Geschiedschrijving en belgitude
Brief
aan
Barones Sophie de Schaepdrijver
over belgitude en historiografie
Brugge, 20 juli 2016
Mevrouw de Schaepdrijver,
![]() |
De Gentse dame, Virginie Loveling droeg mee aan de vernederlandsing van de Vlaamse samenleving, maar die evolutie vindt Sophie de Schaepdrijver niet zo vermeldenswaard en dat tekent haar werk. |
geloof niet dat deze brief is ingegeven
door ressentiment, noch uit deloyale en antipatriottische gevoelens, want daar
gaat het dus niet om. Het gaat om de wijze waarop u België in de wereldoorlog
1914 - 1918 heeft geplaatst en hoe u de oorlog over België heeft laten heen
rollen. Het gaat over uw aanpak als historica en al zijn er zaken die ik wel
kan velen, kleven er enkele smetten op uw blazoen.
Zo blijft u vasthouden aan de
Alleinschuld, die Duitsland met de morele verantwoordelijkheid opzadelde en die
na de oorlog voor instabiliteit heeft gezorgd. België heeft zelfs meegewerkt
aan de bezetting van het Ruhrgebied, met grote stakingen tot gevolg en een paar
pogingen tot staatsgrepen, de periode van hyperinflatie ook. En dan is er nog
uw wat bizarre visie op de verdragen van Versailles, Trianon, Saint-Germain...
waardoor Europa weer hertekend werd. Oostenrijk-Hongarije verdween, landen als
Tsjecho-Slowakije en ook Polen zagen zich internationaal erkend worden.
Duitslad kreeg de morele schuld en diende dat financieel te vergoeden met een
behoorlijk omvangrijke schadeclaim, die de nieuwe republiek en haar bestuurders
veel kopzorgen bezorgde, maar ook de bevolking wist wat lijden kan betekenen.
Nu is vooral het verdrag van Versailles, waar Duitsland door de geallieerden,
alleen de westerse dus, want Rusland was na de revolutie een pariastaat
geworden, uitgekleed werd, volgens een draaiboek over de julimaand in 1914
waardoor de historische waarheid wel geweld werd aangedaan. Daar schiet u, valt
te vrezen, als historica tekort.
Frankrijk wachtte de vijand op een aantal
km voor de Frans-Belgische grens en wilde wel de oorlog, maar niet de
verantwoordelijkheid. Duitsland, Keizer Wilhelm II die al eens als een Boris
Johnson onverantwoordelijke uitspraken deed, was zich bewust van de risico's en
wilde de oorlog nog vermijden, maar hoewel het leger tijdens de maand juli nog
niet in staat van paraatheid was gebracht, net zo min als de Oostenrijkers
haast maakten - het waren de Serven die eerder mobiliseerden - 6 uur eerder -
en Duitsland volgde pas op 31 juli. Men zal begrijpen dat u dat alles niet
onbesproken kan laten. Erger is dat u gedurende jaren nooit of niet over de
oorlogsbereidheid van Frankrijk heeft geschreven. Een historicus m/v moet niet
aan onwelgevallige feiten voorbij gaan, dacht ik; ook zegt u nauwelijks iets
over de Balkanoorlogen in 1912 en 1913 en dus ook niets over de Frans-Servische
samenwerking. Horen we iets over het staatsbezoek van president Raymond
Poincarré aan Petersburg en de Tsaar op 20 juli 19140? T' en heeft met la
Belgique niets te maken, wel met de oorlog en oorlogsbereidheid en daarom
alleen al is het relevant. De aard van de neutraliteit van België, Nederland en
Luxemburg?
Het blijft moeilijk vast te stellen of de historische
gebeurtenissen die u graag onder de aandacht brengt wel altijd van het gewicht
zijn die we eraan moeten hechten. De slag om Verdun bijvoorbeeld, maar ook de
slag om de Somme hebben militair niet zo heel veel opgebracht, maar de
materiaalslag was er dodend voor alle partijen
en dat vormt met uw welnemen een van de zwakke elementen in uw discours. Het
front van Nieuwpoort tot net voor Ieper, waar Britten en Fransen het hardste
vochten, maar ook geen meter winst konden boeken, was wat de militaire leiding
betreft geen uiting van inzicht in de nieuwe technieken, zo bleek. Vliegtuigen,
tanks en gifgas, dat waren de grote vernieuwingen, maar ook, zeer zeker werd de
medische component voor alle legers van groter belang, niet enkel uit humane
overwegingen, maar ook om gekwetsten niet zomaar te verliezen. Maar over de
militaire en vooral de politiek-militaire problemen waar Albert I mee te maken
had, had u ook uitgebreider kunnen behandelen.
U wordt barones, verheven door zijne
majesteit en dat zal u wel behagen. Geen kwaad woord over eretitels, zeker als
ze alleen maar als eerbewijs aangeboden worden, maar verder geen voordelen
opleveren, al vergroot het wel de autoriteit natuurlijk. Gelukkig zijn we
opgegroeid in een tijd, ik dan en mijn generatiegenoten, die autoriteit in
vraag stelde, vaak terecht, soms ten onrechte. Maar ik denk dat uw documentaire
over België in WO I te veel lacunes laat zien, zoals over de Vlaamse Beweging,
de politisering ervan, maar ook het activisme bleef onbesproken, terwijl de
pogingen van Frans van Cauwelaert om de koning te bewegen de Vlaamse grieven
ernstig te nemen al helemaal geen plaats kregen. Voor historici mag het criterium
toch niet wezen dat wat niet (onmiddellijk) lukt, van geen betekenis zou wezen,
want de evolutie in de geesten was wel van gewicht en zou na WO I, zeker na WO
II ondanks alles in Vlaanderen breed gedragen worden.
Vergeten we niet dat net voor WO I het
leerplichtonderwijs was ingesteld, wat een grote toename van de scholingsgraad
voor gevolg had en bovendien met zich bracht dat er meer kandidaat
schoolmeesters en juffen van node bleken. Hoewel de wet pas praktische
uitvoering pas na de oorlog in voege trad, bleek het maatschappelijk grote
betekenis te hebben gehad. Ook het verhaal van de vernederlandsing van het
onderwijs, het Secondair onderwijs en de hogescholen, universiteiten stond al
meer dan twintig, dertig jaar op de agenda en bleef veel weerstand oproepen bij
de zittende elite, lees: la Belgique sera Latine ou ne sera pas. Toch vindt u
de vaandeldragers van de Vernederlandsing van de samenleving het vermelden niet
echt waard.
Nog eens de oorlog vormt een cesuur,
zoveel is zeker, maar het vormt geen absolute breuk, zoals ook Philipp Blom
betoogt in "Alleen de wolken", waarin hij het interbellum beschrijft
en de reactie op de oorlog van 1914 tegen het licht houdt, want men wilde
enerzijds de cesuur negeren, maar tegelijk was duidelijk dat in brede kringen
de kijk op de oorlog, de politiek ook grondig wijzigde. De invoering van het
algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen zorgde er ook nog eens voor dat dit
een plaats kreeg in de geesten. Dat alles mevrouw, komt in uw werken niet zo
uitgebreid aan bod als wel zou mogen.
Even opvallend is dat ook u de wederopbouw
van het land en van "de Verwoeste Gewesten" in het bijzonder ook niet
echt heeft onderzocht, maar u kan daarvoor verschoningsgronden inroepen, want
net die geschiedenis blijft in het historisch onderzoek wel vaker onderbelicht.
Of men nu interesse heeft of niet voor de Vlaamse Beweging, het belang bleek na
de oorlog moeilijk te negeren, al zal de dood van Herman Van den Reeck wellicht
ook nog eens de gemoederen beroerd hebben.
Het ga u goed als barones, maar u zal
begrijpen dat uw bijdrage aan het uitbreiden en het verfijnen van het historisch
onderzoek relatief beperkt is gebleven, want u laat nergens blijken dat u nieuw
origineel onderzoek heeft verricht. Of het zou over Edith Cavell moeten gaan of
over Gabrielle Petit, die spionage had verricht voor de Britten, door
treintransporten uit Brussel naar het front over te brengen. Natuurlijk hebben
mensen in België, in Brussel, Gent of Antwerpen, maar ook in Brugge of op het
platteland, in Sint-Margriete het hunne te stellen gehad met de bezetting, de
oorlogsinspanningen en dergelijke meer. Men kan stellen dat over de regering in
Sainte-Adresse niet zo heel veel te vermelden valt, want ze hadden niet echt
meer een land te besturen, maar wel heeft men vluchtelingen geholpen, de
voedselproductie in het niet door de vijand bezette deel van het land en het
bezorgen van jobs, emplooi in de oorden waar ze terecht kwamen.
U heeft zelfs nauwelijks uitgelegd, in uw
boek over België in WO I hoe Pirenne na de oorlog met de Carnegy Endowment alle
mogelijke bronnen en data over WO I te verzamelen, die betrekking hadden op
België met het oog op documenteren van het gebeuren, maar ook om te kijken hoe
men zo een conflicten, waarbij Henri Pirenne twee van zijn zonen verloor.
Pirenne kende de Duitse samenleving goed, wist al voor de oorlog hoe in Berlijn
aan de universiteit studenten en professoren er meer dan verwacht
nationalistische inzichten op na hielden. Christoffer Clark beschreef hoe
Pruisen inderdaad een land was dat volgens militairen het leger ten dienste
moest staan, een gevolg van de bureaucratische organisatie van het leger, naast
de regering en de civiele administratie. Sinds de Reichsbegrundung had Bismarck
dat zo bekeken dat de staatsstructuur geen hiërarchie van het politieke boven
het militaire stelde.
Een andere kwestie besprak ook Dirk
Rochtus, maar vooral Clark en John Lukacs vonden dat men het militarisme van
Pruisen moet stellen naast de houding van andere naties, zowel de Fransen als
de Britten - die alleen oorlog voerden als het niet anders kon, zegden ze zelf,
maar dat valt wel eens tegen. Ook in Rusland bood een militaire loopbaan
perspectieven voor jongeren uit adellijke families, maar ook voor subalterne
posities had men mensen nodig. Verder vormde het militarisme, zowel in Pruisen
als in de andere grootmachten de uitdrukking van het nationalisme dat in de
negentiende eeuw breed uitgesmeerd werd. Het vormde voor bijvoorbeeld de SPD in
Duitsland een heel moeilijk dilemma tijdens de republiek van Weimar om met die
bijzondere deelstaat om te gaan: een man van de SPD bestuurde 12 jaar Pruisen
en deed met zo te zien meer dan behoorlijk, maar toch werd de bijzondere
positie onhoudbaar en uiteindelijk werd de autonomie van Puirsen opgeheven. Om
maar te zeggen, geschiedenis lijkt niet altijd zo eenvoudig.
U heeft nooit en zal nooit veel ernstig en
meldenswaardig weerwerk krijgen voor uw werk over WO I en dat blijft
betreurenswaardig, want nog maar eens ging een kans verloren die geschiedenis
beter te vatten. De koning heeft het behaagt u tot barones te adelen, maar ook
dat zal uw positie in het debat weinig veranderen. Misschien is het dit wel, vat
die gedachte van Virginie Loveling uit 1915, 31 juli wel het probleem treffend:
Met geen vijand spreken willen,
is u opzettelijk een blinddoek
voor de ogen binden
U bedrijft wel een keer te vaak een geschiedschrijving
dat met u onwelgevallige feiten negeert of minimaliseert en dat weegt op de
kwaliteit van uw werk. Helaas.
Vale,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten