Bart Van Loo, Bourgondie en Wouter Deprez




Kleinbeeld



Over Bourgondië en de
Hertogen
Een feestelijke boekvoorstelling




Bart van Loo, De Bourgondiërs. Aartsvaders van de Lage Landen, De Bezige Bij 2019. 607 pp. 34,99


Over het boek zelf kan ik nog niet veel zeggen, omdat ik het nog niet heb doorgenomen. Wel doe ik met genoegen verslag van de feestelijke boekvoorstelling in de Joseph Ryelandtzaal in Brugge, nabij de Ezelpoort. Een voormalige kloosterkerk en later enige tijd oogkliniek om vervolgens door de protestantse en Anglicaanse kerk te zijn gebruikt, tot 1985. Dit is wat gebouwen met zich brengen, soms lange verhalen, zoals de geschiedenis die ampel inzichten in de aanbieding heeft. Dat ook de Bourgondiërs onze aandacht waard zijn, heeft Bart van Loo goed begrepen, hoe het zat, vergde zowat 600 bladzijden en dan zagen we vooral de vorsten de revue passeren.

Er bestaan al langer grote overzichtswerken over de Bourgondische tijd, vaak uitgegeven in dure, luxueus geachte volumes, maar of men er veel van heeft opgestoken, want handig zijn ze die werken niet en ja, een goed boek moet een “parfaite machine à lire” zijn, wat met die salontafelkanjers niet altijd het geval is. Toch moet men dat het Mercatorfonds niet echt kwalijk nemen, want dit fonds bood historici nu net wel mogelijkheden. Onderweg naar de Joseph Ryelandtzaal bedacht ik me ook hoezeer dezer dagen uitgevers kiezen voor bekende namen, om toch maar enige ruchtbaarheid te kunnen geven aan hun publicaties. Misschien zouden historici ook beter moeten leren schrijven, maar is dat de enige bedenking die men kan maken?

Toen Bart van Loo zijn Napoleonboek uit had, heb ik er om die reden een kritische bedenking over geschreven, bij wat ik vernam over het boek in de pers. De auteur was niet echt gelukkig en dat kan een mens begrijpen, waarna ik het boek alsnog las om vervolgens tot de conclusie te komen dat het een leesbaar verhaal is, dat lezers dichter bij Napoleon kan brengen. Toch blijft er ergens iets knagen, namelijk dat hoe goed Van Loo ook de enscenering vanwege Napoleon zelf wist te brengen, en diens optreden in die scènografie, we weten weinig over het UK, over de bezette gebieden of zelfs de oorlog in Spanje, door Wellington gevoerd. De vraag is of we op die manier iets meer begrijpen van de wereld waarin Napoleon handelde en keuzes maakte? De vraag is dan wie daar wakker van liggen zou? Juist, historici en lezers die de mythe voldoende kennen[i].

De uitgever wilde ons warm maken voor het boek, De Bourgondiërs, en dat hoefde niet echt. Het punt is wel dat de uitgever/redacteur ons liet zien hoe het schrijven van een boek toch wel een karwei is, die meer om het lijf heeft dan schrijffouten en zinsbouw te controleren. Het belangrijkste is dat de auteur de kans krijgt ideeën over en voor het boek uit te werken en na te gaan of het werkt. Natuurlijk vraagt dat overleg en voor een schrijver met een zekere renommee kan het wel meer tijdrovend blijken. Andre Schiffrin schreef in een boekje hoe een uitgever kan werken met marges per boek of af en toe eens verlies nemen met een zotternij, als aan het einde de balans maar batig uitviel. Bovendien kon het wel eens gebeuren dat een zotternij een bestseller, zelfs een longseller werd. Ook als lezer kan men daar wel bij varen, want dan kan de uitgever al eens een verrassing aanbieden, niet het voorspelde meesterwerk maar de echte verrassing. Het belang van de lefgozer in de uitgever kan men niet genoeg prijzen. Alleen, uitgever en auteur weten dat wat tot nog toe gepresteerd werd, geen garantie is voor de toekomst en Bart van Loo kon als auteur bij experten terecht, als hij het even niet meer weet, zoals Wim Blockmans, wat uiteraard wenselijk is. Toch bleef de emeritus hoogleraar bescheiden op de achtergrond.

Want wat weten we van de Bourgondische vorsten en van hun beleid? Op school werd er niet zo heel veel over gesproken, tenzij als het over Klaus Sluter ging of uiteraard de Van Eycks, Hubert en Jan, over de Vlaamse musici ook. Maar de economie van de Lage Landen vanaf 1369, toen Filips de Stoute, Hertog van Bourgondië en zoon van de Franse koning Jean II le Bon, die dan nog eens trouwde met Margareta van Male, de erfprinses, die hem en zijn nageslacht veel zou nalaten, prestige en welvaart, bleef in het vage, ophangen vaak aan losse stukjes. Jan zonder Vrees zou het werk voortzetten, maar was nog zeer benomen door de zaken van de Franse Kroon – omdat er veel inkomsten van afhingen – zodat de gebiedsuitbreiding toen niet echt vorderede, als was kijken naar wat het rond 1577 was geworden. Huwelijkspolitiek, leerden op het college was een handige manier om aan invloed en prestige te winnen.

Kan men in dat verhaal de grote economische ontwikkelingen onderkennen, bijvoorbeeld de groei van de handel en het geldwezen? Niet alleen vorsten trouwden Europa bij elkaar, niet enkel oorlogen tegen de belagers van de “Christenheid” brachten soldaten bij elkaar van heel Europa, vooral nam de handel gestaag verder uitbreiding, waarbij Vlaanderen en Italië nog nauwer op elkaar koersten dan al het geval was, zoals de portretten in het steen aan de Naaldenstraat in Brugge laten zien. Wisselbrieven vereenvoudigden het transporteren van geld en schiep ook nieuw geld, waarbij de vraag moet gesteld of dit de graven van Vlaanderen welgevallig was, want op die manier bracht de Munt minder op, aan de andere kant werden er tollen geheven en daar kwam een flink aandeel van op hem af, want het innen van belastingen werd uitbesteed, zoals aan de familie Gruuthuse. .

Me afvragend wat het worden zou, kwam me ook weer die oude vraag bezoeken of men kon zeggen dat een vorst goed bestuurde en waar dat aan gelegen zou zijn. Maar intussen was het feest al begonnen. Na de toespraak van de uitgever kwam em. prof. dr. Herman Pleij aan het woord, die ons meenam naar dat bijzondere terrein dat de geschiedschrijving is, waarbij men hem hoort verzuchten dat verhalen over vorsten nu precies niet meer van deze tijd zijn. Aan de andere kant, men zou dan eerder over de dynastieke perikelen moeten nadenken en daartoe de nodige kennis bij elkaar zoeken. Het probleem is dat de rijkdom van de hertogen van Bourgondië te danken is aan wat in de landen van Herwaarts over en van Derwaarts over, waarbij de Nederlanden de landen waren waar de hertogen het meest verbleven en daarom van “herwaarts over”. Het is wel merkwaardig en dat hoorde ik doorheen het verhaal van de dag niet, dat de hertog zich steeds meer met de Nederlanden is gaan vereenzelvigen, terwijl hun machtsbasis toch in Bourgondië lag.

Sommige zalen laten niet altijd toe de sprekers goed te zien, zeker als er mensen hun rijzige gestalte laten gelden, vooral als zij tussen de toehoorder en het spreekgestoelte gepositioneerd zijn. Dat maakt ook soms dat een lezing niet altijd goed te volgen is, want het gebruik van de micro en geluidstechniek hebben ook hun betekenis. Nu goed, Herman Pleij bracht ons in de stemming, niet zonder een paar puntjes van kritiek te presenteren. Waarom immers zou men dezer dagen nog met vorsten bezig zijn? Dat is niet het echte probleem, want zonder kennis van de opeenvolgende vorsten en hun handelingen komt men niet zo heel ver, maar waar het vaak aan ontbreekt is dat vorsten zelden in het luchtledige handelen. Al vond de vorst zich wel bij het bestieren van de Nederlanden in wording, met kan ook bedenken dat de bronnen ook wel melding van opstandigheid, die tot en met de regeringen van Karel V en Philips II zou  voortduren.

Natuurlijk heeft Bart van Loo een punt dat het met de kennis van Bourgondië en de Bourgondische vorsten niet overschiet, zijn benadering vormt bovendien een behoorlijke aanvulling bij mensen die in het onderwijs lang niet altijd meer grondig met de geschiedenis vertrouwd gemaakt worden. Het verhaal over de schenking van Bourgondië aan Filips de Stoute, zoon van Jean le Bon, dat is maar een begin, want dat Filips en Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute de Nederlanden wisten te verenigen en aan die nieuwe landen moderne instellingen gaven, moet inderdaad verteld. Of alles nieuw was? De oprichting van een Rekenkamer te Rijssel was inderdaad een modernisering, al had het graafschap al een aanzet gegeven tot modernisering van het financieel beheer van het graafschap.  Van belang is dat in het rijkste graafschap van de Nederlanden, waartoe toen Rijssel en wijde omgeving behoorden, het bestuur voor de komst van Filips de Stoute vooral door de steden, de (latere) Leden van Vlaanderen werd bestuurd en los van dynastieke wissels – niet van oorlogs- en andere alianties – slaagden de steden van Vlaanderen erin een ongekende welvaart te bereiken.

Daarom was het goed dat Wouter Deprez kwam vertellen hoe het nu zit met dit werk, want dat het goed geschreven is, kon men verwachten, maar is het nu fictie of feitelijk? Het is goed dat er mensen als Wouter zijn, maar beter nog zouden historici zich trainen om een historisch werk goed te schrijven, zodat je als lezer meegenomen wordt. Deprez noemt het een roman maar historisch juist. Nu kon ik in mijn jeugd werken van Cor Bruijn lezen, onder meer over de Kabeljauwse en Hoekse twisten, precies ook weer over wie nu zeggenschap moest hebben in Holland en tot in de Republiek zou dat soort conflicten voortduren. Het is niet zonder zin, denk ik, dat historici nogal meticuleus met feiten omgaan, want al te vaak zijn feiten vatbaar voor meerdere interpretaties, zonder dat men het over alternatieve feiten moet hebben. Zolang het voor onderzoekers het doel is te begrijpen hoe complexe evoluties zich in de loop van geschiedenis ontrollen, zonder, zoals Herman Pleij en Bart van Loo stelden, zich door de kennis ex post in een goede analyse van de feiten te laten beknotten, kan het nog altijd dat de ene historicus bepaalde feiten anders gaat interpreteren dan de collega en dan kan er een goed debat ontstaan, gebaseerd op een behoorlijke behandeling van de bronnen, waaruit dan feiten gedistilleerd werden en worden. Want een historicus dezer dagen kan zich maar moeilijk beroepen op nieuwe bronnen, want sinds de negentiende eeuw worden in Europa tal van bronnenuitgaven verzorgd door zeer oplettende redacteuren, die indien mogelijk autografen hanteren, maar anders met al dan niet corrupte handschriften aan de slag moeten. Het zou uiteraard heerlijk zijn voor een historicus om nog eens een verloren brief van een graaf of van een stedelijke instantie te vinden in een archief of bibliotheek die een andere kijk biedt op de conflicten of belangrijke bestuurlijke beslissingen die door een der hertogen werd genomen. Maar hoeveel verborgen schatten kunnen er nog zijn?

Men zoekt het dus uit binnen een goed georganiseerd bronnenbestel, die zeer grondig nagespeurd zijn op allerlei aspecten, zoals mogelijke vervalsingen binnen wat een autograaf moet heten, want geschreven op de plaats en door de scribent en de autoriteit van degene(n) die het verzegelden als binnen een traditie van historisch onderzoek. Daarom kan men als recensent dit werk niet leggen naast “Herfsttij der Middeleeuwen”, inderdaad net een eeuw geleden verschenen en toch meer dan poëzie, zoals men kon horen. Huizinga schiep een cultuurstudie, zoals er maar weinig geschreven zijn, waarin hij onderzocht hoe men, leden van de schrijfvaardige elites in de Bourgondische tijd met levensfeiten als geboorte en dood, oorlog en feesten omging. Het ging er Huizinga om te doen begrijpen dat die Bourgondische tijd “inniger” omgingen met het leven, met het aanvoelen van gebeurtenissen, dan hij bij het bedenken en schrijven ervoer in zijn eigen tijd. Die innigheid ligt niet in oorkonden of de oprichting van nieuwe instituties. Het boek van Bart van Loo verliest er niets bij als een nieuw werk voorgesteld wordt, gebaseerd op het noeste werk van historici in archieven en bibliotheken, maar voor lezers van de Herfsttij kan geen auteur vandaag met een overzichtswerk van de Bourgondische vorsten om de tuin geleid worden, want het gaat om de benadering en de invalshoek.

Het was dus een feest dat we mochten meemaken, een feest rond een boek waarbij niemand vond dat men moest vergeten dat het een boek is voor een breed geïnteresseerd publiek. Academische historici die er vragen bij hebben, moeten dan maar bedenken dat ze wel degelijk nog een publiek kunnen bereiken, maar dan vergt dat ook enige beheersing van stijl en vaardigheden inzake compositie en ritme. Bart van Loo verwees naar Tom Holland, die inderdaad zeer leesbare boeken uitgaf, zoals ook Philipp Blom dat kan. Laten we ons dus laven aan de lectuur.

Bart Haers



[i] https://kwestievanverwondering.blogspot.com/2015/07/bart-van-loo-gids-tot-napoleons-wereld.html

Reacties

Populaire posts