Een avond koormuziek, oud en nieuw werk



Kleinbeeld



Voor de levenden
Requiem


De jonge Johannes Brahms, ongeveer twintig,
kennen we vaker als de oudere man met de
baard. Zijn CV leest overigens ook wel
als een avontuur, waarbij men ziet hoe
hij uit een bescheiden milieu afkomstig
toch wel heel wat mensen kon
overtuigen. Zijn werk "Ein Deutsches
Requiem", hoorde ik vrijdag laatst
uitgevoerd worden. 
Het spontane zingen in koor, niet in een voetbalstadion, al kan het daar ook, geeft aan de zangers een bijzonder gevoel, waarbij verbondenheid, expressie en beleving een climax kunnen bezorgen. Het beluisteren van een koor dat oefende op de partituur en ons wil meevoeren in een eerder rituele setting, geeft dan weer andere ervaringen mee, die, als het goed is, onze gedachten even halt toeroepen. Een creatie beluisteren vormt dan ook weer een ander hoogtepunt.

Vroeger had je op Radio 3 een programma “Koorleven in Vlaanderen”, dat me eerst maar matig boeide, omdat het vaak moeilijk te volgen muziek bracht. Toen er een periode kwam dat ik regelmatig per auto onderweg was, hoorde ik het programma regelmatiger en leerde ik de charme ervan ervaren. Ook kwamen er gelegenheden om optredens bij te wonen, zodat geleidelijk de menselijke stem, in een gecultiveerde vorm mijn belangstelling wist te wekken. Vrijdag laatste woonde ik een avond bij in de Christus Koning Kerk te Gent, vlakbij het UZ.

Het gedicht van John McCrae, “In Flanders Fields, where the poppies blow”, ken ik al tijden, al moet gezegd dat het gedicht voor mij geen eenduidige betekenis heeft, want hij, de dichter, diende een vriend te begraven bij afwezigheid van aalmoezeniers, kon zijn wanhoop niet verbergen, maar hij vond dat de soldaten niet voor niets gesneuveld mochten zijn. Men diende de oorlog alsnog te winnen. Een compromisvrede was voor velen toen onbespreekbaar, want er waren al zoveel doden gevallen. Britten, Fransen en Duitsers wisten niet hoe ze de oorlog dienden te beëindigen, vooral de Fransen bleven geloven dat ze de oorlog konden winnen, wat uiteindelijk pas met het wegvallen met het Oostelijke front, tegen Rusland en de intrede van de Amerikanen, de VS, lukte. Voor mij klonk die dubbele gedachte bij McCrae ook wel door, waarbij het soldaten en officieren best niet euvel geduid wordt, want wie blijk gaf van defaitisme, aan alle fronten, werd gewoon neergemaaid. De herdenking van WO I heeft wel eens oog gehad voor enkele soldaten die geëxecuteerd waren geworden wegens desertie, insubordinatie en defaitisme, ook voor soldaten die zichzelf verwondden om aan de strijd in de loopgraven te ontkomen. Toch, de grote opstand aan de Somme door Franse soldaten blijft men altijd weer angstvallig onder de pet houden. Het gedicht over de papavers in de Vlaamse velden, tussen bomkraters en tot gruzelmenten geschoten huizen, stallen en bomen, kon terecht beklijven. Het werd daar in Gent gezongen en Nicolas De Cock schonk ons een mooi koorwerk. Ik weet niet of dit een creatie, een eerste uitvoering was, maar het klonk wel in alle gemoedsbewegingen die McCrae moet hebben bewogen. Overigens, dit gedicht dateert uit een periode dat men nog hoopte met massale inzet van vuurkracht en soldaten de strijd te beslechten. 1915 was een jaar van vele gevechten aan het Westfront, waarbij de Duitse legerleiding niet onderdeed inzake zelfdestructie als de tegenstander. Toen was de idee van een compromisvrede nog ver weg. Alleen, de tegenstanders waren te zeer aan elkaar gewaagd. Laten McCrae en De Cock toe mee te berusten in de dood van die soldaat, zelf dacht ik onderweg naar huis dat die soldaten niet durfden te bedenken dat de legerleiding, de Hoofdkwartieren het echt niet wisten.

Van de dode soldaat naar een mis voor de levenden, van Alain De Ley, voor hen die onder meer kanker, ziekte overleven. Dit was een creatie en nu, enkele dagen later denk ik nog steeds dat het gebeuren mij aangenaam te moede was, waarbij de hele liturgie de revue passeerde en ons liet meegaan in het beleven van een afscheid en een begroeting van het leven. In tijden waarin we nadenken over het levenseinde, over de verdiensten van de geneeskunde voorheen onbehandelbare ziekten aan te pakken klinkt ook de vraag naar hoe we met het verlies van geliefden omspringen. Zoals Johannes Brahms vindt Alain De Ley het van belang de levenden die met sterven en lijden te maken hebben te gedenken. Of hij daarin geslaagd is? Het is niet altijd eenvoudig de uitwerking van een muziekstuk goed in te schatten, toch was ik behoorlijk enthousiast, klonk het koor bevlogen en kon je er met genoegen naar luisteren. Wat het leven te bieden heeft, blijft altijd nog een kwestie van ontdekken en ervaren. Dat we niet altijd door een park kunnen wandelen, hoeft toch niet te verbazen, dat we inspanningen doen om iets te bereiken, maakt het leven de moeite waard, zoals het koor zingen net laat zien. De componist zat niet zo heel ver af van mijn plaats en ik merkte dat hij een grote bescheidenheid aan de dag legde. Componisten dezer dagen, van klassieke muziek of beter, van muziek die zich oriënteert op de muzikale traditie die we als klassiek bestempelen, hebben het niet altijd onder de markt, omdat men er niet altijd meer de esthetische bewogenheid van ervaren kan. In films werkt het nog, heet het dan, terwijl er toch nog wel degelijk, ook vandaag muziek geschreven wordt die het uitvoeren meer dan waard is en die ook best een publiek kan vinden.

Johannes Brahms heeft in die klassieke traditie een stevige plaats en blijft een publiek aanspreken, al hoort men niet zo vaak zijn “Deutsches Requiem”, want in de orkestrale versie moet men een stevig koor plaatsen achter een al even uitgebreid orkest. De Londense versie laat toe het met een piano te vertolken. Ook dit Requiem gaat meer over de levenden dan over de aflijvige. Het blijft bij uitvaarten altijd wel wat moeilijk, wie treedt je tegemoet, de ontslapene in zijn of haar kist dan wel de familie, directe geliefden van die ontslapene? Om de overledene rouw je, de familie en vrienden geef je wat steun, help je het lijden te verlichten. Je denkt na over wat die persoon betekende, niet enkel voor jezelf, maar voor die andere aanwezigen, die rouwen, mee rouwen.

Het werk van Brahms baseert zich dan wel op Schriftwoorden, in de uitwerking krijgt men een hoopvol verhaal, waarin ook de woede en het verdriet hun plaats hebben. Nalezende komt men onder de indruk van de keuzes van Brahms, die een eerder humanistisch beeld van het afscheid en het leven brengt, waarin de dood, voor hemzelf ook nog steeds als een schandaal gold. Hij zag van nabij hoe Robert Schumann zware psychische pijnen te torsen had, een poging tot zelfdoding in de Rijn deed en uiteindelijk in een psychiatrische kliniek zijn dagen eindigde. Hoeveel Johannes Brahms van Clara Wieck, de echtgenote en weduwe van Schumann hield, blijft wellicht een van die onoplosbare vragen. Clara Wieck die tegen de zin van haar vader met Schumann huwde, was zelf een beloftevol pianiste en schreef zelf ook muziek, die niet vaak genoeg gebracht wordt.

Componisten schrijven in de negentiende eeuw minder op verzoek van opdrachtgevers, al kan dat altijd nog, maar proberen zelf van alles uit, waardoor de authenticiteit wel groter kon worden. Brahms stond in zijn tijd wel een beetje af van de kring rond Wagner en Franz Liszt, die voor vernieuwender doorgaan, terwijl de hoogromanticus Brahms nog zou vasthangen aan oude geplogenheden. De tegenstelling is handig om muziek te situeren, maar of het werkelijk de moeite waard is zo naar die werken te kijken, blijft altijd nog de vraag. Muziekhistorisch noch esthetisch maakt het veel uit. Zo kan men rond Brahms ook weer een kring van musici vinden, waarin de vriendschap van Brahms en Dvorak niet zonder betekenis is en die meteen ook wel linken kan leggen naar andere componisten leggen kan, die ook veel aandacht hebben voor zowel de erfenis van de volksmuziek, als voor het zingen in koor en het uitbreiden van het repertorium. Het lijkt er wel op dat ik voor Brahms een lans zou breken, maar de uitvoering van “Ein Deutsches Requiem” maakt duidelijk dat uitvoeringen de beste pleitbezorgers zijn. Ik kende die versie met piano niet, maar het bijwonen van een uitvoering is altijd nog iets anders dan het horen via de radio of op CD.

Het koor was samengesteld uit twee groepen, een uit het Gentse, Kalliope, het andere uit de Vlaamse Ardennen, Ronse en Oudenaarde, Toon op Toon. Mevrouw Sabine Haenebalcke begon met leerlingen van de kunsthumaniora haar koor in 1990 en wist in de loop der jaren dankzij continuïteit en, zoals ook nu bleek, een uitgebreid repertorium mensen aan te trekken. Solisten als Hanne Roose en Lieven Termont zorgden voor de solopartijen. Bovendien werd nog een werk gebracht, Recordare, waarin ook weer het Requiem-thema op de proppen kwam, met een kinderkoor, Kallikids. Het moet voor die kinderen wel een hele ervaring wezen daar op het podium te mogen staan en meezingen.

In de novembermaand is het herdenken van overledenen in de christelijke traditie aan de orde, maar de avond bracht ons eerder de verlichtende versie van het rouwproces, waarbij het de levenden vergund wordt naast het rouwen ook het leven zelf te gedenken en te vieren. Dat deze avonden plaats hebben is overduidelijk te danken aan de inzet van vrijwilligers en professionele musici die er hun bijdrage aan willen leveren. Toch zou men vooral onder de indruk horen te zijn van de vreugde die de koorleden naderhand niet onder stoelen of banken steken. Bovendien, zo merkte de toehoorder werd aan jongeren de kans gegeven voor de technische afwerking te zorgen. Kunst brengen zonder al die repetities is niet goed mogelijk, terwijl net de omkadering het voor het koor en voor ons toehoorders maakt een aangename avond bij te wonen.

Na het laatste applaus volgt nog een glaasje wijn, wat kouten en spreken met de leden van het koor, met andere bekenden en merk je dat niemand hier onbewogen heeft gezeten. Muziek beleven in een niet zo warme kerk is altijd nog iets dan in een concertzaal, maar de muziek paste dan weer in het modernistische gebouw. Ook de belichting mocht er zijn en dat lijkt een detail, maar vormen de details niet de kern van een esthetische ervaring? Blijkbaar overigens was het optreden op zaterdag in Ronse nog beter, maar goed, daar was ik niet bij.

Men zou, als men het dan toch over het cultuurleven in Vlaanderen wil hebben, toch eens moeten hebben over het gehalte van de liefhebbers, bij uitvoerders en het publiek, want als men de agenda’s van de grote cultuurhuizen en de breed in de media uitgesmeerde voorstellingen en opvoeringen ziet, valt het al nauwelijks te behappen, terwijl er anderzijds nog zoveel daarnaast gebeurt dat onterecht onder de radar blijft. Vroeger leerde ik via “Koorleven in Vlaanderen” heel wat koormuziek kennen en ook een programma als Hafabra – of ging dat op Radio 1?- , waar ook wel eens bijzondere werken te horen waren. Het valt me op dat bij de waardering van het muziekleven dezer dagen in Nederland een grotere aandacht is voor talent, opkomend en minder bekend, naast de grote namen natuurlijk. In Vlaanderen hebben mediamensen de neiging paternalistisch om te springen met de kunsten, waarbij een uitgesproken provincialisme nooit veraf is, dat wil zeggen grote aandacht aan de dag leggen voor wat al bekend is en geliefd. Klara probeert daar nog verzet tegen te plegen, maar wil tegelijk populairder te worden en doet daarvoor niet altijd even doordachte keuzes. Echter, zonder Klara zou het ook maar triest zijn. Hoor- of luisterspelen, informatieve programma’s, ze zijn er nog wel eens, maar in feite valt het niet altijd mee hedendaagse beluisterbare muziek te horen. Toch zijn de componisten daar, naast Dirk Brossé, zoals het werk dat ik nu mocht ontdekken, van Nicolas De Cock en van Alain De Ley, waarbij de link met Johannes Brahms niets eens artificieel moet heten.

Een mis voor de levenden? Is niet alle muziek voor de levenden bestemd? Uiteraard, maar ik denk dat de vondsten die Alain De Ley in zijn compositie bracht wel nog nadere beluistering zullen verdragen. Het blijft wonderlijk, eens je de gebaande paden van de officiële kunstwereld, zoals ze zich graag presenteert, verlaat, kom je in mooie landschappen terecht, waar de muziek met evenveel toewijding wordt gebracht, als in de grote instituten, waarbij dan vanzelf de bedenking volgt, dat muziekbeleving noch zonder de Munt of Opera Ballet Vlaanderen kan, noch zonder al die andere optredens en voorstellingen, waar professionele musici en ensembles van goed opgeleide amateurs en semi-professionals er iets moois van maken.

Bart Haers  


Reacties

Populaire posts