Waar is het humanisme gebleven?

 



Dezer Dagen

 

 


Heeft humanisme toekomst?

 

 


Peter SLoterdijk werd bekend met enkele opvallende
aanvallen op het werk van de Frankfurter Schule, bij nader 
inzicht reikte hij een gereedschapskist aan, waarmee 
we de nieuwe tijd kunnen analyseren zonder eerst
te moeten nadenken over wat het zou moeten zijn. 
Net als Arendt dacht hij ook na over geboorlijkheid. 

Stellen we vast dat humanisme nogal eens een containerbegrip blijkt, zeker als politici het aanwenden om hun onmacht te verdoezelen, dan blijkt ook dat het humanisme zelf wel inhoudelijk niet altijd te omschrijven valt, omdat we nu eenmaal weten dat mensen niet vanzelfsprekend kunnen aangeven wat de waarden zijn die voor hen uitdrukken wat humanisme kan zijn. Toch laat de onderwijsdiscussie zien dat we wel ver van het paadje zijn afgedwaald. Heeft humanisme een toekomst? Hoe kunnen we dat inzetten als het over het organiseren van onze samenleving gaat, dus ook als het over zelfontplooiing gaat en emancipatie, woorden en waarden die aan belang hebben ingeboet zonder dat duidelijk werd waarom?

 

De Bildungsroman, om maar iets te zeggen, verloor inderdaad enige gelding, omdat het (Duitse) burgerdom de Nazi’s niet heeft tegengehouden, maar ook de Bourgeoisie verloor aan gewicht, met de emancipatie van den arbeider. De bourgeoiskritiek, zoals in romans en films aangedragen had natuurlijk wel gronden, maar tegelijk verdween daarmee merkwaardig genoeg de reden om jongeren, kinderen van de migratie te emanciperen. Die waarden wel gedragen door de (kleine) burgerij, die hogerop wilde en de kinderen per se naar een goede school wilde sturen. De vrijheid van Onderwijs maakte deel uit van de leefwereld van de ouders, maar de laatste decennia hebben onderwijssociologen en andere experten dat ideaal over de kling geholpen.

 

Humanisme, al dan niet vrijzinnig gaat ervan uit de samenleving georganiseerd moet worden met de mens als maat voor alle dingen. Daar kan men dan ook op afdingen, want de natuur, de biosfeer overstijgt de menselijke maat en kan die ook helemaal tenietdoen, door menselijk ingrijpen overigens. Het vooruitgangsoptimisme van de late negentiende eeuw kreeg een nieuwe kans na WO II met andere parameters, maar het ging er niet minder om dat we als mensheid – in het Westen – erop vooruit zouden gaan en de oude ziekten, dat hongersnoden en zelfs oorlog niet meer van deze tijd zou zijn. Ook zouden we onnodig lijden uit de wereld helpen. De laatste opstoot van vooruitgangsoptimisme kregen we met de Globalisering op economisch vlak en de digitalisering van onze activiteiten, tot en met seks toe, hoor ik hier en daar een lezer denken.

 

In dat vooruitgangsoptimisme hanteerde men vooral kwantificeerbare parameters, zoals het oplopen van de levensverwachting, het dalen van het aantal beroepsziekten en de evolutie van de mediane inkomsten voor burgers en dat gaf inderdaad een nuttige indicatie van hoe het leven loopt voor velen, de afgelopen 77 jaar, een mensenleven dus. Gedurende decennia streed men om de ziel van het kind vanwege christenen en vrijzinnigen, streed men voor de pluralistische samenleving en voor tolerantie tussen de gezindten. De ethische regelgeving rond abortus, euthanasie en geaardheid, het homohuwelijk, was een hele stap voorwaarts voor de samenleving en voor individuen, maar plots ging het niet meer om wat deze emancipatorische wetgeving betekenen kan voor individuen, want die is uiteraard bevrijd van ketenen in staat zich persoonlijk  een oordeel te vormen over wat een goed  leven is. Dat is een vooruitgang, zoals het een pro zou kunnen zijn dat we ons de les niet meer laten spellen door priesters of dominees, maar we luisteren dan in groten getale naar profeten in een gouden toren of andere Orbans. Enfin, gelukkig niet iedereen heft het eigen beoordelingsvermogen op en luistert dus niet goeroes van welke kunne of geloofsrichting dan ook.

 

Er wordt in het drukke medialeven niet zo vaak geluisterd naar argumenten, heet het, maar soms blijken die zo kaduuk dat men er niets mee kan aanvangen. Stellen dat het recht op abortus – volgens de rechters van de Supreme Court – niet tot de traditionele rechten behoort die al dan niet expliciet in de Constitution en de Bill of Rights vernoemd staan, lijkt juridisch wel afdoende, maar de heren die deze teksten produceerden wisten uiteraard wel dat er engeltjesmaakster waren in Boston of Philadelphia, maar vonden het  niet nodig zich daarover te beraden. Abortus gebeurde in de illegaliteit en als er geen abortus kwam, het kind een bastaard bleek, buiten het huwelijk verwekt, tja, dan was de moeder een gevallen vrouw, zoals dat heette en kon zij alleen al daarom op alle misprijzen rekenen die mensen, vrouwen en mannen voor zo een onvoorzichtig wicht over konden hebben. Ik heb me vaak afgevraagd hoe Bijbelvaste mensen dan met de figuur van Maria Magdalena omgingen, want zij had toch de zegen gekregen van Jezus? En die andere vrouw, die gestenigd zou worden, werd weggezonden met de raad niet meer te zondigen. Maar de schriftgeleerden waren wel de risee want zij konden niet zonder fatsoen beweren zonder zonde te zijn. Maar humanisme is strijdig met geloofswaarheden, zegt men dan. Maar de lectuur van de Bijbel en de interpretatie van teksten hebben wel bijgedragen aan de ontvoogding van de kerkleiders en van (lokale) bestuurders, die het geloof instrumentaliseerden. Het gaat om vormen van begrijpend lezen, waarbij inconsistenties aan het licht komen en waarbij de interpretatie door toedoen van figuren als Erasmus – die ook de teksten uitzuiverde van fouten die  kopiisten hadden laten insluipen, door goede en andere intenties – waardoor het begrip van het Oude en Nieuwe Testament verschoven, menselijker werd. Zoals we weten hebben de Paus(en) en Luther zijn bemoeienissen maar matig gewaardeerd, hoewel Luther nu net op het zelf lezen van de bijbel de nadruk legde, maar zijn mensbeeld stond ver af van wat Erasmus voor ogen had staan. En de Contrareformatie zou ertoe leiden dat de positie van de priester als leraar en voorlezer nog werd versterkt, ook al omdat die priesters beter gevormd zouden worden in het seminarie.

 

Toch kunnen we er niet omheen dat de Contraformatie er ook toe leidde dat men al die heiligenlevens opnieuw ging bekijken en gewapend met een tekstkritisch apparaat ging zuiveren van al te vrome praatjes, wat ook niet helemaal lukte, omdat heiligenlevens vaak geschreven werden volgens geijkte patronen, formats, die het verhaal vanzelf zouden heiligen. Het werk van de Bollandisten zorgde ervoor dat een grootschalig kritisch apparaat ontstond dat ook op de algemene geschiedschrijving een onmiskenbare invloed zou uitoefenen. Tijdens de achttiende eeuw zou de kritiek op de almacht  van de kerk door auteurs als Voltaire aangevochten worden, maar toch was de nagel aan de doodskist van Louis XV en Louis XVI de oppositie vanwege de adel op het absolutisme – dat hun rol reduceerde tot potverteerders – en van onder meer Jansenisten op de al te milde houding van de kerk ten opzichte van de vorstelijke aberraties, zoals de officiële bijzitten en andere activiteiten. Ten gronde ging het de (hoge) adel, de Parlementen en de Jansenisten om de idee dat de koning macht usurpeerde en de adel buitensloot. In die context spelen de Philosophes, de Verlichtingsbeweging die nieuw licht wierpen op de werking van de staat en de onvoorstelbare achterstelling van burgers, die toch grote verdienste hadden aan de welvaart van het land een belangrijke rol, maar stonden ze niet altijd op de voorgrond. De adel zou hier niet van lusten, maar toch waren er figuren die deze gedachten net wel onderschreven en de machtsstrijd tussen Adel en Koning afwezen als lood om oud ijzer, waarbij zelfs de adel geen voordeel zou doen.

 

Het humanisme dat we kenden na WO II – de interval krijgt nog aandacht – heette strijdend te zijn tegen de almacht van de kerk, de christelijke of katholieke instanties en zeker ook het onderwijs, maar het gemeenschapsonderwijs, erfgenaam van het “Staatsonderwijs” heeft nooit de marktmacht van het katholiek onderwijs kunnen bedrijven, net omdat dit onderwijs de rebelse geesten heeft voortgebracht die het vrijzinnig humanisme hebben versterkt en van argumenten hebben voorzien. Ludo Abicht, Etienne Vermeersch en anderen hebben met mensen als Aloïs Gerlo zaden gepland voor een nieuw humanisme, maar in de loop van de afgelopen veertig jaar nam een levensbeschouwelijke onverschilligheid het over en legde de kritische zin het af tegen bereidheid theorieën voor elkaar in te ruilen. Zelf heb ik met aandacht discussies gevolgd rond het werk van Leo Apostel, maar net hij kreeg het zwaar te verduren toen hij zijn kritiek niet spaarde. Maar voor Apostel en ongetwijfeld ook voor Abicht en wellicht ook voor Vermeersch stond humanisme nog altijd onder het devies van Immanuel Kant: “Aude Sapere”, durf te beproeven, durf te denken. In het discours van de vrijzinnige verenigingen is dat geleidelijk weggedeemsterd, heb ik sterk de indruk, omdat men zich geleidelijk toewendde naar nieuwe inzichten, zoals de “Theory of Justice” van John Rawls en de Kritische Theorie van Theodore Adorno zinderde ook nog na. Die theorie claimde dat de cultuur veel bepalend zou zijn en in de kapitalistische samenleving de massacultuur een soort drug zou zijn, opium voor het volk. Dat de cultuur niet meer in de bovenbouw zit, zoals bij Hegel en Marx, stoort niet zozeer als wel de idee dat de kapitalistische (democratische) samenleving repressieve tolerantie alle protest zou smoren, want hoewel men kan opmerken dat de contestatie van de jaren ’60, de cultuuruitingen ervan algauw vrij algemeen verspreiding kenden met enige repressieve tolerantie vanwege de elites, belangrijker vormen van kritiek en protest kon men niet zomaar incorporeren, zoals de antinucleaire beweging, de vrouwenemancipatie en in het spoor van “Grenzen aan de Groei”, het Rapport van Rome de ontluikende milieubewegingen. De kritiek op de Kritische Theorie die Peter Sloterdijk uitbracht met zijn “Kritiek van de cynische rede”, betrof net de vaststelling dat men maar moeilijk kan verantwoorden filosofische inzichten te poneren die niet aansluiten bij het eigen bestaan, dat wil zeggen dat men anderen geen eisen kan opleggen die men zelf niet invullen kan of wil; aan het einde van de rit, kan men geen kritiek meer formuleren tegen de machtigen, omdat men er de middelen meer toe heeft, tenzij geweld.

 

Mijn denken over het humanisme en kritiek op een aantal uitingen ervan, begon met het lezen van Sloterdijk en Foucault, maar het zou een andere vorm aannemen door de kennismaking met Hannah Arendt. Deze filosofen hebben de neiging om zich niet zonder meer in de academische toga te verhullen om daarmee hun discours de zegen van sacrosancte onbetwistbaarheid te geven, terwijl net deze filosofen niet enkel kritiek leveren op wat voor gevalideerde inzichten door moet gaan, maar vanzelfsprekend gaat het ook om een onderzoek naar de betekenis van veranderingen in samenleving en cultuur die ons nu treffen. De discussie over de Kritische Theorie die Sloterdijk entameerde valt vanzelfsprekend niet in een zin samen te vatten, maar voor de discussie over wat humanisme vandaag kan betekenen, is het wel zo nuttig na te gaan waarom men Sloterdijk een fascist ging noemen. Zijn kritiek aan het adres van de Frankfurter Schule was niet mals en zeker beargumenteerd, alleen kon men de inzichten van Adorno en co niet zomaar kritisch bejegenen, zonder het gehele bouwwerk af te breken. Het probleem van de Kritische Theorie bestond er volgens Sloterdijk in dat de theorie niet kritisch kon zijn, omdat de aannames over het belang van cultuur niet onderzocht werden. In “Regels voor het mensenpark” vernemen we – niet geheel verbazingwekkend – dat mensen geteeld moeten worden en geleid door een wijzere filosoof-koning, waarbij de idee op tafel gelegd worden dat mensen niet in staat zouden zijn zelf te bepalen wat goed is. Bij lectuur van de rede, want zo was ze opgezet, kon ik, met in het achterhoofd “Kritiek van de Cynische Rede” kon ik me niet van de indruk ontdoen dat Peter Sloterdijk hier als agent-provocateur optrad en ook in later werk, zoals het Lessing-project of de “Verschrikkelijke kinderen van de Verlichting” nam hij de lezer mee op een pad waar die niet goedschiks wilde komen, maar achteraf wel begreep dat onze aannames over technologie en nieuwe middelen die ons ter beschikking staan niet toelaten dat we zomaar meelopen met wat er in de aanbieding is, omdat we niet (voldoende) ontvoogd zijn en ons humanisme misschien wel kortzichtig moet heten.

 

Taalgebruik is van groot belang in het verkennen van de realiteit en de waardering ervan, maar door ons murw te slaan met gedachten over het telen van mensen – in een tijd van CRISPR en biotechnologie toch iets minder dystopisch als men zou denken, verplicht hij zijn publiek na te denken over hoe we die technieken aanwenden. Antropotechnieken? Dat woord komt vaak voor bij Sloterdijk en het werd hem zwaar aangerekend omdat hij in wezen de grondslagen van het humanisme had weggeslagen, klonk het. Maar misschien moet men met Sloterdijk ook erkennen dat het humanisme in de versie van de Kritische Theorie zichzelf ook onmogelijk had gemaakt en vooral publiek had verloren. Volg ik de oude discussie opnieuw, wetende ook dat Sloterdijk niet meer zo hoog oploopt met “Kritiek van de Cynische Rede”, dan denk ik zijn refereren aan en citeren van Nietzsche en Heidegger voortkomen uit het gegeven dat andere filosofische denksporen nu net de geweldtheorie die ook bij Habermas aanwezig is en latent refereert aan Robespierre, niet onderkennen, terwijl Foucault en uiteraard Nietzsche en Heidegger net zouden zijn bezweken voor de verleiding van het geweldpotentieel dat in samenlevingen aanwezig is. Cruciaal blijkt ook de vaststelling dat Adorno na WO II stelde dat de holocaust voortgekomen zou zijn uit de Verlichting, waarna politici hier te lande net gingen beweren dat de holocaust voort zou komen uit nationalisme. Beide stellingen zijn moeilijk hard te maken, maar Adorno had wel gelijk vast te stellen dat het avontuur van de moderniteit wel moest leiden naar vormen van exclusie en geweld, wanneer de ratio niet getemperd wordt door andere overwegingen.

 

Maar of Sloterdijk volkomen en met het volle verstand het Heideggeriaanse paradigma nog adequaat kon vinden om de vragen van de tijd te beantwoorden, ligt niet voor de hand. Toch zijn de referenties geen opportuniteitsargumenten, maar het komt mij voor dat er weinig andere toegangen waren om een fundamentele kritiek op de gehanteerde antropotechnieken te formuleren. Men wijst medische  toepassingen af van nieuwe medische inzichten, maar in klinieken gaat men verder dan wat het “Lebensborn-programma” al had aangedurfd, al hoeft dat niet altijd negatief uit te pakken. De nieuwe antropotechnische mogelijkheden laten immers toe tijdig foetussen en embryo’s te detecteren die door een aangeboren of erfelijke belasting niet echt levensvatbaar zouden zijn tenzij met veel zorgen en dus tegen een hoge prijs, al willen ouders dat nog wel opbrengen, ook de financiële belasting.

 

Het humanisme dat ons werd geadstrueerd tijdens onze schooltijd, want zelfs op katholieke basisscholen en colleges lag de nadruk op humanistische inzichten, waarbij Bijbel en kerkelijke dogmatiek steeds minder vaak werd aangereikt. De ideeën waarop het humanisme berust, vergen een uitgebouwde intellectuele vorming, maar onder druk van onderwijshervormingen werd die training afgebroken, terwijl men jongeren wel de nodige kennis en denkmethodes moet bijbrengen, opdat ze zelf tot eigen denken zouden komen. Het gaat dan niet enkel om reageren op gebeurtenissen of het beoefenen van enige blinde kopieerlust, angstig voor eenzaamheid en bang onbeproefde paden op te gaan. Studie werd de afgelopen decennia afgedaan als ijdel tijdverdrijf, maar het alternatief, televisiekijken, brengt weinig meer dan formats, die ons zachtjes in slaap kunnen wiegen.

 

Denken leert men al doende, schreef een leraar ooit bij een verhandeling die ik had geschreven, maar de opmerking, zegde hij mij, was positief, enthousiasmerend bedoeld. De verhandeling had moeten gaan over de vraag of legerdienst werkelijk het karakter zou stalen en ons van jongens tot man zou maken. Geen van ons had zelf met legerdienst te maken, maar we wisten, als studenten van een college dat je sowieso voor KRO, Kandidaat Reserve Officier zou moeten gaan, ook al duurde dat langer dan de gewone legerdienst. Dus de meeste leerlingen schreven braaf over de gunstige effecten van de legerdienst, terwijl ik het nodig vond aan de ene kant de noodzaak van een stevig leger onder de  aandacht te brengen, maar aan de andere kant, dat legerdienst wellicht ook tijdverlies voor jongemannen moet heten en aangezien een relatief groot deel van de jongeren niet naar het leger hoefde om allerlei wettelijk vastgelegde redenen, was het geen nuttige tijd, tenzij men een rijbewijs C kon behalen of als varensgast een wereldreis zou kunnen maken. Ik vroeg me af of het tijdens de legerdienst niet mogelijk was meer tijd te besteden aan training en studie, want ik had vernomen dat er bij het betreden van het rekruteringscentrum Klein Kasteeltje veel analfabetisme aan het licht kwam. Op zondagavonden zag men tal van jongemannen aan het Station Gent Sint-Pieters door de hal struinen op weg naar de trein voor Aken of Siegen. Men kan de legerdienst niet zomaar afschaffen, dacht ik, in tegenstelling tot de medeleerlingen, maar vond wel dat het niet zoveel tijdverlies hoefde te betekenen, zoals ook later wel betracht werd, maar men bleef vooral de ongeschoolde jongeren gewoon een klein jaar in de kazerne te houden en er waren er die zowaar bijtekenden om enige tijd als beroepsmilitair door het leven te gaan.

 

In de klas kwam het tot een heftige discussie, omdat iedereen vond dat we geen leger meer nodig hadden, aangezien de Amerikanen ons toch zouden beschermen. Of dat wel zo fair zou zijn, vroeg ik me af, wetende en zeggende dat die atoomparaplu er wel degelijk is. Maar wie de atoombom zou inzetten, was zeker onmiddellijk zelf getroffen te worden. Een typische Koude-Oorlogsdiscussie onder jongeren? Net wat u denkt, maar het was wel nodig dat wij, die wellicht ooit wel legerdienst zouden moeten, zouden weten waarom we dat doen zouden, of dat we zouden kiezen voor burgerdienst als alternatief. In feite worstelden we met de vraag in welke mate we bereid zouden zijn ons leven en onze toekomst in dienst te stellen van hetzij de overheid hetzij de samenleving en hoe de legerdienst ertoe bijdroeg. De discussie leidde overigens tot een nieuwe schrijfopdracht, waarin we over zelfbeschikking mochten nadenken.

 

Was het een lastige opdracht, dan omdat we over iets moesten gaan nadenken waar we wel iets over dachten te weten, maar in feite ontging ons te enen male wat dat dan wel zou betekenen. Thuis vond ik in de bibliotheek wel een paar boeken en brochures over het onderwerp en toen ik met een stuk van twaalf bladzijden kwam aandraven, zuchtte mijn leraar zichtbaar. Maar opnieuw kwam er een vermelding, iets als “goed gedaan”, maar ook, dat in de beknoptheid de meester zich toont. Een 16/20 was anders niet slecht, maar omdat ik in mijn schrijfsel een gedachte over abortus, pro abortus had verwerkt mocht ik wel bij de directeur op de koffie, want het paste een leerling van een katholiek college toch niet een pleidooi voor abortus te houden. Ik was me niet van enig kwaad bewust, maar wel wist ik dat het geen kwaad was, want in de discussies thuis werd de kwestie openlijk behandeld en bleek dat mijn ouders niet zo hardhorig met de verzuchtingen omgingen, hoe katholiek ze ook in het leven stonden. Ergens waren ze gevoelig de nood die vrouwen kunnen ervaren bij een ongewenste zwangerschap. Met zeven kinderen op het conto, konden ze ook gewoon de kerkelijke leer volgen, maar dat bleek niet helemaal het geval. De directeur had al een telefoontje gedeeld met de pater familias, zelf voorzitter van de kerkfabriek, dus er volgde geen sanctie, wel de vraag goed na te denken over wat wenselijk gedrag en wat zonde is.

 

De emancipatiegedachte was toen springlevend, inspireerde mensen het beste van zichzelf te geven en kwam tot uiting in opwaartse sociale mobiliteit. Volksverheffing of andere initiatieven droegen ertoe bij dat mensen die het wilden toegang kregen tot allerlei informatie die in de media wel eens aan bod kwam, maar niet altijd diepgraven. Maar de idee van volksverheffing verdween al spoedig in de coulissen en mensen vonden – wellicht terecht – dat ze zelf wel zouden bepalen waar ze mee bezig zouden zijn. Alleen besliste de VRT, of beter het Vlaams Parlement dat de omroep geen educatieve taak meer heeft. Geschiedenis werd beperkt tot WO II of WO I en dan nog. Over wetenschappen, ook Letteren en Wijsbegeerte ging het niet meer. Het hoeft niet saai te wezen maar in vergelijking met Nederland, Frankrijk of Duitsland blijft de interesse van de media vaak beperkt tot hoogtepunten, of beter, tot wat goed in de markt ligt.

 

Jean-Paul van Bendegem schreef enige jaren geleden een boeiend essay waarin hij de keuze tussen Hamlet en de Entropie afwees, omdat hij beide, de letteren en de wiskunde en wetenschappen even belangrijk acht. Voor de media is dat niet altijd van belang zo blijkt, want een goede documentaire over de stand van zaken, van kennis in de deeltjesfysica of de studie van het universum blijkt niet meer op de agenda te staan. Nu kan men die kennis als aangenaam tijdverdrijf afdoen, het heeft wel belang, omdat ons begrijpen van de voortbrengselen van de menselijke geest en van de fundamentele natuurkrachten, maar ook van chemie ons mensbeeld kan verrijken en onze oriëntatie op de wereld om ons heen kan onderbouwen.

 

Humanisme is in de loop van de tijd een containerbegrip geworden, hoor ik wel eens, maar in tegenstelling tot de maakbaarheid van mens en wereld biedt het wel een kader waarin we onszelf kunnen bijsturen en ook met anderen tot zinvolle gesprekken komen. Hoe kinderen op te voeden tot volwassenen die in staat zijn zelf te denken? Dat vergt een gedreven onderwijs, waarbij de leraar meer is dan een coach, maar weet leerlingen warm te maken voor nieuwe inzichten, nieuwe horizonten, die zonder kennis of diepgaande lectuur van teksten nooit op gang zal komen, al zijn er altijd wel autodidacten, natuurlijk. Meer nog, altijd komt er een moment waarop we autodidacten worden en wellicht zullen nieuwe autodidacten de charme van het humanisme opnieuw ontdekken. Hoe veelzijdig het humanistische denken nu wel is, verdient dan ook alle aandacht. Dat het  gaat om emancipatie en vervolgens aangeboden moet worden in goede scholing, zal men best goed voor ogen houden.

 

Bart Haers  

Reacties

Populaire posts