Cultuur paarlen en doornen
Dezer
Dagen
Kwestie van cultuur
Waarover men niet spreken kan
Wat is cultuur? Wie
cultuurgeschiedenis wil bestuderen moet er wel eens z'n of d'r hoofd over
breken en dan blijkt dat het omschrijven, definiëren van het begrip niet van de
poes is, nooit volkomen afgerond aan het licht kan komen, want als de definitie
van een definitie is dat die elegant, uitputtend en alles behandelend is in een
beperkt aantal tekens, dan zal het begrip cultuur omschrijven altijd weer
uitlopen op een opsomming. Een ander element is dat we geneigd zijn cultuur als
iets statisch te beschouwen, wat we misschien wel zouden wensen, maar in de
praktijk onhoudbaar is gebleken: cultuur evolueert, soms onmerkbaar, soms met
grote schokken en durft men te denken dat hier het economische voorop staat,
dan blijkt net dat juist minder helder want ook ideeën kunnen de geschiedenis
en vooral dus de cultuur veranderen, om nog te zwijgen van de technologische
vernieuwingen. De grote vraag is dan niet wat primeert, wel hoe verschillende,
ongelijktijdige evoluties op elkaar inspelen.
Cultuur is dus wel mensenwerk,
maar of we daar in een oogopslag zicht op krijgen, lijkt voor de een
makkelijker bevestigend beantwoord te worden dan voor uw dienaar. Er zit
namelijk niet alleen het werken in, het ontwikkelen van processen van jacht en
pluk om te overleven tot slachten en conserveren om de kwade tijden, de winter
door te komen, maar ook de arbeid, het produceren van instrumenten om de dingen
die nodig zijn om het nodige te kunnen doen, van messen over bewaarpotten tot
hakbijlen en wapens; het derde niveau is dat van het handelen en de kunst, maar
dus ook van de verbeelding en daar wordt het heikel, want wat behoort tot ons
publieke optreden, wat noemen we kunst en vooral blijft de vraag woekeren hoe
het nu zit met de verbeelding.
De kwantumfysica kan men
wiskundig uitdrukken, maar de gedachte dat materie zowel wat massa als wat
locatie onbestemd zou kunnen zijn, lijkt velen in contradictie met de idee dat
we wetenschappen ernstig kunnen begrijpen en dat dus zoiets als de Kat van
Schrödinger, een gedachtenexperiment, iets zinnigs zou kunnen zeggen over een gevaarlijk
element (uranium) in een stalen doos, een busje blauwzuur en een kat. Alleen
als men de doos openmaakt weet men of het atoom het mechanisme in beweging
bracht door zich te verplaatsen, waardoor de kat wel moet sterven. Is de doos
toe, dan weet men niet of de kat leeft en zijn beide uitspraken geldig. De
ongelovige Thomas zal het wel niet leuk vinden.
Maar we voeren de kat van
Schrödinger doorgaans op als een curiosum, niet als het gedachtenexperiment dat
het is. Ook de Clootkrans
die Simon Stevin bedacht om het perpetuum
mobile definitief van tafel te krijgen - al behoort het tot de stadslegenden
dat er altijd wel mensen waren die een half of heel leven lang zochten naar de
ingrediënten en onderdelen van een perpetuum mobile. De zon geeft er anders een
behoorlijk voorbeeld van, al is ook het bestaan van zon niet oneindig, zijnde
bepaald op ongeveer 5 miljard van heden af. Meer dan een mensenleven, dus.
Gaat
dit alles niet over weetjes, die hun belang hebben, maar in het dagelijkse
bestaan efemeer lijken en valt er over de lezing ervan, het perpetuum mobile,
niet eindeloos door te bomen, te zagen? Wellicht wel, maar het is wel een
kenmerk van de condition humaine dat
we een taal hebben ontwikkeld die geschikt blijkt voor kwesties van de aard der
dingen na te denken en te spreken. Soms kan het een gevoel van voldoening geven
als men over het fenomeen dat het zwarte gat is, iets weet te reproduceren,
maar geeft het ook iets weer van wie we zijn? Ongetwijfeld wel, want hoewel we
menen te weten wat zo een zwart gat nu wel niet is, dan nog blijkt dat het met
de processen die materie in en om zo een zwart gat ondergaan nog altijd
behoorlijk ingewikkeld in elkaar te zitten. Wetenschappelijke kennis kon maar
vorderen als de middelen, de instrumenten, zoals de telescoop en de microscoop
ter beschikking kwamen, maar tegelijk zorgden oplossingen voor wetenschappelijke
kwesties vaak voor nieuwe technologie, die ons bestaan steeds meer kwam
beinvloeden, ten goede en ook wel eens ten kwade.
Maar
cultuur impliceert dat het niet alleen om het zichtbare gaat dat mensen hebben
voortgebracht. Mensen hebben denkbeelden bedacht en doorgegeven, met elkaar
gedeeld. Denkbeelden over wat ze/we wel konden bevroeden maar niet helder
konden zien, laat staan formuleren. Men kan over de wonderen in het Oude en
vooral Nieuwe Testament veel zeggen en ze afwijzen, wellicht vormen ze niet de
kern van het verhaal of alleen via omwegen. Men kan de wreedheid van Abraham
jegens Isaak niet goed praten, maar wat zouden we ermee zijn als er alleen
heiligen in voorkwamen, die perfect deden wat we denken dat ze moesten doen. Men
kan de Bijbel een bloedboek noemen, welaan dan, die verhalen vertellen iets
over de conditon humaine zoals mensen
die ervoeren.
De
symboliek van de kerk, van het christendom baadt in het bloed, zoveel is zeker
en toch, dat bloed staat voor meer dan alleen het levensvocht dat zuurstof naar
spieren en het brein brengt, het gaat over het leven zelf. Als bepaalde
overtuigingen per fas et nefas bloedtransfusie weigeren, voor zichzelf maar ook
voor hun kinderen, ook al is het levensreddend en de enige mogelijkheid om een
goed leven te hebben verder, dan moeten we daarover discussiëren, zoals al
ampel is gebeurd. Maar doorgaans begrijpt men de gelovigen die dit heilsmiddel,
die therapie, weigeren niet en kan men hen niet overtuigen, omdat ze uitgaan
van iets dat de arts niet meer in het achterhoofd heeft, een besef van de
integriteit van het lichaam dat in deze het verder leven dan weer hypothekeert.
De waarden van onze cultuur, zegt men, verplichten ons zo te leven dat we ten
allen tijde gezond zijn en niet voor onze tijd oud worden. Het was een heilzame
gedachte, zeer zeker, maar zoals bijna elke heilzame gedachte werd het bij
velen een dwanggedachte. De eindigheid van het leven, het levenseinde zelf
bepaalt velen in hun visie op het leven, terwijl de gedachte dat we domweg het leven krijgen, door een min
of meer acrobatische activiteit van twee mensen die elkaar graag menen te zien.
We worden geboren, krijgen een begin mee, maar omdat baby's doorgaans nog geen
weet hebben van hun bestaan, lijkt dat voor velen een te veronachtzamen
onderdeel van hun bestaan. Maar na de fysieke geboorte van het lichaam, beleven
mensen ook - hopelijk - een mentale geboorte, waarin het bewustzijn ontwaakt.
Giacomo Casanova heeft dat mooi beschreven in zijn Histoire de ma vie, waarin
hij vertelt hoe hij lang leed aan neusbloedingen en door een of andere toverkol
te bezoeken kon zijn grootmoeder hem genezen. Zelf doorzag hij, blijkt hem
later dat hij haar truuk wel doorzien had en dat bracht hem het bewustzijn
iemand te zijn.
Toch
blijken we ons in onze visie op cultuur niet te kunnen bevrijden van de
gedachte dat het individu er alleen in staat en toch spreken we over iets
algemeens, waardoor de schakeling van het individuele naar het collectieve,
gedeelde moeilijk te maken valt. In onze
benadering strijden twee concepten altijd weer om voorrang en dat soms
op merkwaardig vermengde wijze: aan de ene kant heb je een benadering die de
mens fundamenteel als eenling ziet, die met de samenleving een sociaal contract
sluit, waarin rechten en plichten zijn vastgelegd, maar het samenleven zelf is
een kunstmatig geven, dat we niet per se hoeven te willen; aan de andere kant
staan mensen die de mens zien als een sociaal wezen, dat in groepen leeft.
Plato voert in deze de eerste falanx aan, Aristoteles zag vooral dat het
samenleven van mensen in steden, in de polis de normaalste zaak van de wereld
is. Wel is het voor Plato van belang dat we kunnen samenleven en daarvoor is
wijsheid nodig, maar alleen de wijze, de filosoof-koning is daar goed toe in
staat. Sinds Aristoteles zijn er ampel denkers geweest die het individu in de
gemeenschap zagen, maar die de natuurlijke context van het samenleven wensten
te milderen opdat het individu een mens worden kan.
Als
de integratie ergens faalt, dan is het in voeren van de discussie over dit
punt: hoe kan een persoon in een samenleving gedijen en een goed mens zijn,
zonder door de gemeenschap verpletterd te worden. De Verlichting heeft op het
avontuur van de Europese intellectuele ontwikkelingen sinds Augustinus een
kroon gezet, maar ondanks de paarlen, zitten er ook wel doornen aan. Want de
emancipatie van het individu slaagt maar als een persoon de kans grijpt om in
de communitas een eigen rol te vervullen, dat hoeft niet per se politiek te
zijn, want ook een werkman neemt zijn plaats in, net als een huisvrouw, een
wijsgeer ook, derhalve.
Onze
cultuur heeft ook andere kwesties vorm gegeven, zoals de betekenis van arbeid,
om een heikel punt in deze tijd aan te geven. Marx was, aldus de in deze blog
onvermijdelijke Hannah Arendt vies van werk en van de mensen die het harde werk
leverden en zowel in Engeland als in Brussel moet hij ze hebben gezien, de
werkmensen. Maar de betekenis van arbeid in ons leven, daar lijkt hij ook niet
veel woorden aan besteed te hebben. Arendt geeft juist hoog op met arbeid en
werk, als ziet ze er de beperkingen van en blijkt vooral handelen de kroon op
het werk in het individuele bestaan te vormen. Dan krijgen ook de lasser, de arbeider
in de hoogoven het te verduren. Het is eigen aan intellectuelen en helaas ook
aan historici dat ze de betekenis van werk alleen in de bijbelse zin van lijden
bekijken en op een uitzondering na als Hendrik de Man de arbeidsvreugde niet
onderkennen. Richard Sennett heeft in zijn werken over respect en
ambachtsmanschap die gedachten ook wel vorm gegeven en dat op een opmerkelijk
wijze, maar ze blijken niet afdoende salonfähig. En wat te denken van het werk
van Thomas Sedlacek, dat heel wat minder onder de aandacht gebracht werd dan
het werk van Piketty? Over waarden en illusies, daar gaat een debat over
cultuur in en toch is Sedlacek interessanter voor wie over cultuur wenst na te
denken en over de betekenis van ons economisch handelen dan Piketty.
Vele
van onze opvattingen komen niet zomaar in ons op, maar krijgen we mee in een
lang proces van opvoeding en vorming, waarin ook een proces van socialisatie
aan de gang is, dat niet altijd optimaal verloopt. Maar vele pedagogische
programma's sinds de negentiende eeuw hebben zozeer de aandacht gevestigd op
het individuele alleen en op individuele expressie, dat het uitwisselen van
inzichten niet altijd meer aan de orde kwam. Men kan het schrift, de
boekdrukkunst als uitdrukking zien van het vermogen tot delen, het waren en
zijn ook de vehikels van het denken en uitwisselen van gedachten. Nu we via
internet zoveel kunnen delen, klagen moraalridders over de ongezouten taal op
fora als twitter, facebook, recensiefora van vakantieressorts en restaurants.
Deze of gene moet maar iets zeggen en het halve land valt over hem of haar
heen, terwijl die kreten inderdaad meer lijken op het gekrijs van de kraaien in
onze landouwen. Bij al die discussies en dat gekweel, blijkt het onderscheid
tussen het aannemen van iets als waarheid en nuttige illusies vaak niet te
maken voor wie midden in de mêlee staat.
Een
ander element in de discussie blijft vaak veronachtzaamd: de kwestie of onze
kijk op cultuur normatief is of descriptief en ook daar weten we niet altijd zo
goed te kiezen. Over de omstandigheden kan men normatief spreken, maar als we
over het functioneren, de aard van het concept en fenomeen cultuur spreken, dan
lopen we vast omdat we ongemerkt van het normatieve register overstappen naar
het descriptieve en vooral het omgekeerde
doet zich voor, al lijkt de spreker of auteur zich daar niet altijd van bewust,
want hij of zij is precies van het normatieve dat in een cultuur besloten ligt,
in de vorm van geboden en verboden, in de vorm ook van taboes die we de
afgelopen decennia gesloopt hebben, denken gesloopt te hebben.
Er
valt over onze cultuur veel te zeggen, ten goede in elk geval, maar er zitten
ook rafelranden aan en dingen die tot heroverwegen nopen, want perfect is het
niet. Maar hoe onze cultuur op immigranten overkomt, blijkt in het debat vaak
door luide stemmen gekaapt te worden. Wie de taal van de regio niet spreekt,
zal niet alles kunnen vatten, menen velen en daar valt iets voor te zeggen.
Waarom sommige mensen de taal niet leren, vaak vrouwen die als bruid hierheen
kwamen, blijft buiten beeld. Zou het zo zijn dat in die culturen de vrouw niet
met de buitenwereld in contact hoeft te komen? En zouden er niet tal van
vrouwen die achter de voordeur moeten blijven juist wel uit die kuisheidsgordel
willen breken? Of vrezen mannen dat kennis van deze, onze cultuur hun dames
onhandelbaar zou maken of afvallig? Sinds men mij veertig jaar geleden over gastarbeiders sprak,
is me nog altijd niet duidelijk geworden, in het publieke debat, hoe men
daarover van gedachten zal wisselen. Culturen verschillen, al mag men ook de
interacties doorheen de geschiedenis niet veronachtzamen, wel is het zo dat
sommige gebieden lang buiten die wisselwerking zijn gebleven en slechts traag
met de buitenwereld geconnecteerd raakten, verbinding kregen of zich op enig
moment hebben afgesloten van de buitenwereld. De immigranten uit het Rif-gebergte in Marokko
of uit delen van Turkije waren geen bevoorrechte mensen maar velen slaagden
erin iets van hun leven hier te maken. Maar kinderen in een moderne samenleving
opvoeden, dat bleek niet altijd eenvoudig.
Het
geweldmonopolie van de overheid en het verbod van wapendracht door burgers is
bij wet geregeld, maar het vormt wel een eeuwenoud gegeven in onze cultuur. Al
in 1128 wordt op de markt van Torhout een graaf en worden leden in zijn gevolg
aangemaand hun wapens aan de stadspoort achter te laten omdat het verboden is
op de stedelijke markt wapens te dragen. Het droeg bij aan het vroegtijdige
einde van Willem Clito's graaflijk loopbaan in Vlaanderen. Sinds de abdijen van
de orde van Cluny met de godsvrede, de lokale vredes en de tijdelijke,
regelmatig terugkomende vredes uitpakten werd particulier wapengeweld er heel
wat minder op. Het is een van de baten die de christelijke instituties hebben
gebracht en ze zijn later terecht overgenomen door wereldlijke overheden. In de
VS heeft men van het Second Amendment gebruik gemaakt om wapendracht door
burgers - tot in universiteiten toe - vrij te maken. Een goede gedachte in 1776
blijft dat niet doorheen de geschiedenis, omdat de omstandigheden veranderen,
maar de aankoop van wapens blijft in de VS hoog en het aantal doden, door
ongeluk of door bewust mikken evenzeer. Geen mens kan beweren dat hij of zij er
bestand tegen is onder hoge druk tot geweld over te gaan, maar doorgaans wordt
dat aardig getemperd. Maar als we gewoon zijn wapens bij de hand te hebben,
wordt het nog moeilijker eraan te weerstaan. Een vreedzame samenleving bereikt
men niet zo gemakkelijk, maar vergt van burgers heel wat, ook zelfbeperking.
Kan men dat niet delen met mensen uit andere culturen en hoe moet dat dan?
Cultuur
omvat veel, zo niet alles wat de mens uitricht, bedenkt, realiseert, aanneemt
of leeft. Nadenken hierover kan dus nooit eenvoudig wezen en bepalen wat we
ermee kunnen aanvangen is niet enkel een maatschappelijk, publiek en collectief
gegeven, maar ook een zaak van individueel overwegen en aanvoelen. Zo zijn er
nog wel meer kwesties die zich niet eenduidig laten duiden. Maar het betekent
ook dat we over onze cultuur veel
kunnen zeggen, maar dat het altijd afhankelijk is van onze eigen benadering.
Normatief of descriptief, het maakt een wereld van verschil en neen, het is
niet enkel rechts dat graag normatief over cultuur spreekt. Draagt cultuur bij tot welzijn? Is het alleen
een vernis? Ik dacht het niet.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten