Wat als uil Bart H niet leren wil? over onderwijswetten
Dezer
Dagen
Tegen de ontscholing
&
De school van het leven
Men is druk met het zoeken
naar wat jonge mensen zouden moeten weten, kunnen en kennen om het in het leven
te maken. Daarbij vindt men vooral graag het warm water uit, want de discussies
die men voert, waarbij ouders, leerlingen en experten het woord voeren, terwijl
de echte expertise opvallend genegeerd wordt, die van de leerkrachten. Leren op
de werkvloer? Okay, maar hoeveel leerlingen en studenten hebben geen
studentenjob, soms het hele jaar door? Daar is niets mis mee, maar het
ontkracht wel de idee dat kinderen en jongeren echt wereldvreemd zouden zijn.
Oh neen, de school is wereldvreemd. Misschien kan dat ook zo een paar voordelen
hebben.
Een aantal punten maken een
behoorlijk gesprek onmogelijk: de leerling die het goed doet, vormt niet de
norm, wel de falende leerlingen. Bovendien hoort men niets over het
enthousiasme dat leerlingen niet vanzelf vinden, maar mee moeten krijgen,
aangereikt krijgen van thuis en uiteraard ook in de klas, voor sterren- of
plantkunde, voor poëzie en eventueel de menselijke ziel.
De vakkennis van de leraren
wordt overduidelijk in vraag gesteld en daar moet men zich toch wel zorgen om
maken, want een filoloog, wiskundige of historicus hebben toch een uitgebreide
opleiding en vorming genoten en er het beste van gemaakt. Men kan toch niet
zonder schroom beweren dat men na zes jaar wiskunde aan de universiteit niet
zou weten wat het is wiskundig te denken. Natuurlijk kan men ervan dromen dat
de bloedjes na zes jaar uitgebreide logaritmen kunnen beheersen en koppelen,
niet enkel om apps te produceren, maar ook om het eigen denken te versterken.
Kan men het maken dat men
jonge mensen leert zoeken, dan zal men toch het antwoord moet evalueren, want
hoe betrouwbaar is een antwoord op een vraag over 'De Buddenbrooks"
vertelt dat het boek gaat over de Neergang van Duitsland. Laten we wel wezen,
Thomas Mann kon dat niet weten in 1905, wel zag hij hoe een oude familie die
prat ging op eigen verdiensten, niet meer de eisen van de tijd kon voldoen. Het
ging over opgang en ondergang van een familie in een Duitsland dat snel
groeide. Maar hoe moet men dat leren, als er geen leraar m/v is die uitlegt hoe
de industriële revolutie vorm heeft gekregen.
Men kan zeggen dat een leraar
een coach is, dat was dertig jaar geleden al zo en soms kon dat zeer
interessant uitpakken, soms viel een relatie tussen leerling en leraren in het
water, want men vergeet wel eens het gezegde: Wat baten kaars en bril als uil Bart
Haers niet leren wil? Men kan vele redenen aangeven waarom een leerling niet
zou willen, maar ik denk dat het vaak niet enkel om intellectuele capaciteiten
gaat, wel om een moment of een periode in het leven van een jongere, waarin die
inderdaad de zin van de school niet ziet. Hoeveel zijn er niet die bij elkaar
rapport te lezen krijgen: "Jan/Annelies kan beter maar doet slechts het
hoogstnodige". Maar wanneer de leraar v/m weet dat die leerling druk is
met sport, met muziek of toneel, scouts of iets anders, dan kan die leraar daar
vrede mee hebben. Blijkt dat die leerling niet zo heel veel doet buiten de
schooluren, dan kan er wel een probleem zijn. Ik denk niet dat leraren daar een
kwart eeuw geleden blind voor waren en nu evenmin. De zesjescultuur, zo noemt
men dat in Nederland, waar men steeds meer evolueert naar toetsgedreven
onderwijs, wat de breedte en diepte van het onderwijs in het gedrang brengt.
