natuurwaarde en cultuurlandschap
Recensie
Over het hof van
mijn
voorzaten
Landbouw als schandelijk
bedrijf
![]() |
Chris
De Stoop. Dit is mijn hof. De Bezige Bij A'dam september 2015.
385 pp. € 19,90 €; 14,99 Ebook
Ik
las het boek, drie maanden nadat er stennis over ontstond en een controverse
over de relatie tussen de natuurbeweging, universitaire onderzoekers en de
wereld van de boeren, die nog in het landschap leven. Het boek lezend bracht ik
ook weer enige tijd op het hof van mijn oom door, waar mijn vader was
opgegroeid, in de oude Generale Vrije Polder en waar mij grootvader een nieuw huis,
erf, stallen en schuur had gebouwd, dat hof dat ik ken en waar we geleidelijk
zagen hoe het landbouwbeleid de boeren op de hielen zat, maar ook de dwang tot
moderniseren, de grootschalige varkensteelt, waar mijn neef uiteindelijk vanaf
zag. Boeren dienden te kiezen en konden niet meer leven van een geïntegreerd
landbouwbeleid met voederteelten, kleinvee, runderen en varkens. Alles werd
geautomatiseerd maar daarmee verzwaarden de boeren hun druk op het land.
Een
aangrijpend boek? Niet omdat het om de boeren gaat, die op de vroegere bals nog
goede partijen waren voor de meisjes maar ineens een aura kregen van een
onaangepast leven, dat te veel van hen zou vergen, geen vakantie zou toelaten
en altijd maar zeulen met melkemmers, in de moestuin groenten kweken voor op
tafel en het jonge vee, de kalveren volgen in hun eerste dagen en weken.
Chris
De Stoop verplicht ons na te denken over hoe allerlei evoluties in elkaar
grijpen en werpt ons de vaststelling voor de voeten dat er nergens in het
beleidsvoorbereidend proces remmen en wissels staan om in geval van neveneffecten die menselijk grote gevolgen
hebben, het beleid een enigszins ander parcours op te sturen. Dit boek is wellicht
ook een pamflet over de vraag waarom onderzoekers van allerlei slag er niet in
slagen over hun eigen specialisme te reflecteren.
De
auteur voert ons mee naar Gerry de Cloedt, de baggeraar en eigenaar van de
Hedwigepolder en andere bewoners van de polder. Sommigen sterven tijdens de
afwikkeling van het verhaal, anderen vinden opportunistisch een uitweg voor hun
eigen problematische situatie, maar niet voor anderen, die nochtans op hen
rekenen.
Beschrijft het boek het lot van broer en
moeder van de auteur, dan gaat het ook over de wijze waarop ze met hun beroep zijn
omgegaan, zorgzaam, maar soms, zo blijkt, werden ze tegen hun wil zelf
bedreigend voor hun beroep en voor de natuur. Het is de vraag die Chris De
Stoop tot het einde stelt: Zal, nu de natuurbehoudindustrie - inclusief aanleg
op vraag en op maat van natuurgebieden - het voor het zeggen heeft, de natuur
er beter bij worden. Tegelijk wordt nog maar eens duidelijk dat men de boer,
het bedrijven van landbouw ziet als een bedreiging voor de natuur niet mag
ontkennen, toch kan het nooit alleen dat zijn.
Menselijke
bedrijvigheid, zeker de landbouw, stond aan het begin van onze cultuur en liet
toe steeds meer mensen te voeden. Waar men ooit slechts 7 delen graan oogstte
waar men er een had ingezaaid, dan komen de opbrengsten in de twintigste eeuw
tot een andere orde, zeker als de ontwikkeling van ggo in aanmerking zou nemen,
maar daar verzetten vele natuurvrienden zich tegen. Op zich kan men dat
begrijpen, maar juist dit boek laat zien dat ggo in een aantal opzichten de
relatie tussen landbouw en natuur zou kunnen optimaliseren. Maar zoals we prof.
Patrick Meire geportretteerd zagen, kennen ze wel de kost en opbrengst van
natuurbeheer, niet de waarde van cultuurlandschap. Natuurwaarde staat
regelrecht recht tegen de praktijken van de landbouw, heet het. Maar
natuurbehoud en -herstel heeft een economische waarde, landbouw niet, beweert
men. De argumenten worden in het boek onderzocht en blijken niet spijkerhard,
want waarom zou men de klei afschrapen die na de inpolderingen is overgebleven,
terwijl vele activiteiten om oude natuur te bewaren uiteindelijke een andere
uitwerking blijkt te hebben, want de vogels en andere bewoners van de polder
laten zich niet zomaar van de wijs brengen. Waanwijs gaat men uit van
wetenschappelijke hypotheses die zo te zien niet uitpakken als verwacht.
Ooit
ben ik naar het Land van Saeftinghe gereden, waar water en land elkaar
probeerden en proberen te verdrijven. Toen al vertelde een gids dat om allerlei
redenen het land van Saeftinghe vanzelf aan het ophogen en opdrogen was en dat
dit voor Antwerpen en het land verderop aan de Zeeschelde wel eens gevaarlijk
kon worden. De gids legde ook uit dat kunstmatig de schurende werking van de
geulen te versterken niet echt zou helpen. De hydraulische karakteristieken van
overstromingsgebieden had men altijd weer overschat, omdat men de vracht, zand
en klei niet voldoende in rekening bracht.
Boerennatuur,
laten we het maar cultuurlandschap noemen, waarin nog kreken liggen en
houtkanten, waar polderbesturen de irrigatie, vooral afwatering goed onder de
knie hadden, met de hulp van molens, gemalen, met onderlinge samenwerking,
ondanks ruzies wellicht, heeft ook een humane waarde. Die natuur werd, zoals
Faust trots toonde, is de vrucht van het werk hunner handen, van de voorzaten
die boerenhoven bouwden, waar ze behoorlijk imposant hun bedrijf leidden. Maar
dat hof, de samenwerking met anderen, de conflicten en hoe die geregeld werden,
bepaalden het leven in de polders en hun identiteit. Lang hadden ze er geen
idee van, dat ze een identiteit hadden, leest men ook hier, maar in het
conflict met andere machten, ontstond het besef dat er iets verloren zou gaan. De
rituelen van het boerenleven zijn dan ook al lang verdwenen, maar het afgraven
van polderland om plassen en moerassen te maken heeft zo te zien niet tot
gewenste resultaten geleid.
De
geleerden die ik als student leerde kennen, begrepen dat landbouw bedrijven in
andere tijden vooral een kwestie was van omvang, van aantal paarden en vooral
het aantal knechten en meiden bepaalden de plaats van een hof in de polder.
Vier paarden was al behoorlijk, acht was sterker en groter. Kan men zich
vandaag nog het gedoe, de bedrijvigheid voorstellen op een boerenerf als in de
lente de paarden worden aangespannen om naar het land te gaan om er te ploegen
en hoe dat een hoop gedreun gaf van kloppende hoeven, roepende paardenknechten
en de boer die het alles overschouwde, om er zeker van te zijn dat alles naar
behoren verliep. De boerin bracht een mee met bier voor de mannen en de meiden
hadden brood gesmeerd. Dan konden ze vertrekken. Het hele gebeuren duurt een
half uur, drie kwartier en aan het eind wordt het weer rustig. Tot de boer in
zijn sjees stapt en naar de akkers rijdt om de vordering van het werk te
kijken.
Echt
heb ik het zelf niet meer meegemaakt, maar toch, ik heb het wel gezien in een afgeslankte
versie, toen kleinere boeren nog aarzelden met tractoren hun werk te doen.
Naarmate de machines sterker en groter werden, moest men overigens
voorzorgsmaatregelen nemen om te verhinderen dat die teveel van de vruchtbare
toplaag zouden afvoeren naar de randen van het veld, want erosie door die
machines bleek gevaarlijk voor de landbouw. Het blijft een onmogelijk te
beantwoorden vraag waar de baten van moderniseringen kantelen in nadelen, door
vervuiling, erosie en overaanbod. Technologie kan problemen oplossen, maar in
het vrije veld lijkt het niet altijd de beste oplossingen. Moet men dan de
modernisering terug schroeven? Adequaat gebruik bepleiten kan al veel soelaas
brengen en in die zin vormt het boek van Chris De Stoop een mooie aansporing de
landbouw in onze cultuur te bekijken. Het gaat namelijk om meer dan een
economisch gebeuren, want de landbouw structureerde lang het landschap, terwijl
men het nu als artificieel wil wegzetten.
Kunnen
we antediluviale landschappen terug krijgen? In dit geval dekt de term de
lading wel, in die zin dat de landbouw in de regio, zoals we die kennen, met de
aanleg van dijken en afwateringsgrachten, gemalen ook de basis van het hele
gebeuren van landwinning vormde. Het planten van bomen op de dijken diende
meerdere doelen, zoals het beter vasthouden van de opgeworpen grond, het
voorzien in rijshout dat verkocht werd aan bakkerijen en pottenbakkers, het
hout - ik weet niet zeker welke bomen er voor 1945 op de dijken stonden - kon
ook nog dienen en werd openbaar verkocht. In het boek lezen we hoe biologen er
bij de besturen op aandringen bijvoorbeeld essen te planten, in plaats van
populieren, maar dat dit voor slagschaduwen zorgt.
Ik
laat in deze recensie de zeer persoonlijke ervaringen van Chris de Stoop, diens
familie en de andere bewoners wat terzijde, maar de dood van de broer van de
auteur staat voor de wanhoop van boeren die hun land en hun identiteit
verliezen. De ouder wordende, dementerende moeder staat ook wel voor het
geheugenverlies waaraan wij lijden. Dat men bewust amnesie aanwakkert, blijkt
ook uit de vaststelling dat onderzoekers en experten voortdurend beweren dat de
landbouw nog nauwelijks ecologische betekenis heeft en de landschappen geen
esthetische betekenis. Ecosystemen redden? Nieuwe opbouwen? Alsof de oude
houtkanten niet een eigen biotoop waren? Alsof de kreken en rietvelden, wat
restte dus van storm- en zondvloeden niet ook hun waarde hadden. Dat alle druk
op de landbouw kwam te liggen en dat de haven het bondgenootschap handig
uitspeelde om het eigen geweten op te schonen, moet men niet negeren, want het
gaat tenslotte om mensen, toch?
Wellicht
legt Chris De Stoop de vinger op de wonde van onze tijd: aan de ene kant wil
men duidelijkheid, helder beleid maar dat betekent toch niet dat dit beleid
eenduidig zou moeten zijn en niet inspelen mag op de complexiteit van de
situatie. Natuurherstel aan de ene kant, uitbreiding van de haven aan de andere
en de landbouw zit in een tang. Het publiek, wij dus, u en ik, kijken ernaar,
als we langs de E34 rijden en voor het genoegen eens de hoofdweg verlaten om
naar Ouden Doel te rijden, zoals ik vroeger wel eens deed, om een wandeling te
maken, een kop koffie te drinken, maar evengoed ging ik vaak wandelen naar
andere polders, die in Sint-Margriete en viel me op dat het ene gebied zwaar
onder druk stond.
Hoewel
ik de media en het politieke gebeuren van dichtbij probeer te volgen, merk ik
tot mijn verbazing dat ik de besluitvorming rond de Waaslandse Polders niet heb
kunnen volgen, want als het ergens om ging, dan om het redden van Doel, wat
aanbevelingswaardig was, maar meteen journalisten de kans gaf er zich verder
niet veel van aan te trekken. Het probleem blijkt erin te bestaan dat men de
uitbreiding van de haven, die wellicht toch ergens zal moeten stoppen, nu via
natuurherstel kan afkopen, Intussen wijzigde het havenlandschap in het
Schelde-estuarium toch grondig: voor en
bij Zeebrugge blijkt er nog plaats en bovendien moet bedenken dat zowel
Terneuzen als Vlissingen als havens ook stevig zijn gaan groeien, zodat men het
estuarium van de Schelde wellicht beter meer gezamenlijk kan gaan beheren. Het
sluiten van de Scheldeverdragen was goed voor Vlaanderen, maar de benadering
van het begrip natuurcompensatie is altijd technocratisch bejegend.
Nu
het boek al lang in de rij van goede non-fictie is gesmoord en de aandrang de
natuurorganisaties eens kritischer te bejegenen niet van de grond komt, c.q. niet enkel hun uitgangspunten en doelen tegen
het licht houden, maar ook hun methodes en de vraag onderzoeken of ze wel
altijd zo eerlijk communiceren, verdient dit boek blijvende aandacht. Geldt dat
dan ook niet voor de Boerenorganisaties, die kritische bejegening? Die liggen
al lang onder vuur en boeren krijgen ook vaak te maken met veel onwetendheid.
Ik
denk dus dat het boek van Chris De Stoop best opnieuw onder de aandacht komt
want het debat over natuurcompensaties werd noch wordt gevoerd. Het
cultuurlandschap dat we kennen heeft inderdaad ook een emotionele waarde, maar
het voorstellen alsof het tegennatuurlijk zou wezen, kan ik niet
onderschrijven, want alles wat we onder het begrip cultuur vangen heeft als
eigenschap dat het door de mens is voortgebracht, gerealiseerd. Is dat altijd
goed of wenselijk? In de strijd tegen het water en om groeiende steden te
voeden was het winnen van het land op water zeer zeker noodzakelijk. Maar nu de
boeren afschilderen als een hinder voor het natuurlijke doet tekort aan de hele
antropologische ontwikkeling van onze regio, dat wil zeggen dat men negeert hoe
ingenieus de systemen van irrigatie en bedijken, het bedrijven van landbouw
eeuwenlang voor een zelfbewuste boerenstand heeft gezorgd, die inderdaad
koningen waren op hun hof. Of zou fierheid dan toch een zonde zijn?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten