Wat is een open samenleving?
Reflectie
Wat open samenleving? Wie wil
open samenleving
Herinneringen
aan Karl Popper
We
horen het graag dat mensen pleiten voor een open samenleving, vinden dat zelf
ook wel best wenselijk, maar kijken wat droefgeestig toe als mensen anderen van
alles voor de voeten werpen of menen een blauwdruk bij de hand en in de
aanbieding te hebben. Het kan lastig zijn op de markt van de ideetjes en bij
het stalletje met de hapklare slogans, kan men niet verder, want iedereen wil
er wel een paar en dus schuift men aan, en masse.
Het
blijft vreemd dat we de beweegredenen en argumenten van Popper voor de open
samenleving, die wel te onderschrijven vallen, niet onderzoeken. Popper zocht
de antwoorden in het nationalisme en racisme van het Oostenrijk dat na de
Verdragen van Parijs en voorsteden in 1919-1920 was overgebleven en dat op alle
fronten verloren had, ook op het diplomatieke. Maar het nieuwe land werd
bestuurd door Links tijdens die periode, aldus Tony Judt tot 1934 en vooral in
Wenen, aldus ook Philipp Blom, was de sociaal-democratie aan de macht. Hoe de
overgang naar autoritaire partijen en vervolgens naar nazisme kon zwenken, lag
aan het feilen, falen van links, zegt men. Jacques A.A. Van Doorn heeft dat
voor Duitsland beschreven, maar Judt merkt op dat het probleem op die manier
niet goed beschreven wordt. Want wat Popper, von Hayek en Schumpeter voor ogen
hadden staan was dat de staat zich niet met economie hoefde te moeien, want dat
zou de markt verstoren en bovendien was de staat het probleem, in de mate dat
ze organisaties en diensten slecht en rampzalig kwistig zou besturen. Popper's
open samenleving was wellicht open voor de elite, minder voor de middenklasse.
De
open samenleving die Popper beschreef, de gedachte aan de weg naar slavernij
lag besloten in de laatste fase van het interbellum, maar links kreeg de zwarte
Piet toegeschoven. De open samenleving die vandaag op het spel staat ligt in
een ander continuum en betreft de gevaren van bedreigde vrijheden. De
economische tegenstelling tussen open en gesloten samenleving staat niet los
van de mentale open samenleving, maar het probleem dat Popper opmerkt, gaat
voorbij aan de vraag waarom een staat niet gerund zou worden en wat als
openbare diensten, ook het (universitair) onderwijs alleen door marktwerking
gestuurd zou worden?
De
nationalisaties van banken en bedrijven die links graag naar voor schoof,
werkten zelden en zorgden voor grotere inefficiëntie dan wat er in liberale
economieën aan de hand was. Ook de plannen van Podemos en de werkelijkheid in
Venezuela laten weinig ruimte voor twijfel; overigens ziet ook Podemos een open
samenleving niet echt zitten en met negatieve vrijheden zit de partij ook wel
verveeld.
Overigens
zal men opmerken met onder meer Erich Fromm dat niet iedereen van vrijheid
houdt en dat vrijheid op zich wel vaag, vaak nog een zekere invulling vergt:
welke vrijheden krijgen mensen en waarderen we? De negatieve vrijheden blijken
fundamenteel en gaan uit van de afwezigheid van bemoeienis vanwege de staat.
Maar Isaiah Berlin en ook wel Leszek Kolakowski meenden dat de overheid door
het implementeren van positieve vrijheden in wezen de overheid overbelasten zou
en de vrijheid van het individu zou beperken. Alicja Gescinska vindt die
benadering te kort door de bocht, maar ook hier was de angst voor een al te
grote en machtige overheid de kern van de zaak. De liberale, Angelsaksische
nadruk op het inperken van de staat kan voor problemen zorgen, maar de afwijzing
van zoiets als positieve rechten, mag ook wat Isaiah Berlin aangaat niet
verwonderen, want deze politieke filosoof was geboren (1909) in Riga en maakte
de Revolutie mee in Sint-Petersburg maar vluchtte met zijn ouders in 1921 naar
London. Hij verzette zich tegen het historisch Materialisme van Marx, maar had
ook vragen bij enkele concepten van het liberalisme.
Hij
vond dat mensen sociale wezens zijn, die wel samen moeten leven, waarbij we dus
ook groepen kunnen onderscheiden in de samenleving. Belangrijk is het ook op te
merken dat we sociaal contract noch het vooruitgangsgeloof te strak moeten
belijden, want in beide benaderingen schuilt het aperte gevaar dat de
totalitaire verleiding vormt. Isaiah Berlin meent dat positieve vrijheden de
mogelijkheid onderuit zouden halen dat men ten volle de negatieve vrijheden,
waarbij de staat zich onthoudt van ingrijpen in het vormen van een vrije
opinie, van een eigen vereniging, drukpers - of in onze gebruik van sociale
media - en zoveel meer, vrij handelen, zonder dat overheid van alles gaat
regelen, behalve het eigendomsrecht garanderen en borgen. Het geloof dat de
vrijwaring van de negatieve vrijheden van ons en van de overheid gevergd worden,
mag noch kan men zomaar ter zijde schuiven, want het heeft op zich veel
mogelijk gemaakt. Het ondersteunen van de positieve vrijheden, van
overheidswege kan niet volgens Berlin, maar Alicja Gescinska betoogt op basis
van eigen ervaring en reflectie over de bezwaren die Berlin op tafel gooit dat
de negatieve vrijheden dode letter blijven als de samenleving ook niet zorgt
voor het aanreiken van middelen om die andere vrijheden te beleven. Ook voor de
open samenleving kan het nuttig zijn dat we kinderen opvoeden, leren nadenken
en voldoende informatie te vinden en te hanteren om zich een oordeel te vormen.
Onderwijs, opvoeding, een vorm van disciplinering vormen voorwaarden voor
vrijheid, waarbij niet iedereen dezelfde opvoeding of vorming hoeft te krijgen.
In
de redenering van de open samenleving zoals Popper die voorstelt, heeft men
mensen nodig die op eigen benen kunnen staan, autonoom keuzes kunnen maken,
maar ook mogen dwalen en zich vergissen. Maurits Vande Reyde begaat een pad dat
belovend perspectieven biedt, verwijst naar de omstandigheden waarin Popper
zijn inzichten op de open samenleving en de vijanden van die samenleving, maar
het ontgaat hem, valt te bedenken, dat Popper ook weer wel eens aan een
gesloten samenleving zou kunnen refereren,
een ideaal presenteerde, die alleen met mensen met een passende attitude zou
bevolkt worden. Het handelen - in de zin zoals Arendt dat in "Vita
Activa" presenteerde - blijft in deze visie op de achtergrond.
Een
samenleving vergt goed samenleven, zoals Fernando Savater dat beschreef, doet
een appel aan de burgers, onder meer om zorg voor het bestel op te nemen en te
aanvaarden dat niet iedereen past in een hokje dat men voor hem of haar kan
bedacht hebben. De open samenleving staat uiteraard tegenover de modellen die
sinds Plato zijn aangereikt en in Nazisme en Stalinisme hun dystopische maar
reële vorm hebben aangenomen. Popper begreep dat hij die verdomde Nazi's niet
had kunnen weerstaan, maar blijft ambivalent, zoals velen dezer dagen, tegen de
verantwoordelijken als von Papen of Dolfuss die het pad hadden geëffend. Vandaar
dat hij kiest voor een liberalisme dat de weg naar het neoliberalisme heeft
open gelegd, waarin de staat als probleem geldt, maar niet verwezen wordt naar
wat de staat in de samenleving betekenen kan. Overheersend kan die staat dus
niet zijn, de discussie over de primauteit van de staat, overheid moet altijd
gevoerd worden, waarbij men niet altijd pragmatisch kan opteren voor een
richting.
Daarom
kan het nuttig zijn voor wie hecht aan de open samenleving dat een rationalisme
dat voorbij gaat aan de redelijkheid ook bedreigend kan blijken, want wie
gelooft in de rede, meent dat er geen alternatief is voor wat de rede aan
antwoorden brengt. Maar gelooft men dat er een mogelijkheid is, slechts een
mogelijkheid waarop zo een samenleving idealiter zou uitlopen? Nu kan men best
waar nodig het rationele denken niet uit het oog verliezen, maar reeds het
economische beleid laat zien dat men over de toekomst wel eens kan struikelen,
verwachtingen kan scheppen, die door warrige en complexe interacties niet
bereikt wordt. Maar ook de ratio kan mensen in een keurslijf dwingen, waar onder
meer anarchisten en Flower Power op hebben gewezen. Het blijkt moeilijk in onze
dagen na te denken over daadwerkelijk verzet tegen Hitler en de NSDAP, laat
staan tegen Stalin. We kennen de uitkomsten en wetend dat geen daad van verzet
in Duitsland iets opgeleverd heeft en ook dat het Stalinisme nooit wankelde door
verzetsdaden of oppositie, kan men beter die vergeefse daden verzet toch naar
waarde schatten[i].
Toch had intern verzet wel degelijk zin en zal men dat niet altijd op de
resultaten moeten afmeten. Hans Scholl, Sophie Scholl en de kring die de Witte
Roos was zou, hadden ze rationeel gedacht, nooit verzet hebben aangetekend,
Kurt von Hammerstein noch zijn dochters hadden naar mogelijkheden gezocht om
het bestel aan te vallen. Er was dan ook niet voor niets niet zo heel veel
verzet, ook al omdat mensen voor hem hadden
gestemd en wie zoals Johannes Fest,
vader van Joachim Fest en directeur van een gymnasium, weigerde lid te worden
van de Partei, had het goed verkorven en werd gebroodroofd.
De
vijand van de open samenleving zit dan ook vaak in het eigen hoofd, maar haalt
zich ook wel (intellectuele) ongemakken op de hals, want wie niet wil meedoen
met de grondstroom of met alles wat die lijkt te dicteren, krijgt af te rekenen
van met hindernissen. Wie meent dat men de vrijheid van godsdienst moet
afschaffen omdat godsdienstigheid kan neigen naar onderwerping en
zelfvergetelheid, vergeet dat vanuit de religies niet zelden de scherpste en
meest succesvolle critici tegen het (kerkelijk) bestel zijn voortgekomen.
De
idee van de open samenleving kan ik natuurlijk wel onderschrijven, maar ik heb
vragen bij de voorstelling die Karl Popper ervan heeft gegeven. Hoe het wel
moet, hebben we overigens nog niet helemaal uitgewerkt en zal ook altijd mee
bepaald worden door de mogelijkheden. Als mensen van Facebook gebruik maken of
misbruik om vitriool te spuiten dan valt dat te betreuren, maar als die mensen
hun opinie niet kwijt kunnen wegens ongewenst, hoever staan we dan met die open
samenleving? Natuurlijk veroordeelt een zinnig mens het nazisme en wijst die
elke poging af om het te nuanceren, vrij te pleiten van de Endlösung want daar
zijn overdadig bewijzen voor, zoals de beruchte rede van Himmler in Posen, in
1943, om de besluitvorming voorafgaand en de Wannsee Konferenz van 1942,
waarvan de notullen beschikbaar zijn, niet te vergeten.. Maar een wet die negationisme
verbiedt, vormt in wezen een opschorten van de open samenleving. Jogchum
Vrielink betoogt dat de wet het beoogde doel niet dient en dat er sinds 1995
meer negationisme in het zwerk zwerft dan voordien. Het heeft er mee te maken
dat men terecht wil voorkomen dat mensen de Endlösung ontkennen, of zelfs het
Nazisme gaan verbreiden, waartoe ik heden maar weinig aanzetten heb gezien[ii].
Een open
samenleving is verdraagzaam, soms te kwetsbaar vinden sommigen, maar dat is de
prijs die we betalen voor het feit dat mensen al eens stommiteiten kunnen
verkopen, zoals die lui op een facebookpagina die over de dood van een
15-jarige jongen in Marokko heftige commentaren hebben geleverd. Niet reageren
zou fout en nalatig geweest zijn, toch kan men bedenken dat men in de reacties
nogal overdreef en de polarisering zonder meer verder zette. Dat de
Minister-president heb een gebrek aan beschaving en opvoeding meegaf, werd de
regeringsleider niet in dank afgenomen, omdat zijn partij zelf verantwoordelijk
zou zijn voor toenemend racisme, terwijl dat moeilijk te rijmen valt de met rol
van enkele mensen met migratieachtergrond die prominent aan het publieke debat
deelnemen. Iets anders is het nog dat men van racisme bestrijden, van fascisme
bestrijden een dagtaak kan maken, maar Ruth Andreas-Friedrich bedacht na de val
van Hitler en onder de Sovjetbezetting van Berlijn hoe haar samenhangende groep
- sinds 1938 - uit elkaar viel, omdat ze wel een gemeenschappelijk vijand
hadden, maar geen gemeenschappelijke visie om voor op de bres te springen.
De
open samenleving vergt inzet en dient gekoesterd, maar soms schiet men met een
kanon op een mug of maakt men het erg bond door mensen te verbieden aan hun
xenofobie lucht te geven. Beschaafd zal het wel niet altijd zijn, mensen
verbieden emotionele uitbarstingen te uiten, maakt hen ondergeschikt aan normen
die ze zelf wellicht niet delen.
Ach
ja, we moeten bruggenbouwers worden, heet het, terwijl het er vaak om blijkt te
gaan dat we dan ook weer in de agenda van derden moeten meestappen. Hoe het dan
wel zit? Ik weet het ook niet altijd, maar wie zich buigt over kwesties van
deze tijd en probeert duidelijk te maken dat de Verlichting geen definitieve
antwoorden had of heeft, beseft wel dat de voorwaarden voor een vrij en open
denken toen mogelijk zijn geworden. Evenzeer werd duidelijk dat niet iedereen
daartoe bereid blijkt, soms om redenen van machtsverwerving en behoud, maar
vaker nog omdat men dan wel eens zelf verantwoordelijkheid moet opnemen. Leven
in een open samenleving vergt dan ook wel iets van ons, wat uit het stuk van de
jonge liberaal niet direct is gebleken. Maurits Vande Reyde brengt wel een
bijdrage die het overwegen waard is, maar Karl Popper, von Hayek hebben behalve
verdiensten ook wel meer controversiële inzichten gebracht. Het toenmalige
debat gaat Maurits Vande Reyde uit de weg en hij neemt het inzicht van Popper
te gemakkelijk over zonder reacties op die visie in overweging te nemen, want
daarvoor is te weinig tijd en ruimte vrijgemaakt. Net de Verlichting laat zien
dat dit net nodig is: Voltaire schreef in 1756 Candide als reactie op de
Theodicee van Leibniz[iii]
- Essais de Théodicée sur la bonté de Dieu, la liberté de l'homme et l'origine
du mal -, verschenen rond 1710 en betoogt zo in een creatieve daad dat het
debat nooit hoeft te stoppen, maar dat uitspraken absoluteren ook niet altijd
zinvol moet heten. De open samenleving als een te koesteren net niet besloten hofje.
Bart
Haers
[i] Het is in deze context dat men de
gekende leuze van Willem van Oranje kan begrijpen: "Point 'est besoin
d'esperer pour entreprendre, ni de reussir pour perséverer". Ook als het
verzet lijkt te falen, wegens interne strubbelingen en een (te) sterke
tegenstander, men moet ermee doorgaan. Voor ons gemakkelijk gezegd en gedaan,
voor de Witte Roos of de Rote Kapelle was het even iets anders.
[ii]
Wie
zegt vrij historisch onderzoek voor te staan, negeert zelf de basis van
historisch onderzoek, zowel de methodes van het metier als de inzet van die
discipline. Historisch onderzoek vergt inderdaad discipline, onder meer opdat
men bronnen niet op eigen gezag zou interpreteren naar eigen smaak. In
Vlaanderen zijn er ook mensen die zich onder die noemer verenigd hebben, maar
het is allemaal zo marginaal gebleven dat er best verder niet te veel energie
aan besteed wordt. Belangrijker is dat historici, academisch geschoolde
historici, ook journalisten en andere opiniemakers ofte -boeren zich van
gemakzucht onthouden en bereid zijn hoe in de jaren van het interbellum moedige
mensen als Miguel de Unanumo actief handelend optraden, die het aandurfde te
stellen: overwinnen is nog niet overtuigen.
[iii] De
reactie van Voltaire ging dan ook voorbij aan de gedachte van Leibniz dat de
wereld zoals die is niet de enige (best) mogelijke wereld is, want geschapen is
die fataal onvolmaakt, God zelf volmaakt zijnde. Leibniz stelt dus veeleer een
plurale visie voor en zelfs ging hij mee in de visie van Pythagoras en co dat
we een multiversum zouden moeten durven te denken. De aardbeving in Lissabon
vormde voor Voltaire een aanleiding om die idee "we leven in de beste der
mogelijke werelden" belachelijk te maken, maar ook dat kan men als idee
best in gedachten houden, zeker als men in gedachten en in daden een ideale,
utopische heilsstaat wil opbouwen.
Reacties
Een reactie posten