Oorlog vader van alle dingen
Dezer Dagen
Waarom
het nooit
Stil wordt
op het Binnenhof
![]() |
Johannes Moreelse (ca 1630) Heraklitos is bekend van een beperkt aantal aforismen en uitspraken, die evenwel blijven beklijven. |
Men dicht de démocratie veel gebreken toe en vooral dat ze tot besluiteloosheid zou leiden. Het punt dat overhaast optreden van daadkrachtige leiders, die geen tegenstand accepteren zelden tot goede resultaten leidt, komt minder vaak aan bod. Nu kan een premier, of Minister-president natuurlijk best wel wat gezag uitstralen en zeker in coalitieregeringen zoals in Nederland en België doorgaans de uitvoerende macht in handen hebben, denken te hebben, wel nuttig om controversiële besluiten erdoor te krijgen, zeker als blijkt dat die noodzakelijk zijn. Maar kan het wel rustig zijn in een samenleving? En kan de democratie wel functioneren zonder gedoe?
Heraklitos wist het al: de oorlog is de vader van alle
dingen. Alleen, we weten niet goed in welke context de Griekse wijsgeer dit
maxime schreef of uitsprak. Wel weten we
dat hij de mening was toegedaan dat als uiteindelijk alles al een eenheid vormt,
dan kan die slechts tot stand komen op dialectische wijze door middel van
strijd. Heraklitos (ca 540 BC – 480 BC), leefde wellicht in Efese ten tijde van
de Perzische oorlogen en was dus een presoocratische filosoof. De bekende
uitspraken van Heraklitos hebben me altijd geïntrigeerd, omdat zijn
dialectische visie op de samenhang der dingen en aandacht voor het concept van
de strijd in het (maatschappelijke) bestaan zeer contrasteert met het streven
van Plato naar een ordelijke samenleving. Tijdens mijn jeugd en jonge jaren
viel het me ook op dat de leraren ons vaak voorbeelden van denken en denkers
voor wensten te houden, waarin het nastreven van orde, stabiliteit en zekerheid
hoog op de agenda stonden, terwijl dat streven nu net fataal op weerstand en
tegenstand moet botsen. Heraklitos was dan wel weer de eerste (bekende)
filosoof die buiten het onderwijssysteem wenste te blijven en ook geen deel
wenste te hebben aan de stedelijke politiek van de Polis dus.
De vraag luidt dan ook of het mogelijk zou zijn dat
het ooit rustig worden kan op het Binnenhof of de Wetstraat, zowel aan het Warandepark
– zetel van de Belgische regering en parlement – als verderop, bij het
Schumanplein. En als mogelijk zou zijn, wat ik betwijfel, zou het dan ook wenselijk zijn? Wie de politiek de laatste
twintig, veertig jaar kon volgen merkt dat politici vooral gekend willen zijn
als doeners en het liefst ook als team players. Hoewel er zijn die op tijd en
stond een boek schrijven, hoeven de meesten naar eigen zeggen niet naar de
oogarts, het devies van Mark Rutte indachtig en dat wie een visie wil niet in
de politiek hoeft te stappen maar beter een opticien kan bezoeken. Het getuigt
van pragmatisme, zeggen we dan, maar in wezen ontbreekt er toch iets aan die
wijze van politiek bedrijven, want het maakt – indien nodig – een zelfreflectie
overbodig, en zelfs zinledig, want die fouten, tja, die moet men dan maar
rechtzetten. De toeslagenaffaire heeft laten zien dat ook de ambtenarij een
aardig deuntje kan meefluiten en beleid in de wielen rijden, want nog steeds
zijn schrijnende gevolgen van de toeslagenaffaire – uithuisplaatsingen van
kinderen om maar iets te zeggen – niet opgelost. Men eiste onverwijld zogenaamd
onrechtmatig toegekende toeslagen (voor de kinderopvang) per onmiddellijk terug
– inderdaad, dubbelop – maar het restitueren door de overheid van ten onrechte
genaaste bedragen, laat staan compensatie voor de geleden schade, blijft in een aantal geval
schandalig achterwege.
Zonder de strijd van Pieter Omtzigt en Renske Leijten,
die ook al het parlement verlaat, had de regering de zaak onder het pad kunnen
schoffelen, onbekend en dus onbestaand. Maar de vele parlementaire vragen en de
meer dan gebrekkige doorstroming van informatie uit de administratie naar de
minister en het parlement leidden tot een opvallend rapport van de ondervragingscommissie,
die tot de conclusie kwam dat de administratie(s) van Financiën en Sociale Zaken,
maar ook de regering – dus bewindspersonen – ongehoord onrecht hebben teweeg
gebracht. Hoewel de regering gul leek, werden tot nu, het moet herhaald, velen
nog niet in hun recht hersteld, laat staan werd een behoorlijke compensatie bezorgd.
Het probleem is dat die ministeries wel degelijk voortgingen op een vraag van de
Tweede Kamer en de regering, na de zogenaamde Bulgarenaffaire – waarbij Bulgaren
in Nederlanden rechten lieten gelden op uitkeringen, maar dan rustig naar het
thuisland terugkeerden, waar die uitkeringen heel wat meer koopkracht waard
waren. Fraude natuurlijk, maar het antwoord van het parlement en de regering
was draconisch en dus ging de administratie, zoals het hoort, aan de slag. Met een
algoritme gingen ze mensen die kinderopvangtoeslag kregen navlooien op
mogelijke fraude. Zonder verder onderzoek werd de uitrol van het algoritme
beschouwd als voldoende bewijs en werden moeders en vaders van niet-Europese
afkomst aangemerkt, aangeschreven en hun reeds ontvangen toeslagen moesten, als
gezegd, per onmiddellijk terug gestort worden, met als stok bij de hand,
onmiddellijk optreden van incassobureaus, terwijl die mensen die toeslagen
nodig hadden en besteed hadden. Het cruciale punt is dat men aan de hand van
een algoritme en zonder verdere controle of zonder mogelijkheid tot protest de betrokkenen als fraudeurs heeft weggezet. Leidde
dat voor de ouders tot armoede, dat werden de kinderen door de kinderbescherming
uit huis geplaatst, ook weer zonder onderzoek. Schuld werd bij mensen gelegd,
terwijl de overheid, c.q. de administratie geen enkel moment tot zelfonderzoek
overging, meer nog, de kwade demon, Pieter Omtzigt werd na de verkiezingen getroffen
door een ostracisme van de regeringspartijen. Gelukkig kon hij na een periode
van herstel terugkeren naar het parlement.
Moet men het dan nog hebben over de handel in
mondmaskers, waar een lid van het old boys netwerk van de CDA een aardig
slaatje kon slaan uit de nood aan beschermingsmateriaal. Uiteindelijk moest het
ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wel vaststellen dat een drietal
ondanks de bewering dat ze pro bono zouden werken en er dus geen geld aan
overhouden. Blijkbaar is de financiële afwikkeling nog niet afgewerkt. Laten we
wel wezen, dergelijke situaties, zoals de coronapandemie zijn altijd wel
opportuniteiten voor arglist en misbruik van vertrouwen. Worden die praktijken
bloot gelegd, aangepakt en veroordeelt de rechter – als er aanleiding toe is,
voldoende bewijs dus – de betrokkenen, dan kan men dat als een proeve van goede
werking van de instellingen beschouwen. Soms evenwel, zoals in Groningen is
gebleken, valt het veel moeilijker rechtsherstel te realiseren, omdat de
partijen te ongelijk zijn en de hoofdrolspelers, de NAM, de Nederlandse
Aardoliemaatschappij, voor de samenleving en voor de overheid belangrijke actoren
zijn. Men was van overheidswege bereid de schade aan huizen te herstellen en
mensen te compenseren, maar evengoed bleek dat administratief, ook in hoofde
van het Gasbedrijf niet goed te lukken, wellicht omdat deze kost moeilijk te
verteren is voor aandeelhouders. Het is maar dat we zaken van landsbelang
regelen en ergens onderweg opmerken we dat we verwante zaken anders hebben
geregeld, zodat er spanning ontstaat en dan is het niet eenvoudig de juiste
randvoorwaarden in kaart te brengen om de tegenspraak op te heffen.
Het viel me al vaker op en ik schreef er ook over, dat
(jonge) politici vaak een veelheid aan doelen spuien, wanneer ze zich kandidaat
stellen, maar vooral zeggen gedreven te zijn door verontwaardiging om het
onrecht en de ongelijkheid in de samenleving. Er is onrecht, we stellen vast
dat niet alle mensen in gelijke omstandigheden kunnen leven, maar de idee dat
alle onrecht de wereld uit moet, betekent dat men mensen hun vrijheid moet
ontnemen zelf hun keuzes te maken en hun leven zelf in te richten, waarbij men
ook zal argumenteren dat vrijheid niet echt bestaan kan, want mensen weten niet
waartoe hun keuzes toe zullen leiden. Peter Bieri betoogde nu net dat dit
argument weinig om het lijf heeft, want we hoeven vrijheid niet te reduceren
tot een rationeel afwegen van wat een keuze aan baten en lasten zal meebrengen.
Het blijft een steen des aanstoots, want door vrijheid te linken aan ratio kan
men niet begrijpen waarom mensen al eens tegen hun eigen belangen handelen. Het
is de klacht van elke goed opgevoede paternalist, dat mensen toch dom zijn,
zowel die van links als die van rechts, want wie de samenleving wil veranderen,
wil mensen veranderen, zonder zichzelf daarbij in rekening te nemen. Maar ook
paternalisme kan zichzelf tegenwerken of beter, kan andere doelen tegenwroeten,
zoals gebleken is in de toeslagenaffaire, want die toeslagen kwamen er nu net om
vrouwen meer kansen op de arbeidsmarkt te bieden, terwijl de hortige wijze
waarop mensen aanpakte hen in hun waardigheid aantastte, maar vooral financieel
in zwaar weer bracht, waardoor hun mogelijke bijdrage aan het algemeen belang
eerder ingeperkt werd. Lange tijd klonk in de Tweede Kamer geen stem die het
had over tot verontwaardiging stemmende onrechtvaardigheid van de aanpak en was
men dus glad vergeten waar die kindertoeslag voor moest dienen, integratie
bijvoorbeeld.
In Vlaanderen zien we dat de kinderopvang
georganiseerd werd om het tweeverdienersmodel staande te houden. Waar vroeger
vrouwen wel eens kinderen “opkweekten” terwijl moeders werkten in de fabriek of
elders, werd dat model van onthaalmoeders geleidelijk als onprofessioneel
weggezet, waarna men meer opvang ging organiseren in grotere structuren en met
werkneemsters, waarbij de grote vraag werd hoeveel kinderen er aan hun zorg
mochten worden toevertrouwd. Geen enkele partij heeft ingezien, ook niet de
administratie, dat men hier kwaliteit en kwantiteit nauwelijks kon verzoenen
met elkaar. Een ander pijnpunt was dat vrouwen met een niet-Europese afkomst vaak
thuis bleven – eventueel om culturele redenen – en dus niet deelnemen aan het
maatschappelijke leven of toch minstens
aan de arbeidsmarkt. Klopt dit beeld nog
wel? In de jaren na WO II waren huisvrouwen die het gezin bestieren nog het ideaaltype,
waaraan tafelrituelen en dus
voedingsgewoonten gekoppeld waren. Maar die huisvrouwen hadden zo ook hun eigen
sociaal leven, waarbij de koffieklets natuurlijk niet mag ontbreken, maar ook
het bijwonen van lezingen en het opvolgen van de kinderen in de school, door
oudercontacten bij te wonen, want mijnheer de echtgenoot kon zich daar niet
voor vrijmaken. Natuurlijk waren er verschillen, want een boerin was meer
gebonden aan hoeve en erf, terwijl in een gezin waar winkel werd gehouden weer
andere gewoonten leefden, in beide gevallen gaat het om meewerkende echtgenote,
die hoe dan ook hun deel hebben aan het leven in de omgeving. Kijken we naar
onze tijd, dan merken we dat het ideaal – ook fiscaal – het tweeverdienersgezin
is, want singles betalen heel wat meer belastingen op hun loon uit arbeid. Toch
ervaart men dat zo te zien niet als onrecht, omdat men er blijkbaar geen weet
van heeft. Maar goed, dat is wat volksvertegenwoordigers toch ook machtig
moeten zijn, de tekenen des tijds lezen en onderzoeken of men wel de juiste
middelen inzet om bijvoorbeeld de onrechtvaardigheid uit de wereld te helpen. Toch
wordt er tijdens het vragenuurtje wel voldoende materiaal aangedragen voor
moties en nieuw beleid, maar vaak komen die uit de pers, niet altijd uit eigen
onderzoek. Hoe dan ook heeft men wel een duidelijk beeld over hoe men genoemde
wantoestanden kan oplossen, in de ideale wereld dan wel.
Dat werk loopt natuurlijk nooit uit op blijvende
resultaten, omdat men, zoals Paul Frissen het stelt in verband met veiligheid,
nooit absolute veiligheid kan bereiken, ook al omdat we niet altijd zelf de
regels nauwlettend opvolgen. Maar te veel veiligheid nastreven kan ook storend
werken en blijk geven van paternalisme en vooral van fundamenteel wantrouwen. Dat
we in Europa aanvaarden dat de politie – gebonden aan regels – het geweldmonopolie
heeft, zorgt voor een groot gevoel van veiligheid en geborgenheid, maar toch
blijven de brede media en politieke partijen graag het onveiligheidsgevoel
cultiveren en het ongenoegen aanwakkeren. Kwam ik op een avond toe in Brugge, waar nog weinig
bussen vertrekken en aan een jongedame met wie ik aan de praat geraakt was en
die bij mij in de buurt woont, stel ik voor samen een taxi te nemen. Maar ze
durft het niet goed. Dus wandelen we langs de Binnenvesten naar onze wijk toe.
Het was ook een blijk van vertrouwen dacht ik en onderweg begon ze er zelf
over, dat ze zo vaak gewezen wordt op hoe gevaarlijk mannen zijn, kunnen zijn,
dat ze soms huivert, want waarom zou iemand zich zomaar aan haar vergrijpen? Ik
heb helemaal geen zin in ongemakkelijke verhoudingen, zeg haar dat ik haar
morgen nog goedendag wil kunnen zeggen en dat, mocht zij op zoek zijn naar
enige intimiteit, dat ook niet meteen … al kan het wel. Ze vertelt dat ze op
scoutskamp enige jaren geleden wel eens verliefd was op een leider, die haar
ook goed en veilig gevoel gaf. Tijdens het kamp is er niets gebeurd, maar na de
vakantie hebben ze wel een relatie gehad, tot hij op kot ging in Leuven en het
contact hoe dan ook verzwakte. Dat begreep ze wel en ze verwijt hem niets,
zegde ze, maar ze is wel gaan nadenken hoe zij een mogelijke relatie zag. Op dat
punt verbaasde ze me wel, zeggende dat al die meisjes en vrouwen die voortdurend
zitten te vertellen dat ze door deze of gene misleid zijn, terwijl ze van de
belangstelling en ook wel van de seks genoten hebben. Het is, meende ze nog,
voor ze haar appartement binnenging, bizar dat vrouwen, nu ze eenmaal
geëmancipeerd zijn, goed weten wie ze wel toelaten in hun sfeer, toch wel weer
de neiging hebben achteraf te doen alsof het niet beantwoordde aan wat ze gedroomd
hadden. Zijn ze zelf wel zo gedroomde wezens?
Ook hier, zo ze me een dag later vertellen, botst het
particuliere en private op het maatschappelijke. Men wijst terecht op feminicide,
het doden van vrouwen, door verongelijkte mannen, maar klopt dat wel? Wat is de
dynamiek van die hoog oplopende conflicten die eindigen met messen of ander
geweld? Ik luisterde met enige verwondering, omdat zij aangeeft dat hoogstens
politie en justitie hier het nodige kunnen doen. Toch is zij het eens dat in elke
provincie vrouwen of mannen die aangerand werden of verkracht hun verhaal
kunnen doen en eventueel juridische stappen kunnen doen. Maar, zegt zij, het is
dan wel problematisch dat wie belaagd werd of erger, alleen maar op haar of
zijn woord geloofd kan worden, terwijl de toedracht misschien genuanceerder in
elkaar zit.
Het is een van die thema’s waarover best goed
nagedacht wordt, want veiligheid is een groot goed, rechtsbedeling ook, maar
als er onoprechtheid in het geding is vanwege als slachtoffers voorgestelde
klagers, dan moet men evengoed luisteren naar wie de euveldaad voltrokken zou
hebben. Die gast met wie ze dus een boeiende relatie mocht hebben, is een jaar
later aangeklaagd door een ander meisje dat hem in Leuven op zijn kot was gaan
opzoeken en er was afgesproken dat zij op zijn bed en hij op de bank zou
slapen. Zij werd gevraagd te getuigen – moraliteitsgetuigenis, meer niet, want
ze was er niet bij – maar uiteindelijk moest het meisje toegeven dat hij zelfs
geen aanstalten had gemaakt haar te na te komen. Ze was boos geworden omdat men
haar niet geloofde, maar hij had duidelijk kunnen maken dat hij geen zin had gehad
haar een slaapplaats aan te bieden, maar goed, een scout helpt mensen in nood.
De politiek lijkt steeds meer geneigd over het hoofd
te zien dat ze niet alleen de burgers/kiezers moet overtuigen met slogans en
fraaie uitspraken, maar ook moet zorgen dat de staat op orde is en dat leidt
vanzelfsprekend tot debat, over de hoogte van de staatsschuld, over de
belastingdruk, herverdeling van de rijkdom, marktmacht van grote spelers,
infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs, maar ook ondersteuning van de
kunsten, indirect via vorming van jonge mensen en meer direct door subsidies.
Over al die zaken kan men mening verschillen, men kan ook afwegingen maken over
de vraag wat de overheid zelf moet doen en wat de markt kan realiseren. Dan kan
de overheid ook de rol spelen van scheidsrechter, om te voorkomen dat mensen –
zoals bleek tijdens de eerste fases van de energiecrisis – met wurgcontracten
opgezadeld zitten. Maar ook hier: wat moet de overheid doen? Wetgeving bij de
tijd brengen kan al soelaas brengen. Het doel blijft evenwel moeilijk helder te
formuleren, omdat al die acties neveneffecten vertonen en niet altijd gewenste.
De verantwoording van het beleid krijgt ook in de
media al te vaak de schijn van een strafonderzoek. Dat betekent dat ministers
en andere uitvoerende mandatarissen zich moeten verdedigen en geen “schuld”
mogen of kunnen bekennen, waardoor de neiging om grondig het beleid te
onderzoeken, onderdrukt wordt. Nu, de Toeslagenaffaire en de onderzoekscommissie
over de situatie van de kinderopvang ging dan weer grondig te werk, maar altijd
ook met de eis ten aanzien van de bevoegde minister alles wat er mis kan zijn
gegaan persoonlijk op zich te nemen en dat kan de bedoeling niet zijn. De
ministeriële verantwoordelijkheid reikt ver, maar kan niet zo ver gaan dat
individueel falen van medewerkers in organisaties die niet onder de directe
administratie van de minister vallen op hem of haar verhaald kunnen worden. Wel
moet de minister natuurlijk alle middelen inzetten via wet- en regelgeving om
dergelijke fouten uit de wereld te helpen. Een visum dat afgeleverd wordt door
een consul-generaal in een derde land? Die consul-generaal moet daar
verantwoording voor afleggen, zoals Mark Eyskens ook vond, maar het ongelukkig
verwoordde.
Het wordt nooit meer stil op het Binnenhof of in de Wetstraat,
Matignon en andere locaties waar staatsmacht wordt uitgeoefend. De opgang van
extreme partijen, die zich geen zorgen maken over het algemeen belang maar
graag inspelen op het al dan niet reële ongenoegen van burgers valt niet alleen
toe te schrijven aan de falende centrumpartijen, maar ook wijzelf, burgers
kunnen maar beter eens goed nadenken over de samenleving die we als verkieslijk
achten, de open samenleving, waar soms de chaos lijkt te regeren, maar burgers
zich veilig weten en op hun gemak zijn, dan wel uitgesproken ethisch
conservatieve clubs die hun vrouwenhaat nauwelijks verhullen en zich niet
bekommeren om het welzijn en welbevinden van alle ingezetenen. Dat wil dan weer
niet zeggen dat de overheid alle problemen moet oplossen van individuele
personen, maar wel faire kansen aanbieden, via behoorlijk bestuur, via
degelijke wetgeving, vlot werkende justitie – waar ook advocaten hun inbreng
hebben - en door vertrouwen te schenken aan burgers. Maar net dat blijkt zo
lastig, altijd weer, want controle is zoveel eenvoudiger.
De politieke wandelgangen zijn geen filosofische
gaanderijen, maar oorden waar men steeds alert en met ogen op de rug in het
rond struint, op zoek naar bondgenoten en uitzoeken wat de vijand betracht.
Maar ook de journalisten die er een pleisterplaats hebben, lopen evenzeer
speurend rond, op zoek naar een verhaal, niet altijd het verhaal dat verteld moet
worden. En dan zijn er nog de persoonlijke assistenten en medewerkers die
evengoed hun positie zoeken te verbeteren. Het zal dan ook nooit rustig worden op
het Binnenhof of aan de Wetsstraat, want zelfs tijdens het reces kan er een
crisis ontstaan en altijd zijn er wel groepen en clubs die intussen proberen te
wegen op de politieke wereld, om hun agenda uitgevoerd te krijgen. En dan blijft
het de vraag of men echt altijd harmonieuze verhoudingen moet nastreven, want
met Heraklitos moeten we wel aanvaarden dat conflict niet enkel destructief werkt.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten