Waar komen grote denkers vandaan
Brief
Aan de
rectoren
Brugge,
21 mei 2013
Geachte
dame, geachte heer,
![]() |
Aula Universiteit Gent |
We
verwachten veel van u, zoals we veel verwachten van een toptrainer, een CEO,
van elkeen die (plots) macht krijgt toegeschoven. Maar uw instelling is ouder
dan uzelf en zal, als het goed is, nog lang doorgaan. Toch zal u in het
functioneren van die instelling een eigen rol te vervullen hebben. Alvast Guy
Tegenbos weet hoe het moet: brede rekrutering en een stevig contingent
toponderzoekers, met een idee.
Ik weet
niet of Guy Tegenbos nog in de universiteit is binnengestapt, de laatste jaren,
maar in Gent wil men alvast een bijzonder programma voor de beste studenten.
Nu, men kan zich al eens vergissen want in opleidingen met nogal wat
keuzevakken kan het zomaar gebeuren dat men een interessant programma kiest,
maar de examinatoren niet beknibbelen op kwaliteit, met als gevolg dat een 12
al een mooie score is, terwijl men bij andere vakken met de dezelfde geleverde
inspanningen een 16 kan krijgen.
Enfin, de
laatste tijd wordt van proffen ook verwacht dat ze indulgent de student
tegemoet treden, want die heeft het toch zo moeilijk, heeft thuis geen plaats
om te studeren en nog wel enkele problemen, zoals faalangst. En de universiteit
wordt ook op basis van de uitgereikte diploma’s gefinancierd. Hoe kan men dan
nog werkelijk goede studenten onderscheiden van andere?
Bovendien,
het is natuurlijk zo dat in studierichtingen met veel studenten de aanwezigheid
van gemiddelde studenten groot zal zijn, terwijl in andere richtingen de
studenten vanzelf al meer gemotiveerd zijn. Vervolgens is er het soort
opleidingen, met veel werkcolleges enerzijds en veel hoorcolleges anderzijds,
met veel laboratoriumwerk kan ook en dus zijn de manieren waarop men de
uitstekende student kan onderscheiden een proces is van verschillende jaren. Het
probleem is natuurlijk, denk ik, dat de universiteit vandaag een beetje van
haar ziel verloren is, omdat men het vooral ziet als een diplomafabriek.
Het hele
opleidingsprogramma, naar arts of naar filosoof dan wel jurist of ingenieur
heeft op zich wel de proef van de decennia ondergaan, maar we mogen niet blind
zijn voor de werkelijkheid, namelijk dat nu mensen mogen studeren die niet
altijd in de humaniora voorbereid zijn op hogere studies. Naarmate men de
toegang tot de universiteit ruimer heeft opengesteld, wat een goede zaak was,
vergat men dat studenten niet altijd voorbereid zijn op het verwerken van grote
hoeveelheden leerstof, maar ook niet op het verwerken van doorgedreven kennis,
dat wil zeggen dat die grote cursussen met veel tekst ook nog eens zeer diep
boren in de beschikbare kennis. In deze tijden, zegt men, zijn studenten graag
klaar met iets in 144 tekens, of men gelooft dat iets gezegd moet kunnen worden
in zo weinig mogelijk hoeveel woorden of tekst.
Een
cursus Instellingen
van de Middeleeuwen vraagt toch algauw
500 bladzijden en bevat naast de opsomming van die instellingen ook de hele
wordingsgeschiedenis en de verdere ontwikkeling. Als men er geen interesse voor
kan opbrengen, dan is het natuurlijk zo dat de student niet op de juiste plaats
zit. Toch is zo een cursus een conditio sine qua non voor wie zich met
middeleeuwse geschiedenis wenst in te laten. Het hele parcours van zo een
opleiding is dus niet naar elk wat wils, maar omvat zaken waar een student niet
noodzakelijkerwijze goed in is. Aan het einde van de rit blijkt dan hoe het
gesteld is.
Guy
Tegenbos vraagt ook grote Denkers. Ik heb er aan de universiteit wel enkele
mogen ontmoeten, zoals mevrouw Dominique Willems, die ons de lectuur van
historische teksten bijbracht, zoals de redevoeringen van Charles de Gaulle
over zijn politiek ten aanzien van Algerije. Of Johan Taeldeman, die ons de
geschiedenis van de talen en vooral van het Nederlands bij heeft gebracht.
Uiteraard waren er de historici die op hun terrein, van instellingen tot
landbouwgeschiedenis, van Cultuurgeschiedenis tot demografie hun inzichten
overdroegen en waar we wel eens bij stil moesten staan. Een professor die nu
nagenoeg vergeten is, Prof. Dr. Brulez was zo iemand die zelden naar buiten
trad, maar toch wel veel over het Ancien Régime wist aan te reiken, maar niet
op de wijze die men gewoon was, want in plaats van een mooi uitgeschreven
cursus kregen we elke keer een pak copietjes en zelfs een proefexamen, om ons
ervan te doordringen dat de cursus zich ertoe leende zelf veel te verwerken. Ook
de lectuur van enkele boeken was eraan verbonden, zodat een student zich wel
moest afvragen waar de inzichten van de prof zich nu lieten lezen. Wel, de
methode was de boodschap.
Uiteraard
was het altijd wel zaak de cursus goed te studeren, maar de bibliografische
richtingaanwijzers niet te negeren. Want net daarin kon men, naarmate men
vorderde ook de eigen inzichten van de docent erkennen. Want, laten we eerlijk
zijn, de proffen genoten een grote academische vrijheid en daar werden wij
alleen maar beter van.
Zijn het
dan grote denkers? Met of zonder permissie: wat is een groot denker? Iemand die
goed verwoordt wat iedereen al denkt? Of iemand die contra-intuïtieve inzichten
presenteert, alleen maar om een beetje te choqueren, maar verder zonder enige
zin of betekenis, dan is het toch alleen maar wauwelen. Neem nu Europa? Hoe zal
men Europa uitleggen? Een eenduidige invalshoek lijkt niet aangewezen en toch,
als we naar het debat kijken, dan ziet men dat men over Europa spreekt dan
merkt men dat men de vele aspecten van de eenwording, net zomin als de manier
waarop we de democratische legitimatie kunnen verantwoorden, aan de orde komen.
Men blijft steken op het niveau van de politique politicienne. Onderzoek over
de ontwikkelingen van een Europees bewustzijn ontwaart men nauwelijks en als
het al het geval is, dan is het kwestie van loutere dagjespolitiek en dat kan
misschien deels het geval zijn, nu de EU maar ook nu Europa economisch op zoek
is naar een werkbaar model dat de welvaart van velen kan verzekeren, lijkt mij
het debat wel erg schraal.
Een groot
denker? In mijn jonge jaren had je Leo Apostel, over wie veel gesproken werd,
maar wiens denken niet altijd goed uit de verf kwam, dat wil zeggen, dat men er
niet zo vaak zicht op kreeg, zodat het alleen een naam bleef. Toen had je ook
nog een paar andere professoren die regelmatig in de krant schreven, zoals
prof. Claes en je had toen ook, in de jaren 1980, Etienne Vermeersch en Jaap
Kruithof, maar verder was het mogelijk nog eens een historicus of taalkundige
te horen, een literatuurwetenschapper, maar dat viel al moeilijker. De tijden
zijn veranderd, ook de sprekers, maar het model is hetzelfde gebleven: goede
sprekers die mensen even kunnen meenemen, maar inhoudelijk lijkt het niet zo
heel voor te stellen.
Een
nieuwe poging: Grote denkers hebben we nodig. Maar die komen niet op afroep en
als ik kijk naar de huidige situatie dan zijn er wel enkele mensen die iets te
vertellen hebben, maar niet zo vaak in de media komen, al is er wel meer
interesse, want in de Standaard en de Morgen, maar ook in Trouw en de
Volkskrant, NRC ook vindt men wel columns van filosofen en andere academici.
Het lijkt me goed dat de kranten deze mensen, zoals Stine Jensen, Alicja
Gescinska of Tineke Beeckman ruimte geven. Maar het blijft de vraag wat Guy
Tegenbos met een groot denker voor ogen heeft zweven. Iedereen die doceert is
bezig met het eigen vakgebied en als het goed is, dan blijkt dat ook aanleiding
te geven tot algemenere inzichten. Natuurlijk, als ingenieur of farmaceut kan men
zich op het oog beter in een vakgebied opsluiten, althans, dat is de algemene
opinie en daar handelen de kranten ook naar. Waarom zou een ingenieur
materiaalkunde geen column mogen hebben in de krant? Of een specialist
genetisch gewijzigde organismen? Die zal, denkt men dan, voor eigen winkel
preken en dat moet de krant niet hebben. Maar als er nu eens, stel, als nu eens
zo een expert ook nog eens over een goede pen zou beschikken, waarom zou die
dan niet over de dingen des daags mogen schrijven?
U merkt
het, die vraag naar grote denkers leidt ertoe dat kranten op zoek gaan naar
filosofen, die echter, zoals wijlen Koen Raes ooit zegde, niet mogen schrijven
wat ze in hun gespecialiseerde tijdschriften behandelen, maar dat betekende
ook, liet hij er later eens op volgen, dat onze wetenschappelijke publicaties
niet altijd de meest pregnante vraagstukken behandelen. Toch was Koen Raes bij
leven een interessante stem in het maatschappelijke debat, al had hij steeds op
te boksen tegen de leidende intellectuelen.
De kranten
zelf kunnen ertoe bijdragen dat docenten en professoren in de picture komen en
een breder publiek de kans geven de eigen horizon te verbreden. Zijn het dan
vanzelfsprekend grote denkers? Niet in het minst want dat is alvast onze zorg
niet, wel mensen die op een of andere manier vraagstukken aansnijden die nu
niet zo gauw aan de orde komen in de media, dan wel eenzijdig, zoals in het
debat rond de verbreding en verdieping van het Schipdonkkanaal het geval was.
Men kon bij Rondas professor Allaert horen, die zowel het kanaal overbodig vond
als het aanleggen van een derde oeververbindingen in Antwerpen, om de stadsring
te ontlasten. Eerlijk gezegd, zijn benadering van beide kwesties kwam mij
verdacht conservatief voor en toen de man ook nog eens stelde dat de haven van
Zeebrugge weinig meerwaarde zou opleveren – terwijl de werkgelegenheid in het
arrondissemt Brugge-Torhout- Oostkust aardig is toegenomen de afgelopen dertig
jaar, moet men toch wel vragen stellen bij diens benadering. Nu de binnenvaart
problemen heeft en tegelijk het wegennet op elk moment helemaal kan
dichtslibben, zou men toch eens kunnen onderzoeken of zo een kanaal niet een
deel van de vracht van de weg naar het water zou kunnen verplaatsen, wat voor
de filegevoeligheid ook een gunstige invloed zou hebben…
Maar dit
is geen groot denken, hoor ik u al murmelen. Zou het echt alleen maar groot
denken blijken als men zich buigt over de eeuwige wederkeer der dingen?
Misschien ben ik daarom wel geïnteresseerd in het werk van Susan Neiman, van
Richard Sennett, eerder dan Richard Florida… Het grote denken? Het is
belangrijk dat kwesties die ertoe doen, van het oplossen van verkeersinfarcten
tot de manier waarop de geneeskunde nieuwe problemen oproept voor de sociale
zekerheid en de gezondheidszorg, op een doordachte manier onder de aandacht
gebracht worden van een breed publiek, dat nu meer dan ooit hoog geschoold is.
Misschien
moet we dus mensen de kans geven hun gedegen vakkennis – anders worden ze toch
geen doctor – ook aan een breder publiek kond te doen. Maar we krijgen dezer
dagen vaak, te vaak dezelfde stemmen te horen. Hoe zit het met de Islam in
Vlaanderen? Hoe zit het met de waarden in onze West-Europese samenleving en wat
kunnen we daarmee aanvangen als het om
integratie gaat? Men kan dit niet in een handomdraai duidelijk maken. Maar toch
blijven we zoeken naar eenvoudige voorstellingen van zaken. Misschien is een
groot denker iemand die de complexiteit van de zaken niet uit het oog verliest,
maar precies die soms onoverzichtelijke werkelijkheid goed weet over te
brengen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten