Nadenken over geschiedenis*
Kritiek
De intellectuelen dezer dagen
en
de kwaliteit van het debat:
Mary Beard en de Romeinse zieleroerselen
Mary
Beard schreef over Arcadië en opende mij opnieuw de ogen over de wijze waarop
wij in het verleden spiegels zoeken voor onze wereld. In "SPQR" zien
we iets analoogs, maar doorheen de uitwerking blijkt hoe cruciaal dat fenomeen
is: de Romeinen zelf zochten al spiegels in het verleden om de eigen identiteit
en het eigen handelen te onderzoeken en verantwoorden. Vandaag zijn er vele
debatten die we voeren zonder handige spiegels, tenzij ruw geslepen stukjes
blik, waarmee we een verleden van eigen makelij tot standaard verheffen.
Academische historici komen, vooral in Vlaanderen, nog nauwelijks aan bod en in
het onderwijs wil men een soort geschiedenis waartegen de generatie van mijn
ouders en de leraren die ons begeleiden zich verre van hielden.
Zelf
heb ik over de maatschappelijke rol van de angst geschreven, onder de titel
"Timor Dei, timor Principis" waarbij de genitief slechts oppervlakkig
weergeeft of de princeps net als god boven de angst der mensen verheven is.
Meer nog, in welke mate zorgt onder meer angst ervoor dat de samenleving niet
voortdurend in beweging lijkt, maar vele instituties evolueren veel trager en
soms ergert het ons dat men niet op tijd een en ander op de schop neemt en
grondig hervormt. Mensen zijn evenwel gewoontedieren en elke verandering schept
ook onzekerheid en een gevoel van onmacht. Soms maken partijen in de politiek
en belendende percelen daar goed gebruik van, of misbruik.
Daarom
heeft Mary Beard enkele interessante inzichten in de aanbieding, vooral voor
wie het over identiteit hebben wil. Rome stelt zij, vond dat het burgerschap
niet exclusief aan de inwoners van de stad kon toebehoren en beleidsmakers
hebben vanaf het moment dat de directe en overzichtelijke omgeving van Rome
overschreden werd, dus in de derde en tweede voor christus, de vijfde en zesde
van het bestaan van de stad (stichtingsdatum 21 april 753 voor Christus) zocht
naar vormen van vertrouwenwekkende maatregelen en het burgerschap van de stad
kon mensen binden. Tot en met de Bondgenotenoorlog tijdens de late zesde eeuw,
92 -88 v.C. kon Rome zelf bedisselen met afzonderlijke steden en landschappen
hoe men de relatie tot Rome zou definiëren, maar de vraag "hier ons bloed,
wanneer ons recht" drong zich op toen de bondgenoten in steeds meer
oorlogen hadden te dienen maar niet altijd een eerlijke vergoeding voor kregen.
Onder Marius en Sulla begonnen legerleiders, officieel voormalige consuls hun
veteranen die de dienst hadden volbracht en overleefd gronden aan te bieden om
de overbevolking en werkloosheid in Rome tegen te gaan.
De
groeikrampen van de staat Rome, die verre de grenzen van stad en ommeland
overschreden, krijgt men doorgaans niet te zien als zodanig, maar precies de
dramatische beslissingen van Marius en Sulla tot en met Augustus, waren er de
uiting van. Uiteraard was het allemaal vroeger begonnen, met de exogene groei
van de stad, die de samenstelling en ruimtelijke ordening geleidelijk lijken, maar
bij momenten toch dramatisch snel moet hebben aangevoeld. De bouw die
toegeschreven werd aan de laatste koningen, de Etruskische koningen, maar op
grond van onderzoek door anderen komt Mary Beard tot de conclusie dat die hele
geschiedenis van het koninkrijk moeilijk te staven valt, maar wat Livius
beschrijft wel in archeologica gestaafd kan worden, dat wil zeggen, niet
concrete mythische gebeurtenissen, maar er was een muur gebouwd rond de stad en
andere gebeurtenissen, zoals de inval van de Galliërs hadden plaats gevonden.
Of men kan een altaar vinden waar wellicht de 12 tafelen zich hebben bevonden
waarop de wetten, volgens de legende in 451 door de Decemviri legibus
scribundis opgesteld op vraag van de volksvergadering om hun rechten en
vrijheden te verzekeren, onder meer het ius talionis, het recht op weerwraak.
Afgezien van het feit dat de Romeinen, naarmate de nederzetting een stad werd
en de openbare orde gezien werd als een belangrijke opdracht, inderdaad moeten
nagedacht hebben of men het recht op weerwraak niet zou inperken, kan men ook
de bedenking maken dat samenleven, zoals ook Mary Beard suggereert via allerlei
conflicten tot stand komt. Mary Beard waarschuwt er wel voor zich van het leger
in het oude Rome teveel voor te stellen want voor de grote oorlogen tegen
Carthago en andere, slaan die voorstellingen nergens op. Pas met de opbouw van
grotere legers in de vijfde en zesde eeuw van het bestaan van de stad, dus
ongeveer vanaf 250 voor christus af, kon met een systeem van legioenen experimenten en dan nog diende men
toch over voldoende mensen te beschikken om die te bevolken, zonder de economie
van de stad in het gedrang brengen en dus het overleven van de stad zelf.
Beards
benadering van de Romeinse geschiedenis heeft ze ontdaan van de bijna
sacrosancte postklassieke overlevering, maar ze probeert het leven zelf te
vatten. De helden worden in dit boek niet groter of grootser voorgesteld dan ze
werkelijk konden zijn, maar ook laat ze op een onderkoelde wijze zien dat Rome
met veel pragmatisme de situatie rond 27 voor Christus, toen Augustus kon
zeggen dat de vrede in het rijk hersteld was een legitimatie gaf, waaraan al
voordien staatslui als Cicero het hunne toe bijgedragen hadden, als bevredigend
zagen. Door de bronnen, zoals de ongeveer 900 brieven van en enige aan Cicero, die
door zijn vriend Atticus en zijn secretaris Tiro, een op zeker moment
vrijgelaten slaaf, kan men zich en op grond van kritisch onderzoek van de
secundaire bronnen niet te veel op de interpretatie te laten wegen, kan ze een visie over de opbouw van de staat ontwikkelen,
waarbij ze ook het belang van het zelfbeeld onder de aandacht brengt. Romeins
superioriteitsbewustzijn en identiteitsontwikkeling blijken cruciaal, maar
waren voor historici vaak zo evident dat men er geen of weinig aandacht dacht
te moeten besteden.
Dit
is fundamenteel voor een goed begrip van de geschiedenis van Rome, omdat we als
historici met die goed gedocumenteerde en veelvuldig in latere tijden
becommentarieerde geschiedenis bij de hand vragen kunnen stellen over de wijze
waarop men oplossingen vond en soms ook naliet te formuleren. De opbouw van de
staat blijf wat mij betreft altijd hybride maar daarom niet minder
belangwekkend, want hoe gemeenschappen met een exponentieel toenemende entropie
problemen van samenhang, conflictbeheersing dus en justitie naast administratie
te organiseren het vertrouwen blijkt te wekken, blijft ook vandaag van belang. Rome
beschikte wel over een rechtssysteem maar er blijken geen sporen van
politiediensten of een vorm van door de staat georganiseerde ordehandhaving
noch werd duidelijk of het geweld als een monopolie in handen van de overheden
lag. Het gebruik van bendes door Sulla om zijn conscriptielijsten uitvoering te
geven, zoals ook Antonius - en dus ook Octavianus - dat deed zonder dat er
politie was die machtsmisbruik van maffiabendes kon tegengaan, wringt wel.
Goed,
Rome bestond niet uit engelen en werd geleid door mensen met hun gebruikelijke
hebbelijkheden. De macht lag vooral na de val van de Republiek bij de Primus
inter Pares die de senaat hanteerde als een curia regis - een hof van
raadgevers ten behoeve van de koning - waarbij Augustus zich bediende van de
term civilitas om die samenwerking te benoemen en vorm te geven. Rome was ook
verre van de ideale of utopische staat, zoals men wel eens voorhouden of
voorwenden wil, zoals Britse historici lange tijd gedaan hebben, onder meer om
het eigen koloniale beleid als vredelievender, beschaafder en humanistischer
voor te stellen dan het was. Plinius de
Jongere, zo lezen we, liet in zijn briefwisseling vanuit zijn provincie aan de
Zwarte zee via overgeleverde brieven zien hoe die ambtelijke verhoudingen
functioneerden, waarbij we wel eens de indruk krijgen dat de briefschrijver wel
erg op de details gericht was en dat een keizer toch onmogelijk zo een
briefwisseling met alle gouverneurs of uitbaters van keizerlijke bedrijven -
landbouw en ook wel mijnbouw als ik het wel heb - kon gevoerd hebben. De keizer
beschikte dus ongetwijfeld over een staf van briefschrijvers, zoals ook Tom
Holland laat zien, die handelen namens de keizer en wellicht zal wel eens een
apostille de briefwisseling gesierd hebben, maar doorgaans zal de
verantwoordelijke op eigen houtje een antwoord geschreven hebben met oudere
voorbeelden in het achterhoofd, wat dus ook een archief veronderstellen mag,
maar Beard laat zien dat we ons daar bij ontstentenis van sluitende bronnen
niets van mogen voorstellen.
Ook
kan men vaststellen, onder meer in de visies die we van Marcus Tullius Cicero
kennen, hoe diep de kloof wel niet was tussen het ideaal en de gerealiseerde
vormen waarin staat en samenleving functioneren, wat men als hypocrisie kan
bestempelen. De conservatieven en homines novi als Cicero maakten aardig
gebruik van het zelfbeeld dat ze vaak voor eigen gebruik - in pleidooien -
ontwikkelden. Zo spreken de conservatieven als Cato en een leden uit de clan
van de Scipiones, om Brutus niet te vergeten over vermeende deugden, maar waar
Cicero en later ook Livius, Vergilius, Augustus dus, de idee van de afkomst uit
den vreemde en het concept van een melting
pot presenteerden, die deugden
ook omhelzen, terwijl de deugdenleer naar het voorbeeld van Cato weinig meer
waren dan een verhaal over de moedige, strijdlustige ambtsdrager, met dat grote
verschil Cicero meende dat Romein kan zijn die zich als Romein voorstelt, die
veteraan is in het leger en burgerrecht krijgt, terwijl Cato en co net
vooropstelden dat afstammen van de historische stichters een grote interne
samenhang en continuïteit cruciaal was. Exlcusiviteit versus continuïteit, een
beetje naar het voorbeeld van de geschiedenis van het UK sinds vooral 1948?
De
hypocrisie waarover Beard het ook heeft nu, vormt voor mij het moeilijkste
punt, omdat dit zou betekenen, als men stoemelings zou doordenken, dat de staat
inderdaad technocratisch zou mogen functioneren en niet ook een waardenstelsel
delen met de samenleving. Met andere woorden moeten we wel eens aanvaarden dat
de vooropgestelde inzichten niet gehaald worden, kwestie van wetten en
praktische bezwaren, maar ook en evenzeer dat omstandigheden er soms zeer
ongunstig door zouden evolueren. Tegelijk kan men de benadering van Mary Beard
wel aandacht geven in de mate dat ze duidelijk maakt dat een overheid, bemand
door mensen die in het heetst van de strijd staan, soms om persoonlijk te
overleven, soms om het geheel van ondergang te redden, hardvochtigheid aan de
dag moeten leggen. Kunnen de geschriften van Cicero of Marcus Aurelius wel
inspireren, de Romeinse samenleving als zodanig zal vaak ook wel waarschuwen
voor wat er mis kan gaan, als men te gemakkelijk blind blijft voor eigen blinde
vlekken.
Het
imperium Romanum diende vaak als na te volgen voorbeeld en Mary Beard vraagt
zich af of dat wel zinvol is. In deze tijden van vergaande globalisering, waar
technologie, maar ook facetten van 'hogere" beschaving mensen bereiken die
er vroeger nooit iets van gehoord hadden, past het aandacht te besteden aan wat
men de bereidwillige romanisering mag noemen, waarbij in het Westen een dubbele
standaard gold: Latijn leren was aangewezen voor wie uit Lugdunum (Batavorum)
of gewoon de stad aan de samenvloeiing van Saöne en Rône, Leiden (?) dan wel
Lyon dus iets wilde bereiken. Maar de opperste fase van culturele participatie
was weg gelegd voor wie ook Grieks leerde, ook al was het op dat eiland in de
Oceaan, Brittannia. Mary Beard besteedt veel aandacht aan de romanisering van
het UK en voor Galliërs ofte Germanen - wij Vlamingen kunnen ons in beide
richtingen voorzaten verzinnen - kan dat wat eenzijdig lijken, want had de
ontwikkeling van onze contreien ook niet wat aandacht verdient? Echter, zij
geeft terecht aan hoe de overdracht tussen culturen precies in wat nu het UK
is, de ruimte dus maar ook het gebruik ervan, exemplarisch mag heten voor wat
ook elders aan de gang was.
Omdat
het keizerrijk om redenen van efficiëntie en pragmatisme decentraal bestuurd
werd, omdat het rijk zo een lange periode van interne vrede kende, omdat ook de
handel doorheen het rijk maar wellicht ook met gebieden in Azië voorbij de
Indus mogelijk was - de zijderoutes - ontstond niet enkel dat kolossale
imperium, maar bleek men ook in staat een naar verhouding kwalitatief hoogstaand
leven te leiden. Het verschil tussen de miljardairs en de middenklasse was
behoorlijk, maar zij laat zien dat de ongewisheid van het individuele leven,
wellicht wel een gedeelde samenleving, c.q. cultuur heeft voortgebracht.
Oorlogen werden gevoerd aan verre kusten en rivieren, de keizer was op doorreis
door het rijk en niemand toch die kon zeggen hem gezien te hebben als men ver
van Rome leefde. Het gezag en de opperste leiding waren ver weg, belastingen
werden geind, infrastructuurwerken functioneerden op kosten vaak van rijke
ingezetenen, die naar het voorbeeld van de keizers aquaducten bouwden en
onderhielden. Vele grafschriften en andere epigrafische bronnen tonen ons dat
het leven voor wie de eerste klippen omzeilde, kraam- en kinderziekten en
andere mogelijke verwondingen, het leven
goed te leven moet geweest zijn en de levensverwachting behoorlijk. Leest men
de epiloog goed, denk ik, dan moet men met Mary Beard abstractie maken van de
paleisintriges om vast te stellen dat "les peuples sans histoire sont de
peuples heureux".
Net als
in onze tijd van grote stabiliteit blijken net daaruit veranderingen in de
samenleving voort te komen die op termijn wel tot spanningen zullen leiden, de
politici die zich vaak opgejaagd voelen oplossingen te bedenken voor problemen
die zich nog zullen stellen, maar de relevantie van het bestel berust in wat
rustig voortkabbelend functioneert. Intellectuelen menen dat zij de samenleving
moeten veranderen, maar beschikken net niet over de soevereiniteit daartoe. En
de keizer, die vaak hard moest werken in zijn kantoren, was wel verplicht te
over- en voorzien dat stabiliteit van bestuur voor conflicten zou zorgen. Pas
rond 192 n.C. en zeker na de dood van Caracalla bleek men geen oplossing meer
te vinden voor het wegvallen van het gesprek tussen senaat en keizer, de
civilitas.
Justitie
werkt niet, hoor ik al sinds 1983, maar om een of andere reden vinden mensen
toch wel voor burgerlijke zaken en andere wel oplossingen. Hoewel volgens Hans
Achterhuis het geweld in onze samenleving sterk is afgenomen, blijven criminele
zaken, roof, doodslag, relationele en familiedrama's onze volle aandacht
krijgen. Voor de slachtoffers is dat dan wel heel wat, maar
slachtofferondersteuning en allerlei andere instanties doen wat mogelijk is en
finaal zijn wij het die ons evenwicht moeten terug vinden. Justitie werkt, soms
tergend traag, maar met dank aan advocaten die graag met termijnen en
conclusies hun cliënt dienen door te traineren.
Rome
en de geschiedenis, meent Beard terecht kan niet meer met recht een spiegel
bieden, laat staan een excuus, maar zij geeft ook aan dat we de dialoog kunnen
aangaan over existentiële kwesties, zoals de organisatie van gedeelde
soevereiniteit - niet de overdracht dus die Thierry Boudry en anderen zien - of
over subsidiariteit. De oplossingen liggen niet bij Augustus of Marcus
Aurelius, maar de dialoog aangaande, kan men zichzelf wel een discipline
bijbrengen in het denken, waarbij de idealisering van het zelfbeeld aansluit
bij wat pragmatisch en humaan wenselijk is, zonder dat dit de legitimiteit van
bestuur en overheid onderuit haalt. Het waren misschien helden, niet de
keizers, maar die Romeinen en mogelijk liepen er rare jongens rond, maar het
verkennen van deze wereld die lang verdwenen is kan ons helpen met
paradigmaverschuivingen zinvol om te gaan. Dat we zo een nieuwe visie krijgen
op Rome, stad en rijk, hoewel velen die echt met die geschiedenis vertrouwd
zijn al een aantal van die inzichten konden bevroeden, kan men aan de
uitnodiging tot gesprek met de oudheid en mevrouw Mary Beard niet voorbijgaan,
zonder zelf veel te missen, te verliezen. Intellectuelen dezer dagen menen dat
men zich niet op de menselijke ervaring hoeft te beroepen en dus heeft het geen
zin, geen nut de studie van het oude Rome aan te vatten. Toch is dat wel een
amputeren van onze zin voor begrip van het menselijke handelen want het eeuwig
menselijke laat zich gelden, in voor ons niet altijd helemaal overzichtelijke
bronnen.
Laat
net dat nu dezer dagen zo moeilijk uitpakken, een boek lezen, de lectuur
savoureren en achteraf enkele aantekeningen, kanttekeningen bijhouden. Neen,
een boek is of goed of slecht, want of het vernieuwende inzichten zou brengen
is zelfs geen zaak meer de aandacht waard. Meer dan dertig jaar geleden, blijkt
het lezen van een synthese vooral een daad van moed en voor de lezer ook wel
een oefening in het verkennen van iets dat vreemd vertrouwd is. Het panorama
dat mevrouw Beard de ingevoerde en minder ingevoerde lezer aanbiedt, lijkt voor
intellectuelen geen punt, wel dat ze geen oordeel lijkt te willen vellen over
de slavernij of de excentrieke extravaganties van Nero of Caligula, wel over
hoe Rome een wereldrijk draaiende kon houden, met enige hypocrisie als prijs
voor de leefbaarheid. In een tijd waarin we zeggen verhalen te willen horen,
kan deze geschiedenis van het Romeinse rijk zelfs iets vertellen over de
Brexit. Maar vooral, wat men ook bewere, het lezen gaf bij momenten aanleiding
tot iets wat Huizinga een historische sensatie noemde en dat Ankersmitt
uitwerkte tot een benadering van geschiedenis als meer dan dode materie, een
toegang tot wat mensen zijn en ook wel eens kunnen zijn, als individu en als
samenleving. Edoch, Mary Beard schrijft geen marxistische geschiedenis noch
bezondigt ze zich een liberaal-humanistische projecties.
Bart
Haers
¨Omdat ik bij nader toezien vond dat ik het stuk wat overhaast had gepost, heb ik het verwijderd en hoop bij deze een betere versie met minder storende fouten te brengen. Excuses maar ik hoop dat u begrip kan opbrengen voor de beslissing.
Reacties
Een reactie posten