Macro-economische ratio's en algemene morose zonder reden
Reflectie
Economische data,
macro-economie en politiek beleid
kanttekeningen bij de statistieken
omtrent werkgelegenheid
Komkommertijd
wil het maar niet worden, maar denken velen en toch, wijl we doende zijn met
kwesties als terreur, veiligheid en vrijheid van expressie, lijkt het erop dat
het huiswerk er wat verwaarloosd bij ligt: men spreekt over werkgelegenheid in
Vlaanderen, over dalende werkloosheidscijfers terwijl om een of andere reden nauwelijks
ratio's in de media te vinden zijn. Maar ook de statistieken van de VDAB laten
weinig zien over de werkloosheid in Vlaanderen, noch voor het aandeel
werkzoekenden met uitkering in de beroepsactieve bevolking. Bovendien blijkt er
geen relevantie te zitten in gegevens over zelfstandigen, vrije beroepen,
beroepsstages - advocaten, magistraten... - terwijl bijvoorbeeld ook gegevens
over wetenschappelijk vorsers met een beurs beschikbaar zijn via de
statistieken van werkgelegenheid en tewerkstelling.
Statistieken
kunnen behulpzaam zijn om evoluties te zien, trends en om de doelmatigheid van
beleid goed te in beeld te krijgen, maar een voorwaarde is dan wel dat die
gegevens transparant, correct en qua methodiek acceptabel. Inzake onderwijs
zien we dat media en experten wel eens statistisch materiaal op tafel leggen
dat qua methodiek niet geheel zuiver op de graat is maar dat zij ook cijfers
brengen die een beleid moeten schragen, niet a priori de werkelijkheid
weergeven. Natuurlijk zal men over de termen van statistische data wel eens
goed moeten nadenken en verschillende inzichten met elkaar moeten afstemmen,
wil men geen ruis op de boodschap krijgen. Inzake armoedecijfers in Vlaanderen
zien we een behoorlijk verschil tussen wat experten aangeven en wat op het
terrein ervaren wordt. Bovendien blijkt wel eens dat de dynamiek van die
armoedecijfers nogal eenduidig zijn, terwijl zoiets als gokschulden zelden in
de weging meegenomen worden. Opvallend is bijvoorbeeld dat men bij verklaringen
voor armoede in essentie niet verder komt dan Charles Woeste c.s. een eeuw
geleden al zegden: die mensen leven niet volgens de juiste, volgens onze
normen, ontberen werklust en dynamiek, zijn lui en zuipen zich zat en dom.
Tewerkstelling
is voor een economie een belangrijke indicator net als gegevens over startende
bedrijven, over bedrijven in moeilijkheden en faillissementen. Het mag
duidelijk zijn, denk ik, dat we dezer dagen veel gefragmenteerde data krijgen,
die vaak bij nader toezien nogal ruw zijn. Via de persberichten van de VDAB
komt er enige duidelijkheid, maar over de vraag hoe hoog het aandeel
werkzoekenden met uitkering in een regio is of mensen in de zogenaamde
wachttijd, blijft men in het duister tasten. Men kan aan de hand van de
kruisdatabank heel wat nuttige cijfers ontlenen, die een accurate momentopname
geven, maar aangezien het de obsessie is geworden dat de werkloosheidscijfers
moeten dalen, blijkt men de kans niet te willen laten liggen over de toename
van de data inzake bewezen tewerkstelling en frictiewerkeloosheid aan te geven,
want kan aangeven of er voldoende investeringen mogelijk zijn.
Er
doet zich een merkwaardige situatie voor waarin de data niet leiden tot nuttige
ratio's, die de reële arbeidsmarktsituatie kunnen duiden en trends weergeven.
Men weet dat de afname van de werkeloosheid belangrijk is, maar hoe groot die
is ten opzichte van de werkzame bevolking, beroepsactieve bevolking geeft ook
andere aanwijzingen, van zuiver economische aard, van fiscale aard, maar ook
wellicht van meer sociaalpsychologische aard. Men klaagt over een sfeer van
morose in onze samenleving, van een onvoldaanheid, terwijl een aantal
indicatoren erop wijzen dat er geen reden is om van een crisis te spreken. Het
kan belangwekkende informatie voor de industrie en voor de overheid, maar ook
voor u en mij bieden te weten of mensen bezig zijn hun huishoudtoestellen te
vervangen door nieuwe, hun auto langer dan zes jaren willen gebruiken en dat
soort toestanden meer. Het kan zijn dat de groei relatief beperkt blijft maar
dat we net onder een gouden plafond zijn aanbeland, waar alle indicatoren een
stilstand suggereren, terwijl ze onderliggend blijk geven een gezonde dynamiek.
Het
blijft wonderlijk vast te stellen dat terwijl men een behoorlijk optimistisch
verhaal kan vertellen, men kiest voor het negatieve. Ook de regeringspartijen
dragen er het hunne toe bij, terwijl ze de noodzakelijke sanering van de
overheidsschuld beter zouden kunnen realiseren, mochten ze beter laten zien dat
er geen reden is voor zo een op het oog diep gravende morose.
Het
is wel zo dat de inflatie in ons land hoger uitpakt voor diensten en dat
regeringsmaatregelen daartoe hebben bijgedragen. De minister van werk en vicepremier
wil dat nu onderzoeken, maar ten gronde blijkt ook dat bijvoorbeeld de witte
kassa zorgt voor prijsverhogingen in de horeca. Weet men wel wat men doet,dan
blijken de gevolgen alweer anders dan men had verwacht en voorspeld,
voorgesteld. Moet dat problematisch heten, gezien het juist een blijk is van de
flexibiliteit van een economisch subklimaat, dat het beleid weet op te vangen.
Maar het zou ook kunnen leiden tot een pleidooi aan politici om net minder aan de weg te timmeren.
Het
is al langer mijn inzicht dat politici een heel belangrijke rol vervullen in de
samenleving, maar dat hun arbeidsethos wellicht wat te Weberiaans moet heten,
want al hun streven naar een betere wereld brengt verwarring, chaos en
onzekerheid in de samenleving. Maar politiek beleid moet er wel zijn en het
overlaten aan technocraten alleen is ook geen optie. Overigens, mijn kritiek op
Weberiaanse arbeidsethos geldt in wezen omgekeerd de journalistieke wereld, in
die zin dat zij aan de ene kant verzuipen in de feiten die te vaak ongefilterd
tot ons komen, maar het verhaal hoe zij ratio's
aandragen die niet de arbeidsmarktsituatie
laten zien, zoals die is, geeft weer hoe ze niet hebben nadacht over de
gevolgen van de keuzes der spindoctors van VDAB en andere instanties waarbij
dus wel de tendens van de werkloosheidscijfers wordt aangegeven, maar dus de
noemer nooit meer de verhouding tussen werkzoekenden (met uitkering) tegenover
de beroepsactieve bevolking op het papier komt.
Het
geeft weer dat ze de macro-economische situatie niet geheel meer kunnen
weergeven, want we zien ook op andere terreinen dat er weinig informatie
doorstroomt, zoals bijvoorbeeld de vraag hoe of we in de drinkwaterprijs ook
meebetalen voor het afvoeren en zuiveren van het afvalwater en dat kan men een
goede zaak noemen. Bovendien zijn die bijdragen vooralsnog beperkt. Het
probleem is dat we als burgers mogen verwachten dat die aanpak beter uitgelegd
wordt, ook als bijvoorbeeld de oppositie voorhoudt dat wij door de regering
gepluimd zouden worden. Maar men kan toch niet anders dan zorgen voor een goed
systeem van distributie van drinkwater en vervolgens nalaten de riolen te
onderhouden en het vervuilde water terug gezuiverd aan de natuur te geven of
gewoon te hergebruiken. Dat zijn beleidsopties die eens genomen werden en nu
volkomen automatisch uitgevoerd worden door bedrijven, waarin nog steeds
politici een zitje hebben in de raad van bestuur. Daar valt veel voor te
zeggen, maar de zitpenningen en andere genoegdoeningen komen wel de gemeente
toe die zij in het bedrijf vertegenwoordigen.
Nu,
met macro-economische data schiet het in de media wel vaker niet op omdat de
journalisten vaak niet over de nodige macro-economische kennis beschikken om
het allemaal te duiden. Toen Piketty kwam met zijn boek over ongelijkheid, werd
luid geroepen hoe de onderzoeker massa's data had blootgelegd, uiteraard voor
het eerst en dan nog eens helemaal zelf, maar niet zonder handen. Ongelijkheid
kan tot spanningen leiden als de kloof te groot wordt en als de subculturele
archipelvorming frequente contacten tussen de eilandbewoners in de weg staan.
Maar het feit dat er ongelijkheid is, waarbij vooral de perversies van het
financiële systeem worden blootgelegd, gaat voorbij aan andere economische
fenomenen die daarmee samenhangen. De meerwaardeproductie die de
"bezittende" klasse mogelijk maken brengt Piketty nauwelijks in
rekening, althans niet in wat er over zijn onderzoek werd verteld en dat lijkt
mij het grootste manco. Velen hebben er geen probleem mee dat een voetballer
grootverdiener kan worden in de ene competitie en middenstander blijft in een
andere competitie, maar o wee als een ingenieur een bedrijf opricht en
jarenlang goed boert, zelf een paar voetbalclubs overneemt en er een soort
hobby van maakt. O wee ook als zo een welstellend mens kunst gaat kopen of een
mooi domein. Dat zijn niet onbelangrijke zaken en zelfs al spat het snobisme
van de muren, het zijn persoonlijke keuzes, zelfs als ze voortkomen uit de
aandrang om zich te presenteren als succesvol en meedogenloos. Maar economisch
heeft die ondernemingslust wel betekenis en daar zijn we dan weer blind voor,
zijn journalisten en vaak ook politici blind voor.
Erger
nog, Links klaagt en zaagt over de ongelijkheid maar merkt in een moeite door
dat de zogenaamde maakindustrie - een betekenisvol pleonasme - verder achteruit
blijft boeren. De werkeloosheid bij doelgroepen brengt men nauwgezet in kaart,
maar men volstaat met een equatie van ratio's waarbij het aandeel van de
doelgroep in de arbeidsmarkt getoetst wordt aan het aandeel van de groep in de
samenleving en dan concludeert men dat die groep over- of ondervertegenwoordigd
wordt. Een leuk cijfer voor de burger, maar in wezen leidt het dan tot een
onderwijssociologisch gestuurd beleid waarbij de kansen om aan die
oververtegenwoordiging iets te doen nauwelijks toenemen.
Weet
uw dienaar er dan alles van? Neen, ik zou bijna zeggen, goddank, want het leven
zou saai wezen, maar tegelijk wil ik graag enigszins geinformeerd kunnen
meedenken en -praten en dan kan men maar beter over de juiste ratio's
beschikken, waarbij het ruwe datamateriaal niet ook telkens opnieuw bijgesteld
worden, om methodologische redenen, terwijl de werkelijkheid zelf niet meer in
beeld komt. Het is zoals met de boekhouding van een bedrijf: beantwoordt die
niet aan de economische realiteit van een bedrijf, dan kan men de hele
constructie misleidend noemen. Een begroting van een stad of provincie, van de
Vlaamse overheid wordt overigens nog steeds als moeilijk te bewerken pdf-bundel
weergegeven, maar het blijft moeilijk voor burgers om er belangwekkende ratio's
uit af te leiden, die toelaten het beleid te evalueren. Onderzoeksjournalistiek?
Men schreeuwt erom, maar als het over economische data gaat, dan is er van
onderzoek weinig sprake of het zou over de idee gaan dat rijkdom diefstal is en
dat iedereen met geld fraudeert.
Tot
slot, deze reflectie komt ook voort uit de vaststelling dat men de samenleving
niet enkel angst voor terrorisme toedicht waaraan wij allen zouden lijden, maar
ook aan angst voor de toekomst. Paul Goossens heeft het ook niet optimisme
begrepen en dat valt nog te begrijpen want van zijn heilsstaat, de
Socialiistische Weltrepublik lijkt niet zoveel in huis te zijn gekomen, meer
nog, het loopt elke weer spaak op corruptie en bureaucratie - ook een
tautologie. Men misleidt mensen als men hen bedelft onder het verzamelde werk
van auteurs als Thomas Piketty en Peter Mertens, maar zwijgt over de bijdragen van
Tomas Sedlacek. Inderdaad, ik heb het boek van Piketty gekeken en daarmee
vergeleken, levert Tomas Sedlacek, de economie van Goed en Kwaad, heel wat meer
inzichten over ratio's, dynamiek, Keynes en Adam Smith dan Piketty.
Onrechtvaardigheid bestrijden beide, alleen lijken de inzichten van de
Tsjechische econoom robuuster. Wat zegde een recensent - ik meende in De
Standaard, maar vind het niet terug -: het boek is rommelig en een mens vindt
er zijn weg niet, terwijl het goed in elkaar zit; het tweede deel verklaart de
verhalen van het eerste deel, van Gilgamesj en de farao, van al die andere
gebeurtenissen als fenomenen en als bron van reflectie en vertaalt ze als motor
tot actie. Oh ja, ratio's zijn ook verhalen, maar we moeten weten wat ze
vertellen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten