Maria Stuart en de strijd om de Engelse troon
Recensie
Maria Stuart,
Koningin
en speelbal
Stefan Zweig. Maria Stuart. Vertaald door Kees Goossens. Uitgeverij IJzer 2020. 415 pp. € 29,50
Stefan Zweig was lange tijd een graag gelezen schrijver, maar na WO II bleek men er andere criteria op na houden en verdween de schrijver uit de belangstelling. De hernieuwde aandacht voor “Die Welt von Gestern” goed twintig jaar geleden – in Vlaanderen en Nederland dan toch – brachten ook zijn andere boeken opnieuw onder de aandacht. De roman “Ongeduld” kon me meevoeren naar dat vergeten en verdwenen Midden-Europa. Het leven van Maria Stuart vertellen, blijkt hem even goed af te gaan als zijn relaas van de lotgevallen van Marie-Antoinette. Wat is het dat zijn benadering zo laat (na-)zinderen?
Wie was die prinses, die huwde
met de Franse kroonprins, François II, die schielijk overleed, 16 jaar oud? De
koning dus stierf, Marie Stuart overleefde het en toen haar moeder, Marie de
Guise, kort daarop stierf, trok ze naar Schotland, vanuit het zonnige
Frankrijk, vanuit een beroemd hof, waar schoonheid en feest aan de orde van de
dag zijn. Het was geen plezierreis, zo zou men denken, want Elisabeth, haar
nicht was haar komst naar Schotland niet genegen en de lokale lords waren zeker
niet bereid zomaar een onbekende vorstin aan te nemen. Stefan Zweig schetst ons
een veelzijdig beeld van de samenleving waarin Maria Stuart had te figureren en
eventueel een rol op te nemen. De goed opgeleide en wel gevormde prinses,
koningin gezalfd sinds zes dagen na haar geboorte, terwijl het gezag wordt
uitgeoefend door haar stiefbroer, Jacobus Stuart, Earl of Moray, gecultiveerd
en levenslustig kwam in een omgeving terecht waar die kwaliteiten niet echt
gewaardeerd werden. Zij wordt nog omringd door wie haar nabij was aan het
Franse hof. Marie de Guise was een telg uit
een machtig geslacht dat probeerde de kroon te veroveren, die uiteindelijk naar
de Bourbons ging en in die familie bleef, dat belette nu net niet dat de
familie de Guise de aanstokers waren voor de Bartolomeusnacht in 1572, toen de
katholieke factie duizenden protestanten liet vermoorden. Dus de enkele moorden
in het verhaal van Marie Stuart waren eerder accidenten, zou men kunnen denken.
Stefan Zweig laat zien dat het allemaal nogal rommelig verliep. Maar list en
arglist was voor alle partijen noodzaak om domweg te overleven, wat ook blijkt
uit de karakterschetsen.
Kunnen we in dat verleden heden
van Maria Stuart binnen treden en deelgenoot worden aan wat haar te beurt viel,
aan glorie, aanzien, liefde, ook dat en uiteindelijk levensgeluk, dat haar niet
beschoren was. Moorden om haar rijk, dreiging en toch, er lopen dichters rond
aan haar hof, er wordt muziek gemaakt en intussen bekokstoven allerlei partijen
het nodige en onnodige onheil voor Schotland. Het treffendst schetst Zweig het
vrouwelijke bestaan van Stuart en haar rivale, Elisabeth. Zelf stamt zij af van
Hendrik VII, terwijl Elisabeth de bastaarddochter zou zijn van Hendrik VIII en
Anna Bolleyn, wat na de dood van die echtgenote meebracht dat Elisabeth haar
status verloor en pas na de dood van Maria I kon zij bij gebrek aan andere
erfgenamen koningin worden. Er was wel eerst nog Edward VI geweest, maar die
stierf ook al te vroeg. Het verhaal gaat over kronen en tronen, maar Stefan
Zweig weet ons in te leiden in de kamers en zalen waar de echte beslissingen
vallen, niet altijd goed overdacht, soms zeer arglistig. Het punt is dat de
strijd om een troon gevoerd, met alle middelen waarover men, de twee dames
beschikken. Stefan Zweig weet als geen ander hoe hij het beleven der dingen bij
die twee vrouwen kan onthullen, waarbij hun gelijkaardig vermogen tot intrige
en verleiding weet te evoceren, maar ook hoe Maria Stuart uiteindelijk niet op
kan tegen de listigheid en afwachtende houding van Elisabeth. Een belangrijker
verschil is nog dat Elisabeth een staatsapparaat ter harer beschikking heeft,
met een kanselier en alles, terwijl Maria Stuart in Schotland geconfronteerd
wordt met een anarchistische elite, die niemand macht gunt, ook de koningin
niet, al helemaal niet, want die is dan wel van Schotsen bloede, een Schotse is
ze door haar Franse opvoeding al helemaal niet. Zij was gehuwd geweest, laat
Zweig ons verstaan, maar zij was nog een meisje, los van de vraag of ze al dan
niet seksuele betrekkingen heeft gehad. Ze hield van haar Frans, zoals kinderen
kunnen houden van iemand. In Schotland leefde ze nog enige tijd onaangeroerd, krijgen
we te lezen, tot plots het diepe verlangen in haar wakker werd.
Beide vrouwen zijn gedurende hun
jeugd en jonge jaren speelbal van berekening van anderen, Elisabeth wordt
erkend en daarna ontkend, een bastaard, niet gerechtigd de troon te bestijgen,
maar zal nadat alle andere kandidaten het loodje hebben gelegd een lange
regeerperiode mogen beleven. Maria Stuart verliest zich plots, vrij laat,
gezien het normale procreatieve curriculum voor vrouwen in die tijd, in een
turbulent liefdesleven, waarbij machtsaanspraken telkens weer de zaak
compliceren. Nu ja, een dichter-troubadour is nog niet zo erg, een Italiaan
aangespoeld aan het hof kan haar beroeren, tot ergernis van de adel. Dan komt
een prins, min of meer aangestuurd door Elisabeth, zo lijkt het, die haar hart
veroverd, voor even toch. Hij sterft een wrede dood als medekoning van Schotland.
Altijd is er dan wel ergens Moray, met wie Maria zich denkt te kunnen verstaan,
hoewel hij, haar stiefbroer, toch uit is op macht voor zichzelf. Telkens er
iets gebeurt in Schotland binnen de kringen van lords en clans, verdwijnt hij
tijdig en zorgt hij ervoor niet verlinkt te geraken.
Wat doe je als koning, enfin, de
prins-consort die plots ook koning wordt en vervolgens blijkbaar uit de gratie
valt van de koningin, na een eerste verliefdheid. Of valt hij uit de gratie van
de rijksgroten en zijn er andere mogelijke pretendenten die aanspraak maken op
haar schoot. Er is Rizzio, die al haar secretaris is, maar nadat de
ontgoocheling over Harry Darnley haar uit het lood heeft geslagen wellicht
meer, wat de baronnen, Maitland en Moray, zeer zeker, ertoe brengt Rizzio uit
te schakelen, waarbij de jaloerse Darnley een hoofdrol speelt, wat hem
vervolgens weer zuur zal opbreken. Het blijft vreemd voor ons, in een
samenleving waar politici elkaar nog zelden ombrengen, te zien hoe gemakkelijk
al die hoofdrolspelers, van Elisabeth over Morray tot John Knox, de predikant
van de protestantse gemeente, waartoe ook baronnen behoren, de dood van een
tegenspeler als scenario accepteren, al weten ze niet of ze niet zelf ook hun
beurt zullen krijgen. F
Het probleem van de dames,
nazaten van Hendrik VII? Dat iedereen gelooft dat hun positie hen door God
gegeven was. De ene god was die van Luther of Calvijn, de andere was Katholiek,
maar de religie was een uitstekend argument voor wreedheid. Wat kan men Maria
Stuart nu wel verwijten? Dat ze de kroon over Schotland opeiste? Maar die was
haar gegeven toen ze een boreling was van nauwelijks 6 dagen. En al even jong
trouwde ze onder dwang met een zwakke Franse Prins, François II, die even
koning zou zijn, maar voortijdig zou sterven. Wat kan men Maria Stuart
verwijten? Dat ze de troon van Engeland opeiste? Dat was haar goed recht,
alleen kon ze het niet afdwingen en toen ging het fout, want ze werd de
speelbal van belangen, wel wetende dat Elisabeth als kind haar rechten verloren
had, wegens bastaard.
Stefan Zweig wijdt ons in,
blijkt wel, in een wereld waar het koninklijke gezag niet zomaar iets betekenen
kon: want het was het gezag van de persoon, minder van het ambt, de kroning en
zalving zelf, al dachten de toenmalige vorsten dat met genoegen en tot hun
welbehagen. Maria Stuart, ziet Stefan Zweig, was niet bij machte tijdig in te
zien dat ze wel de kroon droeg, dat Darnley genadiglijk medekoning werd, maar
dat men, om waarlijk koning te zijn, wel degelijk de rol had op te nemen, te
denken, vooruit te zien en de handelingen van derden in aanmerking te nemen. De
brieven van beide dames laten zien dat ze wel wisten wat de andere verhopen
zou, maar voor Elisabeth verstond de kunst van het sluwe verleiden en toch,
Stuart moest niet onderdoen, alleen kon die minder goed veinzen. Het is ook wat
om koningin te zijn en geen van beide had een echtgenoot, schrijft Zweig, die
haar, de koningin van nut kon zijn. Macht lag op straat, Elisabeth behield die,
Maria Stuart zag niet hoeveel er tussen haar vingers stroomde. De aristocratische
anarchie, zoals Wim Blockmans het beschrijft, bracht Stuart ertoe te geloven
dat ze hen wel klein zou krijgen, maar het waren de nobiljons die haar elke
hoop ontnamen.
Men mag aannemen dat de
hovelingen van Elisabeth wisten wie de baas was, voor de chefs in Schotland was
het altijd nog het proberen waard. Zweig laat zien hoe onvolkomen ons beeld is van
de hoofdpersonen, zoals Bothwell, de man die Stuart verleid tot een derde huwelijk. Het
beeld van de sabelsleper, de geweldenaar is ons vertrouwd, maar hoezeer hij zich
ook als macho laat kennen, ongeletterd is hij niet, zelfs met de cultuur van de
trouvères en troubadours is hij vertrouwd, alleen belet hem dat niet, denk ik met
de auteur, om te nemen wat hem – naar eigen inzicht – rechtens toekomt. Het relaas
van de ongelukken van Maria Stuart laat zien dat het niet voldoende is aan een
alom befaamd hof op te groeien, opdat men alle tandwielen van de macht zou
kennen. Wat haar vooral ontbreekt is een werkelijke hofhouding en steun van
betrouwbare personen, maar ook een ambtelijk kader, dat los van de vorstelijke
wil kan functioneren. In die zin kan Elisabeth rekenen op heren die weten waar
het om te doen is, wat Maria Schotland aangaat, Want kan men de Engelse
kanselier, Wiliam Cecil naast Mailand zetten? Trouw zijn ze beide, maar
Maitland vooral zijn koningin genegen, steekt bij het machtsspel bleek af tegen
de kanselier van Elisabeth. Cecil kan plannen, kaarten lezen en leggen en zijn
tegenstanders uitroken, zonder dat hij hoeft te vrezen voor het verlies van de
volksgunst, zelfs niet voor het feit dat Elisabeth zich van hem kan afkeren. De
macht ligt wel bij de koningin, maar Cecil kan handelen naar eigen goeddunken, in
functie van wat hij als het staatsbelang concipieert. Ook zijn ondergeschikten denken
mee in dat stramien en werken mee aan de plannen, waarvan ze niet altijd de
uitkomst bevroeden.
Wanneer Maria Stuart zich
overgeeft aan Elisabeth en in Engeland een veilig heenkomen zoekt nadat haar
lot voor de Schotse adel bezegeld lijkt, zal Cecil heel geduldig de lijnen
uitzetten die moeten leiden naar haar einde. Haar zoon, Jacobus VI in Schotland
vanaf 1585 en Jacobus 1 vanaf 1603 in Engeland als opvolger van Elisabeth
Regina, zal zich van haar lot en gevangenschap weinig aantrekken en haalt
tijdig zijn schaapjes op het droge door weinig weerwerk te bieden tegen
Elisabeth. Tja, de moordenares van je vader, hoeveel kan je die ten goede
rekenen?
Het relaas dat Stefan Zweig ons aanbiedt,
gaat over vorsten, hun adelskring en enkele kornuiten die het vuile werk
uitoefenen. De vrouwen van Hendrik VIII sterven, om allerlei redenen, maar
merkwaardig genoeg, denk ik, moet men vaststellen dat al die duistere zaken,
gelardeerd door beweegredenen als het veiligstellen van de dynastie via een
mannelijke troonopvolger en diens vervanger, beletten niet dat de regering van
het koninkrijk en de ambtelijke organisatie alleen maar verder uitbreiding
kennen en beter toegerust blijken voor de toenemende opdrachten. Zweig spreekt
er weinig over, omdat zijn focus gericht is op het tragische lot van de
koningin der Schotten. Of en hoe de Schotten daar nadeel van ondervinden,
blijkt niet uit de teksten, omdat het grotere probleem zo uit de feiten
spreekt: de adel kan zichzelf niet intomen en voortdurend staat men elkaar naar
het leven. Toch zal goed 100 jaar na de dood van Elisabeth in Schotland de
Verlichting wortel schieten, met figuren als David Hume, Alexander Cambell en
uiteraard, iets later, Adam Smith. Toegevoegd kan worden dat in die periode
Schotten als artsen, ingenieurs en handige harry’s in het Engelse leger een
grote rol gingen spelen, zeker ook tijdens de negentiende eeuw. Dat kwam niet
uit de lucht vallen, al was de situatie ten tijde van Maria Stuart nog erg
pover, wat intellectuele kennis betrof, al kan men niet beweren dat al die hoge
heren in Schotland zonder meer beotiërs zouden geweest zijn. Ook kan men hier bij
opmerken dat net figuren als John Knox en de andere leiders van het
protestantisme de alfabetisering van Schotland zeer vooruit helpen.
De rol van de kerk, de “Kirk”
van John Knox, Calvinist of anderszins voor het nieuwe geloof gewonnen, mag
niet onderschat worden, aangezien Knox de koningin hard op de huid zat, met
zijn verwijten over onoprechtheid en wuft gedrag. Het verhaal de
godsdiensttwisten in Europa, met oorlogen en tweedracht in de samenleving kon
dus leiden tot massale moordpartijen, zoals de Bartolomeusnacht (1572) of de
moord op Willem I (1584), het blijft ons verbazen, maar ook voor Maria Stuart
gold dat de religie haar lot bepaalde en haar dood met zich bracht. Maar dat was na de passage van Maria Stuart en
tijdens haar gevangenschap in Engeland. Maar hij, Knox, was dus een
vertegenwoordiger van het protestantisme en spaarde in zijn preken de
katholieken niet, dus ook niet Maria Stuart. Van tolerantie was er geen sprake
in hoofde van Knox en dat valt best moeilijk te verklaren. Er waren al enkele
protestantse groepen, maar het was met Knox dat de verspreiding onder de ogen
van de vorst en de koningin gewoon verder ging. Een deel van de adel gedoogde
de protestantse scherpslijper, een ander deel ging er zelfs in mee. Zelfs earl
Moray zou wel eens gaan luisteren zijn naar zijn preken gaan luisteren, al is
de man notoir op zijn goede en zeker als het erom gaat zich tot deze of gene
cub te bekennen. Vergeten we niet dat ook Cecil, de kanselier van Elisabeth de
nieuwe religie genegen was.
Stierven er doordoen van Hendrik
VIII vrouwen, dan vallen op het altaar van Maria Stuart minstens vier, met als eerste ¨Pierre de Chastelard”, dichter
en verbonden aan het hof van Maria Stuart. Hij zou een ongezonde passie voor
haar opgevat hebben, maar toch blijft het standsbesef en de verwachting nog een
grote partij te kunnen vinden, maken het voor Maria Stuart echt onmogelijk zich
met hem te verbinden, omdat, mocht men dat aan de weet komen, de andere hoven
in Europa haar van hun lijstje zouden schrappen, al was ze dan nog zo mooi en
aantrekkelijk. Wie haar hand krijgt, krijgt uiteraard ook Schotland, maar u
vraagt zich wellicht ook af hoe men voor Schotland interesse kan hebben, zoals
voor de Nederlanden. Het blijft een merkwaardige vaststelling, dat de vrouw die
geacht werd kuis te zijn, toch bereid bleek, ondanks de risico’s, de man te
ontvangen op haar kamers, waar hij binnen was geslopen. Maar Moray, de regent
vatte hem bij de kraag en na een rechtszaak werd hij veroordeeld tot de dood
met de bijl. Men moet dus wel onderkennen, denk ik, dat zo een leven, waar men
zelf weinig over te zeggen heeft, aan waardigheid veel ontbeert. Dat ze op zeker
ogenblik een Italiaanse secretaris aanstelt die na haar huwelijk meer over haar
weet dan haar echtgenoot, Darnley nu wordt vernederd, al speelt ’s mans arrogantie
ook een aardig deuntje mee, omdat deze prins geen maat weet te houden en de
koningin echt terzijde schuift, wat de Italiaanse Rizzio, een muzikant die
droomt van het koninklijke ledikant. Intussen
ontmoet Maria Stuart Darnley en ondanks alle openlijke en minder duidelijke
blijken van het feit dat het huwelijk een diplomatiek nut heeft, wordt Stuart
toch wel verliefd op de nieuwe koning en haar meester. Het loopt niet goed af
en ook Darnley sterft, maar men kan moeilijk verbergen dat de koningin in de
buurt was geweest doen de koning in naam stierf in een bomaanslag. Ook Bothwell
moet het ontgelden en dus kan men zich afvragen hoe dat koninkrijk bestuurd kon
worden, tot enige tevredenheid, maar daar blijkt niets van. Darnley sterft in
een aanslag, kort nadat Maria Stuart hem nog bezocht heeft, zodat we met Zweig tot
de vaststelling moeten komen dat de koningin er weet van heeft. Was Darnley nog
overduidelijk van hoge adel, dan is daarmee weinig gezegd over zijn
capaciteiten als bestuurder, zoals ook Zweig ons meedeelt.
In meerdere opzichten geeft Stefan
Zweig ons een lectuur van een machtsstrijd zoals Niccolo Machiavelli die
beschreef en waarbij macht een speeltje is voor machtige heren, terwijl het
volk achter blijft zonder de zekerheid dat men rekening zal houden met de
belastingbetaler. Er zijn natuurlijk remmen en filters, die het heffen van
nieuwe belastingen niet zo vanzelfsprekend maken, want dat kan opstand
veroorzaken en diepe onvrede omdat de verkeerde doelen worden nagejaagd, want
zelfs als men de loutere logica van de macht, de machtsverwering en het
machtsbehoud in rekening zou brengen, dan nog moet men vaststellen dat het die
logica van eten of men wordt zelf gegeten is die de hoofdrolspelers zoals Elisabeth
en zeker ook Moray en Cecil beweegt; dus blijkt de noodzaak de tegenstanders
helemaal uit te schakelen de voorwaarde te zijn om zelf zorgeloos de macht te
kunnen hanteren, waarbij eenieder zich wel afvragen moet, wie van al dat bloed
zal profiteren. In feite blijkt vooral dat Maria Stuart net op dat vlak het
minst is toegerust, al zal ze weigeren haar recht op de Engelse troon op te geven
– het moet herhaald, want dat is nu eenmaal de kern van het conflict tussen de
twee vrouwen.
Het zijn de nobele heerschappen
die elkaar uit proberen te schakelen die ook de koningin Maria Stuart even een
kans geven, zo lang ze zich ver houdt van de troont, alleen maar representeert,
terwijl Moray en Maitland de macht uitoefenen, wat niet iedereen aanstaat, maar
gezien de voorgewende legitimiteit, ziet men geen mogelijkheid om hem terzijde
te schuiven. Te meer omdat hij, Moray, de kunst verstaat om te verdwijnen als
het gevaar dreigt mee te worden gesleurd in ongepaste acties, zoals toen
Darnley vermoord werd en vervolgens Bothwell. Men kan nu wel zeggen dat het
spel om de troon met grote toewijding gespeeld wordt, in bijna al de landen
waar de macht van de vorst gecontesteerd werd, niet zelden op grond van
religieuze gezindte, verloor het land, de bevolking geleidelijk aan invloed op
het bestuur en werd het hoogstens ingezet door de partij die dacht het gepeupel
in de hand te hebben. In het Schotse conflict, zo toont Stefan Zweig komt het
volk niet of nauwelijks aan bod. Hun lot ligt in handen van een groep lieden
die menen aanspraak te mogen maken op de macht, maar elkaar niet kunnen
verdrijven. In Engeland, ten tijde van Elisabeth lijkt alles peis en vree, maar
na 1603 blijkt dat legitimiteit ook daar ook aan de orde kon komen. Maar het
was vooral Karel I die in een streven naar volledige controle en het
vorstelijke absolutisme ten top wilde voeren, waar zijn voorgangers al doende
mee waren geweest, wat hem ook de kop zou kosten. Toch kende Engeland en – door
toedoen van Jacobus – de versterkte unie met Wales, Schotland en Ierland al een
stevige traditie vanwege het parlement, waarbij onder meer de Magna Carta (1215)
voor een beperking van de vorstelijke almacht hadden gezorgd. Zien we dat Elisabeth
kan werken met bekwame ministers en ambtenaren, ook om haar nicht uit te schakelen,
maar vooral om het land te besturen.
In die zin kan men de aanpak van
Stefan Zweig betreuren, dat hij zoveel aandacht besteedt aan de tribulaties
rond de Queen of Scots, maar zijn kijk op de figuur reveleert dan wel weer hoe
mensen door het lot gestuurd worden, c.q. hun geboorterecht. Zweig neemt ook de
ruimte om te laten zien aan de hand van briefwisseling hoe Elisabeth en Maria
Stuart zich tot elkaar verhouden en dat ze voor elkaar niet hoeven onder te
doen, in koppigheid, veinzerij en wellevendheid. Het gaat erom dat beide
vrouwen in een dynastiek drama hun plaats zochten te vinden en Elisabeth
slaagde er het beste in. De gedachte dat Maria Stuart meer recht had op de troon
van Engeland dan Elisabeth, die immers tot bastaard verklaard was geworden,
maakt het haar, Stuart, moeilijk om strategisch Elisabeth uit te rangeren, want
ze kan hooguit rechten claimen.
Moet men dit boek nog lezen?
Moeten niet, toch kan het boeien, het verhaal, de karakterschetsen en wat al
niet meer. Was Zweig onwetend van de “zaak der vrouwen”, de emancipatiestrijd?
Het zou verbazen, maar het was nog niet onkies om het vrouwelijke in de
handelingen van Elisabeth en Maria Stuart aan te stippen, soms grondiger te
onderzoeken. De vraag is of we ons het statuut van deze twee koninginnen kunnen
inbeelden? Rowan Atkinson schetst in “Black Adder” een sardonisch beeld van
Elisabeth, terwijl ze toch verschillende malen gewelddadig weerstand heeft
ondervonden. De vraag die ten tijde van Elisabeth, Filips II en andere vorsten
hoog op de agenda stond was precies hoe zij hun macht konden consolideren en
wat hun opdracht dan wel was: oorlog voeren? De welstand in het land verhogen
om de belastingopbrengst te optimaliseren of om net de welstand zelf te
bevorderen voor de burgers? De ambitie van een vorst was nog steeds die van een
bezitter die de boel aan de praat moest houden tot meerdere eer en glorie van
de eigen persoon. Het komt mij voor dat Zweig net dat ook onder onze aandacht
wil brengen. Tenslotte wist de auteur ook dat de donkerste uren van Europa nog
niet gekomen waren, want die kwamen met de virulente oorlogen, waarbij
religieuze strijdpunten handig uitgespeeld konden worden. John Knox was niet de
eerste hervormer, die zich met de staat inliet, in de Nederlanden zou dat voor
nog meer bemoeienis zorgen, in Bohemen voor een regelrechte oorlog, de
Dertigjarige oorlog. Zoals Stefan Zweig het verhaal vertelt, zien we twee
mensen optreden, weliswaar voorzien van blauw bloed, maar precies de aandacht
voor hun diepmenselijke beleving, gekoppeld aan de politieke opdracht die ze
voor zichzelf hebben gesteld, maakt dat we met een boeiende puzzel te maken
krijgen.
Men kan Stefan Zweig zijn plaats
in het literaire pantheon niet ontzeggen, wat niet hoeft in te houden dat men
hem op een piëdestal zet, wel blijft zijn werk verbazen, zeker in dit dubbelportret
van twee vorstinnen. Dat een vrouw als vrouw en als machthebber niet altijd in
een gedaante optreedt, zoals de auteur het zelf expliciet stelt, kan misogyn
lijken, antifeministisch, hij laat ook zien dat vrouwen hun rol kunnen opnemen.
Alleen, als puntje bij paaltje komt, zien we dat het leven haar rechten opeist.
Overigens weegt bij Zweig de gedachte door dat zij een eigen, persoonlijk leven
hebben, waar derden niet mee sollen en dat is dan wellicht wel feministisch, in
tijden dat de vrouwen hoogstens goed zullen blijken om de fabrieken de rol van
hun naar het front gestuurde mannen in te nemen. Het komt mij voor dat vandaag
teksten lezen uit een andere era geen spek is voor veler bek, want we blijken
niet meer in staat te zijn levenshoudingen in andere tijden onder ogen te zien.
Wat is er “woke” aan blindheid voor de werkelijkheid waarmee Maria Stuart
geconfronteerd werd? Zweig was zich zeer bewust van de gevaren voor de cultuur
en het humanisme in het oude Europa, toen hij in Brazilië tot de conclusie
kwam, anno Domini 1942 zelfmoord pleegde. In “Die Welt von gestern”, bleek hij
goed te weten wat er verloren zou gaan. Hij dacht dat Hitler winnen zou, maar
dat noodlot hebben anderen voor ons afgewend, met krijgskunde en vernuft.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten