Discussie als ingang tot nadenken: over bevroren culturen



Reflectie




Warrige debatten over levenskeuzes



Deez biografie gaf me inzicht in de eerste golf
van feminisme en wat het allemaal om het lijf had.
Toch herinner ik me niet dat er in Vlaanderen veel
om dit boek te doen was. 
Vrijheid van schoolkeuze, maar scholen mogen blijkbaar leerlingen niet meer weigeren. Vrijheid om de hoofddoek te dragen en de gedachte dat wie zich niet senang voelt bij vrouwen met een hoofddoek niet echt deugt. Mensen mogen de fluïditeit van hun eigen gender uiten of resoluut kiezen voor het andere, mannen mogen en kunnen vrouw worden, vrouwen kunnen en mogen man worden als ze dat willen. Wie er bedenkingen bij heeft, roept onheil over zich af. Zou men tolerantie kunnen afdwingen?

November 1989 stap ik op de trein naar Parijs om vandaar door te reizen naar Macon, de dag die historisch zou blijken te zijn, want de muur viel, de Muur van Berlijn en het regime van de SED werd door Moskou niet meer gesteund. Die namiddag vertrekt de trein naar Parijs met een paar minuten vertraging omdat een heerschap zich laattijdig en met veel gedoe toegang wilde verschaffen tot het rijtuig, wijl de gekende fluitsignalen al hadden geklonken. Ik zie de man vloeken en gesticuleren want hij moet een nieuw ticket kopen als hij niet op de trein kan. Nu ja, je moet maar tijdig op het perron de wacht optrekken, tot je mag instappen en je installeren. De conducteur weet hem te kalmeren, maar opstappen kan niet. Hij stapt de trein op en de man wil langs hem binnenglippen, maar een collega heeft de man bij de lurven, die overigens blijkbaar zijn valies heeft laten staan. Uiteindelijk vertrekt de trein en we voelen ons als reizigers ongemakkelijk. Dan zegt een dame, duidelijk Afrikaans in een mooi Nederlands dat die man zich nergens rekenschap van geeft en ons opzadelt met zijn eigen gedrag. Een paar mensen verderop beginnen te reutelen over het feit dat een dame, heel elegant toch ook nog eens vlekkeloos Nederlands blijkt te spreken. Dezer dagen zou men het misschien wel verraad aan haar gemeenschap vinden, maar men kan nooit de gevangene zijn van de gemeenschap waar men toe behoort, want dan beperkt men mensen in hun persoonlijke ontwikkeling. Ik was toen bezig met een werk van de onlangs overleden Jean d’Ormesson, La gloire de l’empire, waarin de historische obsessie met opkomst en ondergang van rijken aan de orde kwam. Ik had voordien al over het boek gehoord in de cursus Historische Kritiek, waar professor Prevenier uitlegde hoe men van feit tot historische theorie een hele weg moet afleggen, van heuristiek via kritische analyse tot het verbinden van feiten tot clusters en clusters tot een grotere synthese, een (historische) theorie.

De dame had me gevraagd iets uit te leggen over het boek en we spraken de hele verdere weg over Europese cultuur en wat die voor mij en voor haar kon betekenen. Zij zegde, toen, na lectuur onder meer van Claude Levy Straus, Race et histoire, dat ze de verdiensten van de Europese culturele tradities best tot de hare kon maken, maar dat ze niet blind was voor wat Europa had aangericht in Afrika. Ongeveer na een uur rijden kwam een man ons vragen of we nog lang in het vloms gingen babbelen, terwijl we er een rustige conversatietoon op na hielden. Hij zag het boek liggen en concludeerde dat ik of zij ook Frans sprak en zegde dat Afrikanen nooit Europeanen konden worden. Weg was hij. Ik kende intussen al het verhaal van een Franstalige fabrieksdirecteur die Vlamingen, “zwarten” en apen op een lijn leek te stellen, tot mijn vader, bij wie hij in de tandarststoel zat, hem vroeg of hij niet beter naar een Franstalige tandarts zou gaan. Mijn vader was uiteraard de goede uitzondering, want hij stuurde zijn kinderen, zoons naar Sint-Barbara en dat was onderscheidend genoeg.

Ik keek evenwel even verbijsterd als die vrouw om toen de man zijn weg vervolgde naar de restauratiewagon waar men drank kon bestellen, koffie en een taartje.  Het gesprek ging over lompheid, maar ik zegde haar dat ik nog niet vaak meer dan oppervlakkige contacten met mensen uit Afrika had gehad, al kwam ik ze tegen in Brussel, ook wel eens in een Jazzbar. Het verbaasde haar dan ook dat ik zo vrijmoedig met haar praatte, maar vond het wel net zo fijn.

Enkele maanden later stapte ik op de trein aan het Gare du Nord om terug naar Brussel te sporen en bleken we weer met elkaar verder te reizen. Het gesprek knoopte haast naadloos aan bij het vorige en we spraken dus over hoe zij in Gent in een particuliere school had gezeten, tot ze naar een gewone school wilde en dat lukte wel, maar ze heeft er eenzame uren gekend in het begin, tot ze in het internaat bevriend raakte met enkele meisjes, die haar best leuk vonden. Ze vroeg zich nog altijd af of ze daarvoor al te vriendelijk was geweest, maar een van hen, die andere meisjes had later gezegd dat ze altijd zo jolig kon kijken als er iets gebeurde. Ze haalde het einddiploma en mocht dan studeren. Door omstandigheden kwam ze in Brussel terecht waar ze voor vertaler-tolk ging, wat haar ongemene voordelen opleverde. Naast Europese talen begon ze ook met Lingala en een paar andere Congolese talen, die ze best interessant vond.

Om kort te gaan, soms komt het ons op het pad, mensen die in een totaal andere context zijn geboren en toch heel wat delen. Nu wordt alles in regels gegoten, terwijl zij, die dame, door haar weliswaar bevoorrechte ouders – de vader had enkele jaren in Brussel voor de regering van Mobutu gewerkt tot hij in ongenade was gevallen en dan maar zijn eigen handelsvennootschap had opgericht en handel met Congo had opgezet. Geld was evenwel niet het grootste probleem geweest, wel, juist, vooral in Afrika een zeker wantrouwen dat een zwarte man zich gedroeg als een blanke. Kortom, het is ook nooit goed en dat daar kunnen we ons maar beter rekenschap van geven.

In het onderwijs gaat het voortdurend over het belang van een sociale mix en daar valt veel voor te zeggen, waarbij we wel in rekening moeten brengen dat in de tijd van de grote democratisering van het onderwijs, van de jaren 1930 tot rond 1987, toen de leerplicht verlengd werd tot 18 jaar, wat gunstige gevolgen, maar ook neveneffecten die niet altijd in kaart gebracht werden, net de sociale mix werd gerealiseerd. De scholen waren er niet op ingericht, op de verlengde leerplicht omdat men vergeten was hoe voordien ouders veel moeite deden, net als ze dachten dat ze zelf niet hadden mogen of kunnen studeren, secondair onderwijs volgen, voor hun kinderen om hen naar school te sturen en het nodige enthousiasme bij te brengen, want ze waren bevoorrecht. De sociale mix ontstond min of meer vanzelf omdat ouders ook werkelijk vrij de school van hun keuze konden kiezen.

Men beseft niet altijd, zo lijkt het wel, dat die ouders, ook als ze wortels in de Magreb of Turkije hebben, de voordelen van ons onderwijsbestel wel inzagen. De concentratiescholen waren dan ook, vanaf 1987 een ongewenst neveneffect van de leerplicht tot 18 jaar en het ontbreken bij ouders en leerlingen van het perspectief, geen goed antwoord ter beschikking hebbende waarom je naar school moet gaan. Het is goed dat de overheid de zorg op zich neemt dat kinderen naar school gaan en bagage meekrijgen waar ze hun leven verder mee kunnen. Het valt op dat daarmee wel de ouderlijke verantwoordelijkheid niet evenredig is toegenomen. Nu zijn er ouders die hun kinderen van heel nabij volgen en andere die er geen zicht op hebben. De onderwijscultuur zit er ook wel voor iets tussen dat jongeren, jongens, niet altijd tijdig inzien wat voor kansen ze krijgen.

Dat onderwijs hoe dan ook emanciperend werkt, zou men gemakkelijk moeten inzien, dat wil zeggen dat men, degelijk onderwijs genietend in rekenen en taal, werkelijkheidsonderricht – nu heet het anders – in het basisonderwijs leert nadenken en vragen leert stellen, wat niet belet wordt door het leren aframmelen van de tafels van vermenigvuldiging of wanneer men een begin van zinsbouw onder de knieën moet krijgen, bijzinnen van elkaar onderscheiden, woordsoorten leren kennen, zoals bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en wat al niet meer. Het (vlot) leren lezen en begrijpen wat men leest, blijft een cruciale vaardigheid, waarbij men ook kan rekenen, evengoed als het leren declameren van gedichten. In naam van de ‘nieuwe democratisering” heeft men veel van die basiskennis van het programma geschrapt, wat voor leerlingen die naar het middelbaar gaan, naar het ASO wel eens  onvermoede moeilijkheden kan stellen, namelijk het leren denken in abstracte noties, wat juist zinsbouw met zich brengt als daar aandacht aan besteed wordt in het vierde en vijfde studiejaar.

En dan komen die kledingvoorschriften, die voor veel discussie zorgen, waarbij wel eens culturele eigenheden nogal botweg worden genegeerd, zoals de traditie bij de sikhs, die hun haar moeten laten groeien, maar dat buitenhuis moeten bedekken. Dat blijkt in Zuid-Limburg voor problemen te zorgen, terwijl anderzijds mensen menen dat meisjes niet verplicht/verboden mogen worden de hoofddoek te dragen als ze op school zitten. In een aantal scholen bestaat nog steeds een uniform of werd het jaren nadat de verplichting was opgeheven opnieuw ingevoerd. Om allerlei redenen, van pedagogische aard, om onnodig scherp pauwstaartengedrag te vermijden en zo meer. De hoofddoek voor meisjes en vrouwen in de publieke ruimte, aan het loket van overheidsinstanties en uiteraard in scholen zorgt al jaren voor scherp gesteggel, maar of er een debat plaats heeft, valt nog te bezien. Want mensenrechten kan men dan wel universeel noemen, wanneer ze met elkaar in tegenspraak komen, moet men wel tot een compromis komen.  Bovendien wezen zowel Richard Rorty als Derrida op het probleem, in verband met “gastvrijheid” dat die ook niet zomaar onverkort kan gelden.

De oude Grieken, in andere omstandigheden, kenden de notie gastvriendschap, waarbij de vraag zich stelde of men een bezoeker zomaar aan zijn of haar lot kon overlaten. Maar de Grieken, in de Griekse wereld, konden met elkaar communiceren, nemen we aan, spraken dezelfde taal, deelden dezelfde cultuur, al deelden ze niet geheel dezelfde politieke instellingen,  de grondslagen ontliepen elkaar niet zoveel, met raden waarin al dan niet het “gewone” volk inspraak had. Anders was het gesteld met volkeren buiten de Griekse sfeer, al kan men nog bedenken dat wellicht de Feniciërs niet als barbaren werden voorgesteld. Met de Perzen, waarmee de Grieken eeuwenlang intense contacten hadden, speelde de nabuurschap, iets wat men vandaag wel eens vergeet. Het verhaal van Themistocles die na zijn nederlaag voor het schervengericht in Perzië een nieuw bestaan. Ook in het Romeinse Rijk dat veel meer een politieke samenhang, waar de echte Romein, zoals Mary Beard het omschreef altijd een aangespoelde was en is. Het spectrum van het autochtone in een gigantische rijk rond 212 van onze era, was haast irrelevant, omdat iedereen burgerrechten kreeg.

Vandaag leven we in een andere tijd, zo zeggen we dat graag, maar de vraag naar de mogelijkheden van mensen te migreren, heeft te maken met een erkend mensenrecht. Mensen immers beschikken over het recht zich te begeven en zich metterwoon ergens te vestigen, ver van de thuishaven desnoods. In de praktijk blijkt het voor ontwikkelde landen niet eenvoudig om grotere groepen migranten te ontvangen en te integreren, want dat geeft aanleiding tot nieuwe verhoudingen binnen samenlevingen, binnen lokale gemeenschappen. Het feit dat in Vlaanderen wel een beleid rond integratie werd opgezet, waar nieuwe medeburgers zich niet aan kunnen onttrekken, zeker als ze via de erkenning als vluchteling moeten. Hoe het zit voor volgmigratie, is mij niet duidelijk.

Toch is integratiebeleid noodzakelijk, al was het maar opdat nieuwkomers bepaalde specifieke aspecten van onze samenleving en cultuur meekrijgen. Velen merken wel gauw genoeg hoe we het spelletje spelen, toch?Wie meent dat volkomen integratie onmogelijk is, heeft gelijk maar stelt de verkeerde vraag, want niemand kan gedwongen worden zijn of haar intiemste overtuigingen op te geven. Juist op dat terrein komt de discussie over de hoofddoek en andere religieuze uiterlijke kentekenen voor een onmogelijke paradox te staan. Als emancipatie – via onderwijs – een mensenrecht is, dan is het de vraag of bepaalde religieuze opvattingen, gegarandeerd via de grondwet onder druk mogen gezet worden. Ook drukt de hoofddoek iets uit waar wij in het Westen geen voeling mee hebben of eerder tegenstand tegen voelen. De een evenwel vindt dat mensenrechten en persoonlijke religieuze opvattingen belangrijker zijn dan het recht op zelfbeschikking voor (volwassen) personen. Voor anderen is de hoofddoek de uitdrukking van onderworpenheid van de vrouw aan de man en het ontzegt men vrouwen het recht zich ook seksueel-erotisch te uiten, in korte rok en een weelderige haardos.

Het debat blijft hangen, denk ik, bij de tegenstelling en laat niet toe aan te geven dat discussie over religieuze overtuigingen mogelijk moet zijn. In onze jeugd hadden we het voorrecht te beleven dat we mochten spreken over een encycliek als Humanae Vitae en andere wezenlijke teksten, zoals de Pensées van Blaise Pascal. De vraag of een God ons kan vertellen hoe we met vruchtbaarheid moeten omgaan, kreeg inhoud, want er werd gesproken over verantwoorde gezinsplanning en het voorrecht van de vrouw daar zelf invulling aan te geven. Voor godsdiensten als de Islam ligt dit moeilijker, omdat men ervan overtuigd is of lijkt, dat de door god gewilde orde onveranderlijk zou zijn. Het vraagt wel moed om dan die voorschriften te laten voor wat ze zijn, omdat men dan het risico loopt uit de gemeenschap te worden gestoten. Voor ons een vreemde gedachte, maar ook de kerk kon het presteren, met de hulp van kwezels en pilaarbijters mensen die niet meer ter kerke gingen uit de gemeenschap te duwen, subtiel, vaak ruw en zonder mededogen.

In die zin is het geloof belijden ook een toegangsticket tot een gemeenschap, al moet men er zelf weinig voor doen, behalve geloven dan. In onze samenleving hebben we andere toegangstickets, zoals de muziek die men graag hoort, netflix en eventueel culinaire geneugten, van Mc Donalds tot de Jonkman. En men hoeft ook niet echt meer zo een ticket, want men kan zonder schroom hoppen van de ene sfeer naar de andere zonder dat iemand daar misbaar over maken zal. Die vrijheid, zo vertelde een redelijk wijs man mij eens, is ook wel zinledig, want de wanen van de dag kunnen ons bezoeken, terwijl ik opwierp dat dit afhangt van wie er met die wanen omgaat. Men hoeft geen windvaan te zijn, niet mee te drijven op elke golf die langs komt en toch kan men best vrij zijn. Voor de een is vrijheid een afwijzen van elk mogelijk engagement, terwijl het juist menselijk is, een mogelijkheid, vermogen zelfs om met kennis van implicaties een keuze te maken of om ervan af te zien. Nemen we niet te gemakkelijk aan dat engagement altijd ergens tegen is gericht, terwijl men ook best een positief engagement kan aangaan? Zeggen (linkse) intellectuelen dat ze voor gelijkheid zijn, dan menen ze dat rechtse denkers – voor sommige mensen een contradictie in terminis – een vrijheid willen die nergens toe leiden moet dan tot het behoud van de situatie als zodanig. Klassiek liberalisme vergt echter zorgvuldige afwegingen over de rol van de staat, het belang van gefundeerde overtuigingen en de ruimte om vreedzaam van mening te verschillen.

De term conservatief wordt eenduidig begrepen als een behouden wat er is, ten koste van alles, terwijl een waarachtige conservatief weet dat het eigen handelen, het leven van de samenleving sowieso verandering met zich brengen. Ik ken maar weinig conservatieven die tegen de vooruitgang in de geneeskunde of technologie gekant zijn. Wat men niet wil, denk ik, is mensen sturen en veranderen alsof ze niet in staat zijn te doen wat goed is (voor hen) of van betekenis kan zijn. Links heeft, zolang ik mij herinner, altijd geroepen dat ze voor vrijheid en gelijkheid zijn, maar niet per se voor universele broederschap, wel de kameraden van de eigen klasse natuurlijk. Echter, de vrijheid klonk, zoals ik van de Jezuïeten leerde, als het juiste doen, juist in de visie van de kerk of van de Partij. Het ging om een engagement dat men vrijwillig aanneemt maar vervolgens zich helemaal zou overgeven aan de ideologie. Men kan dat van zichzelf niet normaal vinden en het anderen verwijten dat ze ophouden te denken. Een ideologisch raamwerk geeft zelden op alle hangende kwesties een volkomen en onfeilbaar antwoord.

Neem nu de discussie over zelfbeschikking van vrouwen, of het nu gaat om genitale verminking tot het dragen van de dragen van de hoofddoek, telkens zeggen vooruitstrevende mensen nogal lichtzinnig dat het met cultuur te maken heeft, alsof onze cultuur, die onvergelijkbaar anders is dan de cultuur van onze voorzaten, 120 jaar geleden, wel vatbaar is voor nieuwe inzichten en die mensen in Ghana of Ethiopië in een bevroren samenleving zouden leven. Men kan hen niet helpen, als men hen behoudsgezindheid aanpraat, terwijl ook daar belangrijke parameters als de gezondheidszorg het leven zelf veranderd heeft voor vele mensen, die echter geen antwoorden vinden op de implicaties, zoals de al te snelle bevolkingsaangroei, want kinder- en kraamvrouwsterfte daalde en de algemene levensverwachting nam toe, want de oude gebruiken maken het moeilijk de vruchtbaarheid in te perken. Bedenken we dan dat dr. Alette Jacobs als arts in Amsterdam vrouwen duidelijk wilde maken dat minder kinderen grootbrengen beter zou zijn dan veel kinderen met veel zorgen, hangen en worgen zien opgroeien, waarbij ongevallen en ziekte hen kansen ontnamen om bijvoorbeeld een goed vak te leren. Hoe de pil onze cultuur heeft veranderd, zien we dag na dag, maar tegelijk blijkt het voor vrouwen nog altijd moeilijker dan gedacht hun eigen leven te leiden, zeggen sommige vooraanstaande feministes.

Het is boeiend genoeg om te zien dat we vandaag levenskeuzes kunnen maken, al is het niet altijd evident goede informatie te vinden. Bovendien, vaker dan we denken, komen we voor dilemma’s te staan, die nog geen goed antwoord kregen. Discussie voeren vergt, zo kan men wel vaker merken, niet altijd dat men goed ingevoerd in een thema is, terwijl het van leergierigheid getuigt als men aan goed ingevoerde informatie wenst te ontlenen. De hoofddoek is zo een punt, waar men veel over hoort, maar meisjes van veertien aan een bushalte zien staan, een paar tiental, in het groen, maar allemaal met hoofddoek, op een of een paar uitzonderingen na, riep bij mij vragen op. Ze mogen die niet op school dragen maar ze doen die snel om als ze de schoolpoort verlaten en sommige zelfs dragen een lange jas, zodat hun benen niet zichtbaar zijn. De vrijheid om er te zijn, zonder te moeten vrezen dat mannen hun ‘eer’ zouden aantasten, dat is wat hier verworven werd, met dank aan de Dolle Mina’s en de bh-verbranding. Maar er zijn andere organisaties, die even volhardend hun agenda opdringen, zoals de NRA in Amerika. Het is zaak te zien dat men zelf kan opgaan in een ideologisch verhaal en vergeten dat het nooit het hele verhaal kan zijn. Men kan waardering opbrengen voor ideologische tegenpolen, als ze hun inzichten op een ernstige manier brengen, terwijl men evengoed medestanders lastig kan vinden omdat ze maar wat bazelen.

Net het onderwijs vormt de ruimte waar men inzichten kan uittesten en argumenten leert onderzoeken. Dan moet men wel jong beginnen met leren lezen, begrijpend lezen. Ook het leren uitdrukken van eigen inzichten, vergt ook dat men leert begrijpen wat de andere kant erover denkt, wat anderen erover denken. Een bevlogen leraar die voor de klas uitlegt wat de hypotenusa, de schuine zijde van een rechthoekige driehoek is, wat daar allemaal mee samenhangt, is meer dan een coach, hij of zij gaat met de leerlingen mee op ontdekkingsreis.

Daarom vraag ik me wel eens af waarom via sociale media zoveel bagger wordt uitgestort. Niet zozeer de anonimiteit speelt een rol, vooral de zin om eens flink te schelden? Of frustratie omdat men met een afgewogen en doordacht inzicht toch geen aandacht krijgt? Het is wel mogelijk om iets te vertellen, genuanceerd, maar dan moet de lezer of toehoorder er tijd voor willen opbrengen. Als het over religie gaat zijn er al gauw een stel mensen die gaan steunen dat het allemaal sprookjes zijn, die door de wetenschap weerlegd zijn. Dat mensen zich een andere wereld of een god voorstellen is wel niet zo bijzonder, dat sommige er het recht op wreedheid uit afleiden, is dat evenmin. Onder meer de SS ging uit van een atheïstisch mensbeeld, ook de diensten van Stalin werden geacht tegen de othodoxe kerk te zijn, omdat die de bron van uitbuiting was geweest. Dat was terecht, maar de Sovjet-Unie was zelf een bestel waarin uitbuiting ten behoeve van de staat wel gelegitimeerd was. Toch geloven nog altijd mensen dat je over die excessen heen moet kijken en de verdiensten van de Partij naar waarde schatten. Andere communisten hebben begrepen dat die aanpak geen recht deed aan hun engagement. De discussie over gelijkheid zonder vrijheid wordt niet gevoerd, terwijl een schrijver als Vasili Grosman dat op een scherpe manier deed in “Alles stroomt”. Dat is de rol van schrijvers, het feilen van een ideologie aan de kaak stellen. Jawel, ook conservativisme mag onderzocht, moet bevraagd, maar evengoed wat het betekent voor vooruitgang te staan.




Bart Haers  

Reacties

Populaire posts