Vrijheid als voorwaarde




Reflectie




Vrijheid, kernwaarde van het
Humanisme & de Verlichting?




Van een vrije geest gesproken, Ninon de l'Enclos
(1620 - 1705) was als vrije geest en libertaire dame
een graag geziene gastvrouw, maar trouwen wilde
ze niet. Ze moest zelfs het klooster in op last
van Anne van Oostenrijk, Christina van Zweden,
ook een vrije dame kreeg haar weer vrij... 
Over vrijheid werd een paar decennia veel meer gesproken dan nu het geval is, waarbij opgemerkt moet worden dat concepten als zelfontplooiing en emancipatie ook helemaal op de achtergrond verdwenen lijken. Het is niet de eerste keer dat de vaststelling mij bezoekt, maar dat men het begrip vrijheid zou afserveren, lijkt me wel een verbazende ontwikkeling, waarover ik alvast wel nadenken moet. De bundel essays over vrijheidsillusie besprak ik al eerder, maar het lijkt moeilijk dezer dagen over vrijheid en het specifieke van het sociaal karakter van vrijheid van gedachten te wisselen. Misschien is onze angst voor vrijheid van groter gewicht dan we willen toegeven. Die angst zit dan wellicht verweven met de instituties die ons omgeven.

Kan men stellen dat vrijheid moet afgewogen tegenover gelijkheid, veiligheid, eventueel zelfs materieel welzijn, dan vergeet men dat vrijheid ook zowel maatschappelijk als individueel van belang is voor het welbevinden, al kan met wel stellen dat mensen net bij onvrijheid gedijen of dat zelfs niet zo ervaren, niet merken onvrij te zijn. Hoe onze verre voorzaten leefden en zich tot elkaar verhielden, valt slechts gedeeltelijk te achterhalen, via omwegen, maar het is voor de menselijke ervaring van belang te begrijpen dat anarchie voor leefgroepen dodelijk moet zijn geweest, maar dat als iedereen altijd hetzelfde bleef doen, kon het onder hoogspanning zeer fout uitlopen voor de groep, omdat bij veranderende omstandigheden de adaptatie een voorwaarde voor overleven vormde en vormt. Aan de ene kant waren discipline en gehoorzaamheid aan de chef(s) nodig, aan de andere kant kon een onverwachte beweging veel voordeel halen bij jacht of visvangst, als ze goed overdacht was. Maar het blijft heikel aan paleopsychologie te doen, al kan het altijd boeiend zijn de sociale context te onderzoeken waarin de Cro-magnonmens leefde, aan de Dordogne, Les Eyzies-de-Tayac-Sireuil. Daar rondlopend komt men evenwel niet veel verder, want de canyon oogt wel indrukwekkend, de holen en abri’s waar ze verbleven of wellicht schuilden laten wel beelden en verbeelding zien, echt wijzer over hoe ze leefden, wordt niemand.

Toch kan men evengoed stellen dat die groepen mensen, wellicht 30 leden, soms groter, een complex samenlevingsverband vormden, waarbij de samenhang door onderlinge afhankelijkheid bepaald werd als door de mogelijk dat individuen al eens iets probeerden dat nog niet gedaan was; hoe zwaar traditie en gebruiken de ruimte inperkten maar ook de collectieve en individuele overlevingskansen verzekerden. Toch zien we dat in de landbouwtijd, als de omvang van leefgemeenschappen groeit, tot steden van enkele duizenden mensen, de noodzaak van regels en nood aan vrijheid gelijk toenemen. De ontwikkeling van steden in Griekenland en Italië laten zien dat de vrijheid van personen groter wordt, maar dat wie uit gemeenschappen wordt gestoten verliest aan veiligheid en overlevingskansen. De filosofische ontwikkelingen komen dus ook uit bij punten als vrijheid en staatsgezag, zoals Plato dat beschreef in de Wetten, die er moeten komen omdat er niet zomaar een absolute wijze te vinden valt. In de Politiea had hij nog gesteld dat een wijsgeer-koning alles zou moeten bestieren en waar de wijsheid, zo stelde hij vast, niet gelijk verdeeld mag heten, zodat de burgers en ondergeschikten zich richten naar diens wijsheid en dus hun vrijheid opgeven in ruil voor wijsheid.

De verovering van individuele vrijheid en autonomie kan men historisch wellicht beperken tot de laatste drie, vier eeuwen, het feit dat er in de Romeinse en Middeleeuwse verhalen sprake is van conflicten waarbij individuen de opgelegde normen afwijzen, omdat ze niet werkbaar zijn, maar waarbij men leert dat het staatsgezag in vraag stellen niet wijs is, suggereert dat het met de individuele vrijheid niet zo goed gesteld kon zijn, het wordt wel voorwerp van debat. Maar het is pas in de 13de en 14de eeuw dat het concept van individuele vrijheid vorm krijgt, onder meer in “De rede over de menselijke waardigheid” en bij onder ander meer John Duns Scotus, die evenwel verder dacht op bevindingen van Augustinus, die ook al had nagedacht over de vrije wil, maar ook over de mogelijke voorbestemdheid van mensen, predestinatie in handen van god, natuurlijk. Toch is het niet evident te stellen dat Augustinus eenduidig pleite voor de gedachte dat de mens zelf niet door werken gods genade kan verwerven en dus de vrijheid had ernaar te streven.

Nu begrijpen we de discussie over gods genade, over predestinatie niet meer, noch het belang ervan, terwijl we toch worstelen met vragen over het belang van het DNA en onze bepaaldheid door de omgeving, bijvoorbeeld als het om mensen in armoede gaat. In die zin is de discussie over het brein en hoe dat los zou staan van het bewustzijn en ons handelen   opmerkelijk. Kan men beweren dat we ons niet aan de omstandigheden, gegevenheden kunnen ontkomen, dan heeft het ook geen zin meer om over emancipatie en autonomie te spreken dan wel er enig belang aan toe te kennen. De vraag in welke mate we bepaald zijn door omstandigheden, sluit niet uit dat we ook de vraag kunnen overwegen in welke mate we aan die omstandigheden kunnen ontstijgen en iets realiseren dat vooraf niet gegeven was. Dat we daarbij het conflict met gevestigde machten aangaan, valt niet uit te sluiten, evengoed maakt net dat deel uit van wat we het vrijheidsspectrum zouden kunnen noemen, namelijk dat het mogelijk is de bestaande machten te negeren mogelijk is, al vergt het moed, soms overmoed en blijkt het al eens onbezonnenheid.

Men kan die overmoed laakbaar vinden, de vrijheid die iemand neemt om iets uit te proberen dat zogezegd onmogelijk zou zijn, zien we wel vaker opduiken, maar evengoed kan men de overmoedige gelauwerd zien worden, ook al blijkt achteraf hoezeer die zich en met hem de powers that be, zich vergisten. Men oordeelt scherp over het lot van ketters en de hoogmoed van de machthebbers, maar toch slaagden die ketters erin, soms door zichzelf op te offeren, hun beweging(en) kans op slagen te geven. Alleen bleek dan weer hoe de ketters zelf machthebbers werden en de vrijheid die ze zelf opeisten aan anderen ontzegden.

De vraag is dan ook of vrijheid ipso facto met opstandigheid en afwijzing te maken moet hebben, zoals de vele slogans van strijdbewegingen laten vermoeden. De vrijheid komt wel eens fout uit voor wie niet tot de goede groep blijkt te behoren, omdat men vrijheid als een collectief recht ziet en welwillend vergeet dat individuen ook nog altijd over persoonlijke vrijheid kunnen beschikken. Echter, als we zien hoe men over discriminatie en racisme nadenkt, dan zou het wel eens kunnen dat men enkel met slachtoffers te maken heeft, want kan men zich dan niet verweren? Men zal dit een uiting van onwetendheid vinden, maar als men zou bedenken dat de emancipatie in de Westerse samenlevingen ook niet vanzelf gegaan is met opstootjes, maar ook met organisaties als spaarkassen en mutualiteiten, dan kan men ook denken aan allerlei vormen van vormingswerk, theater en fanfares in gedachte nemen. Goed, men heeft afgegeven op de verzuiling en deels was dat op zeker moment terecht, toen namelijk de ontvoogdende dynamiek in zelfbevestigende verstarring was omgeslagen zodat de zuil mensen al te zeer inkapselde, maar tegelijk heeft dat systeem van organisaties, christelijk of socialistisch, heel wat mensen kansen geboden op vorming en zelfontplooiing aangereikt.

Met slachtofferschap valt niet te spotten, zoveel mag duidelijk zijn, toch kan men mensen net niet helpen door hen in een slachtofferrol en miezerigheid te vertroetelen. Natuurlijk kan het gebeuren dat mensen heel erg gefnuikt worden omwille van hun afkomst en uiterlijk voorkomen, want niet iedereen is even fijngevoelig, zelfs niet in de betere kringen. Beide partijen beroepen zich dan doorgaans op hun vrijheid, de een om het personeel te kiezen dat zij willen, de ander om niet gediscrimineerd te worden. Men moet discriminatie noch vergoelijken noch bagatelliseren, maar brengt het veel op als mensen alleen maar ondersteunt in hun verontwaardiging, zonder hen te steunen in de persoonlijke ontwikkeling en werkelijk aan een job helpt? Kan men stellen dat de strijd tegen discriminatie succesvol was omdat “les indigènes” wij dus, ons zijn gaan gedragen, dan wel of steeds meer mensen hun plaats vinden, omdat ze zelf ook de nodige moed en volharding hebben opgebracht? Hier blijkt dan ook dat vrijheid niet zomaar in een concreet gebeuren, handelen gevat kan worden. Overigens, denkend aan de Civil Rights movement van de jaren vijftig en zestig, bleek dat de onwil in de zuidelijke staten de voormalige plantageslaven een werkelijke kans op ontwikkeling en economische kansen te geven die impliciet door het Dertiende Amendement bij de grondwet aan het einde van de Burgeroorlog werden toegekend. Maar zoals zo vaak losten de goede bedoelingen (i.e. in deze van Abraham Lincoln) niet alle problemen op. De weigering hen, wier grootouders nog gewerkt hadden op de plantages zonder enig recht dan toch geen burgerrechten te laten genieten leidde tot een heftige beweging waarvan Martin Luther King het zinnebeeld werd maar ook de tegenstand liet zich gelden, met geweld. Die strijd was niet vrijblijvend, zoals we weten, maar dan moeten we niet in eerste instantie aan dr. Martin Luther King denken, wel aan de mensen die dagelijks te lijden hadden. Maar zij namen de strijd mee op, gingen naar Washington op die memorabele dag in 1963, in augustus en imponeerden door hun aantal en waardigheid.

Strijd voeren, de vrijheid om onrecht aan te pakken, tijdens mijn jeugd zag ik er velen die achter het vaandel met de roos aanliepen, tegen onrecht, voor recht, brood en rozen, maar niet altijd hoorde ik van hen of ze wisten wat het is met een paar honderd frank de week te moeten doorkomen en toch, zoals Jan de Wilde zong, kwamen er uit die fanfare van honger en dorst originele, vrije mensen voort. De materiële nooddruft kon knijpen, maar hoefde vrijheid niet in de weg te staan. Omgekeerd, soms waren we zo verslingerd aan luxe en grote sier, dat we er veel voor over hadden om het niet te verliezen en verloren we onze integriteit, omdat we niet in onmin met de bazen wilden leven. We gaven onze inzichten op, want het geld trok en dat wat we met het geld konden doen. Succes was mogelijk, maar niet iedereen was bestand tegen de eisen die het vergde, want te openlijk meespelen, origineel lijken, maar niet te veel. Van vrijheid is niet altijd sprake, zelfs niet, vooral niet in intellectuele betrekkingen.

Het is goed over vrijheid te spreken, beseffende dat we het begrip niet helemaal helder krijgen, omdat er zoveel facetten aan zijn en omdat we zelf niet altijd weten hoe vrij we zouden kunnen leven, maar hoe onvrij we ons conformistisch gedragen en dan nog kan het zo wezen dat we niet vrij zijn wanneer we er een non-conformistische pose op na houden. Maar de vrijheid alleen op het individu betrekken, maakt het maatschappelijke en politiek begrip helemaal moeilijk te vatten, wat wel niet kan betekenen dat het van zin verstoken zou zijn. Als alleen enkelen over vrijheid beschikken, kan men uiteraard niet echt van vrijheid of een vrije samenleving gewagen. Wie evenwel de vrijheid afdoet als bijkomstig, naast gelijkheid of relatieve welvaart, loopt het risico dat men creativiteit en wendbaarheid de winkel uit veegt.

Want vrijheid heeft uiteindelijk maar betekenis als mensen dingen doen of laten, niet als windvanen, maar op grond van hun overwegingen en met bepaalde doelstellingen, die niet per se voorspelbaar zijn voor anderen. Wendbaarheid van geest versus starheid op ingenomen posities, meestal gaan we dat laatste waarderen, terwijl wendbaarheid op grond van nieuwe inzichten, best lovenswaardig kan blijken. Wendbaarheid, verbeelding, iets zien wat nog niet is, ook daar speelt vrijheid en angst voor vrijheid een betekenisvolle rol, net omdat het enige onthechting vergt, wanneer men ongebaande paden kiest. Denken we nog eens aan onze voorzaten, die in Les Eyzies-de-Tayac leefden, dertig, veertig jaar voor wie de eerste levensjaren overleefde. Hoe leefde zo een groep, waar vonden ze hun voedsel en hoe aten ze dat? Het vuur was al bekend, maar het is niet duidelijk of ze al melk hadden, of ze al met bepaalde dieren een vorm van samenleven hadden ontwikkeld.

De vragen waar zij voor stonden, het maken van wapens en van ander tuig, het maken van verf om op de wanden tekeningen en soms schilderijtjes te maken, het lijkt weinig met vrijheid te maken te hebben. Bovendien, we weten nu dat wie een groep verliet en de wijde wereld introk, niet kon overleven, tenzij die een andere groep vond, die hem of haar accepteerde. Het moet natuurlijk voorgekomen zijn, maar we hebben wel archeologische bronnen, sporen, maar verhalen zijn ons niet bekend. Overigens is ook niet duidelijk of zij in een matriarchaat leefden, of net onder leiding stonden van een mannelijk alfawezen. Hoe kon die dan de macht verwerven over de anderen en wanneer werd dat in vraag gesteld en door wie? Het is toch van belang te begrijpen dat er zowel stevig gehandhaafde normen geweest moeten zijn maar ook de mogelijkheid om die te overtreden, bijvoorbeeld als de leider foute keuzes maakte, als er niet voldoende voedsel gevonden werd. Maar ook was er nog de vraag hoe ze de winterkoude zouden overwinnen, zeker in periodes van extreme koude in de laatste fase van het glaciaal dat uitliep op de ontwikkeling van de landbouwcultuur.  

In onze tijd krijgen we nieuwe vormen van vrijheid, want dat verlenen de sociale media ook, al maakt menigeen er gebruik van om zich buiten te gaan, zegt men dan, aan boertigheden, maar is dat werkelijk zo, dat er alleen vitriool gespuid wordt? Of zal men dan ineens weer afschaffen wat men zelf eerst graag hanteerde, toen het nog exquis leek? Het gaat niet enkel daarom, het gaat erom dat men vrij is om de juiste opinie te verkondigen, maar als men iets anders zeggen wil, dan gaat het niet om vrijheid, wel om moedwil. Vrijheid evenwel heeft het nadeel dat het inderdaad fout kan uitpakken, als men er ongewenst gebruik van maakt of zelfs misbruik van waagt te maken. Zij die het aandurven de communis opinio te tarten en dat succesvol doen, namelijk omdat ze een gevolg van getrouwen vinden, maken gebruik van hun vrijheid en zij die de communis opinio tarten zonder succes, maar met grote stelligheid, vasthoudendheid, dreigen in de geschiedenisverhaaltjes in het beste geval vergeten te raken, of anders beklad en aangeklaagd wegens onnoemelijke misdaden. Zelfs succesvolle vorsten, die naar best vermogen handelden, maar zogenaamd te veel verliezen leden, kunnen besmeurd raken, later, door historici, of beter verhalenvertellers die de publieke opinie willen belazeren.

Vrijheid is iets persoonlijks, iets dat we zelf vorm geven, maar we doen dan nooit ab ovo, gewoon omdat we die vrijheid moeten veroveren, op instituties en anderen, die menen ons te mogen sturen. Ook zijn er culturele en andere beperkingen, die we niet altijd zien of willen aanvaarden of zelfs niet kunnen afwijzen. Het punt is dat vrijheid niet geisoleerd kan bekeken worden, maar dat we ons in een context bewegen, waarin we al dan niet bewust beperkt zouden kunnen worden. Het veroveren van de vrijheid behoort dan ook tot het jeugdige leven en vergissingen zijn altijd mogelijk. Maar we leren ook samenleven en -werken en leren om gezamenlijke projecten op te zetten. De beperking van de vrijheid valt dan in het niet bij de voordelen van wat men kan realiseren. Toch betekent dat niet we vrijheid als een illusie moeten zien, wel integendeel. Het is net binnen die context van individueel handelen en oordelen in de context van een cultuur, samenleving, groep, dat vrijheid aan de orde komt. Zeker als het nodig blijkt dat we de orde der dingen in vraag stellen, omdat er sprake is van machtsmisbruik, misleiding en onderdrukking, zal men de nodige moed moeten vinden om ertegen in te gaan.

Wij gaan er immers graag vanuit dat als eens de vrijheid is gevestigd, iedereen vanzelf zal doen wat hij of zij graag wil, wat op het vlak van consumptie gemakkelijk valt te begrijpen, maar als men zaken op het spel zet, omdat men zich vrijer wil weten, kan het moeilijker blijken die vrijheid waar te maken. De moed om waarheid te spreken, zoals Michel Foucault het noemde, ging niet alleen over “freedom of speech” maar ook nog eens om de waarheid, ongezouten en wel uit te spreken. Nu weten we wel dat het net omdat we ingekapseld leven in een cultuur, het niet altijd mogelijk blijkt iets anders te bedenken dan wat we kennen als die cultuur. Men kan tegen vorsten en wetten in opstand komen, desnoods tegen god en zijn bedienaren, maar tegen de cultuur? In Europa lukte dat succesvol tijdens de Verlichting en wat later kwam, maar soms bleek de werkelijkheid hardnekkiger en weerbarstiger dan men had gedacht. In die zin is vrijheid altijd een moeilijk te vatten begrip, waarbij men wel goed weet als die vrijheid ontbreekt of ernstig gefnuikt wordt. Vrijheid als voorwaarde voor een goed leven en goed samenleven, daarover valt dan ook nog heel wat te overdenken.


Bart Haers





Reacties

Populaire posts