Rafelige lasnaden van Europa koesteren
Reflectie
Debat over Europa in Vlaanderen
Het begrip EU scherper gesteld
Donderdag
9 mei had in Vleva, ingericht door het Vlaams-Nederlands Huis deBuren een debat
plaats over Europa of over de Europese Verkiezingen, bekeken door Vlaamse
politici en ik moet toegeven, het was een merkwaardige deceptie, want over
Europees beleid ging nauwelijks, behalve in hoofde van Geert Bourgeois. Hoe kan
men met simpele stellingen een complexe Europese realiteit vatten en begrijpen
dat subsidiariteit geen loze kreet is, maar ook geen wondermiddel.
De
kwestie is dat Europese verkiezingen over Europese zaken horen te gaan en
derhalve de belangen die we met 480 miljoen anderen delen of die voor hen belangrijk
zijn en waar wij toe kunnen bijdragen. Europese verkiezingen gaan niet oever de
existentiële gronden van de Unie, want die is pas recent, tussen 1950 en nu tot
stand gekomen om steeds beter aan de nieuwe omstandigheden tegemoet te komen,
waar landen afzonderlijk niet adequaat op kunnen reageren. Is alles dan voor
het beste in de beste der werelden? Dat kan ook niet, want er is weinig in het
ondermaanse dat helemaal aan onze verwachtingen of inzichten tegemoet komt. Een
Europees debat zou door deelnemers uit de 28/27 landen gevoerd, kunnen worden,
maar dat is behoorlijk onwerkbaar. Daarom kan men verantwoorden slechts met de
kandidaten van afzonderlijke lidstaten – of in het geval van België,
kiesomschrijvingen – van gedachten te wisselen. Dan moet het wel ergens over
gaan, dunkt me en dat viel dus tegen tijdens het debat op donderdag 9 mei.
De
vraag of de EU afdoende democratisch is, kan legitiem lijken, de criteria en parameters
voor wat (afdoende) democratisch gehalte moet gehouden worden, hangt ook af van
de eigen politieke aannames. Bovendien kan men geen van de regeringsleiders die
vergaderingen in de Raad of de Europese volksvertegenwoordigers ondemocratisch of
beter, niet democratisch verkozen, noemen, maar dat de Commissie een ambtelijk
college vormt, hoeft nog geen afbreuk te doen aan het democratische gehalte van
de Unie. De vraag is of mensen als Margrethe
Vestager of Frans Timmermans dan wel
Marianne Thyssen, die in de nationale politiek van hun land hoge
verantwoordelijkheden hadden te dragen ook niet een democratische legitimiteit
mogen claimen. Bovendien schuilt in de klacht dat de EU niet democratisch zou
zijn een aanname dat er geen betrokkenheid zou zijn van burgers bij de EU. Wel
nu, als men voorbij de gewone opmerkingen komt en spreekt over het gevoerde
beleid, dan merkt men vaak dat die nauwelijks bekend zijn bij een breed
publiek, zoals men ook niet goed weet hoeveel middelen de EU inzet in de landen
die die sinds 2004 of later lid werden, om de staat mee op te bouwen. Het kan
dus geen kwaad met journalisten in gesprek te gaan over hun vrees de Europese
aangelegenheden aan de orde te stellen.
Andere
vragen over het klimaatbeleid, over de migratie zijn natuurlijk wel tekenend
voor de afgelopen legislatuur maar de aanpak van de problemen zorgde voor veel
gedoe, zonder dat er een oplossing kwam, zegt men, terwijl de migratiebeweging
van het Zuiden, van Afrika en het Midden-Oosten naar onze contreien zo niet is
stil gevallen, dan toch door noodgrepen aan te wenden. Men kan die
migratiestromen, slechts een fractie van de volksverhuizingen in Afrika
overigens, wel proberen in te dammen, men zal ook moeilijke gesprekken over het
functioneren van staten, economische perspectieven en geboorteregeling moeten aangaan,
wil men op termijn de nu al zo jonge bevolking kansen te geven. Het
functioneren van de staat, in de mate van het mogelijke vrij van corruptie en
met de hoogst mogelijke graad van rechtszekerheid en billijke rechtsbedeling,
ligt ook in handen van ambtenaren en burgers die niet aan verleidingen van snel
gewin of bescherming tegen vervolging willen genieten, waardoor ook anderen
zich niet meer gehinderd voelen, toch? Ook de administratie verdient uiteraard
alle aandacht, omdat een neutrale ambtenarij de beste garantie is dat burgers
billijk bejegend worden. China geeft nu al een paar decennia een stevige voet
aan de grond in Afrika, onder meer omdat er zogenaamd geen lastige vragen
gesteld worden over mensenrechten, maar wel voor China lucratieve contracten in
mijnen en anderen grondstoffen, waarbij er geen duidelijkheid is hoe landen die
mijn- en andere concessies administreren. Hoe ziet men het verschil tussen de
persoonlijke rekening en de bezittingen, geldstromen ten behoeve van de staat? Europa
moet niet afzien van de mensenrechten, wel efficiënter – ten behoeve van de
burgers van Afrikaanse landen – werken aan de opbouw van het staatsapparaat en
zorgen dat iedereen er beter van wordt, binnen het gegeven dat niet alles
altijd op dezelfde manier uitpakt voor iedereen en dat niet iedereen ook echt
mee kan gaan. Het gaat om de vraag hoeveel de samenleving er als geheel beter
op kan worden. Maar zullen die staatshoofden die de staat denken te incarneren,
bereid zijn af te zien van kwalijke gewoontes en hoe zal Europa hen op de
knieën dwingen, als er geen inspanningen geleverd worden? Via de UNO zal dat
wellicht niet zo eenvoudig zijn, Europese maatregelen kunnen wel iets
teweegbrengen, zoals inreisbeperkingen.
Ook
voor Europa zelf is de kwestie urgent, omdat mediamensen, ze noemen zichzelf
nog altijd journalisten, niet altijd begrijpen dat politiek bedrijven en besturen
hetzelfde is en dat beleid niet altijd individuen ten goede komt, maar wel de
samenleving en groepen. Het is wel zo dat het economische nonsens is de som van
het beleid en dus van onderscheiden beleidsdomeinen alleen deze of gene groep voordeel
zou brengen. De landbouwpolitiek van de EU sinds Sicco Mansholt kreeg terecht
kritiek, maar zowel voor de producenten als voor consumenten bood het beleid
wel degelijk een uitweg. Alleen, waren landbouwers tijdens het interbellum nog
aangewezen op de kracht van paarden, dan begon na WO II de mechanisatie van de
landbouw snel om zich heen te grijpen. Waren er nog landbouwbedrijven die rekenden
op de paarden, dan nam het aantal na 1960 snel af, tenzij voor paardensport en
het plezier van het verzorgen van paarden.
De nadelen voor ecosystemen waren er ook en de kostprijs van de landbouwsubsidies
steeg snel. Dus werd het beleid in de loop van decennia gewijzigd.
Spreekt
men over een sociaal Europa dan zal men toch wel inzien dat een land economisch
weinig vooruitgang kan boeken, inzake BBP, als de kostprijs van arbeid hoger
uitvalt dan de meerwaarde die ondernemers of investeerders kunnen realiseren.
Aan de andere kant, de toetreding van Polen in de EU heeft al heel wat bedrijven
verleid zich daar te vestigen – en sommige sluiten er ook weer. Maar daar ziet men,
terwijl Polen in Europa komen werken, Oekraïners emplooi vinden in Polen om
daar voor de Europese investeerders te gaan werken.
Een
van de cruciale vraagstukken dat Europa zal moeten oplossen bestaat erin te
begrijpen dat de EU nu wel degelijk een complex geheel vormt, van 28/27
lidstaten met een verschillende geschiedenis, al dan niet grote culturele varianten
– of toch als zodanig aangevoeld, al kan men er rationeel niet mee uit de
voeten -, maar toch wel relatief belangrijke economische en
politiek-institutionele verschillen. De Koude Oorlog en de Stalinstaat heeft
het democratisch gevoel niet bevorderd, maar dat impliceert niet dat burgers in
die landen er geen idee van zouden hebben hoe een behoorlijk bestuur er moet
uitzien. Daarmee hangt samen dat we in het Oude Westen
eindelijk geen interesse hebben voor het leven van mensen in de landen die er
in 2004 en later zijn bijgekomen, hoogstens gaan we ons politiek opwinden –
terecht, daar niet van – over de aantasting van de rechtsstaat. Het argument
van Kazcynski en Orban en anderen is nu net dat ze menen dat Brussel zou
besturen zoals Moskou ooit deed en dat gaat er zelfs in het Westen in als zoete
koek. Omdat het moeilijk is hier feiten te onderzoeken – over de houding van
Brussel – kan men op deze kritiek moeilijk weerwerk bieden, net omdat we ons laten
verleiden tot fact checking, terwijl dat toch een zwakke vorm van journalistiek
is, zowel voor de journalisten als de “nieuwsconsumenten”, omdat een feit
relevant kan zijn of belangrijk voor een deel van de bevolking of voor slechts
enkelen. Natuurlijk moeten politici integer wezen maar het valt niet altijd mee
iemand op een leugen te betrappen, al kan het soms al te gemakkelijk wanneer
men eenmaal weet hoe iemand de waarneembare werkelijkheid voorstelt. De
politiek van Orban en van Kazcinski en co hebben in eigen landen de afgelopen
jaren al voor straatgewoel gezorgd, zoals de “slavenwet” in Hongarije, maar in West-Europa
waren journalisten slechts matig geïnteresseerd, leek me, waarbij men pas als
de protesten aanhielden iets van belangstelling aan de dag gelegd werd.
Dat
men de EU vaak afschildert als een moloch, die alles zou bestieren, terwijl de
instituties een evenwichtsoefening tussen Commissie, Raad van Staatshoofden en
regeringsleiders en het Parlement vormt, waarbij de strijd om meer gewicht zelden
achterwege is, zorgt ervoor dat de inhoudelijke discussies achterwege blijven.
Dat de Commissie een ambtelijk college vormt, het weze herhaald tot in de
treure, belet niet dat de besluitvorming blind zou verlopen naar de grillen van
de voorzitter. Europa kent al langer een systeem van een bestuur op afstand, dat wil zeggen dat administraties autonoom
functioneren en de eigen werkzaamheden regelen, uiteraard binnen de grenzen van
de verdragen en de regels die met de Raad besloten en sinds de hervormingen met
het parlement. Het verwijt van wereldvreemdheid dat gauw op tafel komt, blijkt
vaak niet meer dan de vraag: wat brengt het op voor mij? Te vrezen valt dat de
regering(en) niet altijd dingen doen die u of mij aanbelangen, maar waar we wel
baat bij hebben, indirect of omdat er ons overlast bespaard worde. Maar de vele
taken die de overheid op zich nam en neemt van het lokale niveau tot de EU
hebben zo hun betekenis, waarbij de vraag kan gesteld wordt hoe men kan afmeten
of die wel zinvol zijn.
Er zijn
zogenaamde regale bevoegdheden, die te maken hebben met rechtsbedeling,
landsverdediging en het handhaven van de (binnenlandse) orde en veiligheid,
waar Europa onder meer nagaat of bepaalde maatregelen van bewaking niet
disproportioneel worden. Het gaat om vragen over de almacht van politie en
gerecht tegen burgers. Moet Europa zich daar dan mee moeien, als Bart Somers,
burgemeester van Mechelen, slimme camera’s wil plaatsen in Leest om er zeker
van te zijn dat ongewenste bezoekers niet heimelijk de stad insluipen? Wie zal
die lokale burgemeester tegenhouden? Hoe zal men zelf nog vrij en vrolijk
vrienden en familie bezoeken of een swingersparadijs?
Het
streven naar veiligheid mag dan wel voor iedereen welgekomen zijn, als het
wantrouwen ten aanzien van burgers ertoe leidt dat disproportionele maatregelen
worden genomen, kan dat de geloofwaardigheid van de ambtenaren en finaal de
politici euvel geduid worden. Veiligheid heeft te maken met gedrag van alle
burgers, in alle omstandigheden en dat kan men niet altijd verwachten. Het gaat
dus om terughoudendheid in verband met geweld. Dat is geen zaak van de overheid
alleen, maar van cultuur, beschaving, van gedeelde inzichten over wat juist is
of niet. Toch dienen we ons bewust te zijn van onze vrijheid en onze onvolkomenheid
want gaan al eens in de fout, onbewust, soms ook met opzet.
Het is
daarom van belang te begrijpen dat politiek ongemeen belangrijk is en toch weer
niet alles bepalend kan willen zijn. De macht is, ook op Europees niveau, versnipperd,
tot frustratie van bestuurders en vooral van alwetende goeroes, die menen te
weten hoe ze de samenleving door de woestijn kunnen leiden. Leven we dan in een
woestijn? Zeker wat West-Europa aangaat hebben we ook na de “Trente Glorieuses”
goede en betere jaren gekend, al sprak men, spreekt men met enige wellust over
crisissen die maar niet ophouden. Europa voert beleid, maar niet zonder de
lidstaten en al worden er fouten gemaakt, het hindert mensen vaak niet aan de slag
te gaan en een behoorlijk leven te leiden, met oplossingen te komen voor
problemen, waar de overheden en experten niet altijd toe komen.
De
afgelopen jaren heeft men in Vlaanderen de strijd aangebonden tegen armoede,
waarbij men voortdurend cijferdansen aan het publiek bracht, plus de neiging
niet kon onderdrukken dat armoede een infernaal iets zou zijn. Gedeeltelijk is
dat zo, maar de vele maatregelen op verschillende bestuursniveaus maken het ook
allemaal niet transparanter voor mensen in problemen. Bovendien maakt men de
middenklasse moedeloos en zelfs wars, want er lijkt geen einde te komen aan de
problemen. Bovendien kan men, zonder het probleem van mensen in armoede te
negeren, ook meer gaan nadenken over emancipatie wanneer mensen daartoe in
staat zijn, maar anderszins moet men toch om levenskwaliteit bezorgd blijven.
Het feit dat men voortdurend spreekt over Verlichtingswaarden belet niet dat
men precies inzichten over autonomie en emancipatie uit het oog verliest, net
omdat dit de beheersbaarheid van de dingen in het gedrang brengt.
Het is
precies de idee als zou Europa nog meer dan nationale staten gericht zijn op
het beheersen van de situatie en toch kan men op menig beleidsdomein
vaststellen dat Europa beleid voerden, waar de nationale overheden eerder
terughoudend optraden. De fouten zijn er ongetwijfeld geweest, maar als we even
terugkijken naar de late jaren 1960 en begin jaren zeventig, dan kon men zien
vervuild waterlopen en rivieren wel niet waren en daarbij waren bedrijven en de
landbouw duidelijk verantwoordelijk. Bedrijven werden gedwongen te renoveren en
de landbouw kreeg geleidelijk aan meer stringente regels over het afvoeren en
injecteren van mest. Had men deze regelgeving niet gehad, dan was de toestand
van vele (onbevaarbare) waterwegen er nog veel onaangenamer op geweest.
In lengte
van jaren heeft men vanuit Europa regelgeving uitgewerkt, maar die werden vaak
politiek vermunt. Het verdrag van Maastricht, dat zowel over de eenmaking van
Duitsland ging als over de instelling van een Europese munt – die al enige tijd
werd voorbereid, want zo was de Belgische Frank gekoppeld aan de D-mark en werd
de rente onder controle gehouden, net als de inflatie – riep in verschillende
landen zoals Frankrijk vanwege extreem rechts heel wat afwijzing op en in een
referendum werd het verdrag afgewezen, omdat men Mitterrand wilde desavoueren.
Natuurlijk kon men tegen de president gekant wezen, maar het proces dat
Maastricht heeft opgestart en dat leidde tot een muntunie, met tekortkomingen,
heeft mee welvaart gecreëerd, alleen kan men niet meer bedenken hoe het geweest
zou zijn, als Maastricht er niet gekomen was, noch de ECB, noch de Euro of het
rentebeleid. Hoe kan men dan de voordelen, baten van Maastricht afwijzen, als
men geen parameters heeft, tenzij de ervaring dat er Europa er sinds 1992 op
vooruit is gegaan, dat wil zeggen dat Europa als instelling voor ons weldadig
is geweest, niet zonder problemen en al evenmin zonder heftige discussies, bij
tijd en wijle.
Echter,
de blinde vlek in Europa, bij burgers, journalisten en politici in het oude
Westen, betreft nu juist de moeizame wijze waarop de las tussen Oost en West
gevormd is geworden. Een goede las wordt onzichtbaar, maar tot nu blijkt dat
aan de ene kant een onversneden zelfingenomenheid leeft en aan de andere kant
een gebrek aan politieke cultuur en onzekere uitkomsten van het beleid ervoor
zorgen dat de burgers in Polen of Hongarije zich miskend voelen, al dan niet
terecht. Had Leo Tindemans met zijn rapport over de staat van Europa meer dan
een punt dat het publiek niet mee was – wat niet helemaal klopte, getuigen daar
de Brugmankringen en acties van serviceclubs niet van? – dan moeten we wel
nadenken hoe Europa en het publiek, de burgers, zich opnieuw met elkaar verbonden
weten. Luuk van Middelaar schreef daar enkele interessante bladzijden over,
want men kan niet om die zorg heen. Wel is het moeilijk denkbaar dat iemand of
een groep mensen de las zou herstellen, zeker niet wanneer de
vertegenwoordigers van de EU, de instituties het niet op zich zouden nemen en
toch proberen ze dat, maar ze zoeken, vrees ik, niet het publiek op. Overigens,
wij zijn geen publiek dat alleen maar passief ondergaat, maar willen ook niet
dag na dag bezig zijn met het napluizen van de teksten van de Commissie, het
Parlement of de Raad. We hopen wel dat journalisten ons een betrouwbaar beeld
geven, zonder positie te kiezen in netelige kwesties, maar wel de pros en cons
aan de hand doen. Opiniemakers mogen via columns proberen ons te overtuigen van
hun gelijk, journalistiek moet vooral, met vallen en opstaan, de weg tonen die
de politieke verantwoordelijken willen gaan en de administraties handen en
voeten moeten geven. Goede definities van de kwesties en van de oogmerken
zouden dus ook niet mogen ontbreken. En ja, politici moeten af en toe de toehoorders
durven tegen te spreken, als ze menen dat de nood daartoe hoog is.
Europa
is meer dan alleen maar een (economische) club van landen, dat gaat op voor de
OESO, maar is door de verscheidenheid van landen, tradities en ervaringen een
heterogene club waar men gezamenlijk beleid voeren wil ten behoeve van de
burgers, ten behoeve van het geheel. Dat lukt aardig, op meerdere domeinen. Maar
men kan niet om de verscheidenheid heen noch kan men het streven naar politieke
eenheid ten opzichte van de naburige en andere blokken een futiliteit noemen, zelfs
geen aantasting van de nationale soevereiniteit, want de grootmachten zullen
zelfs niet om de mening van Londen vragen, eens men daar de controle teruggenomen
heeft.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten