De ondraaglijke lichtheid van charisma van populisten
Dezer
Dagen
Geloof en charisma
Verwikkeld in een cultuurstrijd
Bart
Vandermoere overleed onlangs en in een levensbericht had men het over zijn
charisma en ook wel over hoe hij leefde op de kracht van zijn overtuiging. Op
zeker moment verloor de jonge man dat it-gehalte en werd hij (opnieuw) aan
gewone maatstaven afgemeten en volgens sommigen te licht bevonden, wat hem dan
weer persoonlijk raakte. Wat betekent dat alles, charisma, leiderschap,
overtuiging?
We
schenken mensen graag het aura van een charisma, doorgaans loopt het dan snel
af met die figuren, een enkele keer blijkt het charismatische optreden bestand
tegen tegenslag en opdoffers. Toch moet men het zomaar weg denken, de idee van
een charisma, omdat dit te maken heeft met de eigen plaats in een groter
geheel, zoals het al dan niet behoren tot een inner circle, of net het verheven
zijn boven het gemeen; bij ontstentenis van een kritische massa, wordt zo
iemand dan algauw geacht op alles een antwoord te weten. Valt dat dan verkeerd
uit, dan loopt men werkelijk tegen een muur aan. Mocht de betrokkene alleen in
de brokken moeten delen, dan is er geen kind aan verloren, maar als een
samenleving in het geding is, dan wordt het lastiger. Daarom ligt de
verantwoordelijkheid niet enkel in hoofde van de vereerde meester, maar ook bij
hen die graag een adept willen zijn. Hoe men een en ander kan herkennen en hoe
men ook zichzelf wakker kan houden, ligt aan de ene kant in het vermogen te
begrijpen wat sommige mensen zo opstuwt en waarom anderen zo een goeroe of
meester gaan volgen. De Officiis van Cicero kan helpen, Il Principe van
Machiavelli ook, maar zeer zeker kan het helpen de bijbel te lezen en de wijze
hoe de teksten later geïnterpreteerd werden en bijvoorbeeld zien hoe men uit
het koningschap van David ook ineens het gezalfde koningschap van Clovis wist af
te leiden en daaruit dan weer de sacrosancte positie van de koning: regicide is
erger dan het vermoorden van een gewone sterveling, want men dood ook een
gezalfde des heren en een door god gewilde orde, dacht men. Leiders in het
algemeen krijgen ook algauw een aureool van onaantastbaarheid, die ze echter
even snel weer verliezen wanneer ze hun woord niet gestand kunnen doen. In oude
culturen was een onbetwistbaar leiderschap betrekkelijk, want als de leider
rivalen niet meer kon afhouden, was het met hem gedaan; dat leiderschap was ook
daarom van belang dat beslissingen vlot kunnen worden genomen, zonder tegenspraak.
Geloof
in mensen, in mooie woorden is belangrijk, want men moet men, binnen het
systeem dat we kennen, sinds we afgerekend hebben met het gezalfde koningschap,
omdat in een democratie een zuivere meerderheid zelden voorhanden zal zijn,
zodat overleg en overtuigend spreken wel van belang is; in tweepartijensystemen, Frankrijk, de VS en
het UK, kan men al eens op de grenzen
van de legitimiteit botsen, omdat de winnende partij alles
krijgt, toch maar beter rekening kan houden met de minderheid, wat lang niet
altijd het geval is, al poetst men dat graag retorisch weg. Wat legitiem is
hangt overigens niet enkel af van de grondwet, van meerderheid of minderheid,
maar ook moet men kunnen bogen op redelijkheid en impliceert dat men voortgaat op
meerdere aannames en mogelijkheden die als heilzaam voor de bevolking worden
beschouwd.
Een
van de regalia, koninklijke attributen bestond erin dat de vorst gerechtigd was
de oorlog te verklaren en ook kon de vorst, hoorde de vorst recht te spreken,
wanneer onderdanen naar de vorst kwamen, al vlug werd dat een afzonderlijk stel
van instellingen, die steeds meer aan de vorst onttrokken raakten, naarmate het
recht complexer werd. Ook andere onderdelen van de soevereine koninklijke macht
raakten via de curia regis verspreid
onder instellingen, die ook weer vervreemd raakten van de koninklijke persoon.
Zowel Louis XIV, de Prins-Regent, de libertaire Philippe d’Orléans, als de al
even lang regerende Louis XV, die in de literatuur vaak als een zwak vorst
voorgesteld wordt dienden tegelijk hun vorstelijke almacht als de werking van
die instellingen voor ogen te houden. De welvaart nam tijdens zijn regering wel
toe (1723 – 1774) en ook werden afgelegen delen van Frankrijk toen ontsloten.
Wel verloor de koning een deel van de koloniale bezittingen aan de Engelse
kroon tijdens de vele oorlogen die uitgevochten werden. Vooral slaagde Louis XV
erin, met Maupeou de verhoudingen tussen de machten ging reorganiseren en de
Parlementen minder prerogatieven toekennen. Ook werd de belastingvrijdom van de
verschillende adelsgroepen teruggeschroefd, maar toen Lodewijk XVI aan de macht
kwam, liet hij zich overhalen de hervormingen van 1770 terig te draaien, ook de
fiscale. Dat had uiteraard gevolgen voor de staatskas en voor de verhoudingen binnen
de samenleving, waarbij de middenklasse, soms behoorlijk welstellend, maar zich
bewust van de fiscale ongelijkheid vooral betreurden dat de economische
vooruitgang gestremd werd, vergeleken met Engeland en zelfs de Oostenrijkse
Nederlanden. Vooral Louis XV zou later door Ernest Lavisse met schande overladen
worden, als een walgelijke koning, terwijl hij, aldus Jean-Christian Petitfils overtuigend
laat zien dat de vorst met overzicht en inzicht te werk ging, maar evengoed de overmacht
van de Britten ter zee moest erkennen. Ook het loslaten van Pruisen en de
alliantie met Habsburg kan men als een gunstige beslissing onderkennen, omdat
toch voor enige tijd de oorlog niet meer volgens dezelfde lijnen verliep – via Vlaanderen
en via de Elzas – maar goed, de oorlog werden tijdens de zevenjarige oorlog
gevoerd in Tsjecho-Slowakije en Polen.
Door
toedoen van de tijdgenoten, die de koning niet spaarden en door toedoen ook van
Ernest Lavisse stond Louis XV in een kwaad daglicht, waardoor men de mening
toegedaan kan zijn dat hij gespeend was van charisma, wat ook moet blijken uit de
talloze schotschriften die hem werden uitgedeeld in Parijs. Hoe dan ook had hij
te maken met veel op het scherp van de snee gevoerde conflicten in de Franse
samenleving en vooral de elite, zoals rond de pauselijk Bul Unigenitus, een
werkstuk dat nog door zijn overgrootvader en voorganger Louis XIV was besteld
bij de paus in de strijd tegen de Jansenisten, die door Louis XIV evenzogoed
werden bestreden als de protestanten. Het parlement van Parijs was verweven met
die strekking, maar wilde ook wel de bevoegdheden die de koning had afgenomen,
heroveren bij de nieuwe koning. De Regent ging op die eis in, om zijn eigen
positie te vrijwaren, maar Louis XV zou het conflict niet uit de weg gaan,
vooral naarmate hij langer de macht in handen had. Waar Louis XIV lange tijd zijn
eigen beeld van leiderschap kon uitdragen omdat men na de roerige tijden rust
wilde, kon Louis XV vooral proberen de brokken te lijmen, in een veranderde
samenleving.
Nog
eens, deze lieden maalden niet om charisme, maar Louis XIV had wel degelijk een
zeker aura en ook Louis XV kon wel rekenen op enige afstraling, al was hij wel
voortdurend bezig brandjes te blussen, werd er zelfs een aanslag op hem
gepleegd, maar dat bracht hem alleen dichter bij zijn voorganger, de
zonnekoning. Kon Louis XIV een verhaal vinden voor zijn koningschap dat begon
met de Fronde (1648-1653) dus na het einde van de Dertigjarige oorlog en die
ontwikkelingen, waarin Mazarin en Richelieu meer dan de hand hadden, had op de
koning grote invloed, toen die in 1661 zelf het bestuur in handen nam.
Als
men vandaag, in een open, democratisch bestel schreeuwt om leiders, om alleskunners,
dan ziet men wel eens op de achtergrond de schaduwen van Louis XIV of Napoleon,
vergetend dat de laatste zijn hand snel overspeelde en het onderspit mocht
delven. Over Louis XIV valt veel te zeggen, maar hij stierf uiteindelijk in
zijn bed. Beiden slaagden er wel vaak in kleine foutjes en zelfs al eens een
nederlaag in het eigen voordeel uit te leggen. Maar het Frankrijk dat na 54
jaar bestuur door Louis XIV in handen van de opvolgers overging, was wel gemoderniseerd
en in hogere mate technocratisch geworden. Volmaakt was het niet, maar goed dat
kon ook van het Habsburgse rijk onder Maria-Theresia gezegd worden, die op een
aantal punten dezelfde doelstellingen voor ogen had staan. Toch kunnen vorsten,
absolute vorsten geen model meer zijn en moet men er ook niet om schreeuwen.
Ik heb
Bart Vandermoeren een keer horen spreken, toen hij al wat van zijn aura was
verloren, maar in een gesprek met Hugo Schiltz en andere leden van de werkgroep
Vlaanderen Morgen, kwam het probleem aan de orde van wat talentvolle (jonge)
politici nu zouden kunnen zijn of te bieden hebben. Mijn scepticisme ontleende
ik aan het optreden van de toenmalige voorzitter van de VU, maar ook aan het feit
dat ik niet kon begrijpen wat een politiek talent nu helemaal om het lijf zou
moeten hebben. De andere vraag was nog veel pertinenter: wat moet een politicus,
een jonge adept nu nastreven? Hoe kan, was een vraag, iemand populair worden,
een achterban vormen waarop hij/zij kan steunen? Hoewel we niet echt tot
sluitende antwoorden kwamen en bedenkende dat Hugo Schiltz in zijn politieke
loopbaan al eens een offer bracht – zoals “leve België” bij een bezoek aan
Groningen – toch lijkt hij, zeker na het debacle van Egmont vooral gesteund te
hebben op zijn eigen inzichten en minder gezocht te hebben naar holle
populariteit. Bij de vorming van N-VA en vooral wat eraan vooraf ging verweet
hij dan wel mensen als Eric Defoort en Geert Bourgeois net goedkope populariteit
te zoeken, maar dat gebeurde lang na het gesprek waar ik aan refereer.
Het is
van belang, ook voor journalisten, zoals gebleken is in het verhaal van Steve
Stevaert, socialistisch voorman en zeer gefêteerd door de media, dat we niet
zomaar iemand charisma toeschrijven, want dat verhindert een kritische blik. Natuurlijk
kan men bewondering opbrengen voor politici, maar toch, teveel bewondering en
verering maakt een goed debat en in partijen zal dat vroeg of laat op een
ontgoocheling uitlopen, als de leider niet meer kan leveren wat men verwacht,
zetels, mandaten en uiteraard succes. Het is nu natuurlijk wel anders omdat de
media, de brede media veel inspanningen leveren om ons op de hoogte te houden,
niet altijd van het beleid, wel vaak van wat er mis lijkt te gaan. Men toont
meer beelden van de Speaker van het Lagerhuis dan van de discussies, waar
hooguit een paar snapshots van krijgen; Bovendien verliest men zich in allerlei
speculaties, die men dan even vlot weer afserveert, zodat politici nog
nauwelijks over enige bandbreedte beschikken om tot oplossingen te komen, want
als iets niet past in een format, een theorema, die doorgaans niet de kritische
filter van de faculteiten economie hebben doorstaan. Dat kan evenwel een
kwaliteit zijn, wanneer het voorstel goed doordacht is en uitgewerkt is met
academische criteria voor ogen, wat de afkeuring bedenkelijk maakt, maar goed,
academische consensus leidde er ook toe dat Vesalius in Leuven in eerste
instantie afgewezen werd. Het onderzoek van Tomas Sedlacek naar wat we via
economische benaderingen aan de weet komen, waarbij, zoals Vesalius al vaststelde,
sommige uitspraken niet berustten op eigen onderzoek, maar een voortdurend
klakkeloos overnemen van autoriteiten.
Hier
gaat het erom spannen, want precies politici die we populisten noemen, al is de
term wat uitgehold en zinledig geraakt, gaan vaak uit van wat burgers zien als
een samenzwering van de elites, die met elkaar afspreken hoe het nu zit,
waarbij ze zich nauwelijks zouden verantwoorden zodat wie de indruk wekt te
weten hoe het eraan toegaat achter de deuren van academische instituten kan
komen vertellen dat men zich niets op de mouw hoeft te laten spelden, terwijl
kritiek op een bepaalde consensus wel gewenst kan zijn, noodzakelijk zelfs,
zoals de consensus rond het onderwijs dat onderwijssociologen en pedagogen met
elkaar bedisseld hebben, voortgaande op geschriften van denkers als Pierre
Bourdieu en John Rawls – zonder sporen van een ernstige zelfkritiek.
Populisten doen alsof ze weten wat nodig is,
kunnen met veel aplombover een vermeende kwestie peroreren en toch niet goed
weten waar het dan wel heen moet. Pim Fortuyn maakte indruk omdat hij toch wel
een en ander wist van zijn vakgebied, ook een meer omkaderde visie geven en inderdaad
de “zelfgenoegzame” Haagse kringen angst aanjagen. Geert Wilders, die zelden
betrapt wordt op een overdachte visie over mens en samenleving, komt niet
verder dan het aanpoken van ressentiment.
Wie de
consensus wil aanpakken, zo blijkt telkens weer, zonder weggezet te worden als
een raddraaier, moet dus goed nadenken en begrijpelijk maken waar zijn of haar
kritiek op berust. Nu is het natuurlijk maar de vraag of wat u en ik anders
zouden willen, wel opweegt tegen de voordelen van het bestaande bestel. Men kan
dus volstrekt tevreden zijn over de samenleving, de politieke cultuur waarin we
leven en veranderingen voorstellen, omdat er pijnpunten zijn, omdat de
betaalbaarheid van bijvoorbeeld het openbaar vervoer te wensen overlaat of men
kan precies meer willen investeren in het openbaar vervoer, zij het met een
open blik, zonder a priori uit te gaan van de bestaande modellen. Of men kan
proberen de financiering van de ziekenhuizen te optimaliseren, zodat ze niet
overkop gaan, wat ook weer nogal wat wikken en wegen met zich zal brengen.
Het is
dan ook die verdomde complexiteit van onze samenleving en al die verworven rechten
die met zich brengen dat we alsmaar rondjes draaien en steeds weer op dezelfde problemen
stoten. Er zijn al helemaal geen gemakkelijke oplossingen en al helemaal geen
gratis lunches, want iemand betaalt de zo gewenste eenvoudige oplossing en
meestal zijn we dat zelf. Beleid wordt dan, zoals Louis XV al wist een zeer
stug en tegelijk zeer gericht werken aan oplossingen. Want zelfs als men het al
eens is over een probleem, dan nog kan er discussie zijn over de oorzaken en de
aanpak. Daarvoor heeft men afgewogen antwoorden nodig, waarbij men na goed
overleg accepteert dat een oplossing suboptimaal zou zijn, omdat een optimale
oplossing te veel nadelen kan meebrengen, vooral voor mensen die er niets of
weinig mee denken te maken hebben. Een compromis als doel is niet aan de orde,
het compromis als aanpak om een probleem aan te pakken, kan heel wat ongenoegen
opheffen.
Het
punt is dan de vraag wie de macht heeft om tot besluitvorming te komen, wie dus
soeverein mag heten. Net in tijden waar mensen naar eenduidigheid zouden snakken
– in ons leven zien we die rechtlijnigheid ook niet altijd, tot vreugde van
onze omgeving – is het nuttig dat we over het probleem van de soevereiniteit,
zoals Carl Schmitt dat begrip begreep nadenken. Alleen in totalitaire regimes
heeft de machthebber werkelijke soevereine macht, maar de kostprijs reikt veel
verder dan het beknotten van (grondwettelijke) vrijheden, want iedereen moet
ondergaan als er foute oplossingen uit de bus komen, omdat er geen kritisch
debat meer plaats heeft. Het verstrengen van beleid lijkt voor veel tijdgenoten
wenselijk, zolang ze er zelf geen last van hebben, maar wetgeving heeft de
neiging, behoudens corruptie algemeen geldig te zijn voor iedereen. Sommige
wetgeving raakt specifieke groepen, maar meestal gaat het dan om voorzieningen.
Hoort men iemand peroreren dat al die ondersteuning van mantelzorg overbodig
is, tot zijn schoonmoeder zwaar gaat dementeren, dan merkt men ook hoe we vaak
niet het hoe en waarom van regelgeving snappen, tot die ons ten goede komt, of
net niet, omdat we buiten de bandbreedte vallen, qua inkomen of qua noodzaak
aan deze of een andere tegemoetkoming. Het afwegen van uitgaveposten op de
begroting gaat evenwel slechts zelden over specifieke maatregelen, waardoor de
gevoerde discussies nogal abstract
blijft, over macro-economische grootheden, zoals tekorten en renteafdrachten,
primair saldo...
Het
blijft al bij al boeiend genoeg om die processen te volgen, het frustreert even
goed als de media zich bij menig debat op een uitkomst vastleggen, die
ideologisch goed zou aankomen, terwijl men niets vertelt over de kosten. Het
gaat om een eerlijke afweging, niet om het afwijzen van de negatieve
neveneffecten, dus om de mogelijkheid af te wegen hoeveel we niet willen. Maar
dat alles kan men niet bereiken in systemen waar wantrouwen en afkeer
prevaleren. Hoeveel doet de overheid voor u en voor u en ook wel voor mij? Meer
dan we wel eens denken, maar veel houden we voor evident, gegeven voor eens en
altijd. De kritiek van populisten gaat merkwaardig genoeg over juist tegemoetkomingen
voor de armsten onder ons terwijl die mensen juist denken dat ze er sowieso
niets mee te maken hebben. Intussen blijft men de belastingen op grote
fortuinen, die moeilijk te innen vallen, slechts lippendienst verlenen, want
het is net moeilijk fiscale constructies te achterhalen en enig
schuldbewustzijn is er niet bij. Fortuinen bij vererving belasten probeert men
ook al tijden, maar men raakt meestal de gevoelige snaar bij de (hogere)
middenklasse en velen vinden wel legale constructies.
Om het
verhaal anders te vertellen moet men wel met een aantal andere aannames
vertrekken, onder meer wat de gedachte betreft dat alles een “zero sumgame” zou
wezen, want als er bijvoorbeeld groei is dan kan neemt zelden een enkel iemand
de winst mee naar huis. In de politiek, met een vastgelegd aantal zetels in de
vertegenwoordigende raad, lijkt dat wel aan de orde, dat wat de ene verliest de
andere wint en elke politicus v/m doet alles op niet te verliezen, terwijl men
ervan uitgaat dat men de gevoelens van de kiezers kan lezen. Ook dat blijkt
altijd weer tegen te vallen. Wat wel opvalt is dat partijstrategen niet altijd
goed weten wat mensen echt kan aanspreken, omdat ze behoren tot die ene selecte
kring, vaak opgeleid aan dezelfde faculteiten en niet altijd voorzien van
instrumenten om de eigen inzichten kritisch te bejegenen. Het volk, als dat al
zou bestaan, bestaat niet in die zin dat alle leden van dat vermeende volk er
dezelfde inzichten op na houden of dezelfde belangen delen. Bovendien werd
Europa en ook de VS gekenmerkt door een snel toenemende graad van
geschooldheid, al lijken we daar nog altijd aan voorbij te gaan. Nu, dat
onderwijs stond tot halfweg deze eeuw in sommige regio’s in voor de rekrutering
van personeel voor kerken en de overheid, naast de nodige mensen voor het
bedrijfsleven. Al bij al blijkt het moeilijk al die mensen tegelijk aan te
spreken. En dan komt een oude paradox naar boven: om het te winnen van de
elite, doet men het beroep op het volk, zet men zichzelf, als lid van de elite
in voor de belangen van het volk. Lang niet altijd is dat gespeend van
populisme, soms evenwel is het een eerlijke poging het bestuur te verbeteren
door het volk meer plaats in het bestel te gunnen.
Cosimo
de Medici en Lorenzo hadden het volk achter zich maar hadden te strijden tegen
de elite, die een samenzwering niet uit de weg gingen. Men leest de werken van
Machiavelli graag als een aansporing om de machtsmiddelen ten volle aan te
wenden, terwijl het meer voor de hand ligt in vooral “Il Principe” een
aansporing te lezen aan machthebbers niet enkel hun eigen persoonlijke belangen
na te streven. Als hij dus Sforza of vooral Cesare Borgia lof toezwaait, dan
kon blijkbaar de tijdgenoot de ingehouden woede om diens onvoorspelbaarheid en
wreedheid wel vatten. Andere lezers hebben hem in de ban gedaan, net omdat hij
de macht van de paus, vooral Alexander VI had aangevallen en daarmee de kerk
tekort had gedaan. Een van de problemen van Machiavelli was dat zijn vader het
slachtoffer was van een maatregel van de Priori, onder leiding van de ‘Medici
dat mensen met een hoge schuld of een schuld die niet binnen de termijn
afgelost was, geen hoge politieke mandaten mochten vervullen. Vervolgens zou
Cosimo de Medici ineens een extra hoge belasting hebben laten leggen op het
bezit van Bernardo, maar helemaal duidelijk is het niet. Bernardo vertaalde als
bijverdienste de eerste tien boeken van de “Ab urbe condita” van Titus Livius
De vorst kon dus blijkbaar mensen uitsluiten van goed betaalde en belangrijke
jobs in het staatsbestuur, wat samenhing met de idee dat men nieuwkomers diende
te mijden.
Men
kan geen politiek bedrijven met slechts een uitgesproken doel voor ogen, blind
voor de omstandigheden en dat blijkt voor figuren als Victor Orban geen obstakel
te zijn. Wel is het zo dat we dezer dagen geloven dat een politicus op alles
een antwoord hebben moet en tegelijk ook nog moet vermijden met zichzelf in
tegenspraak te komen. Maar als men de dilemma’s niet ziet noch begrijpt dat men
op enig moment voor een paradoxale situatie komt te staan, waarbij men altijd
ook brokken maakt, welk besluit men ook neemt, dan kan men inderdaad alleen maar brokken
maken. Het zal wel lastig zijn voor een politicus, want men kan altijd zeker
wezen dat er schoten voor de boeg afgevuurd worden, door critici en
belanghebbenden. De evolutie van de beleidseenheid personen met een handicap
van het ministerie van sociale zaken, waarbij men er niet in lijkt te slagen
mensen te laten toekomen wat hen rechtens toekomt, van parkeerkaarten tot
uitkeringen, dan ziet men dat er ook op het niveau van de politiek ondanks
parlementaire vragen geen bereidheid bestaat de dienst goed te laten werken,
dat wil zeggen, te verzekeren dat iedereen op een passende manier in zijn/haar
rechten erkend wordt en krijgt wat daaraan wettelijk toegewezen is.
We
hebben geprobeerd het optreden van populistische politici af te meten aan wat
de samenleving en burgers van node hebben, niet onmiddellijk alleen, geen brood
en spelen, leuke dingen voor de mensen, maar zekere grondslagen voor een
langere periode, waarbij dan men wel zal beseffen dat veranderende omstandigheden
ook hun invloed hebben en dwingen tot dringende maatregelen. Maar de
complexiteit, die onder andere ook tot uiting komt in de wijze waarop kwesties
met elkaar verweven zijn, terwijl er op het oog geen verband lijkt te zijn, blijft
altijd een teer punt, want we houden niet van complexiteit, politici niet,
planners niet en journalisten niet, zelfs experten niet altijd. Om met die
verschillende vormen van complexiteit uit de voeten te kunnen is het aangewezen
goed debat mogelijk te maken en duidelijk aan te geven dat elke oplossing wel
iets zal vergen. Rechtvaardig bestuur spaart dan bij voorkeur niemand, maar dat
kan pas als men weer gelooft in dat politieke bestel. In feite kan er dan een
andere vorm van charisma ontstaat, omdat men langdurig kan besturen, net omdat
men het vertrouwen heeft van burgers. Meestal zitten mensen al even aan de knoppen
voor ze op de voorgrond komen, op grond van bewezen diensten en degelijkheid,
niet zozeer omdat iemand charisma bezit.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten