Conscience toch leesbaar: het IJzeren graf
Reflectie
Het
IJzeren Graf
Volledige werken 20. Het ijzeren graf
(1912)–Hendrik Conscience– Auteursrecht onbekend
Kan men boeken ouder dan 20 jaar nog wel lezen? De
bedenking dat Voltaire in 1756 met
Candide een antwoord schreef op de Theodicee van Leibniz, verschenen in 1710,
al begrijpt Voltaire de inzichten van Leibniz anders dan bedoeld. We lezen nog
wel, sommigen toch, de Candide, de eerste conte philosophique, die Voltaire inzette
om ideeën meer lading te geven en daarmee een nieuw genre dat Voltaire gemunt heeft.
Om maar te zeggen, denken we, dat teksten op verschillende manieren tijdloos
kunnen zijn. Ik dacht ook aan Belle van Zuylen, maar zelfs Couperus, Buysse…
Het lezen van boeken van ooit, soms in een andere taal en taalregisters die
anders emoties en inzichten overbrengen, maakt het lezen net boeiend.
Waarom dan in godsnaam Het IJzeren Graf lezen? Er zijn
vele redenen voor aan te dragen, want de raamvertelling brengt een verhaal van sociale
opgang van een zoon van een “kloefkapper”, een klompenmaker die zijn gezin goed
kan doen leven. Alleen, de jongste… Maar dat komt pas, nadat de twee
protagonisten hun intrede gemaakt hebben. In een rijtuig van Antwerpen naar Bodeghem,
enfin, tot het punt waar de weg naar het dorp zich afsplitst van de hoofdweg,
ontmoet de verteller een oude man, die een stuk albast bij zich heeft maar
verder weinig spraakzaam lijkt. Stappend
naar Bodeghem treffen ze elkaar weer en begint er een gesprek, merkwaardig
genoeg over de boeken van de reiziger en over het dorp Bodeghem, over het IJzeren
Graf natuurlijk ook. Maar pas in het huis van de oude kluizenaar, blijkt er een
heel verhaal te vertellen, dat we te lezen krijgen. Het bizarre is dat er geen
graf zou zijn, alleen een ijzeren hek waarbinnen dagelijkse nieuwe bloemen
worden gezet, gekweekt in de serre bij het huis dat de verteller op uitnodiging
van de kluizenaar – zo genoemd – bezoeken
en betreden mag.
Men kan in het in de literatuur hebben over thema’s,
die dan op de een of andere manier met succes vorm gegeven worden. Conscience
zal het niet over een thema gehad hebben, maar over inventies, waarbij hij zich informeert en in deze roman maakt hij
die navorsingen concreet. Een reis met de diligence en een toevallige
ontmoeting? Een dorp met een kerk – natuurlijk – en een kasteel, waar zijn
gastheer als kind mocht komen, omdat het kind tot zijn acht jaar niet sprak en
daarna een wonderlijk weg in het leven maakte. Hoewel alles duidelijk lijkt,
blijf je als lezer verbaasd over de vele vragen die de auteur dan toch openlaat.
Uit onvermogen, zoals men zou durven te suggereren? Eerder net omdat hij de aandacht
wil vestigen op wat zijn zegsman, die van de werken van de verteller houdt, hem
voorhoudt, niet wat hij zelf nog meer aan de weet zou willen komen.
‘Ik werk nog altijd nu en dan,’ zeide hij. ‘Al wilde
ik het laten, het zou mij onmogelijk zijn. De kunst is eene onmisbare
behoefte mijns harten geworden, omdat zij de goochelroede is, waarmede ik de
zoetste gedachtenissen uit mijn verleden oproep en mij terugtoover in de
lente mijns levens.....’ (p. 18 in versie
DBNL, Verzamelde werken deel 20) Ook de verteller
spreekt over wat hem artistiek beweegt, zodat men dichter komt bij wat Conscience ertoe aanzet te schrijven.
Dat hij als (gewezen) griffier van de Academie van Antwerpen, die onder
leiding stond van Gustaaf Wappers hoge toppen ging scheren, heeft hem nauw
verbonden met de beeldende kunsten. Maar het einde van het Unionisme betekende
wel scherpe partijstrijd en pionnen op elk schaakbord, dus ook de Academie,
doen ertoe. Conscience vond de aanvallen onrechtmatig, waarbij er ook nog
andere figuren, zoals Teichman, de gouverneur der provincie een inbreng had, terwijl
Conscience zich politiek niet bekennen wilde tot een fractie, al zeker de
katholieke niet. Het zal hem wel geholpen de toestand der studenten te
overzien en inzicht te hebben in de
ontwikkelingen van kunstenaars in opleiding. Ook dat speelt in deze roman een
bijzondere rol en ik ben er niet van overtuigd dat er veel egodocumenten,
dagboeken, brieven en memoires beschikbaar zijn, om het leven van zo een
leerling, student van de Academie te verkennen, want hij kende wel kunstenaars
en zag hoe sommige ervan grote stappen vooruit zetten, maar ook hoe spannend
het kon zijn voor de kunstenaars om hun meesterproeven af te leggen. De kluizenaar,
zoals de protagonist genoemd mag worden, zegt onderweg door zijn Wonderkamer
dat de Verteller de enige is die geschikt is om het verhaal aan te vertellen,
want hij, de kluizenaar houdt van zijn werken en dus van hem. Heeft hij niet
al die boeken van de Verteller gelezen? In den beginne
was er het zwijgen van de protagonist, dat wil zeggen dat hij anders dan zijn
zussen en broers niet sprak. Toch vertelt hij de verteller het verhaal van
zijn groei van het vermogen tot spreken. De komst van een nieuwe eigenaar van
het kasteel van Bodeghem, de Antwerpse ondernemer Pavelyn, met vrouw en
dochter, brengt ook voor de kleine Leo een onverwachte wending, al zal het
spreken niet meteen verbeteren, het komt wel, maar vooral worden Leo en Rosa
na een epische exorcitie – een verdrijven van een kwade demon, in dit geval
iets dat hem het spreken al die jaren heeft belet – vrienden, zoals het zelfs
kan, als men niet tot dezelfde klasse behoren zal. Het is een bizar
onderwerp, lijkt het, na de Franse Revolutie, maar de breuklijnen in de
samenleving zijn uiteraard, ondanks de pogingen van Robespierre en zijn
revolutionairen om een egalitaire samenleving op te bouwen, maar na de
terreur zal het Consulaat en nadien Napoleon niet de adel herstellen, maar het
recht op eigendom werd niet opgeheven. Maar goed, de militaire lasten op het
land gelegd door Napoleon zorgden naast de continentale blokkade voor
moeilijke economische tijden. Conscience lijkt dat niet te weten, of maakt er
abstractie van, want hij heeft het zo te zien over een land van melk en
honing, toch zeker voor de elite, zoals de familie Pavelyn. Lang voor de
sanatoriumroman zich aandient, komt in de roman van Conscience de noodzaak
van gezondheidskuren aan de orde, want moeder en dochter zullen in Marseille
en omgeving meerdere jaren verblijven, zoals in kuuroorden? Het is mij niet duidelijk
want anders dan Tolstoj en Toergenjev, maar vooral Goethe gaat Conscience
niet in op het leven in zo een kuuroord dan wel sanatorium om aan te sterken.
Het raadsel van
de stomheid van de achtjarige Leo verdient onze aandacht, omdat het een catharsis
voor de jongen lijkt, wanneer hij nagenoeg ten koste van eigen leven het
leven redt van de kleine Rosa, die over een brug over de kasteelvijver was gelopen,
die ingestort was. Vader Pavelyn was al enige tijd bezig het huis te
renoveren, maar in de tuin viel er nog werk te doen. Rosa herstelde vrij
vlot, maar het afgelopen jaar was het niet gelukt voor Leo om te spreken,
maar in de nacht na zijn bijna verdrinking moet er iets gebeurd zijn,
waardoor hij ging spreken, des ochtends, waar ook Rosa is. Het is die taalverwerving
die hem Leo zal vormen tot de kunstenaar die de verteller ontdekte bij het
IJzeren Graf. Gaan wij niet vaak genoeg achteloos om met het vermogen te
kunnen spreken? Leo zal, bij zijn verhaal niet nalaten de verworvenheid te
zegenen, net zoals zijn artistieke vermogen, maar dat wacht nog even. Fenomenaal blijkt
de ontwikkeling van Leo Wolvenaer zich te hebben ontrold na het
vijverincident, maar dan ook omdat de heer Pavelyn uit dankbaarheid,
bewondering ook besluit de nog jonge Leo in zijn huis op te nemen en voor
zijn opvoeding in te staan. Denkt de moeder van Rosa aan een naar haar
inzicht passend toekomstperspectief als klerk voor Leo, dan meent vader
Pavelyn dat er in de houtsnijprestaties van Leo een kunstenaar schuilt. Een goede
vorming in de academie van Antwerpen zal hem wel de vaardigheden en inzichten
bezorgen om het te maken. De jonge Leo, nog stom, had bij het koewachten met
een mes stukjes hout leren snijden, en steeds meer figuurtjes bij elkaar
gezocht. Die deed hij cadeau aan Rosa. Waarna hij een Zwitsers mes cadeau kreeg.
Het verhaal van
dat opgroeien krijgen we ook vrij uitgebreid te horen vanwege de kluizenaar, waarin
hij het geluk dat hem in de schoot is
gevallen zeer weet te waarderen en wanneer hij oud genoeg is voor de
academie gaat hij bij een ouder echtpaar inwonen, maar komt hij nog
regelmatig over de vloer bij de familie Pavelyn, al zullen moeder en dochter algauw
meer tijd in Frankrijk, Marseille doorbrengen om gezondheidsredenen naar men
hem verteld waardoor de band tussen
Rosa en Leo lijkt te tanen. Want wanneer ze tegen haar achttiende verjaardag naar
huis terugkeert, is ze uiteraard ook uitgegroeid tot een vrouw, die harten van
slag brengt en berekeningen op gang. Leo en Rosa zien elkaar nog wel, maar
vaak genoeg moet ze zich om gezondheidsredenen terugtrekken; Leo merkt dat de
innige band haar niet meer bevalt, want het valt al eens op dat zij ongeïnteresseerd
in zijn aanwezig met andere dingen bezig lijkt wanneer hij zijn bezoeken
aflegt. Voor haar verjaardag maakt hij een beeld waar hij al zijn kunnen in
steekt, maar na een eerste moment van vreugde en bewondering, gaat ze hem uit
de weg. Wie een
verklaring zoekt voor haar gedrag, krijgt van Conscience een aantal aanwijzingen
mee, zonder evenwel uitsluitsel te geven. Ook Leo zoekt (uiteraard) wanhopig uit
wat er haar stoort of hoe hij haar heeft kunnen mishagen. Maar als het al
geen geval van anorexia nervosa zou zijn, begrijpen de
ouders van Rosa, zo bezig met de toekomst van hun dochter, het zoeken naar
een uitstekende partij, een welvarende familie, een goede zoon, niet dat ze
haar eigen plan, dat ze al jong had opgevat, onmogelijk maakte. Voor Hendrik
Conscience lijkt het van belang te laten zien dat men toekomst van een vrouw
niet uit haar handen kan nemen. Rosa kreeg een goede en verzorgde opvatting
en met Leo krijgt ze zelfs een gedeelde vorming, tot ze naar het sanatorium
in de buurt van Marseille moet. De afloop van de
roman is op het eerste zicht helder en tragisch: wanneer Rosa weet dat ze niet
meer genezen zal van haar ziekte, misschien TBC, vraagt ze alsnog te mogen
trouwen met haar Leo, ook al had ze op het punt gestaan met een welgestelde
zoon van een concullega van vader Pavelyn te huwen, nu wil ze maar een
bruidegom en haar ouders, Leo zelf stemmen toe. Op dat moment blijkt wat heer
Pavelyn altijd al had gedaan tegenover Leo, soms zelfs tegen de eigen
belangen of de wensen van zijn eega die standbewuster blijkt, net als de
moeder van Leo overigens. Feit is dat Leo, wanneer de verteller hem het
relaas doet, niet meer hoeft uit te leggen hoe hij het mooie huis heeft
verworven. Een belangrijk
moment voor Leo zelf is hoe hij zijn onderscheiding weet te halen als beste
in beeldhouwen van de academie, hoewel hij er bijna het loodje bij legde. Pavelyn
had veel op met de jonge Leo en wenste niets liever dan de jongeman te zien
slagen. Hierbij ontstond er onbedoeld een loyauteitsprobleem, want zijn
dochter Rosa leek hem dat succes niet (meer) te gunnen. Pas met het aankondigen
van de verloving, het vertrek van Leo naar Parijs, waar hij als knecht in een
atelier terecht komt en pas geleidelijk laat zien hoe goed hij is met
materiaal en vormgeving. Nu, Leo – noch de jonge Conscience – konden rekenen
op de spoorwegen om lange afstanden af te leggen. Gedreven door woede, gekrenkte
trots en nog wat, trekt hij naar Parijs om te verdwijnen uit het leven van de
Pavelyns, tracht hij zich een bestaan op te bouwen, waarbij hij spaarzaam
omspringt met zijn centen. Dan krijgt hij, op het moment dat zijn broodje
gebakken lijkt, een brief in handen van heer Pavelyn en besluit hij, aangespoord
door zijn baas, naar Antwerpen terug te reizen, deze keer de hele weg per
diligence. Hij komt in Antwerpen toe, waar een hem vertrouwd dienstmeisje hem
naar het kasteel stuurt. Daar komt de verzoening en – zonder het met zoveel
woorden te zeggen – de verklaren van haar gedrag. Zij mocht geen gevoelens
meer koesteren, want ze kon niet met de arme sloeber trouwen. Is de spelling hinderlijk? Conscience heeft mee en
hard geijverd opdat de regering,
uiteraard de Belgische, in 1864 de spelling De Vries en Te Winkel zou
aannemen. Zijn de woorden soms wat vreemd geworden? Toen ik een keertje Leven
en Dood in den Ast las met bijkomende woordverklaring vond ik die overbodig, bij
nader toezien evenwel niet helemaal. Maar goed, het is altijd een excuus ook
om Couperus niet te lezen en sommigen menen ook nog eens dat Cyriel Buysse alleen
maar in het Drongens dialect zou hebben geschreven, toen Drongen nog niet bij
het Gentse taaleiland was geïncorporeerd. Jawel, soms lijkt Conscience woorden een
andere lading te geven of gemoedsbewegingen sterker in de verf te zetten dan
wij dat plegen te doen. Enfin, het is wat zielig als men van een taal aannemen
zou dat die maar in een register gebezigd zou worden. Veel van wat ik lees –
de laatste tijd – geven ook de indruk dat Conscience minder met de literaire
Romantiek, à la Hölderlin uitstaans heeft dan wel op eigen houtje een
realistische benadering van mensen als basis kiest en daarbij, moderne
opvattingen aannemelijk tracht te maken, wat hem dus een zeker voluntaristisch
cachet geeft. Zelfbeschikking van vrouwen erkennen? Er zijn niet veel Franse
topauteurs van vroege 19de eeuw die het hem nadoen,
want het heersende misogyne beeld wordt eerder niet dan wel aangevochten, ook
niet in de literatuur. Georges Sand, Mauprat, lezen is niet vanzelfsprekend,
maar de kritiek van Hugo en co is wellicht ook niet gebaseerd op literaire
gronden. Zijn eerste
succesboek publiceerde Conscience in 1837, In ’t Wonderjaar 1566, 23 jaar
later verscheen het IJzeren Graf. Alle kritiek ten tijde van de publicaties had
niet altijd met literaire overwegingen uitstaans. Belangrijker nog is dat men
de ontwikkeling van Conscience als schrijver over die eerste 23 jaar van zijn
schrijversleven moeilijk over het hoofd kan zien. Als men sommige brieven van
Gerard Reve leest, zal men ook merken dat er wel eens ontwikkelingen en
andere keuzes opduiken. Hoe zou het ook anders kunnen, maar men beweert graag
dat vele auteurs maar een boek schrijven en zich telkens herhalen. Siska van
Roosemalen lijkt eerder een spiegelbeeld of zelfs een contrapuntisch
onderzoek van wat Conscience om zich heen zag gebeuren. Siska wil opgenomen
worden in een jeunesse dorée terwijl Rosa Pavelyn tegen de conventies in een
gemakeld huwelijk niet wil aanvaarden, maar vanwege de conventies haar ouders
niet dorst tegen te spreken. Het was me een
plezier en met dank aan Johan Vanhecke, biograaf van Conscience, diens leven
en schrijven beter te leren kennen. Ik kende uiteraard al langer de vooroordelen,
maar had in mijn jeugd en jonge jaren enkele boeken gelezen, maar was die
haast vanzelfsprekend vergeten. Het Wiertz museum heb ik jaren gelegen
bezocht en ik denk dat het als tijdscapsule nog wel interessant is. Daarom is
het goed dat als men dan toch een canon wil opstellen van de Nederlandse literatuur,
niet enkel de boeken kiest waar men zelf voor 100 % achterstaat. Zo kan ik
wel begrijpen dat men Jos Vandeloo opneemt, al kijk ik dan liever uit naar
Clem Schouwenaars. Maar ja, voor de een is een canon beperkt tot 50 of 100
titels terwijl in mijn visie een canon net wel uitgebreider mag zijn. Of
denkt men dan echt dat een literatuur ernstig genomen kan worden als het
enkel een paar namen in de etalage zet, zoals Louis Paul Boon, Hugo
Claus en ja, verder, denkt men valt er
weinig van waarde te noemen, misschien nog Leonard Nolens en Willem Elschot.
Maar ja, wie zette een literaire cultuur op poten in dit Vlaanderen, waar de
redenen tot verfransing voor het grijpen lagen? Alleen de kerk en juristen, artsen
begrepen dat men de “langue vernaculaire” het Vlaams dus, ook wel wat moest
begrijpen, om zich verstaanbaar te maken en af en toe ook iets te begrijpen
van het kleine volk. In die zin gaf heer Pavelyn zijn pupil een enorm
geschenk. Pavelyn heeft het talent en de mogelijkheden gezien, Leo ontwikkeld
zich nog veel verder en wil een realistischer mensbeeld presenteren, tot afgrijzen
van de Meesters van de goede smaak. In zijn huis in het dorp ziet de
Verteller de resultaten van de vingeroefeningen maar ook hoe Rosa werd verbeeld,
in beeld gebracht, iel en tenger als ze was. Conscience
mocht, lezen we in de biografie, niet schrijven, al zeker geen poëzie, maar
eenmaal Pierre, zijn vader zag dat hij ermee succes haalde, kon hij zijn
trots niet verbergen en herstelden vader en zoon hun verstandhouding. Het was
in die tijd ook bijna ondoenlijk te leven van de pen, want er waren nog geen
uitgeverijen, geen tijdschriften, die
ze dan maar oprichtten en in leven trachtten te houden. Schoon zijn vader
’t hem verboden had, ging hij door en boekte met de Leeuw van Vlaanderen
succes. De roman verscheen ook in het Duits en zelfs in het Frans. Hoezo een
provinciale fabel? En verwacht men van Hendrik Conscience klassieke,
conservatieve esthetische opvattingen, dan blijkt de discussie van vetera
versus nova hem niet onberoerd te hebben. Bart Haers |
|
|
Reacties
Een reactie posten