De leraar v/m heeft, meestal,
een behoorlijke dosis engagement in zich en beseft dat ze geen robots voor zich
hebben. De afgelopen jaren werd het echter steeds opvallender dat men verwacht
dat leraren wel robots zijn en al mogen ze niet ongevoelig handelen - ze moeten
empathisch optreden - hun gevoelens, ook misschien negatieve, mogen niet aan de
oppervlakte komen. We lijken niet te begrijpen dat het onderwijs een abstractie
blijft, maar dat onderwijzen, adstrueren, doceren - docendo discimus - een
actieve bezigheid is, waarbij ook de leerling m/v actief betrokken is. Men kan
natuurlijk beweren dat onderwijs gericht is op van buiten leren, van feiten en
feitjes die men naderhand toch niet meer gebruikt. Maar geheugenoefeningen, hoe
men erin slaagt "De Spin Sebastiaan" of "Heureux qui comme
Ulysse" van Joachim du Bellay te kunnen reciteren of declameren zonder een
tekst bij de hand te hebben, hebben hun belang. Joost Prinsen droeg in het
programma De Wereld Draait door quasi achteloos een rondeel van Wilmink voor,
Arnold Mühren. Het blijft indrukwekkend, maar men voert al veertig jaar strijd
tegen stampen, blokken, want pedagogen vinden dat vrij zinloos. Toch kan zo een
examen best een moment van glorie met zich brengen, zelfs wanneer dat over
zoiets vreemds gaat als de analyse van Sophocles tragedie, Oedipous.
![]() |
Voorbeeld van hoe Giordano Bruno zijn geheugen dacht te kunnen organiseren. Is dat niet iets waar men mensen vandaag ook mee om de oren slaat? |
Maar zoals Frances Yates, die
in het werk van onder meer Giordano Bruno aanwijzingen vond voor een kunst van
het geheugen, waardoor men de eigen inzichten beter kan terugvinden,waarmee ik
me wel kon vinden, omdat zo fraai is, een geheugenpaleis. Maar men, pedagogen
en ook wel filosofen, sociologen, vinden dat geen punt meer. Maar zoek maar
eens iets op over het geheugen, dan komt men bij spelletjes uit om het geheugen
te trainen terwijl Yates nu net ondervond na lang onderzoek hoe men in het
verleden over het herinneren en geheugen dacht. Men noemt Giordano Bruno een
schutspatroon van de vrijzinnigheid, omdat hij de idee van de oneindigheid van
het heelal propageerde, maar dat berustte op diens obsessie met de hermetische
traditie, maar over zijn kennen en denken, daarover hoor ik beduidend minder.
De opdracht van de school is
natuurlijk wezenlijk veranderd, want waar het vroeger een voorrecht was van een
minderheid om hogere studies te volgen, die men slechts via het college,
gymnasium en dus via Latijn en Grieks kon aanvatten om tot de universiteit
toegelaten te worden. Let wel, men heeft terecht de toegangspoorten van de
Universiteit breder open gesteld maar men wilde ook dat iedereen ook gelijk aan
de eindmeet van het secundair onderwijs, van het leerplichtonderwijs kwam en
daarmee heeft men zonder goed af te wegen wat men het zwaarste wegen vindt, het
onderwijs voor een onmogelijke opdracht geplaatst, want men kan dan wel beweren
dat ASO, TSO, BSO - over KSO spreekt men zelden - gelijkwaardig zouden zijn en
dat de schotten afgebroken moeten worden, beweren dat de leerlingen in die
onderscheiden onderwijsvormen op dezelfde manier benaderd kunnen worden en aan
het eind over dezelfde vaardigheden zullen beschikken, doet vele waarheden
geweld aan, want wie zich goed kan toeleggen op schrijnwerkerij zal inderdaad
een dakgebinte kunnen opzetten of een leerling elektro-mechanica zal wild
enthousiast worden als hij of zij een domoticasysteem mag helpen aanleggen.
Laten we toch eens ophouden dat vakgericht onderwijs gelijk te noemen en er
tegelijk niet het begin van te snappen, waarom het van belang is. Want al die
bewoners van ivoren torens hebben toch mensen nodig om hun kantoren en woningen
te laten inrichten, schilderen, de sanitair te herstellen en zo meer...
Laten we dus ophouden met doelen
na te streven die in zich contradictorisch zijn. Onderwijs heeft eigen
wetmatigheden, waarbij de eerste erin bestaat dat een leerling begint vanuit
een hulpeloze positie van niet weten en door een onderwijzer, juf of leraar in
een bepaald domein van kennis wordt ingewijd. De Tweede Wet van het onderwijs
luidt dan de leraar weet wat hij of zij moet overbrengen, hoe dat het beste kan
en waartoe dat leiden moet. De nuttigheidsvraag kan best gesteld, maar men zal
begrijpen dat een les levensbeschouwelijk denken heel nodig is om in een
veranderlijke wereld, een contingente wereld van gebeurtenissen houvast te
krijgen, niet om zich aan vast te klemmen, maar juist om die te hanteren als de
kloven in een rots die men wil beklimmen. Eens men hoger komt, hebben de oude
handvaten en voetsteunen maar een beperkte betekenis meer. Maar ze negeren
blijft bizar, want een leerling kan niet zonder. Mag men stellen dat
onderwijsdeskundigen te vaak alleen met het "hoe" bezig zijn, zonder
over de vakinhoud van de geograaf iets zinnigs te vertellen te hebben?
Anno Domini 2030 zal de
student in de derde graad, nu dus 17, 18 jaar een volwassen man of vrouw zijn,
een ouder wellicht, met of zonder partner, die al keuzes heeft gemaakt,
gestudeerd heeft en dus vakkennis heeft opgebouwd, maar ook heel wat levenswijsheid. De school van het
leven zal hem of haar niet onberoerd laten, de theoretische aannames die ze nu
koesteren zullen zij ook in vraag stellen. Maar zij zullen allicht de derde
onderwijswet begrijpen, namelijk dat onderwijs nu eenmaal een noodzaak is
gegeven zowel de condition humaine - mensen zijn lerende wezens - als de
ontwikkeling van de westerse samenleving. Daaruit volgt ook een vierde
onderwijswet, namelijk dat wij doorheen ons leven voortdurend de kans krijgen
nieuwe inzichten op te doen en dat we daarbij doorheen een mijnenveld moeten
fietsen van gemakkelijk te behappen hypes en complexere antwoorden op soms zeer
concrete vragen. Onderwijs dient te vertrekken vanuit een mens- en wereldbeeld,
om leerlingen daarbij te vormen tot het niveau dat ze zelf met het vormgeven
van dat mens- en wereldbeeld aan de slag kunnen.
Men zou verbaasd staan van de
betekenis ervan voor de samenleving, als jongeren niet per se door hypes
gedreven worden, door onvervulbare verwachtingen in het ootje genomen worden,
maar wel benomen blijken door een bepaald levensproject. Hoewel ik wel vaker
kritisch heb gekeken naar het werk van Patrick Loobuyck, heb ik nooit zijn
bezorgdheid onder vuur genomen, want die deel ik nu eenmaal. Alleen verschillen
de benaderingen, want Patrick Loobuyck meent dat jongeren door over het
christendom, jodendom, de Islam of het Hindoeïsme dan wel Soefisme te leren
meer vernemen dan dat het christendom uitgaat van de onsterfelijkheid van de
ziel, de Joden in de naleving van de 623 precepten het juiste levenspad hopen
te vinden en ... ja wat willen Hindoes nu eindelijk en hoe kunnen we dat van
buitenaf goed begrijpen? Niet helemaal, maar het blijft wel interessant
Perzische poëzie uit de achtste eeuw te leren kennen of te zien hoe de oude
Egyptische cultuur niet zomaar kenbaar is. Een onderwijsproject, ook een uitdrukkelijk
vrijzinnig programma, waarin men zich tot taak stelt een jong kind tot een
zelfstandig denkende jongedame of jongeheer te vormen, vertrekt niet van de
idee dat de leerling al weet wie hij of zij twintig jaar later zal zijn, wat
nodig is, dat weten de lui die een programma op poten zetten en daar
verschillende kennisdomeinen in aan bod laten komen. Daarin past het ook de
grote discussie die eeuwen overspant aan de orde te laten komen over wat het is
mens te zijn of meer mens te worden. De een doet dat ad majorem dei gloriam, de
ander in het licht van de vrije mens, die zich aan vrij onderzoek kan wijden.
Onderwijs voor leerlingen ASO
- waarom, waarom toch spreekt men niet
meer over humaniora? - heeft een andere opzet dan wat leerlingen in het BSO van
node hebben en waartoe die zich kunnen en willen inspannen. Nog eens,
overwegingen over gelijkheid negeren al te gemakkelijk de uniciteit van mensen
en de noodzaak dat elkeen een eigen domein vindt waarmee hij of zij zich later wel
kan bevinden. Maar volg ik het onderwijs zelf nog zo een beetje en het
onderwijsdebat, dan valt vooral op dat men zich graag richt op ontscholing en
tegelijk wenst nagenoeg iedereen dat al die jongeren vervolgens toch voldoende
zouden meester zijn om in het leven hun steke te staan. Nu moet men toch wel
eens goed kijken naar de samenleving in Vlaanderen, zoals die nu is, gevormd
door ongeveer een eeuw lang democratisering van het onderwijs en evenzeer doorheen
70 jaar welvaartstaat, want vrijwel iedereen vindt de anderen stomme kloten,
beotiërs, onwetenden. In onze tijd? In deze tijd? Ik denk dat de waarheid is
dat veel meer mensen goed op de hoogte zijn van hoe ze met hun spaargeld omgaan
- al maximaliseren ze dat niet, toch worden we behoorlijk welvarend - of hoe ze
gezellig een lang een goed leven hebben maar ergens rond hun 80ste of nog later
gaan sukkelen. Dat mag niet, zeggen preventiedeskundigen. Sorry, dat klopt
niet, want we zijn nog altijd mensen die ergens toe in staat zijn te weten hoe
het kan, zonder dat betweters de lef hebben ons te vertellen dat we het sowieso
verkeerd doen. Susan Neiman heeft er terecht op gewezen, net als Richard
Sennett, dat deze houding van experten, die de buitenwereld beschouwen als een
woestijn, in wezen niet in staat zijn die wereld te bevatten, begrijpen. Het
valt op dat dit minstens ook geldt voor de onderwijsdeskundigen, want zij menen
ook dat wij, met een of meer diplomaatjes op zak niet in staat tot denken
zouden zijn, tot oordelen ook, terwijl we nu net dat geleerd hebben op school,
in het leven ook. Vergissen we ons wel eens? Natuurlijk, maar tegelijk, denk
ik, hangt het ervan af, wie bepaalt of het een vergissing is. Want kan men echt
in alle vertrouwen beweren dat jongeren op school financiële verrichten moeten
leren te doen? In boekhouding, de opleiding kantoor wel, zeer zeker, maar
jongeren dezer dagen krijgen al vroeg een eigen bankkaart met een zeker bedrag.
Of moeten ze leren, zoals ik ergens horen hoe seksualiteit functioneert?
Misschien moeten ze leren hun eigen verwachtingen te leren invullen en tegelijk
bekijken hoe ze de ander in hun spel, hun genot weten te betrekken. Maar
afgezien van de feiten is dat iets wat op het schoolplein gebeurt of in het
park, aan het strand, in de sportclub, niet per se op school. De reflectie kan
dan weer plaats hebben door het lezen van literatuur, zoals de Kreutzersonate
van Tolstoj en discussies over evolutionaire psychologie, waarbij u wel
begrijpen zal dat ik daar een paar vraagtekens bij zet en het allerminst als
dogma's beschouw die urbi et orbi zijn afgekondigd. Wijst uw dienaar alzo de
wetenschap af? Geenszins, wel een domein waar het onderscheid tussen feiten en
speculatie niet helemaal duidelijk is.
Slot
Ik vrees dat deze oefening
voor het onderwijs desastreus en vooral ontgoochelend zal uitpakken, voor de
leraren in de eerste plaats. Men moet de schoolvorm met een meester vooraan de
klas of zelfs prof vooraan, beneden in het auditorium niet zomaar afschieten,
zogezegd omdat men er niet veel van opsteekt. Ik denk dat de prof die
inspanningen doet om een goed verhaal te vertellen studenten echt iets
bijbrengen kan, maar dan kom je thuis, op kot, neem je de cursus, de notities
en begin te kijken wat je hebt opgestoken van die dekselse geschiedenis van het
middeleeuwse financiële systeem. Dat element kan men toch niet in ernst negeren,
dat uil Bart Haers maar studeren moet, na de school, na de cursus op de
universiteit en aan het eind is er examen, waar uil Bart dan laat zien of hij
zich in eer en geweten mag aanmelden voor een onderzoek van zijn kennis inzake
de financiële geschiedenis van de Middeleeuwen en Nieuwe tijden. Ik heb het
examen doorstaan, dank u, want ik vond het boeiend genoeg. In het streven naar
ontscholing zou men dus beter nagaan hoe men het kan hebben over studieplezier
in plaats van het blokken. Oh ja, ze, de leerlingen en studenten mogen niet
falen, want dat zou hun ego kunnen aantasten. Dat dogma is in strijd met alle
onderwijswetten en met de gedachte dat onderwijs geen mooi afgelijnd project
is, wel een levensproject.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten