Hannah Arendt en Sören Kierkegaard
Politiek
en samenleving
Arendt
en Kierkegaard
Waarin uw dienaar zich
laaft aan een film en de volgende
Dag naar de Deense kerk
in de Washingtonstraat te
Brussel begeeft – hoe beide ervaringen tot boeiende
gesprekken leiden kunnen – waarom we
Over Europese
identiteit zo moeilijk kunnen spreken.
![]() |
Sören Kierkegaard, in zijn jonge jaren graag bereid tot fatterige uitdossing. |
U zal dat wel kennen, de hoofdingen van
hoofdstukken in romantische boeken en jeugdliteratuur. Waarom we er naar
verwijzen? Omdat de ervaringen iets hadden van een nogal raadselachtige
samenhang der dingen. Ik vreesde dat ik de film over Arendt zou mislopen en
dinsdag zou ik naar Brussel gaan om er de conferentie bij te wonen over
Kierkegaard en wat die allemaal te melden heeft over de of een Europese
identiteit.
Lincoln had ik als biopic kunnen smaken, al
blijft mij naderhand voor de geest het verhaal zweven dat ik kende uit boeken
en andere informatie. Toch kon ik van de film wel genieten omdat het medium
goed aangewend werd om dat complexe verhaal te vertellen. De release van Hannah
Arendt stemde me iets sceptischer, omdat het de indruk wekte dat Arendt alleen
over Eichmann zou gewerkt hebben of alleen als het ex-liefje van Martin
Heidegger het vermelden waard zou zijn. In zeker zin heeft men dat in de
recensies ook altijd weer te berde gebracht. Nu was haar aandrang om naar
Jeruzalem te gaan en de confrontatie met zowel Eichmann als haar zionistische
vriend te zien wel degelijk authentiek, dat wil zeggen, ze had geen andere
agenda dan weer te geven wat ze vernam. Dat het boek over het proces Eichmann
voor velen een harde confrontatie opleverde, had niet enkel met haar benadering
van Eichmann’s handelen te maken. De banaliteit van het kwaad, zo vernam ik de
volgende dag van Alicja Gescinska staat al in de bijbel, behoort, bedenk ik,
mij, tot de menselijke conditie. Alleen, wie slachtoffer was van de Holocaust
en het overleefde kon zich niet voorstellen dat gewone mensen tot zoveel
boosheid in staat waren. En zij die zelf niet met de vervolging en uitroeiing
te maken hadden, wisten niet beter of Eichmann moest wel een boosaardig mens
zijn. Daarom is het misschien een misplaatste omissie, vergetelijkheid dat
Arendt in Eichmann de betekenis van de bureaucraat als moordenaar voor wenste
te stellen: schreibtischmörderer of Schreibtischtäter. Het mag hier wel
herhaald dat Arendt en Harry Mulisch op dit vlak dezelfde inzichten waren
toegedaan. Nu ik, jaren na de eerste kennismaking met hun visie en dus ook nog
wat meer heb gelezen, denk ik dat de mensen die vandaag vragen stellen bij haar
kijk op de banaliteit van het kwaad ook een probleem hebben op te lossen.
Ik denk dat men de banaliteit van het kwaad
vaak los ziet van het verhaal dat zij wilde brengen. In die zin lees ik het
boek Eichmann in Jeruzalem als een
analyse van de mogelijkheden van overheden doorheen het optreden van ambtenaren
om de mens tot niets te herleiden. Zelf zette ze Eichmann tegenover Totalitarisme en vond naderhand dat zij, Hannah Arendt, zich
dan toch vergist had. Onder andere in Oordeel
en Verantwoordelijkheid heeft ze het persoonlijke handelen opnieuw
onderzocht en aangegeven dat eenieder niet alleen in de extreme daden, het
moorden dus, verantwoording heeft af te leggen. Het gevolg, wat mij betreft van
haar benadering, dus niet enkel in het boek Eichmann, leidt ertoe dat ze de
mogelijkheid aanbiedt om als persoon, een uitermate belangrijke notie voor
haar, en als beroepskracht, bijvoorbeeld ambtenaar, leerkracht, jeugdleider…
een eigen verantwoordelijkheid te dragen, niet enkel om het kwade niet te doen,
maar ook, heb ik de indruk vooral het goede niet te laten. Voor zover ik haar
essay Het leven van de Geest: Denken begrepen heb, gaat het denken dus ook over hoe
we, gaande het leven de tijd nemen om ons handelen en de dingen te overdenken.
Haar notie van het nunc stans is het
tegendeel van wat Heidegger vooropstelde als de wijze waarop we functioneren
als we denken. In het blijvend nu dat we ons voorbehouden als er zich reden toe
aandient, kunnen we zonder de wereld te verlaten, zonder contemplatie als doel
te hebben, toch nagaan of wat we doen nog wel spoort met wat we van belang
achten. In die zin valt de film dan ook wel wat tegen, want het latere denken
van Arendt en vooral haar concept van het handelen als de bestaansmodus waarin
de mens, waarin mensen zichzelf kunnen realiseren, krijgt te weinig aandacht. Terwijl
arbeid noodzakelijk is en werk nuttig uitpakt, wat te maken heeft met het
naakte overleven, arbeid, en werk dat dan betekent dat we dingen maken die een
eigen waarde hebben, maar niet de persoon van een mens uitdrukken, is handelen
dus het domein waarop we ons als mensen het meest volkomen uitdrukken. Deze
benadering was voor Arendt cruciaal omdat ze af wilde van een filosofie die de
contemplatie voorop stelt omdat op die manier het leven zelf, het concrete
bestaan geen stof tot nadenken zou geven. Overigens wenste ze zichzelf geen
filosofe te noemen.
Wel is de film belangwekkend omdat Arendt er
een apologie van de filosofie uitspreekt. Maar men wil dat niet horen, want zij
moet aangeven dat ze de inzichten over de rol van de Jodenraden, instellingen
waarin prominente joden de transporten helpen te organiseren, eerst naar getto’s
en dan in de getto’s naar de uitroeiingskampen, wenst te herroepen. De
jodenraden waren niet verantwoordelijk voor het hele proces, aldus Arendt, maar
het was wel zo dat hun coöperatieve houding het uitroeiingsprogramma meer
gesmeerd hebben doen verlopen. Een derde aspect van haar boek, namelijk de
openlijke kritiek op Israël was wellicht nog moeilijker te vatten. Maar zij had
in 1933 en volgende jaren in Parijs bij
de Jeugdorganisatie van het zionisme gezien dat de hele droom in Israël een
eigen staat op te richten – die middels de Balfourverklaring in het
vooruitzicht was gesteld – voor sommige deelnemers aan het proces aanleiding
zou kunnen zijn tot een regime dat haar niet kon zinnen. In de film zien we een
confrontatie van Arendt met een oude zionistische vriend, die aan het eind aan haar
goede trouw niet meer gelooft en de vriendschap van jaren opzegt. Maar op het
niveau van de staat is er in haar refuge ergens in de bossen, van Vermont -?- de
confrontatie met agenten van de Mossad. Zij willen dat ze haar boek terugtrekt
– tot dan toe waren er alleen de artikelen in de New Yorker. Zij riposteert en
zegt dat Israël zich niet beter gedraagt tegenover de vrijheid van denken dan
andere totalitaire regimes. Weet men dan niet dat zij, Arendt tussen 1945 en
1950 artikelen schreef om haar vrees over de op te richten en opgerichte staat
Israël uit te drukken? Wilde men een staat van Joden voor Joden alleen of een
staat waarin Joodse mensen en andere thuis zijn? Dat men haar na het
verschijnen van het boek verweet aan Jodenhaat, zelfhaat te lijden, dan kan men
er zich rekenschap van geven dat vele geassimileerde mensen dat nationalisme
achter zich wilden laten. Ook dr. Alette Jacobs aan het begin van de eeuw werd
verweten dat ze aan joodse zelfhaat leed. Maar beide dames wisten dat men niet
zomaar een volk kan liefhebben. Daarover schreef Arendt ook nog in haar latere
essays, over de omgang met burgers van Duitsland, waarbij ze weigerde elke
Duitser a priori als nazi te zien.
Het blijft me verbazen dat men deze
invalshoeken bijna 50 jaar na het verschijnen van het boek nog steeds voorop
stelt. Bovendien valt op dat Arendt, die in 1976 overleed niet gezien werd als
de auteur van een groot oeuvre. Haar denken beschouwde zijzelf niet als
filosofie in de strikte zin en blijkbaar is dat nog altijd problematisch. Mag
ik mij bezwaard voelen dat ik hierover zoveel te melden heb, dan is dat omdat
de indruk dan gewekt zou worden dat ik haar door dik en dun zou verdedigen.
Eerder gaat het erom dat zij met Sloterdijk – ook al een problematische figuur
–, Susan Neiman, Martha Nussbaum, Richard Sennett, Michel Foucault voor mij
inspirerende figuren uit de afgelopen decennia waren – deze lijst is niet
exhaustief. Men zal bij mij niet zo gauw verwijzingen vinden naar Sartre, maar
dat ligt eraan dat ik na een eerste confrontatie met La Nausée de indruk had
dat dit een wereldbeeld zou stofferen waar ik niet goed de betekenis van kon
aanvaarden. Ach, intussen vergeet ik ook filosofen van deze tijd zoals Marc De
Kesel, zoals Tinneke Beekman, Hans Achterhuis, Alicja Gescinska… In feite,
bedenk ik mij dan, blijft het al bij al beperkt natuurlijk, maar aan de andere
kant, als ik zou stellen dat ik thuis ben in het werk van Martin Buber, De geschiedenis van het moderne individu, dan
zou ik te veel pluimen op mijn hoed steken, al ben ik al enige tijd bezig met
het werk. Maar Martin Buber deelde met Arendt wel het inzicht dat een joodse
Staat in Palestine geen beste keuze was. En Kierkegaard… in gemoede, ik heb
geprobeerd zijn denken over de angst te begrijpen…
* *
*
200 jaar geleden werd Sören Kierkegaard
geboren, op 5 mei 1813, het jaar dus ook van Verdi en Wagner. De zaak is dat we
in onze studiejaren wel over Kierkegaard te horen kregen, bij Ronald Commers en
dat ik voor mijn verhandeling Timor Dei,
Timor Principis, een proeve van onderzoek naar de rol van de angst in de middeleeuwse
samenleving zowel bij filosofen als Kierkegaard te rade ben gegaan als bij
psychoanalytici, maar met dat alles kwam het erop neer dat de hypothese
onderbouwd kon worden dat in de samenleving van toen, voor de twaalfde eeuw, de
brute macht, die men als verklaring voor de bloedige conflicten meent te moeten
aandragen onder normale omstandigheden ingetoomd werd door een
terughoudendheid, die niet alleen religieus werd geïnspireerd, maar ook door de
machthebbers zelf die het in hen gestelde vertrouwen niet zomaar op het spel
zetten. De onderdanen waren ook geneigd niet zomaar de bestaande orde te
doorbreken. Toen heb ik ook willen onderbouwen dat die psychische ingesteldheid
later door onder meer de pausen is uitgebreid naar een idee van een door god
gewilde orde. Via de ordening van de kloosters bleek immers dat de basis van de
legitimiteit van een abt, ook al bij de genade gods, net daarom als voorbeeld te
kunnen gelden voor het latere verhaal van koningen en keizers. De macht werd
dus geleidelijk gesacraliseerd in een christelijke sfeer – les rois
thaumaturges, zoals Marc Bloch het voorstelde. Tegelijk moet men ook
vaststellen, denk ik, dat de bepalingen van wat een goede vorst is, door een
christelijke deugdenleer aan voorwaarden onderwerpen werd. Zo kon men dan ook
in 1581 de vorst, Filips II, van de troon vervallen verklaren in het plakkaat
van Verlatinge.
Het ontwikkelen van een Europese identiteit,
zit meer vervat in dat conceptualiseren van het vorstelijk gezag, dan men
doorgaans wenst aan te nemen. Kierkegaard heeft in een algemene zin over de
angst geschreven, waarbij de omgang met de angst wel een voorwaarde mag heten
voor het ontwikkelen van de persoonlijkheid. In die zin, zoals Alicja Gescinska
zegde, is het aangaan van de confrontatie met de eigen angst een voorwaarde maar
het gaat niet vanzelf, want het kan erop uitlopen dat men die angst laat voeren
naar een cynische afwijzing.
Maar we lopen vooruit, want toen ik rond 16 uur
in de Deense kerk aankwam, was er een tentoonstelling waarin belangrijke
aspecten van het leven en werken van de Deense filosoof… Vervolgens werden we
onthaald op een boeiende namiddagzitting, waarbij na afloop misschien blijkt
dat er veel dingen niet aan de orde kwamen, maar het is wel aan het Deense
gezantschap dat de eer toekomt en dat dus ook erkenning verdient voor deze
conferentie. Plots blijken er wel meer mensen uit Denemarken in Nederland en
België te leven en zoals Stine Jensen in het intellectuele leven hun plaats
hebben. Men vroeg zich af, zowel de ambassadeur als bijna alle sprekers of de
filosoof het wel leuk had gevonden dat over zijn werk werd gesproken in een
kerk. Als ik mij niet vergis hadden de moderator Stine Jensen en Alicja
Gescinska de idee dat voor de filosoof de verhouding tot de kerk bij
Kierkegaard getroubleerd was maar dat hij dit wel had kunnen waarderen.
Safet Bektovic, een Serviër die in Denemarken
werkzaam is, legde ons uit hoe Kierkegaard hem de kans gaf over de Islam te
gaan denken die, naar het oordeel van sommige toehoorders, misschien net te
zeer de discussie over de Sharia opende, terwijl hij toch ook wees op het feit
dat de Sharia meer is dan alleen een strenge wetgeving, maar bovendien is het
voor de moslim aangewezen dat hij of zij het innerlijke leven ontwikkeld, de tariqa, omdat zonder die innerlijke
reflectie de weg naar de waarheid, haqiqa
niet gevonden kan worden. De spreker liet ook verstaan dat zonder die twee
luiken, die ons meestal ontgaan als we het over de Islam hebben, maar die wel
aansluiten bij de weg die, aldus de spreker, voor het individu te gaan heeft om
zich, aldus Kierkegaard, als persoon te ontplooien. De identiteit is voor hem,
Sören Kierkegaard niet het punt, wel het vermogen als persoon iemand te worden.
Overigens kan men in het christendom ook wel eens vaststellen dat we zeer de
uiterlijke aspecten onderhouden of bestrijden, maar zelden de innerlijke
beleving in rekening brengen. Het moet gezegd, niet elke gelovige, zelfs niet
elke priester is nog bezig te onderzoeken wie men is en hoe men zich kan
ontplooien. Bij het luisteren naar de uiteenzetting van Safet Bektovic kwam ik tot
een interessante bevinding, namelijk dat men, zoals Mark De Kesel het
voorstelde, de Goden of God dient te breken. Toegegeven, de spreker bracht ons
onder de aandacht dat in de Islam net als in andere religieuze opvattingen,
waar men verder gaat dan de uiterlijke praktijk, men op een terrein komt waar men nooit klaar
mee is. Het gaat dus om een proces dat te maken heeft met het achterom kijken
en toch voorwaarts denken. Het is die aanpak van Kierkegaard die me telkens
weer aanspreekt, omdat het toelaat meer dan een zijde van een kwestie te
bekijken. Het is in de filosofie niet altijd eenvoudig de mogelijkheid te
onderkennen dat iets juist is, waar is, geldig is onder bepaalde
omstandigheden, want sinds Plato is het helder dat een filosofische uitspraak
altijd geldig moet zijn en ook onweerlegbaar moet zijn. Dat dit tot een grote
spanning tussen de ervaren werkelijkheid en de door de filosofie aangereikte
stelligheid kan leiden, blijkt vaak geen topic voor filosofen, omdat het
precies hun metier is te werken aan inzichten waarvan zij kunnen stellen dat ze
universeel geldig, juist en onweerlegbaar zijn.
Kierkegaard is een van die filosofen die vond
dat Kant een ongelofelijke vooruitgang had mogelijk gemaakt, maar wellicht kan
men ook het probleem van het individu en de persoonlijke ervaring niet
ontwikkelen vanuit de filosofie die streeft naar het objectieve begrijpen. Toch
gaat sinds Socrates de filosofie ook over de vraag wat het is goed te leven,
terwijl aan de andere kant de filosofie zich ontwikkelde tot wetenschappelijk
onderzoek van de werkelijkheid. In die zin zal men in de erfenis van Kant een
moeilijk te verzoenen spanning vinden tussen het theoretische kennen, waar
Hegel en anderen mee aan de slag zijn gegaan en de Urteilskraft, waar naar het
mij voorkomt Kierkegaard mee aan de slag is gegaan. In de mate dat filosofen
als Heidegger, Sartre en Camus aan de orde komen als filosofen die verder
hebben gewerkt op wat Kierkegaard ontwikkeld had, valt het toch, aldus Stine Jensen
dat die uitwerking niet helemaal spoort met het denken zelf van Kierkegaard.
Voor we luisteren naar Pia Hansen, springen we naar wat Alicja Gescinska
bracht. Zij wees er namelijk op, als ik het goed heb, dat Sören Kierkegaard in
zijn onderzoek naar de vrees en angst tot een inzicht kwam over ironie en
cynisme, dat ons wel kan aanbelangen. Immers, men kan een welwillende ironie
ontwikkelen die wel enige afstandelijkheid tegenover de gebeurtenissen aan de
dag legt, maar toch de ervaringen zelf niet als onbelangrijk of zelfs
ontoereikend hoeft te beschouwen. In het andere geval, waar Sartre zich op
richtte, was het de existentie van de mens die uiteindelijk nergens toe kon
leiden. De mens is vrij, maar het is een
vrijheid die ons geen vreugde schenkt, net zoals we ons niet met de andere
hoeven in te laten, want die brengt alleen maar ellende.
Alicja Gescinska gaf ook nog eens mee dat het
belangrijk is na te gaan hoe Sören Kierkegaard dan wel dacht. In het denken van
de Deense filosoof ontdekte zij dat hij vaak verschillende aspecten van
eenzelfde kwestie benaderde. Het leidt, zo kregen we te horen, tot een
polyfonisch werk, een orkestwerk waarin thema’s ontwikkeld worden en
doorgecomponeerd. Daardoor lijkt het moeilijk Kierkegaard zomaar op één inzicht
vast te pinnen: de onzekerheid blijft altijd mee nazoemen als men tot een
besluit komt. Zou het ermee te maken hebben dat Kierkegaard er geen graten in
zag dat een uitspraak een voorlopig karakter heeft? Van filosofen, moet het
herhaald, zijn we het gewoon dat zij tot een helder besluit komen. En wil nu
net Hannah Arendt, die bij Heidegger werkte, maar ook bij Karl Jaspers, die bij
Kierkegaard op onderzoek uit waren gegaan, zodat men zich kan afvragen of zij
niet de betere leerling was van de Deen.
Pia Ahrenkilde Hansen is woordvoerder van
EU-Commissie en Deense, wat het debat op de Europese identiteit bracht. Nu kon
men verwachten dat voor haar Europa en Europese identiteit meer van belang
waren dan het denken van Kierkegaard als zodanig. Men zou kunnen verwachten dat
dit afbreuk doet aan de kwaliteit van de conferentie, maar het komt me
naderhand voor dat de lezingen wel heel verschillend waren en daardoor een
breed spectrum werd beschreven. Zijn we
dan te welwillend als we het toch een geslaagde namiddag vonden? Het kan wel zo
zijn.
Haar discours over Europa was anders wel
amechtig in die zin dat ze niet anders kon dan als een professionele Europeaan
uit de hoek te komen. Niet iedereen, viel me op, kon er de aandacht bijhouden,
want haar uiteenzetting was soms wat schraal. Haar stelling was dat Europese
identiteit bijna altijd blijft botsen op de individuele nationalismes-
doorgaans een enkelvoud, maar goed -, wat bij crisissen leidt tot een grote
aandacht voor de afstand van soevereiniteit en niet voor wat Europa kan
betekenen. Haar antwoord is dan dat we een Europees verhaal moeten ontwikkelen.
Maar sinds het rapport Tindemans in 1978 was men niet verder gekomen dan het
probleem onderkennen, zoals Luuk van Middelaar schrijft. Nu doet Europa wel
pogingen om een Europees verhaal te brengen dat min of meer de kracht van het Amerikaanse
bewustzijn benadert. Men vraagt dan, zegt Pia Hansen, Umberto Eco en anderen om
hiervoor materiaal aan te dragen. Zelf denk ik dat Umberto Eco, wiens werk ik
zeer waardeer, vooral Baudolino – omdat het verhaal een meer cruciaal aspect van
onze Europese geschiedenis aan de orde stelt dan net de Naam van de Roos – wel
degelijk kan bijdragen aan dat Europese verhaal, maar het moet duidelijk zijn,
meen ik, dat wijzelf dat verhaal moeten vorm geven. Dat is niet eenvoudig,
omdat we dat maar kunnen als we ons van de Nationale geschiedenis van de 28
lidstaten meer voor ogen hebben staan dan enkele markante momenten. Ook de
geschiedenis van de onderlinge relaties van die 28 landen… maar uit ervaring
weet ik dat het zelfs soms moeilijk is de Nederlandse geschiedenis in
Vlaanderen de nodige aandacht te geven en het omgekeerde, Nederlandse aandacht
voor de Vlaamse geschiedenis, Belgische geschiedenis nog moeilijker ligt.
Het kan geen kwaad dat men bij wijze lieden als
Umberto Eco raad schaft over wat het is Europeaan te wezen, maar de
moeilijkheid is dan dat zo een verhaal normerend wordt zonder dat het gedragen
is. Dan denk ik, wordt het wel weer interessant om bij Sören Kierkegaard te
kijken. Het gaat er dan om, heel basaal te erkennen dat we heel wat met elkaar
delen, dat we niet zomaar naar het verleden kunnen kijken, bijvoorbeeld om oude
rancunes te op te rakelen. Het feit dat velen buiten Duitsland vandaag weinig
voeling hebben met het Weimar van Bauhaus of met het Leipzig van Mendelsohn,
maar ook met de industriële revolutie in Duitsland, maakt het moeilijk over de
schaduwen van de 12 sinistere jaren heen te stappen. Omgekeerd kan men naar de
Franse Revolutie kijken en de ogen sluiten voor de Terreur van Robespierre en
het Comité de Salut Publique. Die blindheid
betekent namelijk dat we de relatie tussen doelstellingen van politici en de
manier waarop ze het realiseren uit het oog te verliezen. Over de Verlichting,
waaraan Sören Kierkegaard deel had, kan men veel zeggen, zeer veel zelfs en het
komt onwenselijk voor dat we die periode van Europese ontwikkelingen herleiden
tot enkele figuren en een paar slagzinnen.
Al bij al vond ik het een bijzondere namiddag
die ons toeliet wat gedachten mee naar huis te nemen en er verder over na te
denken. Dit is dan ook geen verslag maar een poging aan te geven wat er gebeurd
is daar in de Deense kerk. Er was behoorlijk wat volk en toch liepen mensen
rond half zes weg. Nu, niet getreurd, dan hadden wij des te meer koekjes en
hapjes, wijn om bij na te praten. Mevrouw Hansen vond de opmerking die ik
maakte over de vorming van een Europees verhaal best interessant. Met Safet
Bektovic ging het over de Tariqa. Tijdens het panelgesprek had Alicja Gescinska
voorgesteld niet zoveel over de Sharia te zeggen en naderhand vertelde ze me
dat het moeilijk is van iemand aan te nemen dat hij moslim is, maar niet
geïmpliceerd wil zijn in het debat over de Islam. Ik had niet direct een
antwoord, maar bedacht dat in de jaren aan de universiteit, waar katholieken
zich wat wegdrukten, zeker als het over het bezoek van de paus ging, in 1985,
dat die gelovigen ook wel wetenschappelijk
over het geloof wilden spreken en dus hoopten dat dit voldoende
wetenschappelijk zou klinken. Omdat ik de problemen die ik had met de kerk
waarin, of beter, waarmee ik was opgegroeid niet erkende in het discours van
vrijzinnigen, omdat ik tegelijk, door mijn eigen onderzoek naar de
ontwikkelingen in de kerk, daarin begeleid door Marc Van Uytvanghe en vooral
Ludo Milis, kon ik een positie ontwikkelen die de intellectuele geschiedenis
recht deed, zonder dat dit tot een uitgesproken positie voor of tegen hoefde te
leiden. In die zin kon ik de schutterige houding van de heer Safet Bektovic wel
begrijpen, maar ook de ergernis van mevrouw Gescinska. Zelf denk ik dat hij de
kans liet verloren gaan precies over de Tariqa te spreken. Want ook in de
Europese christenheid hebben we een bijna onafgebroken wisseling van positie
tegenover het uiterlijke en het mystieke in de beleving mogen opmerken. Van de
mystiek onthoudt men nu wel eens het zweverige, maar dat Hildegard von Bingen
of Geert Grote, Jan van Ruusbroeck of Juan de la Cruz, kan men de teksten niet
zomaar lezen, want ze doen een appel aan een intense beleving. Wie de teksten
in korte citaten gaat gieten, laat onbesproken dat dit beleven van de religie
op mystieke wijze niet zomaar een zaak was waar iedereen aan toe was en de
hiërarchie heeft deze mystieke weg vaker afgewezen. Tegelijk presenteerde de
kerk dan wel bij momenten wel zeer zweverige heiligen, die ons weinig te
vertellen hebben.
Kijken we nu vooruit, dan blijkt dat de oude
vragen nog steeds opdoemen, maar in andere vormen. De vorm waarin we ons
betrokken weten bij het algemeen belang blijft even goed een vraag als vroeger. Identiteit als een persoonlijke
aangelegenheid voorstellen blijkt te botsen met de idee die sociologen
vooropstellen dat onze identiteit die we delen met anderen in eenzelfde
community. Op een goede dag begon Steve Stevaert over de mensen te spreken, die allemaal ook nog eens socialist zouden
wezen, zonder dat ze het goed wisten. Maar zoals hij over mensen sprak,
verhulde hij ook hun persoonlijke identiteit.
In die zin was de discussie in de Deense Kerk
best belangrijk en boeiend. Want we hebben het moeilijk om zoiets als een
Europese identiteit te onderkennen, waarbij gezegd mag worden, dat men het ons
ook niet gemakkelijk maakt. Europa? Is dat niet het continent van de eindeloze
oorlogen, kruistochten, een alles beheersende kerk en kolonisatie, waarbij men
dus zelfs als het over de kolonisatie gaat niet bereid blijkt de voors en
tegens te onderscheiden, zelfs maar te onderkennen. Natuurlijk ging het gepaard
met wreedheid, al tracht men dat wel eens met de hulp van academici aan te
tonen dat het ene land beter was in het humaan koloniseren dan andere. Terwijl
Engelse critici het beleid in de Kroonkolonie Kongo aanpakten, voerden lord
Kitchener in de Soedan een oorlog zonder genade, maar ja, het voordeel van de
betere wapens, nietwaar. Toch noemde Churchill dit een slachting. Bijkomend was
het zo dat de Britten hoopten op een weg doorheen Afrika van Caïro tot de Kaap.
Als we het over Europese identiteit hebben, kan
ons dat alles niet onberoerd laten, de werkelijkheid is dat in Europa, ook in
de hogere regionen wel degelijk kritiek kwam, zoals Beernaert aantoonde door
zich tegen de politiek van Leopold II te verzetten. Doorheen de 19de
en 20ste eeuw is het draagvlak gegroeid voor kritiek op de overheden
en hoewel dat niet altijd even begrijpelijk was, ziet men wel dat Europa een
relatief zwakke overheid kent. Aan de andere kant zijn de burgers ook niet
zomaar bereid op elke slak zout te leggen. Wanneer evenwel de overheid
standpunten gaat verdedigen die burgers niet zinnen, zoals ten tijde van de
rakettenkwestie of van de Iraakse bezetting, dan staan er duizenden, honderd
duizenden op straat… De grootste reacties komen er als de overheid de
veiligheid niet kan garanderen, zoals men ten tijde van de Witte marsen zag,
maar ook, zoals nu in Frankrijk, waar de regering “le mariage pour tous” wil
invoeren. Men zegt dat de mobilisatie bij uiterst rechts in goede aarde viel,
maar het blijft mijn indruk dat veel Fransen, zonder de homo’s en lesbiennes
een kwaad hart toe te dragen, dit een stap te ver vonden gaan. Brengen we in
rekening dat de Fransen er in heterorelaties ook wel een potje van maken, dan
blijkt er niet zozeer sprake van homofobie, zoals men zegt, maar een helaas wat
hypocriete oproep tot fatsoen. Maar toch zal men het huwelijk voor allen er
door krijgen.
Wat de Europese identiteit betreft zijn dit wel
markante gebeurtenissen, die aangeven waarom mensen echt wel een aantal waarden
delen. We kunnen ook verwijzen naar de schandalen met Britse televisiefiguren
en andere prominenten. Toch valt ook hier de schone schijn, enfin, de
hypocrisie op, omdat mensen wel degelijk voor zichzelf veel marge over wensen
te houden en tegelijk anderen die ruimte ontzeggen, dat blijft wonderlijk. Dat
alles komt ook aan bod in de kunsten en entertainment, waar een grote vrijheid
gelaten wordt aan de kunstenaars, de performers, maar we roepen graag schandaal
als het wat bloot wordt, niet als het gewelddadig had. Dat geeft wellicht mee
het verschil tussen wat men een Europese cultuur mag noemen en waar mensen ons
om benijden.
Andere facetten van die vrijheid blijken
evenwel minder onder de aandacht te komen als facetten van onze cultuur en
identiteit. Zij leiden niet tot eenduidigheid, denk ik maar zijn mogelijke
benaderingen, naast andere. De vorming van een Europese identiteit hangt niet
af van de wijze woorden van Umberto Eco of Gerard Mortier, hoe belangwekkend
die ook zijn. Waar gaat het dan wel om? Om het lezen van dezelfde kranten? Maar
wie heeft Borgen niet gezien en op welke omroepen toont men niet Lewis of
Barnaby…. ? En de nieuwsfeiten worden overal bijna op dezelfde manier gebracht.
Iets moeilijker ligt het dezer dagen als het om de kunsten gaat, want iedereen
wordt geacht de populaire riedels te kennen. Maar kennen we voldoende van de
andere culturen? Kafka, Schiller, Alexander Pope, Vondel? Of latere producten?
Het Europese verhaal wordt vaak herleid tot
enkele hoogtepunten, maar de trage ontwikkeling van de 12de eeuw af,
die vaak de goede kanten van onze geschiedenis laten zien, worden doorgaans
afgewezen. Het kan dan ook niet anders dat de fragmentarische gedeelde
inzichten de overhand halen en dat brengt weinig teweeg. Sören Kierkegaard mag
op dat vlak ook een eigen plaats toebedeeld worden, net omdat hij meende dat
onze persoonlijkheid en in vele opzichten onze ervaren identiteit een product
mag genoemd worden van een persoonlijk avontuur. Dat erin bestaat de omgang met
onze emoties ernstig te nemen. Het existeren wordt dan meer dan het ondergaan
van de dingen, maar schept de ruimte om er iets mee aan te vangen.
Hannah Arendt had ook oog voor de manier waarop
we de dingen ervaren en meende dat het overdenken van wat ons te beurt valt
best niet uitgesteld wordt. Het denken is zich niet bewegen in de wereld te
gene zijde van het waarneembare, maar precies de dingen waar we mee
geconfronteerd worden, zonder dat we er per se onderworpen aan worden. Nu in
het politieke debat goed en fout weer de basis vormen van een politiek oordeel,
nu in het maatschappelijke elkeen iets fout mag noemen dat hem of haar niet
bevalt, staan we voor de vraag hoe we een zeker pluralisme nog vorm kunnen
geven. De werkelijkheid is immers dat vele mensen de indruk hebben dat ze hun
indrukken niet meer zelf hoeven, laat staan mogen vertalen als belangwekkend
voor henzelf.
Kierkegaard lag overhoop met de kerk, de
protestantse kerk, maar leek niet zomaar alles overboord te willen zetten. De
uitdaging is dan ook dat we elementen, facetten van de “Umwelt” niet zomaar
kunnen afwijzen, zonder onszelf te isoleren. Alles moeten we ook niet
aanvaarden, dat is klaar. Na zo een middag luisteren naar deze mensen, komt een
mens tot de vreugdevolle bevinding dat we wel degelijk iets te melden hebben
aan elkaar, zonder dat we daarom grof in de bek hoeven te worden. Het tegendeel
is het geval, want het is best interessant te luisteren naar mensen die vanuit
hun eigen visie andere willen binnenleiden in een voor hen onbekend terrein. En
achteraf wordt het dan zaak er zich een idee van te vormen. Het uitgesprokene
te overdenken.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten