De wijsheid van een oude leeuw
Brief
Aan
Paul Goossens
Over
het nieuwe politieke landschap
Waarom
angst voor de leeuw nergens op slaat
Brugge,
19 mei 2013
Geachte
heer Paul Goossens,
Ik
moet wel deze weg kiezen, vermits de krant de fora blijkbaar afgesloten heeft.
Het is betreurenswaardig, maar het heeft met iets anders te maken, met wat
Michel Serres te berde brengt, dat u en uw gelijken ervan uitgaan dat de kiezer/lezer
eindelijk onbevoegd is om tot een redelijk oordeel te komen. Ik herinner me dat
uw kompaan Eric Corijn ooit zegde dat het proces van verkiezingen niet leidt
tot de beste resultaten omdat de kiezer in hoge mate ontwetend is van alles wat
er speelt. Zelf heb ik nog steeds een kater omdat bij de campagne van de
gemeenteraadsverkiezingen de werkelijke inzet alleen in partijpolitieke
verhoudingen werd benaderd, niet in termen van bestuur en het algemeen belang.
Ook naar aanleiding van die media-aandacht kan men zich afvragen of men het
publiek wel ernstig nemen wil.
Michel
Serres, om maar eens iemand te noemen legt omstandig uit dat het wetgevend
apparaat dat de sociale zekerheid in het bijzonder moet sturen hopeloos complex
is geworden, dat de wetgeving die teveel zaken tegelijk wil regelen voor de
rechtszoekende tot onoverzichtelijke toestanden leidt. Er is een
administratieve logica die bij de wet- en regelgeving doorgaans voor evident
wordt gehouden en dus niet besproken wordt, maar aldus Serres wel degelijk de
sleutel voor de macht vormt. De goede bedoelingen van de stichters van het ACV
en ACW – die decennia lang met de politieke besluitvorming verweven waren, ten
spijt, hebben die goede bedoelingen wel eens geleid tot een vermenging met de
macht, waarbij de organisatie belangrijker werd dan de vertegenwoordiging van
de achterban.
U,
mijnheer Goossens, verwijst naar een doctoraat van Ico Maly waarin vast zou
zijn komen te staan dat N-VA een denken vertegenwoordigt dat men
anti-Verlichting kan noemen. Onder meer de interesse van de voorzitter voor
Edmund Burke wordt daarbij als bewijs aangevoerd. Bij mijn weten heeft DS er
aandacht aan besteed en ook op Klara was een gesprek te horen, met Werner Trio,
Tinneke Beeckman en Ico Maly en wat me bij is gebleven? Dat de heer Ico Maly er
bij zijn analyse vanuit gaat dat men de visie van Jonathan Israël moet volgen,
wat betekent dat er maar één unieke Verlichting zou zijn, de Franse Verlichting
met Diderot en d’Holbach als belangrijkste vaandeldragers en het atheïsme als
onderscheidend criterium. Ik denk nog steeds dat dit een wel zeer enge opvatting
is van de Verlichting, waarbij men ook nog eens andere onderscheidende criteria
kan aanwijzen, zoals bijvoorbeeld het afwijzen van vorstelijke willekeur,
vertaald naar vandaag gaat het dan om politieke macht – die niet ter discussie
mag gesteld worden. U kent het wel, mijnheer Goossens, de arrogantie van de
macht. Een ander onderscheidend element is het streven naar een billijke en
transparante wetgeving, zoals ene Voltaire deed, die door Jonathan Israël, op
aangeven van Denis Diderot, die hem zeer benijdde, in een verdacht daglicht
gezet werd. Maar Voltaire heeft wel enkele rechtszaken opnieuw doen bekijken en
heeft meer dan zijn atheïstische vrienden praktische aanzetten tot een beter
juridisch systeem op poten gezet.
Edmund
Burke was, voor zover ik er iets van begrijp vertrouwd met de Schotse
Verlichting, maar droeg ook de herinnering mee aan de Glorious Revolution, waar
men zonder veel bloedvergieten een einde maakte aan het vorstelijk absolutisme
in Engeland. Hij was als Ier ook wel gevoelig voor de wijze waarop een land
zich kan ontplooien zonder grote plannen of blauwdrukken ter aansturing. Wie de
samenleving wil veranderen heeft inderdaad een blauwdruk nodig, een template,
maar wie het vermogen van mensen voor ogen heeft staan hun eigen lot vorm te
geven, zal minder uitgewerkte plannen nodig hebben. En laten we toch even ernstig
zijn, het gaat dan niet over het alles overschaduwende succes van
bedrijfsleiders of sportlui, dan wel de diepe afgrond waarin mensen terecht
kunnen komen die door onkans of persoonlijke problemen het eigen leven niet
helemaal onder controle krijgen. Maar veel mensen slagen er wel degelijk in hun
dagelijkse dingen af te handelen en ook nog eens belangrijke initiatieven te
nemen. Toch lijkt men dat slagen en falen op scherp te stellen en de N-VA zou
dan de partij zijn van mensen die slagen. Of die, erger nog, tevreden zijn met
hun eigen lot.
U
stelt het eens te meer voor, mijnheer Goossens, alsof de overheid grootse
plannen moet hebben, vier- of vijfjarenplannen om de economie en de samenleving
te sturen. Er is in 1989 een model onmachtig gebleken dit adagium waar te
maken. Eugen Ruge heeft in zijn roman In Tijden van afnemend licht, getoond hoe de Oost-Duitse middenklasse van
apparatsjiks, levend in de herinnering aan heroïsche tijden zichzelf tegen de
tijd dat dominees en burgers, zelfs een dirigent als Kurt Masur de hele
santenboetiek van het communisme wilden opschudden, zelf niet meer in staat was het systeem te
verdedigen. U zal van mij niet vernemen dat het ACW aan de basis evenzeer het
geloof verloren heeft, maar toch, de wijze waarop in de loop van de afgelopen
decennia het ACW-top de spanning tussen hun boodschap en hun handelen konden
oplossen, heeft geleid tot het debacle van Dexia.
U
zegt nu dat N-VA slapend rijk wordt omdat sommige media het falen van de top
van ACV en ACW gretig hebben kond gedaan aan den volke, het domme volk, volgens u, omdat men ook niet
voldoende aandacht besteed heeft aan het kritische onderzoek van Ico Maly. Ik
blijf bij zoveel zelfingenomenheid wel even versteld staan, maar ik begrijp niet dat er op het werk van Maly zelfs geen
ernstige kritiek is verschenen in de brede media. Ook u neemt het op voor het
werk maar wij moeten maar aannemen dat Maly gelijk heeft.
Het
zal wel steken, maar eens te meer prijs ik mezelf gelukkig dat ik in mijn jonge
jaren een enkele keer zo een priester hoorde zeggen dat er niet gediscussieerd
moest worden, we hebben te aanvaarden wat hij, de deken te vertellen had. Punt
uit, Basta. Welnu, als ik uw artikel lees over hoe de N-VA in de toekomst het
electoraat van het ACW en nog wat linkse jongens en meisjes zal weten op te
vissen met een discours dat u duidelijk niet in het hart draagt, dan vraag ik
mij af wat u die mensen dan wel te bieden heeft. Maar wat zegt N-VA dat u
stoort? Wat Jan Janbon en de Kamerfractie betreft, zien we dat ze de regering
wel degelijk weet uit te dagen. Maar hoe interpreteert men dat? Dat de regering
in verband met Gemeentelijke Administratieve Sancties nu wel zeer streng zou
worden? Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat die Gemeentelijke
administratieve sancties er gekomen zijn omdat men mensen niet meer kan brengen
tot redelijk gedrag. Iedereen zegt: ik ben vrij te doen wat ik wil. De een
vindt er geen graten in tegen de gevel van een huis in een steeg te plassen,
een ander loopt met enkele companen luidt pratend in de nachtelijke straten, of
gaat nog eens ruzie maken. De buren kunnen bellen naar de politie, wegens
nachtlawaai. Of die altijd zal komen…
Het
systeem dat men nu uitbreidt tot kinderen van 14 jaar en ouder heeft als grote
nadeel dat de casuïstiek niet meer aan bod komt, de omstandigheden, de
eventuele onschuldige grappen, dat alles is verstoken van kwade intenties. Een
sanctie kan misschien helpen, een goed gesprek misschien meer. Toch zie ik geen
enkele partij zeggen, dat ze de middelen van de nieuwe wet om de orde te
bewaren, niet zullen hanteren. Waarom dan, vraag ik mij af, zal men N-VA hiervoor
verantwoordelijk stellen? Het andere deel van het verhaal, de bijzondere
jeugdzorg, die nu hervormd zal worden is ook niet alleen sociaal bepaald, wel
cultureel bepaald. De idee is dat mensen niet heter zijn omdat ze de middelen
hebben, wel kan men ook niet beweren dat mensen die zich oppassend gedragen
slechts bange kleinburgers zouden zijn. Moet men mensen de huid vol schelden die
hun kinderen de gewoonten aanreiken om zich te gedragen, zonder zich daar
ongemakkelijk te voelen, wat hen wel enige Gemeentelijke administratieve
sancties kan besparen? Maar tegelijk zal niemand toch ontkennen dat jongeren de
neiging hebben de grenzen af te tasten en dat een zekere welwillendheid vanwege
volwassenen niet misplaatst mag heten. Men zal dus wel degelijk moeten nadenken
waar het spel eindigt en het kwaad opzet begint.
Je
leest wel eens dat N-VA en vooral de voorzitter symbool zouden zijn voor de
afwijzing van de geest van Mei ’68. Het is moeilijk dit vol te houden als men
er zich rekenschap van geeft dat iedereen tijdens de jaren 1970 en 1980
opgroeide met vele facetten ervan doordrongen is geworden. Maar wat we wel
merken is dat bepaalde inzichten die in Mei’68 een kristallisatiepunt vinden,
zoals een onnadenkend gauchisme of de gedachte dat men de wereld én de mensen
moet veranderen inderdaad ter discussie kan stellen. Vooruitgang? Voorwaarts?
Maar waarheen. Toen 20 jaar na mei’68 het systeem in elkaar klapte dat men min
of meer als het ideaal voorop had gesteld, dan verliest men natuurlijk
ankerpunten. Komt een man als Vaclav Havel, die politieke verantwoordelijkheid
opneemt, ter discussie te staan bij vriend en vooral vijand, dan blijkt men
hier vooral de kritiek van de vijanden over te nemen, zodat, bij ’s mans dood,
men in de media hier van zijn onvoorstelbare zelfvergetelheid niets meer te
onderkennen viel. Zelfvergetelheid – met een verblijf in de Praagse gevangenis
- maar zonder zelf het denken op te geven. Dat hij ondoordacht zou gehandeld
hebben toen hij de politiek van Eduard Benes in 1945-1948 aan de kaak stelde,
waarbij ook vanuit Tsjecho-Slowakije de Duitstaligen liet deporteren, toen werd
hem dat in 2002 kwalijk genomen. Alleen, die stap om Benes in zijn
machteloosheid ten aanzien van de communisten onder de aandacht te brengen, was
er voor veel Tsjechen over. Madeleine Albright schrijft dat Havel zich van dat stondpunt niet heeft gedistantieerd.
De
geest van Mei ’68 was voor veel mensen onvoorstelbaar enthousiasmerend, maar
ook ontregelend, want burgerjongens en –meisjes kozen voor een ideologie, met
veel overgave, waarvan men toch niet kon beweren dat men de gruwelijkheden niet
kende. De Goelag was hier bekend, de Culturele revolutie was enthousiasmerend
maar men wist wel, in de jaren zeventig dat het echt wel wreed was. Maar het
klinkt bizar als de zaak vandaag wordt gepresenteerd. Op de Franse televisie
kon men nog onlangs een documentaire volgen over de Franse Communistische
Partij en de fellow travellers, artiesten die de partij steunden, zonder er lid
van te zijn, of toch, maar zonder dat publiek te maken. Het communisme van deze
mensen maakte abstractie van wat het voor Russen, Polen, Tsjechen en Hongaren
te verduren hadden, maar wat het maoïsme voor de Chinezen of de Tibetanen
inhield, bleef ook onbesproken.
Ik
weet het, men vindt die referenties niet meer gepast, maar het is net omdat ik
vaststel dat de gebeurtenissen in de jaren van economische groei, de gouden
jaren dus, inderdaad studenten en andere jongeren kon verleiden tot de linkse
utopieën, maar tegelijk valt op dat die jongeren die buiten dat krachtenveld
bleven, best een interessante set van denkbeelden ontwikkelden, die u ongetwijfeld
burgerlijk mag noemen, maar wat zou daar fout mee zijn? Voor u is het
duidelijk, zoals dat voor Jan Wouters het geval was: wie ook maar eens vijf
minuten nagedacht had, werd vanzelf links. De antwoorden die de SP-a of de PDVA+ uit de hoed toveren, komen inderdaad
voort uit een kritiek op het kapitalistische systeem, maar nergens zien we dan
hoe ze het alternatief zullen uitwerken. Een goed geordende samenleving?
Gehoorzame burgers die braaf de plannen van de overheid uitwerken? Mensen die
graag het manna van de overheid ontvangen? En wie zal dan ondernemen? Maar ook,
wie zal proberen jonge kinderen voldoende kennis bij te brengen opdat ze zelf
ooit zullen leren denken? Want het maatschappijmodel van deze partijen en – het
moet gezegd – ook wel van de werknemersvleugel van de CD&V roept vragen op.
U
meent dat u op de pianist mag schieten, zo lijkt het als u Jan Jambon en Peter
de Decker mag verwijten dat zij praktijken van het ACW hebben bloot gelegd. Als
de vragen niet publiek waren gemaakt, had het gerecht in alle stilte een en
ander kunnen laten aanslepen. Het belang van het middenveld? Er blijken wel wat
mensen van het ACW de rangen van N-VA te hebben vervoegd en er zal altijd wel
een organisatie van mensen met gedeelde belangen nodig zijn. Tegelijk merken we
hoe vlug zo een groepen, ik denk aan het geval Victor, in de maling genomen worden
door grote spelers op de markt.
Uw
Filippica tegen N-VA is eindelijk schrijnend, omdat u ermee aangeeft dat u niet
zo heel veel nieuwe elementen in het debat heeft in te brengen. Ik denk, maar
zal me wel vergissen, dat de visie op mens en samenleving, op
arbeidsverhoudingen en menselijke verhoudingen vandaag voor iedereen wat
moeilijker af te lijnen vallen dan ooit het geval was. Dat verleden moet niet
verheerlijkt worden, maar kan evenmin verguisd worden, het was gewoon een
andere tijd. Men kan zich ergeren aan kortzichtigheid, maar toen ik enige tijd
geleden nog eens naar Antwerpen reed, merkte ik dat het hele autowegencomplex
wel een prachtige aanwinst is geweest en dat het onbegrijpelijk is dat men de
nieuwe oeververbinding met schijnargumenten heeft bestreden.
De
prooi van de Vlaamse Leeuw? Ach kom, ofwel zijn de burgers in Vlaanderen te dom
om te helpen donderen, ofwel zijn velen in staat hun oordeel te vellen en dan
is de keuze voor die partij of een andere te legitimeren. 10 jaar geleden
haalde Steve Stevaert een monsterscore met zijn gratis-verhaal, vandaag kan de
Lijn niet altijd de beloften invullen en worden opnieuw mensen verplicht in de
auto te stappen. Het verhaal liep ook ten einde omdat Stevaert het eigen
verhaal niet kon blijven argumenteren. Natuurlijk, hij gaf uitvoering aan het
devies: “L’imagination au pouvoir!” maar hij vergat dat het goed is in
gedachten te houden dat het verboden is te verbieden. De politieke strijd die
de volgende 12 maanden zal woeden laat het ergste vermoeden, want men zal
blijven zeuren over de onmacht van de N-VA een werkelijk alternatief te bieden,
maar waarvoor is niet geheel duidelijk. Men zal ook blijven volhouden dat de
N-VA de verwezenlijkingen van de Verlichting niet zou accepteren. De gelijkheid
van man en vrouw? Zou de N-VA er verstek geven? De scheiding van kerk en staat?
Bart de Wever heeft in de Kamer een pleidooi gehouden waarin hij stelde dat de
staat ook niet kan of mag proberen de beginselen van de kerk aan te vallen. Of
men het dan eens is met de inzichten van de kerk is een ander verhaal.
Het
zou dus wenselijk zijn uiteen te zetten waar de N-VA voor staat. De partij
pleit voor een confederaal België en als het niet anders kan een onafhankelijk
Vlaanderen. Mag men dat een onzalige idee vinden, men kan ze niet bestrijden
met invectieven zoals men die telkens weer weet te vinden. Men mag het lastig
vinden dat een partij vindt dat de middenklasse er toch toe doet, maar men moet
dan niet doen zoals Marc Reynebeau in “Het Klauwen van de Leeuw” betoogde,
alsof dat een fout inzicht is. Want het mag duidelijk zijn, in Vlaanderen en de
meeste welvarende regio’s in Europa en de VSA is het succes van de middenklasse
maatgevend voor de algemene welvaart. Alleen regelrechte marxisten kunnen de
stelling accepteren dat de middenklasse er niet toe doet. Maar het alternatief
is wel dat men wel de belangen van het volk zegt te behartigen, zonder er zelf deel van uit te maken.
Besluiten
we dus maar dat uw verhaaltje over de prooi van de leeuw eens te meer blijk
geeft van een grote verachting voor mensen, die, zoals uzelf, tot uw ergernis
misschien, ook diploma’s haalden van de universiteit en er zelfs eventueel iets
mee hebben gedaan, eventueel als hobbyhistoricus.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten