Spinoza's Ethica vertaald
Recensie
Spinoza?
Vertaling ten uwe dienste
![]() |
Bijschrift toevoegen |
Spinoza. Ethica. Uit het Latijn vertaald en toegelicht door Karel D'Huyvetters. Uitgeverij Coriarius 2017. pp 255 en deel 2; pp 430. prijs: https://spinoza-in-vlaanderen.weebly.com/k-drsquohuyvetters---ethica-vertaling.html
Ik wil
iets schrijven over een boek dat iedereen zegt te kennen, maar waarover men
niet zo gauw veel weet te zeggen, de Ethica van Spinoza. Waarom dat zo is? Omdat
de lectuur niet evident was, zeker als men de Latijnse tekst zou proberen te
lezen, wat ik wel beproefd heb. De commentaren op Spinoza zijn mij wel bekend
en toch, de tekst heeft iets mythisch gekregen. Het blijft me dan ook een
raadsel waarom de brede media, de kwaliteitspers aan een onderneming als de
vertaling van de Ethica geen aandacht besteden wil.
De
Ethica werd pas na het overlijden van de filosoof gepubliceerd, omdat men
vreesde, ook de auteur, maar dus ook zijn kring hadden wel begrepen dat het
werk voor orthodoxe theologen een zware dobber zou zijn. Toch zien we dat men
zich over die eerste vragen die Spinoza behandelt, met name de natuur van God
en de macht van god te beschrijven, definiëren, al niet zo vaak heeft
uitgelaten. Al tijden loopt er een discussie over de vraag hoe of Baruch de
Spinoza de willekeur van de goddelijke wil wel degelijk heeft afgewezen. Dat
wil zeggen, wanneer Spinoza stelt dat God en de Natuur twee uitdrukkingen van
hetzelfde zijn, de natuur in alle manifestaties die we ervan kennen, zijn niet
meer dan wat de oneindige mogelijkheden van het oneindige intellect en toch, ze
zijn noodzakelijk het gevolg van wat er was. Alleen God zelf is uiteraard
zonder oorzaak en is zijn eigen bestaan.
De
studie van al deze stellingen, bewijzen en axioma’s heeft Spinoza het mogelijk
gemaakt de klassieke Joodse inzichten, waar hij zich niet meer mee kon
verzoenen terzijde te schuiven en een nieuw wereldbeeld te scheppen, dat geheel
zou ontsnappen aan de historische ontwikkeling van de theologie, de teksten van
de Thora en de Thalmoed. Intussen heeft Spinoza Descartes leren kennen en
begrijpen, zonder het te kunnen onderschrijven en ook met Hobbes gaat hij in
debat, wat ik las bij Tinneke Beeckman. In die zin kan men Spinoza dus ook als
denker in zijn en in debat met collegae, levende en overleden filosofen
begrijpen.
Spinoza
leerde Latijn bij Franciscus van den Enden, die later zelf met de Inquisitie in
aanraking zou komen. Dat hij een goede leraar Latijn moet zijn geweest en
Spinoza een behoorlijk goede leerling die snel met het Latijn en in het Latijn
met zijn denkbeelden uit de voeten kon, kan men in de vertaling nog navoelen,
waarbij opgemerkt moet worden dat Latijn vertalen altijd nog een aparte
oefening blijft, want de woorden die je wil vertalen hebben door hun vorm in de
zin ook vanzelf al een eigen betekenis. Waarom zou men dan niet de vertaler de
eer laten toekomen die hem toekomt? Omdat men in wezen niet goed weet wat men
met Spinoza aan zou moeten.
Spreken
over wil en intellect, al dan niet hetzelfde, strekt er immers toe dat we
moeten gaan nadenken over wat we zouden kunnen begrijpen en vervolgens wat ons
tot handelen kan drijven. Wil en intellect zijn bij Spinoza hetzelfde, maar dat
spoort ook met zijn benadering van de zijnden als verbonden door de ketting van
oorzaak en gevolg, waartoe ook de mens behoort. De afwijzing van de vrije wil –
zo hoort men het toch voorgesteld worden – kan men echter niet zien zoals
vandaag filosofen dit opvatten op grond van bevindingen van
neurowetenschappers. Zelfs Spinoza had zich niet zo heel veel kunnen
voorstellen bij de inzichten die nog in zijn tijd tot stand kwamen, zoals de
Newtoniaanse natuurkunde, de wiskunde ook die bij Pascal, Newton en Leibniz geformuleerd
werden en nieuwe vormen van redeneringen mogelijk maakten. Newton immers, net
als zijn collegae konden met de bestaande wiskunde niet meer uit te voeten om
hun inzichten te formuleren. De betrachting filosofisch te redeneren aan de
hand van stellingen, bewijsvoering, axioma’s en dergelijke had in de klassieke
scholastiek een aanvang gekregen, waarbij Spinoza wel aansluit, maar bepaalde
eigenaardigheden van de Scholastiek lijkt hij niet meer aan te wenden.
Als we
dan zien hoe bladerend door deze vertaling de aandacht opnieuw ontdekken die Spinoza
schenkt aan ons gemoedleven, waarbij hij het begrip van de droeve emoties
presenteert om een antwoord te geven op de vraag waarom mensen fout handelen, want
het boze bestaat bij hem in het afwijken van wat de redelijkheid aan
mogelijkheden biedt. Net het vijfde deel van de Ethica heeft tot onderwerp de
vrije wil van de mens.
De
lectuur van dit boek en zeker ook van de toelichtingen, een uitgebreid tweede
volume, brengt me er wel toe het belang van deze vertaling onder de aandacht te
brengen. Men zet Spinoza niet zomaar naast Descartes, zoals wel eens gebeurt,
want hij, Benedictus de Spinoza vorderende zijn gedachtegang van het heldere
licht van het incipit steeds verder diende door te dringen in wat mensen tot
mensen maakt, waarbij Descartes voor een dualiteit tussen de geest en de
materie gaat en Spinoza die niet accepteert. Anders dan bij Descartes ziet hij
geen reden om tussen de zijnde dingen, de gematerialiseerde wereld en de wereld
van concepten en abstracta een wereld van verschil te zien. God is God en
tevens de natuur zelf, terwijl mensen tegelijk dankzij de rede, dankzij de
verstandelijke vermogens waarmee ze zijn opgetrokken nu net niet louter
ondergaan moeten wat er gaande is, maar zelf ook over macht beschikken kan, hoe
meer rede, hoe meer macht over dingen, terwijl men wel eens de indruk dat
Spinoza ook dacht dat mensen niet bij machte waren of zijn aan de weg van alle
dingen te ontkomen.
Het
waren zowel Tinneke Beeckman als Herman De Dijn die elk op hun eigen
leeservaringen en vertrouwdheid met Spinoza een minder absoluut beeld van
Spinoza gingen uitdragen, waarbij men uiteraard ook de andere boeken van het
werk moet lezen, over het ontstaan van het gemoed, de horigheid of de kracht
van de gemoedstoestanden en finaal, hoe dan ook, de vaststelling dat mensen die
hun intellect goed inzetten vrijheid kunnen bereiken. Men zal mij dan eens
moeten uitleggen waarom gedurende minstens een paar decennia in Vlaanderen –
als er al over de Ethica gesproken werd – de kennis van en vertrouwdheid met de
boeken vier en vijf nauwelijks uit de verf kwam. Als ik het wat scherp stel,
dan kan men in Spinoza een atheïstische Savonarola zien, die weliswaar geen hel
en verdoemenis predikt, wel, uiteraard, dat aan de gang der dingen geen
ontkomen is en al ons streven vergeefs is. Net bij Beeckman en De Dijn kwam
opnieuw de gedachte bovendrijven dat Bento de Spinoza zijn hele afscheid van de
almachtige heer der heerscharen niet had geriskeerd als hij via de erkenning
van de onverbrekelijke banden van oorzaak en gevolg in hetzelfde mensbeeld was
aanbeland. Okay, zondig is de mens van Spinoza niet, tenzij hij willens en
wetens toegeeft aan zijn droeve passies, toch is die mens, door het aanwenden
van de rede in staat vrij te worden van de gang der dingen, zonder tegen de
natuur zelf in te kunnen gaan.
Het
was me tijdens mijn studie en met dank aan Ronald Commers al enigszins gaan
dagen dat de inzichten van Spinoza in de wandeling niet altijd recht worden
gedaan. Ook gedurende jaren leek men wel over Spinoza te spreken, terwijl men er zelden toe kwam, zijn
inzichten te presenteren en die aan de toets der kritiek te onderwerpen. Kan
van de oude Goethe nog aanvaarden dat hij bloemleesde in de Boeken I en II, dan
kan men dat van professorale filosofen toch maar moeilijk aanvaarden, want
natuurlijk is de vorm van de Ethica bijzonder, toch gaat het niet alleen om het
voorstellen van de inzichten via stellingen en bewijzen, maar ook om een
herdefiniëren van God, natuur en mens, waarbij net de heer Spinoza de vrijheid
wil redden, of beter, de vrijheid is niet gegeven, die moet veroverd worden.
De
idee van moraal bij Spinoza, zo zou men kunnen zeggen, ontstaat uit de
gegevenheid dat mensen horig kunnen zijn aan hun gemoedstoestand of er net een
greep op ontwikkelen, macht over hebben en dat kan alleen, vanzelfsprekend als
we onze gereedschapskist, die rede is, gebruiken als in de instructieboeken is
aangegeven en net daar ziet Spinoza de eigenheid van individuen opstaan, omdat
niet iedereen bij machte is de rede aan te wenden, zoals het hoort. Zelfkennis
kan ook alleen via de rede verworven worden, zoals men kan verwachten, maar de
vraag hoe die zich ontwikkelen kan, de vertrouwdheid met de rede zelf en met
wat men doorgaans over het hoofd ziet, onze emotionele wereld, waarin de “conatus”
een belangrijkwekkende plaats inneemt. Dat is dus de drang om de eigen macht
over externe invloeden te vergroten en te vermijden dat die macht vermindert.
Het klinkt abstract, is het ook natuurlijk, maar bij Spinoza, aldus Tinneke
Beeckman, moet men het begrip conatus bij Spinoza ook zien in een wereld- en
mensbeeld dat in principe niet door schaarste beheerst wordt. Conatus verhoudt
zich tot appetitus en desiderium, die elk vormen van verlangen uitdrukken.
Tinneke
Beeckman schrijft dat Spinoza het bestaan van de vrije wil ontkende, maar ziet
wel dat voor Spinoza onze gemoedsaandoeningen onze macht bepalen dan wel onze
horigheid, macht om dingen te realiseren, horigheid aan het lot. Ook vernemen
we dat we in staat dingen af te werken,
zonder dat die a priori beantwoorden aan wat we aan universalia in voorraad
hebben. Het vijfde boek, waarin Spinoza verder over macht van de wijze nadenkt
en over gelukzaligheid, krijgt vrijheid, wat voor hem toch een issue is, wel
een plaats. Het blijft dan ook moeilijk – wat mij betreft voor nu – de kwestie
uit te klaren. Maar de macht, blijheid en droefheid van gemoedsbewegingen,
staan niet los van externe invloeden, maar ook onze drang tot behoud, in eerste
instantie, onze vermogens ons aan horigheid te onttrekken lijkt me voor nu ook
wel een aardige definitie van vrijheid.
Het
verhaal over deze publicatie is dus niet af, meer nog, na een eerste
kennismaken met de vertaling en de toelichtingen, zal het vooral een zaak zijn
regelmatig deze teksten te bestuderen en de vele commentaren bij de Ethica
erbij te leggen. Gaat het er dan om die inzichten van commentatoren te
begrijpen, dan is het vooral mogelijk de teksten goed te lezen en de
commentatoren te begrijpen. De conclusies kan ik natuurlijk nu niet
presenteren, omdat dit werk nog moet beginnen. Echter, het boekwerk onbesproken
laten, omdat het werk niet van een professional zou zijn, lijkt me niet te
verantwoorden. Zou het mogelijk zijn met deze vertaling de discussie over de
betekenis van Spinoza, zijn gods- en wereldbeeld nader te bestuderen, dan wordt
het wellicht ook mogelijk bepaalde aannames omtrent Spinoza beter te vatten. Dat
Spinoza gedurende de eeuwen na zijn dood niet vergeten is, mag duidelijk zijn,
toch laat de vertaling van Karel D’huyvetters wel zien dat onze vertrouwdheid
met ’s mans denken al bij al tamelijk beperkt is. Commentatoren en auteurs van studies als Beeckman en
De Dijn in onze tijd, naast vele
anderen, hebben ons al opheldering gebracht. Het wordt dan ook tijd dat we geen
excuses meer aandragen om ons gebrek aan begrip van de Ethica te verbergen. Of
daarmee ook een zinvolle integratie mogelijk is met het denken van deze tijd,
blijft dan nog de vraag, want het vergt toch altijd heel wat uitleg om aan de
visie van Spinoza aan te kaarten. Het schept ook wel enige blijdschap te zien
hoe de grote filosofische discussies van de afgelopen eeuwen nog niet
afgehandeld zijn. Het valt op dat men het werk van Spinoza niet zo vaak – via de
brede media - onder de aandacht brengt, terwijl de naam zelf wel vaker valt.
Men wordt geacht te weten hoe Spinoza schreef en wat hij als visie naar voor
bracht. Nu de vertaling ter beschikking staat, kunnen wij er beter mee aan de
slag.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten