legeraankopen en betrouwbaar advies




Dezer Dagen




Vakkennis en complexe dossiers



Simon Stevin was kwartiermeester in het leger van
Maurits van Nassau en ook wel genie-officier, maar feit
is dat hij goed op de hoogte was van kosten en baten
van militaire investeringen. De prins kon op hem beroep doen
om de nodige investeringen te realiseren en een campagne
succesvol af te ronden, zoals het beleg van Oostende,
al won daar het leger van Albrecht en Isabella. Daar was
ene Ambrogio Spinola, ook een militair genie. 
Het aankoopdossier van nieuwe vliegtuigen voor de luchtvaartcomponent heeft uiteraard alweer voor heel wat gedoe gezorgd, al kan men zich afvragen of en hoe politici die zelf geen ervaring hebben met vliegen en dus al helemaal niet met oorlogstuig tot een zinvolle beoordeling komen, tenzij ze vertrouwen op het advies van gedegen vakmensen, die zelf hun job ernstig nemen. Niet enkel inzake het leger ziet men dat probleem van betrouwbare adviezen opduiken. Altijd is er dan nog de vraag of men hetzelfde doel nastreeft. Dat vergt dus heel wat debat, deels publiek en deels, valt te vrezen, noodzakelijkerwijze binnenskamers.

Jaren geleden deed ik een vakantiejob in een ziekenhuis en mocht allerlei kleine klusjes doen, maar tegelijk leerde ik het gebouw beter kennen en de logistieke opdrachten, waarbij materieel op het juiste moment in allerlei diensten aanwezig moet zijn. Ik leerde er hoe aan de ene kant de aankoopverantwoordelijke zijn contacten had en aan de andere kant, de boekhouding, de nursingdirecteur, artsen en de verantwoordelijke onderhoud hun inbreng hadden. Afhankelijk van de benodigde instrumenten en materialen verschoof de machtsverhouding, altijd hadden de algemeen directeur en de boekhouding de centrale posities in. Ik vernam dat de boekhouding wel eens probeerde de aankoopverantwoordelijke de pas af te snijden, wat dan weer op onbegrip stoten kon bij de diensten waar de gevraagde goederen voor bestemd waren. Het was net voor de computer zijn intrede deed in het beroepsleven, van de boekhouding tot de planning voor operatiekwartieren en andere diensten. Goed overleg en openheid binnen de betrokken diensten voorkwamen dat er ergens een tekort ontstond en verzekerden dat de artsen en verpleegkundigen zonder zorgen hun werk konden doen. Het radarwerk liep wellicht niet altijd vlekkeloos, maar het systeem functioneerde. In gesprekken leerde ik dat iedereen elkaar diende te vertrouwen en dat het invoeren van deontologische codes niet altijd de beste oplossing vormt om de verstandhouding en eensgezindheid te optimaliseren.

Verborgen agenda’s zorgen dan ook op verschillende terreinen voor onheil, want komen zo een agendapunten aan de oppervlakte, dan wordt het vertrouwen beschaamd. Alleen, de ene afdeling kent niets van de noden van de andere, al zal ook een boekhouding snel leren wat in de sector van belang is en hoe men de kostprijs van een aankoop kan waarderen. Het kiezen voor medicijnen of technische hulpmiddelen voor patiënten ligt bij de behandelende arts die in principe over een therapeutische vrijheid beschikt de meest geschikte aanpak eruit te pikken. We zien evenwel zowel in Vlaanderen als in Nederland wel eens dat bepaalde producten uit de markt genomen door onafhankelijk geachte adviescentra – c.q. het Nederlandse Zorginstituut - voor de overheid afgevoerd worden terwijl behandelende artsen en patiënten, maar ook patiëntenverenigingen er hun positieve zeg over doen. Het middel Fampyra zou patiënten die aan MS lijden toestaan (opnieuw) beter te lopen en een grotere onafhankelijkheid aan de patiënten geeft en dus meer kwaliteit van leven mogelijk maakt.

De argumenten van het zorginstituut betroffen de effectiviteit van het product, waarbij men zegde dat het slechts bij een op vier patiënten zou werken. De Nederlandse minister heeft het advies opgevolgd, want ze kan niet anders dan vertrouwen op het Zorginstituut, ook als het totale bedrag dat er aan op zou gaan, niet zo enorm hoog zou zijn. De patiënten die het product nu zelf zullen moeten betalen, kunnen die 3.000 € per jaar niet zomaar ophoesten, omdat MS-patiënten vaak van een uitkering moeten leven.

Het belangwekkende aan de situatie was dat de patiënten die het product Pamfyra gebruiken zo een 2000 personen zouden zijn en dat vervolgens het aantal patiënten met MS op zo een 17000 voor Nederland zou neerkomen. Artsen schrijven het dus niet zomaar voor. De werking van placebo’s kan groot zijn, heb ik me laten vertellen, maar ik begreep wel dat mensen met MS die dankzij Pamfyra weer kunnen lopen, zelfs al is het met een rolator, dat niet kunnen als het om een placebo zou gaan, omdat er teveel verkeer over de zenuwbanen nodig is om dat mogelijk te maken. Ik ben geen arts en al zeker geen neuroloog, maar ik vermeld dit voorval omdat er in de berekening van het Zorginstituut wellicht een alarmbel is gaan rinkelen toen een studie meldde dat het slechts bij een op vier patiënten die het krijgen ook sprake is van effectieve verbetering. Dat neurologen stellen dat het product wel werkzaam is bij de patiënten aan wie zij het voorschrijven, valt evenzeer op. Wat voor studies lagen aan de besluitvorming ten grondslag? En wie moet de minister het oor lenen? De neurologen of het zorginstituut? Dan wel: had het zorginstituut echt gesprekken met betrokken artsen en patiënten?

Ook in andere, veel grotere dossiers ziet men hoe er soms bizarre conclusies naar boven komen, maar even vaak komt dit niet in het publieke debat, omdat we er weinig mee te maken hebben. Het voorschrijven van relatine ofte Retalin aan bejaarden zou heilzaam zijn voor hen. Maar veel horen we er niet over. Wel weten we dat in sommige voorzieningen voor hoogbejaarden wel eens veel antidepressiva voorgeschreven worden. Wie zelf geen ouders in een rustoord heeft, zal er niet veel van horen, zal eenvoudigweg niet zien hoe moeilijk het is die oude mensen een kwaliteitsvol leven te geven, gegeven hun toenemende beperkingen. Men kan klagen over bepaalde praktijken, maar weet men er het fijne van. Ook hier merkt men dat wederzijds vertrouwen van belang is. Ook hier moet men zijn vertrouwen stellen in experten en betrokkenen die ter zake bevoegd zijn.

Dan komen we dus bij de heisa bij de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen door de Belgische overheid. De perikelen in Nederland zijn ook niet mis, zo herinner ik me, toen de deelname in de ontwikkeling van de F-35 op de agenda kwam. Feit is dat de eisen die aan toestellen dezer dagen gesteld worden, niet meer te vergelijken zijn met wat er tijdens WO II rondvloog. Het waren de Britten die het eerst klaar waren met hun radarsysteem om vliegtuigen tijdig op te sporen. Sindsdien, kan men zonder gevaar voor overdrijving stellen, is er aan vliegtuigen heel wat veranderd.

De oppositie kijkt kritisch toe, wikt en weegt de kostprijs en probeert data te verzamelen over allerlei aspecten, van het lastenboek tot wat uiteindelijk zal afgeleverd worden, dat is de normaalste zaak ter wereld. Waar het nu over gaat is het besluitvormingsproces en daar speelt de SP-a een dubieus spel, want ze verwijt de minister van defensie noch min noch meer van collusie met de krijgsmacht, terwijl het moeilijk, zo niet onmogelijk moet zijn deskundigen te vinden die alles afweten van straalvliegtuigen, wapentuigen en niet op de een of andere manier betrokken zijn bij hetzij fabrikanten hetzij militaire instanties. De minister moet dus zijn vertrouwen stellen in mensen die altijd wel op de een of andere manier vertrouwd zijn met de netwerken. Hij moet dus vertrouwen op de kwaliteit van de adviezen van de militairen die met het dossier belast zijn. Is zijn vertrouwen beschaamd? De oppositie meent dat dit het geval is, terwijl de oppositie zelf beroep doet op klokkenluiders, die dus d’office betrouwbaar zouden zijn, terwijl het ook om experten gaat, die banden hebben met het leger.

Voor de goede orde, de publicatie door Daniël Ellsberg van de Pentagon Papers maakte het duidelijk dat de adviseurs van de regeringen Kennedy en Lyndon B. Johnson en van McNamara, minister van defensie de oorlog in Vietnam als noodzakelijk en gericht op snelle afwikkeling werd gevoerd. Dat Ellsberg die zelf gediend had in Vietnam via het Pentagon topgeheime documenten kon inzien en de zo de ware toedracht ontdekken, die papieren vervolgens publiek wist te maken via de New York Times, kan men in retrospectief als heldendaad zien. De oorlog viel niet te winnen en in 1975 volgde de proef op de som. Susan Neiman noemt de man dan ook een held van deze tijd.  Dat de man zwaar geïntimeerd werd door de CIA en zelfs gepoogd werd hem tot zelfmoord te bewegen, dat men hem tot 115 jaar gevangenis wilde veroordelen, komt nog zelden ter sprake, evenmin als het feit dat de zetelende rechter het Openbaar ministerie wraakte wegens onrechtmatig geding, wat ook een daad van moed en opoffering moet heten, zou men best eens meer in herinnering mogen brengen. Om maar te zeggen, er bestaan gradaties in het publiek maken van documenten.

Hoe kan een minister zich een redelijk beeld vormen van de staat van de vliegtuigvloot zoals die nu is? Toch niet door zelf te gaan vliegen. De veiligheidseisen, de inzetbaarheid, het zijn geen absolute termen, maar gebonden aan voorhanden zijnde technologie, waarbij men moeilijk kan ontkennen dat de mogelijke tegenstanders ook vooruitgang boeken, net omdat er voortdurend specialisten met elkaar bezig zijn, waarbij beroepseer evengoed een rol speelt als het plezieren als de politieke superieuren. Wie blind is voor die situatie ontkent in een moeite door dat het dossier niet in een vingerknip is opgelost. Zal de producent van de F-16 zomaar een prijskaartje hangen van 2.2 miljard aan de upgrading? En die prijs is niet zoveel minder dan de prijs van de nieuwe F-35. Hoeveel heeft de Belgische luchtmacht ervan nodig? Dat moet overlegd in NAVO-verband of met Nederland met wie we steeds meer militair samenwerken. Er komen dus veel randvoorwaarden aan te pas, zoals de stealthkwaliteit, het vermogen zich onzichtbaar te maken voor de vijandige radars, wat het overleven van het tuig en de piloten vergroot.

Kortom, de heisa die gemaakt wordt op dit moment, nu de regering het dossier wilde afhandelen, zal wel politiek bedoeld zijn en daar kan men niets tegenin brengen, dat is de zaak van de oppositie. Als burger stel ik me wel vragen bij de doelstellingen: nu geen vervanging betekent later tegen hogere prijzen. De oppositie had het over 15 miljard, maar dat was niet enkel de prijs voor de vliegtuigen en het onderhoud ervan, eventueel ook de upgrading, maar ging over alle kosten die de luchtvaartcomponent van het leger over veertig jaar zou kosten inclusief dan de aankoop etc. van de tuigen. Hoeveel is onze veiligheid voor vijandige aanvallen ons waard? Met onze buren werken we samen, dus de vijand is verder weg en beschikt over ander tuig, ook gesofistikeerd, heet het. Ten tijde van de aankoop van de eeuw, einde jaren 1970, was er ook veel om te doen, want het project zou 100 miljoen kosten, dacht ik. Zou men dat nu een doorgedreven bedrag noemen, dan valt nog in overweging te nemen dat het vliegtuig meerdere upgrades heeft gekend en dat de militaire verhoudingen ernstig veranderd zijn. Bovendien kan men via Wikipedia merken dat er meer tuigen zijn die op dezelfde basis als de F-16 die Nederland en België inzetten zijn ontwikkeld, maar met andere specifieke kenmerken.

Ergo, de kritische houding van de SP-a klinkt goed, maar of ze burgers kan overtuigen? Hechten aan een minimale landsverdediging lijkt me geen kwalijke zaak. We weten dat grote legeraankopen altijd wel voor verborgen kosten en steekpenningen zorgen, zelfs de Republiek der Verenigde Provinciën was er niet immuun voor. Het belang van de aankoop en de wederopbouw van het leger, na 27 jaar desinvesteren moeten we als burgers ook in overweging nemen. Stellen dat het om geldverspilling gaat, getuigt van een zekere blindheid voor de geopolitieke evoluties in deze wereld. Ons leger is uiteraard niet het grootste, maar zowel in augustus-oktober 1914 (en de verdere oorlogsjaren) en in mei 1940 is gebleken dat het leger meer was dan een operetteleger. Alleen was het niet helemaal uitgerust als wel mogelijk was geweest, omdat de legerleiding bij de regering vaak vergeefs om meer middelen en goed opgeleid personeel vroeg. Nu is de legerdienst sinds 1991 opgeschort, wel blijft het opvallend dat dezer dagen moet zoeken naar voldoende personeel dat ook nog eens gemotiveerd zit. Echter, over de hogere militaire opleidingsinstituten hoort men in de pers weinig, zodat die weg voor een beroepskeuze zelden boven komt drijven bij jongeren. Het leger blijft Vlamingen niet zo hoog aangeschreven, zegt men, maar goed, men heeft wel personeel nodig en de beroepsmilitairen die ik ken, zijn evengoed sympathiek en welwillend als andere mensen. De noodzaak aan een goed leger ligt voor de hand, maar het kan inderdaad beter zijn dat we dit Europees regelen, al zullen kwesties van verborgen en andere kosten ook dan goed in de hand gehouden moeten worden. Op dat vlak is enig wantrouwen gewettigd, maar zonder kennis van zaken… komt men ook niet ver. Wie kan aangeven wat voor zeeschepen onze zeemacht – die samen werkt met de Nederlandse marine – van node heeft? Dus, mijnheer Crombez, doe niet alsof u het wel weet en dat onfeilbaar kan vaststellen. Goede vragen stellen en het debat aanwakker is zeer wenselijk, maar deze vorm van oppositie voeren kan u alleen maar als u van plan bent in de oppositie te blijven.


Bart Haers

Reacties

Populaire posts