, want men wilde juist de toekomst veroveren. De
campagne in het Westen eiste relatief weinig gesneuvelden maar toch werd heldenmoed
en fanatiek strijden in de bioscoopjournaals zeer uitgebreid uitgemeten, want
in propaganda was men meester – over de media ook, uiteraard. Het succes van de
campagne in het Westen gaf de legertop ongelijk, Hitler stond te blinken in
Parijs, maar enkel gefilmd door de diensten van Goebels.
Het gaat om de symbiose die
ontstaat tussen een leider, een chef en de achterban, waarbij de achterban al
eens wat ongemak aanvaardt als dat de gemene zaak bevordert. Zeker als de
leider ook de echte Leider van het land wordt, komt die symbiose tot een summum,
maar als de resultaten tegenvallen, dan volgt niet vanzelfsprekend afvalligheid,
omdat de oorzaak van het falen vanzelfsprekend doorgeschoven wordt naar de
zondebokken van altijd. Toen Trump de verkiezingen verloor en bleef beweren dat
ze gestolen waren, bleef zijn achterban achter hem staan, tot die bewuste 6
januari, toen een aantal heethoofden – maar gepland was het wel, bleek later –
het Capitool bezetten en de verdedigers van low and order zelf onruststokers
bleken. Wat Trump naderhand beweerde of het feit dat hij weigerde te
verschijnen voor de Empeachment commission, de senaat, de achterban bleef trouw
geloven in zijn heilige woord. Hoe dat kan, wordt wel met verwondering en
verbazing bekeken, in feite blijkt er geen pasklaar antwoord voorhanden, omdat
we uitgaan van het idee-fixe dat mensen rationeel redeneren, maar zelden dat ze
emotionele motieven laten doorwegen en daarbij wel beroep doen op de rede.
Dat maakt het moeilijk het debat
aan te gaan, want rationele argumenten hebben gewoon geen betekenis. De vraag
of de leider(s) in die geestesgesteldheid meegaan, gaat voorbij aan de
vaststelling dat de leider zelf de drager is van de emoties, woede, angst,
onzekerheid, die de achterban uitdraagt, waarbij opgemerkt moet worden dat de
leider(s) in de private sfeer niet per se even sterk is aangestoken door wat de
achterban verbindt. Peter Sloterdijk beschreef in “Woede en Tijd” hoe woede
werkt als drijfveer en ressentiment als batterij waarin de woede wordt
opgeslagen tot er gelegenheid komt om de woede tot uitbarsting te laten komen,
zij het dat dit steeds meer getemperd wordt door een cultuur waarin de waarden,
ethische normen, steeds meer stoïcijns worden beleefd. Woede wordt sindsdien,
de latere negentiende eeuw, opgeslagen in collectieve depositobanken,
vakbonden, maar ook politieke partijen, die een lang leven hebben en beloven de
woededividenden te zullen uitkeren, vaak in termen van vruchtgebruik, in termen
van een goed leven. Inderdaad hebben we sinds de late negentiende eeuw de
sociale voorzieningen zien uitgroeien tot een gigantisch apparaat voor
pensioenen, ziekteverzekering en betaalbaar onderwijs. De woede is er nog wel,
maar raakte getransformeerd. Het lijkt er evenwel op dat we nu niet meer
geloven dat de woedebanken nog naar behoren functioneren. Ze kunnen onze
levenswijze niet meer garanderen.
Het kenmerkende van de relatie
tussen volgelingen en kampioen bestaat erin dat de waarheid, zoals we die
doorgaans hanteren, gebaseerd op feiten en rationele argumenten ondergeschikt
is aan wat hen op allerlei, niet per se rationeel te verifiëren of valideren
overwegingen passend en geschikt lijkt. Historisch heeft het rationalisme inderdaad,
zoals Adorno betoogde mee bijgedragen aan wat we de Endlösung noemen, al kan
men geenszins beweren dat de argumenten die leiden tot de uitsluiting en
uiteindelijk de uitroeiing van joodse mensen, Roma en Sinti en ook, hoewel
vaker vergeten dan vermeld de mensen met een beperking en mensen met een
ernstige psychiatrische aandoening rationeel te onderbouwen zijn. Het is de
ontwikkeling van strategische beïnvloeding van mensen, stap voor stap, vaak
heimelijk aangezet, maar finaal wel publiek ondersteund zoals in de
Reichskristalnacht in 1938, maar vanaf 1933 waren er al pogroms tegen joodse
winkels, was er arisering en waren er de wetten van Nürnberg in 1935.
Ook na de Koude Oorlog, vanaf
1990 zien we dat er argumenten opduiken tegen Europa, maar ten gronde ging het
om ongenoegen over gevolgen van de globalisering en politici van Links, maar
ook ter rechterzijde waren beducht voor de vernietiging van jobs en het
uitstoten van laaggeschoolde mensen. PVDA en Vlaams Belang laten zien, zoals
ook de SP in Nederland dat rechts en links elkaar kunnen raken, wat de analyses
betreft en ook de beoogde resultaten. In het politieke debat zal men dus meer
moeten dan feiten checken. Het probleem is immers dat de leugen wel eens een
waarachtigheidswaarde kan hebben. De achterban weet met andere woorden dat de
leiders, de spreekbuizen van hun ideeën de waarheid voorstellen zoals zij die
zien, maar juicht dat toe, zolang er schade uit voort lijkt te komen.
Linkse maatschappijbeschouwers
hebben gedurende twintig jaar het neoliberalisme aangevallen, soms op goede
gronden, maar op zeker moment kwam het economisch liberalisme als zodanig onder
vuur te liggen, dat de kritiek niet meer bleek te berusten op degelijke analyse.
Ook het conservatieve gedachtengoed werd scherp op de korrel genomen, maar in
feite was er maar een argument, namelijk dat de conservatieven eerder
reactionair waren geworden, dus gericht tegen de Verlichting. Nu, de Aufklärung
voorstellen als een duidelijk afgelijnd leerstelsel, slaat nergens op, want de
Franse en Duitse Aufklärung leken al niet op alle punten met elkaar te sporen,
de Schotse Verlichting gaf haar eigen bijdrage, die weer andere punten van
kennis en benadering van de werkelijkheid aangereikt hebben. De Verlichting was
wel een onderneming die op verschillende manieren komaf wilde maken met heilige
huisjes, vooral het gezalfde koningschap als exponent van een door God gewilde
orde, waarbij dus ook de Kerk in het vizier kwam. De Verlichting, aldus
Immanuel Kant betekende dat mensen zelf leren te denken en zich niets laten
aangepraat worden door autoriteiten. Hoe tussen 1600 en 1784 de kritiek op de
bestaande orde zo hoog oplaaien kon, roept bij mij nog altijd vragen en een
eenvoudig antwoord is er niet, maar het zijn de bijdragen van Descartes,
Spinoza, maar ook discussies tussen Jansenisten en Jezuïeten, tussen
Remonstranten en Contraremonstranten – die het pleit wonnen – en nog wel meer
fenomenen, die mee het klimaat vormden waarin de bestaande orde expliciet werd
aangevallen, met als sleutelwerk de Encyclopedie van Diderot en d’Holbach,
waarmee alleen gezegd is dat de vele lemmata zorgden voor een nieuwe kijk op de
werkelijkheid, maar dat betekent niet dat de onderneming de Verlichting zou
samenvatten, wel is die iconisch voor het opzet.
Het zijn natuurlijk nieuwe
autoriteiten die ons denken zijn gaan bevolken, Marx, Freud, Darwin, maar ook,
opiniemakers en influencers dezer dagen. Is het wel verstandig wie dan ook
zomaar autoriteit te verlenen? Vaak lijken mensen daartoe bereid omdat, zoals
de oude heer Briest zegde, de dingen te complex zijn om te bevatten. Dan is een
autoriteit handig om het eigen gelijk te formuleren. Voor de goede orde, de
jaren zestig, de tijd van anarchisten en hippies was niet vrij van autoritaire
goeroes, toch werden de autoriteiten zoals de overheid, de kerk, nog eens, en
andere zedenmeesters over boord gezet. Het leek evenwel niet voor iedereen even
herbergzaam, dat leven in een wereld zonder ervaren gidsen en dus zocht men
nieuwe rattenvangers, want politici die bewust met halve waarheden en zich
verstrikkend in hun eigen discours toch blijven overtuigen.
Dan moet men wel teruggrijpen
naar enkele redevoeringen van Winston Churchill in de donkerste uren van de
oorlog in Groot-Brittannië die de Britten ertoe bracht zich mee in te zetten
voor een oorlog op de stranden, in de velden en in de lucht en op zee. Alleen
had de regeringsleider geen tijd en genoot de regering van zijn voorganger
weinig vertrouwen bij de bevolking, al wilde niemand zomaar de oorlog in.
Alleen had men niet meer te kiezen. De omstandigheden maakten het mogelijk dat
de voormalige rebel en Einzelgänger Churchill bij de Britten niet enkel een
willig oor vond, maar men was bereid mee te gaan in de verdediging van het
eiland tegen Hitler. Opgemerkt kan ook worden dat tijdens de oorlog en vooral
tijdens de meidagen van 1940 onder meer lord Halifax en Chamberlain nog altijd
geloofden in onderhandelingen met Hitler om een oorlog op het eiland te
vermijden. Ook in 1943 kwam er nog een motie van wantrouwen in het Lagerhuis,
waarover verder weinig gesproken wordt. Aan het einde van de oorlog, na het neerleggen
van de wapens in Europa verloor Churchill de verkiezingen, wat betekende dat de
Britten niet zomaar aannamen dat de vrede door hem goed bestierd kon worden.
Toch zou hij nog een tweede mandaat krijgen en zo de troonsbestijging van Elisabeth
meemaken als premier. Men zegt dat er een symbiose bestaat tussen de koningin –
intussen bijna 70 jaar op de troon – en het land, maar haar lang volgehouden
stilzwijgen en verplichting zich niet met de politieke conflicten in te laten,
geven haar positie als leider geen glans. Haar langdurige regering – maar ze
kan niet besturen – heeft wel een soort evidentie van haar aanwezigheid
gemaakt. Het zou dus nuttig zijn grondig onderzoek te doen en commentaren niet
aan royalty watchers over te laten.
Politiek debat kan men niet
voeren als men niet eenzelfde taal spreekt, maar als politici onder elkaar een
jargon ontwikkelen, waarbij hun staf dezelfde attitudes aanneemt, kan het zijn
dat het debat en de inzet ervan aan de aandacht van de burgers ontsnapt.
Overigens mag men technocratische beleidskwesties niet altijd verwarren met
politiek, waarbij de strijd om macht centraal staat, wat betekent dat men
bepaalde vraagstukken, nadat men tot een consensus kwam over de aanpak vooral
ambtelijk moet aanpakken, maar het debat om tot consensus te komen verloopt
zelden rationeel. Het zal dus zaak zijn in een beter begrip te ontwikkelen over
hoe politieke besluitvorming inderdaad aan het inzicht van burgers ontsnapt,
waardoor wantrouwen jegens de politiek onderhouden wordt en heil gezocht wordt
bij demagogen, die echter niet altijd de continuïteit van het beleid ten
behoeve van de burgers weten te handhaven, waardoor het vertrouwen nog verder
afbrokkelt. Kan men gemakkelijk oplossingen verzinnen voor moeilijke kwesties,
dan blijkt dat vaak de uitwerking en realisatie voor ongenoegen zorgt. Dan
vervalt de symbiose ook snel, maar vaak heeft de democratisch verkozen
machthebber al lang de controle over het schip van staat overgenomen en kan
verzet nog weinig uitrichten.
Je suis votre chef, donc je vous
suis! Het vormt de kern van symbiotisch leiderschap, al kan men ook vaststellen
dat de leider dan toch nog iets anders kan ondernemen. In dit stuk wordt
verwezen naar het naziregime, maar niet alles is een reductio ad H, omdat het wel
nodig is te proberen te doorgronden wat er toen gebeurd is. Maar we staan nog
altijd voor de vraag wat zo een populistische leider nu werkelijk wenst te
bereiken, behalve absolute macht, want welvaart blijkt niet altijd de
belangrijkste drijfveer. Daarom is het nuttig na te denken over hoe populisten
over economisch beleid en maatschappelijke ontwikkelingen, vooruitgang denken.
Dat bleek lang niet altijd evident.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten