Dimitri Verhulst en de Bijbel
Kritiek
Van oude strijdtonelen
en nieuwe vragen
De
bijbel?
![]() |
Een van die scènes uit de bijbel, waar een vrouw een hoofdrol speelde en Delilah Samons het haar knipt om haar volk te redden. Kunnen we daar nog iets mee? Ik denk dat het verhaal wel iets betekent. |
De
goede dingen gaan nooit voorbij, zo lijkt het wel, want goed dertig jaar
geleden al, kon men lezen en horen hoe die oude man, god van zichzelf, weinig
humaan met de vijanden van zijn eigen volk omging, maar ook wie tot het volk
hoorde, maar er een potje van maakte, kon zich aan verbanning verwachten. Maar
later werden de teksten ook nog eens aangewend om het christenvolk sterk en
zelfbewust te maken. Er kwamen interpretaties die de leer naar de letter
extraheerden uit de bijbelteksten en er kwamen er andere, die vooral van
lankmoedigheid blijk gaven.
Toch
vindt de heer Dimitri Verhulst nodig - hij had al lang en breed aangekondigd -
de bijbel onder handen te nemen. Met het te verwachten gevolg: alles wat
smeuïg, onkies en smerig mag heten, passeert de revue. Het was al de schrijver Gerard
Walschap opgevallen en ook anderen, die een zekere afkeer hadden gekregen van
de boodschap, omdat die zo rommelig in elkaar gezet zou zijn geworden. Maar dan
gaat het niet meer over de bijbel, wel over de doctrine van de kerk en daarin
zit een selectieve lezing van de bijbel vervat.
In
de laatste maanden van het zesde studiejaar overviel me een zekere twijfel, die
ik haalde uit de gesprekken tussen mijn oudere broers en mijn vader, die met elkaar
van mening wisselden over precies de Bijbel en de kerkelijke doctrine. Nu was
mijn vader van huize uit katholiek, maar ook intellectueel zeer nieuwsgierig en
de dwingende vragen die hij van zijn kroost kreeg zetten hem aan het studeren
en dan vooral niet in gecanoniseerde boeken. Overigens, later, via die boeken
en via een paar leraren zoals Marc De Kesel, kwam ik aan de weet hoe het met de
religiekritiek gesteld was en ontstond er een nieuw denkkader. Maar evengoed,
onze ouders geloofden dan wel en tegelijk wisten ze dat we niet zomaar zouden
volgen en dat wilden ze, denk ik, ook niet.
Maar
met religiekritiek is het gesteld zoals met alle kritiek, die moet oprecht zijn
en waar de feiten geen eenduidige conclusie toestaan, moet men ook niet een
vertekening maken van het verhaal. Of om de eigen stelling te bewijzen of om
het verhaal af te wijzen. In die zin kan men moeilijk volhouden dat den bijbel
ons over alles inlichten zal en dat werd dan ook duidelijk gemaakt. De logische
conclusie was dan ook dat als de bijbel en vooral het Nieuwe Testament de alfa
en omega mag heten, dat het niemand verboden is zelf te gaan denken, althans
dat vonden mijn opvoeders. Het werd een aanzet tot intensere studie en tot
vragen over wat we nu zouden moeten gaan doen.
Een
concreet voorbeeld: Tinneke Beeckman schrijft over feminisme dat het leven niet
leuk is als men de mond moet houden. Ook over de vrijheid van dames uit andere
culturen om te kiezen voor hun cultuur en gebruiken te kiezen, waarmee ze dus
de vrijheid en autonomie die vrouwen hier verworven hebben, terzijde lijken te
schuiven. De filosofe meent dat dit een complex
probleem is en toch, in de debatten gaat het er doorgaans om dat zij achterlijk
en wij verlicht zijn, waarbij ze niet zozeer haar twijfel over die dames uit,
als wel onze zelfvoldaanheid ondervraagt. Vervolgens laat ze weten dat het lang
geduurd heeft voor vrouwelijke filosofen het woord kregen - men moet het, denk
ik, altijd weer opeisen - en noemt dan vooral een paar vrouwen uit de
Verlichting, waaronder de doorgaans onvermeld gebleven Olympe de Gouges en
Madame Roland. Ook Madame De Charièrre - Belle van Zuylen - of Emilie de
Chatelêt had ze kunnen vermelden, die vrijmoedig de bijbel ging lezen en erover
schreef.
Terug
in de tijd liet het me ook toe de bijbel als een antropologisch artefact te
beschouwen en de verhalen, de gecanoniseerde en de apocriefe te gaan lezen
facetten van het menselijke. Ook de Griekse tragedies, Vergilius, Ovidius en de
hele verhalenschat kreeg zo een betekenis en interpretaties lezen kon altijd
wel verlichting brengen. Maar, een poging zoals die van Verhulst, dat was een
gepasseerd station.
Verder
bleek het niet zo een probleem me in Darwin of de deeltjesfysica te verdiepen
en ook moderne filosofen te proberen begrijpen. Vooral dat moet men toch altijd
voor ogen hebben, dat een tekst altijd kritische arbeid verdraagt, vergt, maar
tegelijk, zoals Tinneke Beeckman stelt, moet dat wel uitgaan van het feit dat
de auteur wel iets bijzonders wil vertellen. Het postmodernisme leerde net dat
wat een auteur te vertellen heeft er misschien niet zo heel veel toe doet: de
kritische arbeid mocht gebruik maken van de tekst, maar de auteur, de
autoriteit van de auteur dienen ontmaskerd te worden. Het is van belang ook te
beseffen dat kritische arbeid niet beperkt blijft tot het reduceren van een
tekst tot een bepaald ideologisch verdichtsel, waarbij de eigen ideologie boven
elke twijfel verheven is.
Hoe
gaan we er dan wel mee om, met inzichten die ons uit het verre verleden zijn
overgeleverd? En kunnen ze betekenen in ons bestaan? Om het plaatje maar ineens
helder te stellen, de "Protocollen van de wijzen van Zion" zijn een forgery, een vervalsing door, als ik het
wel heb, de Russische geheime dienst, waarin een groep vooraanstaande joodse
leiders een plan zou hebben ontworpen om de wereldmacht te veroveren. Dat nu
een Poolse minister van defensie zich met die teksten verbindt, als
inspiratiebron lijkt te gebruiken, wel wetende dat ze een vervalsing zijn, moet
hem toch diskwalificeren.
Dat
is ook iets wat me de afgelopen decennia duidelijk is geworden en zich laat
vertalen als "ex falso quodlibet": uit valse premissen kan men om het
even wat besluiten. Als een auteur de moed heeft om de gewijde geschiedenis te herlezen, dan mag
men daar toch maar een betrachting verwachten, waarin het menselijke avontuur
ten volle tot uiting komt. Neen, zoetsappig hoeft dat niet te worden, flemend
evenmin. Maar dat deze verhalen, in het geval van "Joseph und seine
Brüder" van Thomas Mann finaal ertoe leiden dat we begrijpen dat ondanks
de uitzichtloosheid er altijd nog wondere wendingen mogelijk zijn, als we zelf
het onze ertoe bijdragen.
Misschien
is dat wat ik aan die jarenlange zoektocht heb overgehouden, over wat waar en
is wat we als mythe mogen wegzetten, niet dat onderscheidend moet heten. Is het
belangrijk te weten waar we ons in het rijk van de mythe bevinden en waar we
geverifieerde kennis te maken hebben, het omgaan met de oude filosofie, waartoe
ook Augustinus behoort en de bijbelteksten, zal niet het optreden van God van
belang blijken, maar precies wat mensen ermee aanvangen. Abraham doet af en toe
zaken die het daglicht nauwelijks verdragen, maar tegelijk is hij wel een
handelende persoon - behalve bij het offer van Isaak. Maar de fouten van al
deze figuren, de broers van Jozef incluis, laten zien hoe de menselijke
diergaarde eruit ziet, maar ook waar het menselijke er in de meeste gunstige
zin uit blijkt te komen.
Zoals
ik al schreef, de bijbel, beste ongelovigen, gaat niet over mensen die zomaar
tot voorbeeld kunnen staan. Zowel de Thora als de Christelijke bijbel - van de
Koran weet ik te weinig om dat te stellen - gaat over mensen van vlees en bloed
en behept met alle mogelijke gebreken, zoals afgunst, overmoed, behaagzucht en
wat al niet meer, afzonderlijk of gecombineerd. Mij werd met het verglijden der
jaren duidelijker dat we vandaag in wezen minder voorbeelden aan jongeren aanreiken
over hoe kan men leven, maar, meer dan veertig jaar geleden met geboden en
uiteraard verboden afkomen. De technologische vooruitgang heeft zo te zien
angsthazen voortgebracht.
Een
andere gedachte die ik bij de hele discussie tegen godsdienstonderricht niet
kan onderdrukken betreft de kwestie van de verhouding tussen vrijheid en
determinisme. Ik moet altijd weer slikken als ik verstandige mensen hoor
beweren dat vrijheid niet zou bestaan, dat mensen handelen volgens vooraf
bepaalde en in de genen besloten handleidingen. Vrijheid is een illusie zegt
men mij, want mensen kunnen niet kiezen. De ene verwijst daarbij naar onderzoek
van wetenschappers als Dick Swaab, die het Cartesiaanse theater nieuw leven
inblazen. Ons brein bepaalt wat we doen. Onafhankelijk? Van onze wil dus? Maar
wat doen onze zintuigen.
Aan
de andere kant zijn er die menen dat we nog altijd ons psychologische patroon
meedragen zoals dat sinds Lucy en de homo Afarenses ontwikkeld zou zijn. Susan
Neiman heeft het moeilijk met de inzichten van de evolutionaire psychologie,
omdat de ontwikkeling die de mens als soort sinds 200.000 jaar - toen onder
meer de homo Neanderthalensis zou zijn gaan rondtrekken - wel degelijk laat
zien dat er een en ander in beweging is gekomen. Maar de evolutionaire
psychologie, zegt zij, geeft ons vooral mee dat we niet tot altruïsme in staat
zouden zijn, maar alles te herleiden valt tot onze dubbele aandrift: overleven
en ons voortplanten. Zij meent dat de feiten juist een andere benadering van de
menselijke psychologie mogelijk maken.
Dimitri
Verhulst zegde op de radio dat Abraham en co maar met een ding bezig waren, het
uitverkoren volk zo sterk en talrijk mogelijk maken. De idee van het
uitverkoren volk, heb ik mij laten vertellen, was geen unicum toen de bijbel
tot stand kwam in de vorm die we nu kennen. Het verhaal laat zien hoe complex
de realiteit kan zijn waarin een mens moet opereren, hoe hij of zij - doorgaans
hij, zegt men dan - keuzes moet maken. Nu, zelfs de auteurs van het verhaal
waren er niet bij, kunnen niet vertellen hoe de wereld waarin Abraham een
handelende persoon werd, eruit zag. Historische steden en fenomenen kan men
onderkennen in actuele archeologische vindplaatsen, maar de betekenis van de
verhalen als historische realiteit onderkennen, kan, zoals Sjlomo Sand
sugereert in "hoe het Joodse volk
werd uitgevonden" kan ons op dwaalsporen zetten. Sjlomo Sand meet dat de
Joden als natie een vinding blijken in
het Europa van de (18de en) 19de eeuw, toen in Europa in een aantal landen het
streven naar de homogene natie de joodse bevolking slechts de keuze overliet
zich te assimileren.
Als
we aannemen dat we goed naar de geschiedenis van het Joodse volk moeten kijken
vanaf de periode na de Babylonische ballingschap, dan moeten we ook vaststellen
dat de verhalen in de loop van de geschiedenis een andere functie konden
krijgen. Het komt mij nuttig voor dat aspect niet uit het oog te verliezen.
Maar kunnen we er dan nog iets mee? Ik denk niet dat men zich per se op die
Bijbel moet concentreren en het oude testament als nec plus ultra dient te
beschouwen. Maar kan men er zomaar afstand van doen? Dat is nu wat men zelf
moet onderzoeken en als het inderdaad niet veel meer weet te vertellen, dan wat
Verhulst ervan maakt, dan hoeven we er niet verder over te redetwisten. Het is
ook niet omdat het voor Joden en Christenen een gewijd boek mag heten, dat we het moeten blijven lezen, zelfs niet
omdat het bijbelse taalgebruik diep is ingesleten in ons courante taalgebruik,
al doen we soms hard ons best die tale Kanaäns te verdringen. De belangrijkste reden, lijkt
mij, vormt de menselijke diergaarde die ons aangereikt wordt en waarmee we zelf
weer nieuwe verhalen kunnen vertellen, verhalen van deze tijd.
Want
het moet toch nog maar eens bekeken worden hoe we over onze tijd spreken en dan
lijkt me dat soms bepaald schraal en leeg, zonder dat we er een zin aan geven.
Hoeft ook niet, zegt men mij, want dat moet elk maar voor zich uitvogelen.
Toch, als men naar deze wereld kijkt, met de vluchtelingen enerzijds en
anderzijds een aperte onvrede met de levensomstandigheden, hoe rijk we ook
leven. Hopelijk kan de lezer in het werk van Annelies Verbeke, zowel in
"Vissen redden" als in "Dertig dagen" een paar mooie
verhalen vinden over hoe de condition humaine ons vandaag parten speelt.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten