Vrijheid als voorwaarde
Reflectie
Vrijheid, kernwaarde van het
Humanisme & de Verlichting?
Over vrijheid
werd een paar decennia veel meer gesproken dan nu het geval is, waarbij
opgemerkt moet worden dat concepten als zelfontplooiing en emancipatie ook
helemaal op de achtergrond verdwenen lijken. Het is niet de eerste keer dat de
vaststelling mij bezoekt, maar dat men het begrip vrijheid zou afserveren,
lijkt me wel een verbazende ontwikkeling, waarover ik alvast wel nadenken moet.
De bundel essays over vrijheidsillusie besprak ik al eerder, maar het lijkt moeilijk
dezer dagen over vrijheid en het specifieke van het sociaal karakter van
vrijheid van gedachten te wisselen. Misschien is onze angst voor vrijheid van
groter gewicht dan we willen toegeven. Die angst zit dan wellicht verweven met de
instituties die ons omgeven.
Kan
men stellen dat vrijheid moet afgewogen tegenover gelijkheid, veiligheid,
eventueel zelfs materieel welzijn, dan vergeet men dat vrijheid ook zowel
maatschappelijk als individueel van belang is voor het welbevinden, al kan met
wel stellen dat mensen net bij onvrijheid gedijen of dat zelfs niet zo ervaren,
niet merken onvrij te zijn. Hoe onze verre voorzaten leefden en zich tot elkaar
verhielden, valt slechts gedeeltelijk te achterhalen, via omwegen, maar het is
voor de menselijke ervaring van belang te begrijpen dat anarchie voor leefgroepen
dodelijk moet zijn geweest, maar dat als iedereen altijd hetzelfde bleef doen,
kon het onder hoogspanning zeer fout uitlopen voor de groep, omdat bij veranderende
omstandigheden de adaptatie een voorwaarde voor overleven vormde en vormt. Aan
de ene kant waren discipline en gehoorzaamheid aan de chef(s) nodig, aan de
andere kant kon een onverwachte beweging veel voordeel halen bij jacht of
visvangst, als ze goed overdacht was. Maar het blijft heikel aan paleopsychologie
te doen, al kan het altijd boeiend zijn de sociale context te onderzoeken
waarin de Cro-magnonmens leefde, aan de Dordogne, Les Eyzies-de-Tayac-Sireuil.
Daar rondlopend komt men evenwel niet veel verder, want de canyon oogt wel
indrukwekkend, de holen en abri’s waar ze verbleven of wellicht schuilden laten
wel beelden en verbeelding zien, echt wijzer over hoe ze leefden, wordt niemand.
Toch
kan men evengoed stellen dat die groepen mensen, wellicht 30 leden, soms
groter, een complex samenlevingsverband vormden, waarbij de samenhang door
onderlinge afhankelijkheid bepaald werd als door de mogelijk dat individuen al
eens iets probeerden dat nog niet gedaan was; hoe zwaar traditie en gebruiken
de ruimte inperkten maar ook de collectieve en individuele overlevingskansen
verzekerden. Toch zien we dat in de landbouwtijd, als de omvang van
leefgemeenschappen groeit, tot steden van enkele duizenden mensen, de noodzaak
van regels en nood aan vrijheid gelijk toenemen. De ontwikkeling van steden in
Griekenland en Italië laten zien dat de vrijheid van personen groter wordt,
maar dat wie uit gemeenschappen wordt gestoten verliest aan veiligheid en
overlevingskansen. De filosofische ontwikkelingen komen dus ook uit bij punten
als vrijheid en staatsgezag, zoals Plato dat beschreef in de Wetten, die er
moeten komen omdat er niet zomaar een absolute wijze te vinden valt. In de
Politiea had hij nog gesteld dat een wijsgeer-koning alles zou moeten bestieren
en waar de wijsheid, zo stelde hij vast, niet gelijk verdeeld mag heten, zodat de
burgers en ondergeschikten zich richten naar diens wijsheid en dus hun vrijheid
opgeven in ruil voor wijsheid.
De
verovering van individuele vrijheid en autonomie kan men historisch wellicht
beperken tot de laatste drie, vier eeuwen, het feit dat er in de Romeinse en
Middeleeuwse verhalen sprake is van conflicten waarbij individuen de opgelegde
normen afwijzen, omdat ze niet werkbaar zijn, maar waarbij men leert dat het
staatsgezag in vraag stellen niet wijs is, suggereert dat het met de individuele
vrijheid niet zo goed gesteld kon zijn, het wordt wel voorwerp van debat. Maar
het is pas in de 13de en 14de eeuw dat het concept van
individuele vrijheid vorm krijgt, onder meer in “De rede over de menselijke
waardigheid” en bij onder ander meer John Duns Scotus, die evenwel verder dacht
op bevindingen van Augustinus, die ook al had nagedacht over de vrije wil, maar
ook over de mogelijke voorbestemdheid van mensen, predestinatie in handen van
god, natuurlijk. Toch is het niet evident te stellen dat Augustinus eenduidig
pleite voor de gedachte dat de mens zelf niet door werken gods genade kan
verwerven en dus de vrijheid had ernaar te streven.
Nu
begrijpen we de discussie over gods genade, over predestinatie niet meer, noch
het belang ervan, terwijl we toch worstelen met vragen over het belang van het
DNA en onze bepaaldheid door de omgeving, bijvoorbeeld als het om mensen in armoede
gaat. In die zin is de discussie over het brein en hoe dat los zou staan van
het bewustzijn en ons handelen opmerkelijk. Kan men beweren dat we ons niet
aan de omstandigheden, gegevenheden kunnen ontkomen, dan heeft het ook geen zin
meer om over emancipatie en autonomie te spreken dan wel er enig belang aan toe
te kennen. De vraag in welke mate we bepaald zijn door omstandigheden, sluit
niet uit dat we ook de vraag kunnen overwegen in welke mate we aan die
omstandigheden kunnen ontstijgen en iets realiseren dat vooraf niet gegeven
was. Dat we daarbij het conflict met gevestigde machten aangaan, valt niet uit
te sluiten, evengoed maakt net dat deel uit van wat we het vrijheidsspectrum
zouden kunnen noemen, namelijk dat het mogelijk is de bestaande machten te negeren
mogelijk is, al vergt het moed, soms overmoed en blijkt het al eens onbezonnenheid.
Men
kan die overmoed laakbaar vinden, de vrijheid die iemand neemt om iets uit te
proberen dat zogezegd onmogelijk zou zijn, zien we wel vaker opduiken, maar
evengoed kan men de overmoedige gelauwerd zien worden, ook al blijkt achteraf
hoezeer die zich en met hem de powers that be, zich vergisten. Men oordeelt
scherp over het lot van ketters en de hoogmoed van de machthebbers, maar toch
slaagden die ketters erin, soms door zichzelf op te offeren, hun beweging(en)
kans op slagen te geven. Alleen bleek dan weer hoe de ketters zelf machthebbers
werden en de vrijheid die ze zelf opeisten aan anderen ontzegden.
De
vraag is dan ook of vrijheid ipso facto met opstandigheid en afwijzing te maken
moet hebben, zoals de vele slogans van strijdbewegingen laten vermoeden. De
vrijheid komt wel eens fout uit voor wie niet tot de goede groep blijkt te
behoren, omdat men vrijheid als een collectief recht ziet en welwillend vergeet
dat individuen ook nog altijd over persoonlijke vrijheid kunnen beschikken.
Echter, als we zien hoe men over discriminatie en racisme nadenkt, dan zou het
wel eens kunnen dat men enkel met slachtoffers te maken heeft, want kan men
zich dan niet verweren? Men zal dit een uiting van onwetendheid vinden, maar
als men zou bedenken dat de emancipatie in de Westerse samenlevingen ook niet vanzelf
gegaan is met opstootjes, maar ook met organisaties als spaarkassen en mutualiteiten,
dan kan men ook denken aan allerlei vormen van vormingswerk, theater en
fanfares in gedachte nemen. Goed, men heeft afgegeven op de verzuiling en deels
was dat op zeker moment terecht, toen namelijk de ontvoogdende dynamiek in
zelfbevestigende verstarring was omgeslagen zodat de zuil mensen al te zeer inkapselde,
maar tegelijk heeft dat systeem van organisaties, christelijk of socialistisch,
heel wat mensen kansen geboden op vorming en zelfontplooiing aangereikt.
Met
slachtofferschap valt niet te spotten, zoveel mag duidelijk zijn, toch kan men
mensen net niet helpen door hen in een slachtofferrol en miezerigheid te
vertroetelen. Natuurlijk kan het gebeuren dat mensen heel erg gefnuikt worden
omwille van hun afkomst en uiterlijk voorkomen, want niet iedereen is even
fijngevoelig, zelfs niet in de betere kringen. Beide partijen beroepen zich dan
doorgaans op hun vrijheid, de een om het personeel te kiezen dat zij willen, de
ander om niet gediscrimineerd te worden. Men moet discriminatie noch vergoelijken
noch bagatelliseren, maar brengt het veel op als mensen alleen maar ondersteunt
in hun verontwaardiging, zonder hen te steunen in de persoonlijke ontwikkeling
en werkelijk aan een job helpt? Kan men stellen dat de strijd tegen
discriminatie succesvol was omdat “les indigènes” wij dus, ons zijn gaan
gedragen, dan wel of steeds meer mensen hun plaats vinden, omdat ze zelf ook de
nodige moed en volharding hebben opgebracht? Hier blijkt dan ook dat vrijheid niet
zomaar in een concreet gebeuren, handelen gevat kan worden. Overigens, denkend
aan de Civil Rights movement van de jaren vijftig en zestig, bleek dat de onwil
in de zuidelijke staten de voormalige plantageslaven een werkelijke kans op
ontwikkeling en economische kansen te geven die impliciet door het Dertiende
Amendement bij de grondwet aan het einde van de Burgeroorlog werden toegekend.
Maar zoals zo vaak losten de goede bedoelingen (i.e. in deze van Abraham
Lincoln) niet alle problemen op. De weigering hen, wier grootouders nog gewerkt
hadden op de plantages zonder enig recht dan toch geen burgerrechten te laten
genieten leidde tot een heftige beweging waarvan Martin Luther King het
zinnebeeld werd maar ook de tegenstand liet zich gelden, met geweld. Die strijd
was niet vrijblijvend, zoals we weten, maar dan moeten we niet in eerste
instantie aan dr. Martin Luther King denken, wel aan de mensen die dagelijks te
lijden hadden. Maar zij namen de strijd mee op, gingen naar Washington op die
memorabele dag in 1963, in augustus en imponeerden door hun aantal en
waardigheid.
Strijd
voeren, de vrijheid om onrecht aan te pakken, tijdens mijn jeugd zag ik er
velen die achter het vaandel met de roos aanliepen, tegen onrecht, voor recht,
brood en rozen, maar niet altijd hoorde ik van hen of ze wisten wat het is met
een paar honderd frank de week te moeten doorkomen en toch, zoals Jan de Wilde
zong, kwamen er uit die fanfare van honger en dorst originele, vrije mensen
voort. De materiële nooddruft kon knijpen, maar hoefde vrijheid niet in de weg
te staan. Omgekeerd, soms waren we zo verslingerd aan luxe en grote sier, dat
we er veel voor over hadden om het niet te verliezen en verloren we onze
integriteit, omdat we niet in onmin met de bazen wilden leven. We gaven onze
inzichten op, want het geld trok en dat wat we met het geld konden doen. Succes
was mogelijk, maar niet iedereen was bestand tegen de eisen die het vergde,
want te openlijk meespelen, origineel lijken, maar niet te veel. Van vrijheid
is niet altijd sprake, zelfs niet, vooral niet in intellectuele betrekkingen.
Het is
goed over vrijheid te spreken, beseffende dat we het begrip niet helemaal helder
krijgen, omdat er zoveel facetten aan zijn en omdat we zelf niet altijd weten
hoe vrij we zouden kunnen leven, maar hoe onvrij we ons conformistisch gedragen
en dan nog kan het zo wezen dat we niet vrij zijn wanneer we er een non-conformistische
pose op na houden. Maar de vrijheid alleen op het individu betrekken, maakt het
maatschappelijke en politiek begrip helemaal moeilijk te vatten, wat wel niet
kan betekenen dat het van zin verstoken zou zijn. Als alleen enkelen over vrijheid
beschikken, kan men uiteraard niet echt van vrijheid of een vrije samenleving
gewagen. Wie evenwel de vrijheid afdoet als bijkomstig, naast gelijkheid of
relatieve welvaart, loopt het risico dat men creativiteit en wendbaarheid de
winkel uit veegt.
Want
vrijheid heeft uiteindelijk maar betekenis als mensen dingen doen of laten,
niet als windvanen, maar op grond van hun overwegingen en met bepaalde
doelstellingen, die niet per se voorspelbaar zijn voor anderen. Wendbaarheid
van geest versus starheid op ingenomen posities, meestal gaan we dat laatste
waarderen, terwijl wendbaarheid op grond van nieuwe inzichten, best lovenswaardig
kan blijken. Wendbaarheid, verbeelding, iets zien wat nog niet is, ook daar
speelt vrijheid en angst voor vrijheid een betekenisvolle rol, net omdat het
enige onthechting vergt, wanneer men ongebaande paden kiest. Denken we nog eens
aan onze voorzaten, die in Les Eyzies-de-Tayac leefden, dertig, veertig jaar
voor wie de eerste levensjaren overleefde. Hoe leefde zo een groep, waar vonden
ze hun voedsel en hoe aten ze dat? Het vuur was al bekend, maar het is niet
duidelijk of ze al melk hadden, of ze al met bepaalde dieren een vorm van samenleven
hadden ontwikkeld.
De
vragen waar zij voor stonden, het maken van wapens en van ander tuig, het maken
van verf om op de wanden tekeningen en soms schilderijtjes te maken, het lijkt
weinig met vrijheid te maken te hebben. Bovendien, we weten nu dat wie een groep
verliet en de wijde wereld introk, niet kon overleven, tenzij die een andere
groep vond, die hem of haar accepteerde. Het moet natuurlijk voorgekomen zijn,
maar we hebben wel archeologische bronnen, sporen, maar verhalen zijn ons niet
bekend. Overigens is ook niet duidelijk of zij in een matriarchaat leefden, of
net onder leiding stonden van een mannelijk alfawezen. Hoe kon die dan de macht
verwerven over de anderen en wanneer werd dat in vraag gesteld en door wie? Het
is toch van belang te begrijpen dat er zowel stevig gehandhaafde normen geweest
moeten zijn maar ook de mogelijkheid om die te overtreden, bijvoorbeeld als de
leider foute keuzes maakte, als er niet voldoende voedsel gevonden werd. Maar
ook was er nog de vraag hoe ze de winterkoude zouden overwinnen, zeker in
periodes van extreme koude in de laatste fase van het glaciaal dat uitliep op
de ontwikkeling van de landbouwcultuur.
In
onze tijd krijgen we nieuwe vormen van vrijheid, want dat verlenen de sociale
media ook, al maakt menigeen er gebruik van om zich buiten te gaan, zegt men
dan, aan boertigheden, maar is dat werkelijk zo, dat er alleen vitriool gespuid
wordt? Of zal men dan ineens weer afschaffen wat men zelf eerst graag
hanteerde, toen het nog exquis leek? Het gaat niet enkel daarom, het gaat erom
dat men vrij is om de juiste opinie te verkondigen, maar als men iets anders zeggen
wil, dan gaat het niet om vrijheid, wel om moedwil. Vrijheid evenwel heeft het
nadeel dat het inderdaad fout kan uitpakken, als men er ongewenst gebruik van
maakt of zelfs misbruik van waagt te maken. Zij die het aandurven de communis
opinio te tarten en dat succesvol doen, namelijk omdat ze een gevolg van
getrouwen vinden, maken gebruik van hun vrijheid en zij die de communis opinio
tarten zonder succes, maar met grote stelligheid, vasthoudendheid, dreigen in
de geschiedenisverhaaltjes in het beste geval vergeten te raken, of anders
beklad en aangeklaagd wegens onnoemelijke misdaden. Zelfs succesvolle vorsten,
die naar best vermogen handelden, maar zogenaamd te veel verliezen leden,
kunnen besmeurd raken, later, door historici, of beter verhalenvertellers die
de publieke opinie willen belazeren.
Vrijheid
is iets persoonlijks, iets dat we zelf vorm geven, maar we doen dan nooit ab
ovo, gewoon omdat we die vrijheid moeten veroveren, op instituties en anderen,
die menen ons te mogen sturen. Ook zijn er culturele en andere beperkingen, die
we niet altijd zien of willen aanvaarden of zelfs niet kunnen afwijzen. Het
punt is dat vrijheid niet geisoleerd kan bekeken worden, maar dat we ons in een
context bewegen, waarin we al dan niet bewust beperkt zouden kunnen worden. Het
veroveren van de vrijheid behoort dan ook tot het jeugdige leven en
vergissingen zijn altijd mogelijk. Maar we leren ook samenleven en -werken en
leren om gezamenlijke projecten op te zetten. De beperking van de vrijheid valt
dan in het niet bij de voordelen van wat men kan realiseren. Toch betekent dat
niet we vrijheid als een illusie moeten zien, wel integendeel. Het is net
binnen die context van individueel handelen en oordelen in de context van een
cultuur, samenleving, groep, dat vrijheid aan de orde komt. Zeker als het nodig
blijkt dat we de orde der dingen in vraag stellen, omdat er sprake is van
machtsmisbruik, misleiding en onderdrukking, zal men de nodige moed moeten
vinden om ertegen in te gaan.
Wij
gaan er immers graag vanuit dat als eens de vrijheid is gevestigd, iedereen
vanzelf zal doen wat hij of zij graag wil, wat op het vlak van consumptie gemakkelijk
valt te begrijpen, maar als men zaken op het spel zet, omdat men zich vrijer wil
weten, kan het moeilijker blijken die vrijheid waar te maken. De moed om
waarheid te spreken, zoals Michel Foucault het noemde, ging niet alleen over “freedom
of speech” maar ook nog eens om de waarheid, ongezouten en wel uit te spreken.
Nu weten we wel dat het net omdat we ingekapseld leven in een cultuur, het niet
altijd mogelijk blijkt iets anders te bedenken dan wat we kennen als die
cultuur. Men kan tegen vorsten en wetten in opstand komen, desnoods tegen god
en zijn bedienaren, maar tegen de cultuur? In Europa lukte dat succesvol
tijdens de Verlichting en wat later kwam, maar soms bleek de werkelijkheid
hardnekkiger en weerbarstiger dan men had gedacht. In die zin is vrijheid
altijd een moeilijk te vatten begrip, waarbij men wel goed weet als die
vrijheid ontbreekt of ernstig gefnuikt wordt. Vrijheid als voorwaarde voor een
goed leven en goed samenleven, daarover valt dan ook nog heel wat te
overdenken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten