Falen van de klassieke partijen

 



Dezer Dagen

 

 

Het Weimar moment

Een onmogelijk politiek debat

 

 


Heinrich Brüning,
(Munster 1885 - Vermont (USA) 1970

Rijkskanselier in 1930,
ging wel gesprekken aan met Hitler, maar
kwam niet tot overeenstemming omdat
de kanselier het heft niet zomaar wilde 
overlaten aan een partij die hij vreesde als 
gevaar voor het bestel. Zijn partijgenoot
Franz von Papen, ging "pragmatischer" 
te werk en werd evengoed
uitegerangeerd. Brüning
moest vluchten in 1934 vanwege de
dreiging te worden opgepakt.
Rechtspraak en politie waren
niet meer gebaseerd op de 
principes van de rechtsstaat. 

Een week lang ging de discussie over de vraag of Bart de Wever, voorzitter van N-VA kan oproepen tot een extralegale oplossing voor het vastlopen van elk beleid op federaal niveau. De partijvoorzitter vreest voor verlies aan welvaart en kansen voor de burgers, voor verarming, maar de argumentatie kwam helemaal niet aan bod, wel ging het over de voorgestelde medicijn en voor een profetische uitspraak. Nu, Cassandra werd steeds minder geloofd, naarmate ze meer onheilsvoorspellingen deed. Toch denk ik dat we moeten nadenken naar wat de democratie precair maakt.

 

De Republiek van Weimar liep uit op de machtsovername door de NSDAP en Hitler, dus een succes kan het niet geweest zijn, maar de Republiek die in de plaats van het Keizerrijk kwam – de notie van het Duitse Rijk werd evenwel niet opgegeven – begon onder een slecht gesternte, door toedoen van Erich Ludendorff en von Hindenburg, die president zou worden in  1925 en een grotere rol wist op te eisen dan in beginsel aan de president was toegekend. Ludendorff vluchtte na de oorlog naar Zweden en werd een heraut van de dolkstootmythe en van de Vijfde kolonne. Het verdrag van Versailles, waar de vertegenwoordigers van de nieuwe Republiek geen inbreng aan hadden en de daarop volgende ellende, met een aantal pogingen tot staatsgreep, al in 1920 maakten het de bestuurders, de regering van de Republiek niet gemakkelijk. Maar ook de Franco-Belgische bezetting van het economische en industriële hart van Duitsland, het Ruhrgebied, in 1923-1925 (België trok zich terug in 1924) en de groteske staatsgreep in München in 1923 van de NSDAP en Hitler, die bedacht werd met een vestingstraf van 1 jaar, die voor velen nog steeds als een uiting van slappe rechtspraak, bleven voor gedoe zorgen. Intussen was in 1922 Walter Rathenau vermoord. Maar wie was die Rathenau? Hij was ingenieur, wetenschapper en publicist, vreesde in 1914 voor de gevolgen van de oorlog, maar werd vervolgens ingeschakeld in de oorlogseconomie van Duitsland, als hoofd van AEG, het bedrijf dat zijn vader had gesticht en waarvan hij zelf in 1915 hoofd werd. Hij vond zelf van Joodse afkomst, dat de joodse bevolking in Duitsland moest gaan voor assimilatie en zowel socialisme als zionisme moest laten varen om zich in te zetten voor Duitsland – al met al gaf Walther Rathenau geen steun aan de obsessie van Ludendorff dat de Joden als een vijfde kolonne in het thuisland tegen de oorlog hadden geageerd. Men kan ondanks de moord op hem, Rathenau niet zomaar zien als een “held” of martelaar.

 

Toen in 1925 het verdrag van Locarno werd getekend, waarbij de Republiek van Weimar wel aan tafel had gezeten, zoals ze ook in de conferentie van Londen een inbreng had kunnen hebben, was dat te danken aan een nieuwe houding van Frankrijk, waar de nationalist Poincaré vervangen was door een socialistische regering Herriot en ook de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Gustav Stresemann met meer realistische inzichten en argumenten kon streven naar een normalisatie. Dat was wellicht ook een Weimar-moment, omdat in die periode de Duitse economie opnieuw kon opveren. Dat had ook te maken met de inspanningen die de Amerikaanse regering in overleg met de verdragspartijen van Versailles om de belasting op de Duitse economie van de herstelbetalingen substantieel te verlichten. Ook België nam deel aan deze onderhandelingen. Als het al zo is dat het plan niet helemaal slaagde, voor Duitsland betekende dat een einde van de hyperinflatie waarbij de prijs van het brood steeg tot 69.000 Reichsmark in augustus 1923 en nog doorschoot tot een astronomische 201.000.000.000 Reichsmark in november van dat jaar 1923. Het plan werkte dus gedeeltelijk, maar de geëiste herstelbetalingen bleken zelfs al voor de crisis van 1929 uitzonderlijk zwaar te wegen, ondanks de Amerikaanse leningen.

 

De groei van de partij van Hitler, de NSDAP was overigens niet lineair en bij verkiezingen in 1928 leek ze weer te verdampen, laat staan dat de overtuigingskracht alle andere politieke bewegingen helemaal overspoeld zou hebben. Het probleem was, zo begrijp ik het toch, dat op zeker moment, toen de beurscrash de Duitse economie opnieuw dooreen schudde, zeker vanaf 1930, wat ook voor andere landen in Europa grote gevolgen had, de Duitse politiek zich met de grote vraagstukken over tewerkstelling en omvallende bedrijven, geen succesvolle antwoorden meer had.

 

Omdat de Amerikaanse bedrijven na de schok van oktober 1929 verdwenen of niet langer konden investeren in Duitsland, viel het moeilijk een economische politiek te voeren dat licht kon brengen aan het einde van de tunnel. De overtuiging van Franz von Papen, Kanselier in 1932, adviseerde de Reichspresident Hindenburg Hitler het kanselierschap aan te bieden, omdat hij dan door de wetten gevangen zou worden en hij, Franz von Papen dat heerschap, Hitler dus, onder controle zou houden… Franz von Papen maakte deel uit van de conservatieve vleugel van das Zentrum, terwijl anderen weigerden mee te gaan in een samenwerking met Hitler, zoals Heinrich Brüning die ook gesprekken voerde, maar geen akkoord kon bereiken.  Das Zentrum zou zichzelf in 1933 ontbinden, nadat duizenden leden gearresteerd werden. Dat was het Weimarmoment waar we ons zorgen om moeten maken: hoe houdt men machtspolitici tegen, die bereid waren of zijn om het bestel helemaal onderuit te halen met de gedachte het zo te redden. Konrad Adenauer, burgemeester van Köln, toch geen bescheiden provinciestad, zou in 1933 ook uit zijn functies gezet worden en moeten onderduiken. Hij kon geen kant op, verbleef een tijdlang in de abdij van Maria Laach en ook bij vrienden. Tijdens de jaren van wederopbouw werd hem vaak voor de voeten geworpen dat hij te weinig deed voor de denazificatie, maar hij kon zonder veel moeite argumenteren dat hij, Adenauer genoeg had afgezien van de Nazi’s – zij konden hem ook niet echt blijvend achter de tralies steken omdat hij als katholieke politicus uit het Rijnland toch wel populair was en bleef.

 

Cruciaal in de Weimarrepubliek was de bevestiging van de partijen die in 1918 door Hindenburg (en Ludendorff) gevraagd waren de vredesonderhandelingen te voeren in de hoop dat zij achteraf de schuld zouden krijgen van de vernietigende vredesvoorwaarden. De demobilisering van het leger was in feite onmogelijk omdat er geen werk was voor de soldaten in de burgermaatschappij en omdat velen ook nog eens zwaar gewond door het leven moesten maar ook weinig ondersteuning van de regering kregen.

 

Verwijzingen naar het Naziregime worden doorgaans beschouwd als pogingen om een debat dood te maken, maar de uitspraak van de voorzitter van N- VA dat we dicht bij een Weimarmoment staan, was en is ook wel provocatief, maar kan ons ook helpen de huidige situatie beter te begrijpen. Als de machtsgreep van Hitler mogelijk is geweest, dan was het omdat het traditionele Duitse establishment dacht dat hij, Hitler niet zoveel kwaad zou aanrichten, al wisten ze goed genoeg dat de NSDAP geen andere partij naast zich zou dulden. Na de overwinning en de brand van de Reichstag werden de communisten en socialisten uit het parlement geweerd en werden de leden en achterban naar de eerste concentratiekampen gebracht, de zogenaamde Moorsoldaten. Maar bij gelegenheid van de nacht van de Lange Messen, waar een interne concurrent, de SA van Ernst Röhm, werd ook het Zentrum uitgerookt, een partij die zichzelf dan maar ontbond.

 

De analyse die uit dat Weimarmoment naar voorkomt is dat Bart de Wever vreest dat de traditionele partijen hun kop in het zand steken en de bedreigingen niet willen zien voor het bestel om zo alsnog aan de macht te blijven deelnemen. Gezien de resultaten in de peilingen van VLD en CD&V, Groen ook, kan men zich afvragen wat voor hen het zwaarste weegt, hun overleven of het hoeden van de grondwet en de rechtsstaat? Het blijft een vraag die we ook kunnen uitbreiden, machtsfactoren zoals de sociale partners, vakbonden, patroonsorganisaties, mutualiteiten, maar ook daar ziet  men dat er een kloof lijkt te zijn ontstaan tussen de achterban en de top van de organisaties, de leiders. Ook de media kunnen best wel eens vaker in de spiegel kijken, want de wijze waarop het commentariaat de gebeurtenissen presenteert, spoort ook niet altijd met wat burgers zelf menen te zien. Maar kan men er als burger onderuit dat we ook mee dragers zijn van dat bestel en dus onze rol te spelen hebben? Het feit dat de politieke geschillen vaak genoeg instrumenteel ingezet worden, waardoor politieke partijen niet altijd uitblinken in beginselvastheid, zoals bijvoorbeeld blijkt in de discussie over de partijfinanciering, draagt verder niet bij tot geloofwaardigheid. Die krijgen te veel, zegt men, maar tegelijk is er niemand bereid de subsidiestromen in te perken. Carl Devos stelde terecht vast dat we niet spreken over hoe we zouden willen dat partijen functioneren en hoe lastig het is om een goede studiedienst op te zetten. Men kan natuurlijk proberen, zoals Connor Rousseau betracht, te doen geloven, dat de partij een beweging is (geworden) waarbij de leden hun inbreng te doen hebben. Vaak genoeg merkt men dat partijen de leden graag mobiliseren voor feestjes, zelden voor georganiseerd overleg om tot besluiten te komen over de te volgen weg. Leden van de partijraad  bij N-VA klagen wel eens dat er teveel door het Partijbestuur wordt vastgelegd, maar toch functioneert de partijraad nog wel.

 

De vraag is of we als burgers nog wel voldoende waardering opbrengen voor het bestel, ondanks de (aperte) disfuncties, die nodig gecorrigeerd worden. Met zijn verwijzing naar een Weimarmoment had de Wever het ook over het vastlopen van de Franse IVde Republiek, omdat partijen geen andere bezigheid meer hadden dan elkaar elke slagkracht ontzeggen. Kwam de Vde Republiek, met een nieuwe grondwet die de president veel meer macht gaf. In elk geval waar de overheid als zodanig niet meer slagkrachtig kan opereren, gedragen door de bevolking, zal een machtsgreep op den duur de enige oplossing blijken. Charles de Gaulle heeft de democratie wellicht niet gered, wel verhinderd dat avonturiers zich van het staatsapparaat meester zouden maken. Zijn samenwerking met Konrad Adenauer heeft tevens de democratische ontwikkeling van Europese Welvaarstaten zeker bevorderd. Altijd kunnen er wel onverwachte gebeurtenissen op het pad komen, zoals Mei ’68 of de crisis van 1973-1974, maar hoeft het bestel niet in gevaar te brengen. De RAF, het IRA of de Rode Brigade in Italië hebben wel voor onheil gezorgd, maar de rechtsstaat bleef overeen, omdat de politiek pal stond – misschien deelt u die mening niet (helemaal), maar men kan moeilijk beweren dat het bestel instortte. Ook nu zou men kunnen verwachten dat het bestel veerkrachtig genoeg is om de welvaart in stand te houden en net daar wordt nu voor gewaarschuwd. Natuurlijk kan men niet slag om slinger de vrees voor groot dreigend onheil verkondigen, wat in de media en zeker de populaire media het geval is, maar terwijl we hier over die fatale druppel alcohol redetwisten, sterven in het Oosten van Congo mensen in een eindeloos conflict en worden de bodemrijkdommen geplunderd. Daarover eens nadenken, lijkt me gewettigd. Terwijl mensen hier sterven na hun 85ste verjaardag, zien we dat zelfs in de Verenigde Staten de gezondheidszorg niet bij machte meer blijkt de levensverwachting merkbaar op te krikken.

 

Men hoeft het niet eens te zijn met welke partijvoorzitter dan ook, wie niet nadenkt over het feit hoe lastig het is noodzakelijke infrastructuurwerken op te zetten, zoals het Oosterweelproject of zelfs maar een voetbalstadion. Hoe kan men individuen zoveel macht geven, dat projecten van publiek belang spaak lopen? Nu is het wel een boeiend debat waard, hoeveel burgers van elkaar of van de infrastructuur moeten aanvaarden. In het geval van Ventilus hebben gemeentebesturen hard stelling ingenomen tegen een bovengrondse hoogspanningslijn van de kust naar de gebruikers. Ook het stadsbestuur van Brugge, waar ik woon, steunde dat protest, terwijl ik dat onzinnig vond. Pleiten voor elektriciteitsproductie op zee kan niet zonder een uitgebreid netwerk van hoogspanningslijnen. Het Simon Stevinproject – ook met windenergie, op zee opgewekt, dat naar het binnenland moet, botste op weerstanden. Maar als men het lijstje van randvoorwaarden voor bovengrondse dan wel ondergrondse hoogspanningslijnen ziet, dan merkt men dat we wel zullen moeten kiezen tussen leveringszekerheid tegen redelijke prijzen of anders, tja, we hebben gezien wat er gebeurd als de productie stokt of plots veel duurder wordt.

 

 

Voor België pleiten is uiteraard legitiem, maar pleiten voor een verregaande uitsplitsing van bevoegdheden, wordt onmiddellijk afgedaan als staatsgevaarlijk op principiële gronden, zoals de afwijzing van elke vorm van nationalisme of de idee dat diversiteit de norm moet zijn. Alleen, in dit land hebben we niet echt een forum waar de publieke opinie gevormd wordt. In Franstalig België is Frankrijk eerder het te volgen voorbeeld en is kennis van het Nederlands nooit goed ontwikkeld. Maar cruciaal is de vraag hoe Brussel en Wallonië bestuurd worden, want daar zat een belangrijke knoop om in dit land nog beleid samen kunnen te voeren. Waarom dure stations bouwen in Bergen en Luik en het drukste station buiten Brussel, Gent Sint-Pieters een bouwwerf blijft en dat nog tot 2027, als het goed gaat.

 

Het wantrouwen tegenover de overheid wordt vaak opgewekt door gedeeltelijke info te verstrekken, terwijl de voorzieningen, van het onderwijs over gezondheidszorg tot infrastructuur er niet zijn voor het heil van politici, maar voor ons gemak, of beter, tot nut van ‘t Algemeen. Wel is het zo dat de overheid soms wetgeving op stapel zet, zonder goed te kijken of er geen mogelijke   contradicties kunnen verschijnen, waardoor de doelen die de wetgever voor ogen heeft staan, niet bereikt kunnen worden en burgers zich onnodig gefnuikt voelen in plaats van gefaciliteerd. Het is wel zaak te zien of de gronden voor kritiek ten aanzet van het beleid, niet ten koste gaan zou van een bestel dat ons sinds bijna 79 jaar welvaart en maatschappelijke rust heeft bezorgd. Jawel, er was al eens wat gedoe met de CCC en de Bende van Nijvel is niet ontmaskerd, wat een blaam blijft voor politie en justitie, maar tegelijk heeft men de strapatsen van Marc Dutroux wel kunnen stoppen de leven van kinderen redden. Te laat? Onweerlegbaar, maar als de politie niet over de indicaties beschikt, is het moeilijk achter de voordeur te gaan kijken. Het valt op dat we getraind zijn op het ontwaren van een falende overheid, maar de discussie over wat er wel moet gebeuren, blijft achterwege.

 

Kan men bijvoorbeeld een discussie over taalgebruik in Vlaanderen voeren? Nederlands is de voertaal in de publieke sfeer maar men vindt vanuit universitaire gremia van sociologen en linguïsten niet dat men ouders mee verantwoordelijk kan houden voor het falen van peuters en kleuters bij de Koalaproef. Intussen zijn er wel kinderen die veel sneller vooruitgang boeken en toch niet het gevoel hebben aan hun trekken te komen en uitgedaagd te worden. Toch verwijt men liever de minister van onderwijs dat hij faalt als het over het lerarentekort en de daling van het onderwijsniveau gaat. De discussie over wat er met het onderwijs gebeurd is, blijft evenwel uit. Dan gaan ouders zich vragen stellen en de overheid wantrouwen. Aan de andere kant wil de overheid per se 0 verkeersdoden per jaar, maar hier heeft de overheid weinig vat op, behalve via het verhogen van de pakkans en slimme camera’s en trajectcontroles. Wie intussen moet wachten op schadevergoedingen na een ongeval ziet dat het allemaal moeilijk vooruit gaat, met vaak, ondanks de feiten, een vonnis van de politierechtbank dat de verantwoordelijkheid bij beide partijen legt, dan zal men wel eens boos worden op een boete, waar die niet helemaal rechtvaardig lijkt. De overheid wil absolute veiligheid, maar de vraag is of dat de beste manier is, omdat de burger zich vervolgd weet. Zoals Paul Frissen schreef, kan de overheid niet alle risico’s wegwerken, misschien wegmoffelen door een teveel aan wetgeving, die niet altijd gehandhaafd kan worden.

 

Een Weimar moment? Het is een goed woord en iedereen leek te luisteren, maar of iedereen ook de draagwijdte mee kreeg, blijft maar de vraag, want verwijzingen naar de jaren ’30? Daar doen we niet aan, toch? Maar het is precies een boeiende tijd, waarin het politieke gevecht ook de burgers mee kon krijgen, zoals bij de invoering van de betaalde vakantiedagen. In ons land kwam er, tegen de zin van de Maximalistische Vlaamse Beweging een proces van wetgeving met het doel de samenleving te vernederlandsen. Frans van Cauwelaert was hier de gangmaker maar op zeker moment werd hij door een partijgenoot beschuldigd zonder bewijzen van gesjoemel. Zijn taalbeleid als parlementariër heeft in Vlaanderen wel voor verstrekkende en gunstige gevolgen gezorgd, de Vernederlandsing van de samenleving. Toch staat de man noch zijn beleid hoog aangeschreven.  Men kan daarbij de kritiek best ook vermelden, maar dit stilzwijgen, dat blijft toch een smet op de kennis van de ontwikkelingen van de Vlaamse taalgemeenschap. Net dat was wat critici van het nazisme, zoals Victor Klemperer naderhand zouden aandragen. Klemperer zag ook hoe de taal door de Nazi’s met enig succes werd gevormd naar een noden, zoals hij in Lingua Tertii Imperii beschreef.

 

Bart Haers   

Reacties

Populaire posts